editie 34 / mei 2011

Leenrecht-klachtencommissie maart 2011

Wie van mening is dat door Lira bij de leenrechtuitkering fouten zijn gemaakt, kan als aan de klachten op bureauniveau niet tegemoet gekomen wordt, binnen een bepaalde termijn een officiƫle klacht indienen.

Van een klacht is sprake als een auteur bezwaar maakt tegen een aspect van de uitvoering van de leenrechtregeling zoals die door de Stichting Leenrecht is opgedragen aan de Stichting Lira, dat bezwaar van de auteur door interventie van het Lira‑bureau niet wordt weggenomen en dat bezwaar door de auteur binnen de gestelde termijn van twee maanden na de leenrechtrepartitie, in de regel vóór 1 maart, schriftelijk en gemotiveerd is voorgelegd aan de leenrecht‑klachtencommissie van de Stichting Lira.
 
De leenrecht‑klachtencommissie van Lira is een bestuurscommissie die het bestuur van Lira adviseert over de afhandeling van de klacht en eventueel verder te nemen maatre­gelen. Het bestuur van Lira neemt naar aanleiding van het uitgebrachte advies een besluit over de klacht. Tegen dit bestuursbesluit is volgens artikel 15e van de Auteurswet beroep mogelijk bij de arrondissementsrechtbank in Den Haag.

Zitting klachtencommissie op 22 maart 2011

Op 22 maart 2011 kwam de klachtencommissie van de Stichting LIRA bijeen om zich te
beraden over de ene klacht die bij de commissie was ingediend naar aanleiding van de leenrechtrepartitie van eind 2010 die in totaal bijna10.000 transacties omvatte.
 
Klacht 1: verwisseling van rechthebbende

Op 6 december 2010 diende klaagster een klacht in over een administratieve verwisseling waardoor gedurende een aantal jaren een persoon met dezelfde naam als klaagster ten onrechte haar leenrechtvergoedingen had ontvangen.
Wel werden de leenrechtvergoedingen aan klaagster uitgekeerd voor de jaren 1996 en 1997 en ook aan het eind van 2010 voor het jaar 2010 inclusief een nabetaling voor de jaren 2007 tot en met 2009. Maar in de tussenliggende periode echter, zo bleek, werden door klaagster geen leenrechtvergoedingen ontvangen voor de door haar geschreven en ook bij Lira geregistreerde titels. Deze vergoedingen gingen bij vergissing naar een ander persoon met dezelfde naam die na ontvangst van deze onterecht verworven vergoedingen niets van zich liet horen.
 
De leenrechtklachtencommissie kwam na vaststelling van de feiten tot het advies aan het Lira-bestuur om in dit geval uit coulance niet vast te houden aan de verjaringstermijn van vijf jaar en ter finale kwijting over de jaren 1998-2004 alsnog een adequate betaling te doen.
Tevens adviseerde de commissie over de jaren 2005-2010 alsnog later in 2011 een zogeheten narepartitie te doen, zodat alle tot dusver ongehonoreerd gebleven uitleningen alsnog van een passende vergoeding zouden zijn voorzien.
Tot slot dienen de gegevens in de databank gecorrigeerd te worden.
 
Ten aanzien van de persoon met dezelfde naam die ten onrechte gedurende een aantal jaren leenrechtvergoedingen had geaccepteerd waarop zij geen recht had, adviseerde de leenrechtklachtencommissie haar een brief te sturen met het dringende verzoek om tot terugbetaling over te gaan, met bij voortgaande weigering een juridische incasso-actie.
 
De adviezen van de klachtencommissie werden door het Lira-bestuur overgenomen en door het bureau uitgevoerd.
 
KH