Literaire Vertaaldagen 2010
Op 10 en 11 december 2010 vonden in Utrecht de twaalfde Literaire Vertaaldagen plaats, met als thema ditmaal ‘De vertaler als dichter’. Op het vrijdagse symposium spraken twee poëzievertalers, een dichter-vertaler en een dichter-op-het-scherm, afgewisseld door entr’actes waarin telkens twee poëzievertalers hun vertaling van hetzelfde gedicht presenteerden en toelichtten.
De Vlaamse vertaler Patrick Lateur schetste onder de titel ‘Homeros nabij? Een Iliasvertaling’ waarom hij zich aan de vertaling van de Ilias had gewaagd. Daarbij ging hij vooral in op de formele aspecten van zijn vertaling in vijfvoetige jamben, in plaats van de hexameters die Homeros gebruikte. Met de Griekse versvorm krijgt de Nederlandse vertaling volgens Lateur iets archeologisch, terwijl het jambische ritme het dichtst bij onze natuurlijke gesproken taal ligt.Doordat collega Paul Vincent onverwacht afwezig was, moest de Australische vertaler David Colmer de eerste entr’acte alleen verzorgen. Hij had het rijmende gedicht ‘De danser’ van Martinus Nijhoff vertaald in halfrijm, ‘omdat de lelijkheid van een slecht rijm veel meer indruk maakt dan de schoonheid van een mooi rijm én omdat een knap rijm niet in staat is een slechte regel goed te maken.
Tweede spreker was de Vlaamse dichter en vertaler Jan Mysjkin, die inging op de problemen bij de publicatie van Nederlandstalige poëzie in het Frans: de markt voor poëzie is klein en die voor vertaalde poëzie al helemaal. Maar omdat zijn poëzievertalingen nu eenmaal het gevolg zijn van een neurose die hem dwingt iedere dag een gedicht te vertalen, gaat hij onverdroten door.
De tweede entr’acte werd verzorgd door Ira Wilhelm en Ard Posthuma, die beiden het gedicht ‘Verhuizen’ van de Vlaamse dichter Peter Theunynck in het Duits hadden vertaald.
Rozalie Hirs ging als derde spreker in op de diverse vertalingen van ‘Stamboom’, haar poëzieproject op het scherm. Omdat zij behalve dichter ook componist is, heeft ze van haar gedicht ook een eigen, fascinerende elektronische muziekvertaling gemaakt, die ze tot besluit van haar lezing liet horen.
Als derde entr’acte traden Maarten Elzinga en Koen Stassijns op, die beiden ‘The Widower’ van Gerard Manley Hopkins hadden vertaald. Ook hier werd het beoogde doel van de entr’actes ten volle bereikt: het woest moeilijke gedicht resulteerde in twee verschillende, woest knappe vertalingen.
Onder leiding van Victor Schiferli praatten de sprekers en entr’acteurs nog na over wat er in de loop van de dag te berde was gebracht, waarna het aan dichter-vertaler Anneke Brassinga was om als ‘uitsmijter’ te fungeren. Zij betoogde aan de hand van een kleine vertelling van Walter Benjamin, ‘De kous’, dat een goed gedicht een gedicht is waarin de poëtische vorm zijn eigen inhoud met zich meebrengt. De vertaler belandt in een immens samenspel van klanken en betekenissen, ritmische patronen en echo’s. Alles wat op papier zo stil lag, begint te schuiven en te verspringen. Als voorbeelden citeerde Anneke Brassinga haar vertaling van het gedicht ‘Ode to a Haggis’ (‘Ode aan orgaanpens’) en de Duitse vertaling, door Ira Wilhelm, van haar eigen gedicht ‘Ik heb het rood van ’t Joodse Bruidje lief’. Zij prees de vertaling van Ira Wilhelm, die maar tot één conclusie kon leiden: ‘een dichter mag diep dankbaar zijn als ze wordt vertaald en dan ook nog op zo’n zorgzame, vindingrijke manier. Het verzoent haar met haar eigen werk.’
De bijdragen van Patrick Lateur, David Colmer, Ira Wilhelm, Ard Posthuma, Rozalie Hirs, Maarten Elzinga, Koen Stassijns en Anneke Brassinga zijn te lezen op www.vertalershuis.nl.
Tot besluit van de symposiumdag werden de prijzen van het Nederlands Letterenfonds voor de vertaler als cultureel bemiddelaar uitgereikt aan Mariolein Sabarte Belacortu (fictie Spaans-Nederlands), Hans Driessen (non-fictie Duits-Nederlands) en Diego Puls (fictie Nederlands-Spaans).
Op zaterdag werd traditiegetrouw een dertiental workshops gehouden, met als ‘speciale workshops’ poëzie vertalen Frans-Nederlands, Duits-Nederlands, Engels-Nederlands en Nederlands-Engels.
Het aantal inschrijvingen voor de symposiumdag op vrijdag bedroeg 248, dat voor de workshopdag op zaterdag 169.
De Literaire Vertaaldagen werden naast het Lirafonds gesteund door het Nederlands Letterenfonds, het Vlaams Fonds voor de Letteren, de Nederlandse Taalunie en de Vereniging van Schrijvers en Vertalers. De praktische organisatie was als gebruikelijk in handen van het Vertalershuis Amsterdam.
RV