editie 36 / december 2011

Van LiteROM via KB naar RAL

Recent besloot het Regionaal Archief Leiden na een bezoek van een Lira-delegatie veel van haar online-kranten op zwart te zetten. Dat was een wat vreemde reactie op een bezoek dat overwegend een informatief karakter had: kijken wat er gebeurde en zien of er namens auteurs en journalisten een rol te vervullen viel.

De reacties die volgden, wezen op grote onbekendheid met wat Lira op digitaal terrein al sinds jaren doet. Het is ooit begonnen met de LiteROM, en het is via een groot krantenproject van de Koninklijke Bibliotheek uitgegroeid naar een commissie en een meldpunt: de commissie Digiti©e en een website als meldpunt voor digitaliseringsprojecten. Intussen neemt het aantal projecten waarin Lira, vaak samen met het visuele Pictoright, een rol speelt, gestadig toe.

 

LiteROM

Zo werkt Lira al jaren mee aan de uitvoering van de zogenoemde LiteROM-regeling voor literaire recensenten. Zij ontvangen een vergoeding per recensie alvorens opgenomen te worden in wat tegenwoordig de LiteROM-online-databank is en vroeger een cd betrof die kortweg de LiteROM heette. 

De LiteROM, uitgegeven door een uit de bibliotheekwereld afkomstige uitgeverij, wilde (en wil)  een zo volledig mogelijke verzameling van recensies met betrekking tot literaire werken zijn. Verzameld worden in beginsel alle literaire recensies die sinds het begin van de twintigste eeuw, vanaf 1900, in dagbladen en in andere periodieken zijn gepubliceerd.

Probleem was echter dat de uitgever was vergeten om aan de auteurs van die recensies toestemming te vragen. Aan uitgeverszijde was men de mening toegedaan dat het om een digitale knipselkrant ging en dat opname op de LiteROM op grond daarvan ook zonder toestemming van de betrokken schrijvers een legale actie genoemd mocht worden.

In de daarop volgende nogal principiële procedure die door de recensent Hans Warren werd geïnitieerd en waar zich de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de Vereniging van Letterkundigen (VVL) en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) bij aansloten, ging het om het zonder toestemming van de ongeveer 5.000 betrokken auteurs op een cd-rom zetten van zo'n 50.000 literaire recensies.

 

Uitspraak en regeling

Na een voor rechthebbenden gunstige uitspraak van de rechtbank en een door rechthebbenden gewonnen kort geding, werd de procedure in hoger beroep opgeschort om partijen alsnog in de gelegenheid te stellen tot een akkoord te komen.

Partijen bereikten uiteindelijk overeenstemming over twee zaken die ook thans nog op het digitale vlak van groot belang zijn:

  • een vergoeding voor rechthebbenden, te weten auteurs en uitgevers tezamen, van een half miljoen gulden als afkoop voor de in het verleden ten onrechte op de LiteROM opgenomen recensies
  • een regeling voor de toekomst, ook wel de LiteROM-regeling genoemd, waarin de toestemming voor de opname van recensies op toen nog de cd-rom werd geregeld, tegelijk met de vergoeding.

Tevens werd overeengekomen dat de LiteROM-exploitatie beperkt zou blijven tot openbare bibliotheken en erkende onderwijsinstellingen.

 

Verdeling voor het verleden

Het is voor een auteur belangrijk dat hij zeggenschap heeft over de exploitatie van zijn werk. Het staat een auteur wiens werk zonder zijn toestemming op de LiteROM was opgenomen, dan ook vrij alsnog ja of nee te zeggen tegen de aanwezigheid van zijn recensies op de LiteROM. Als de auteur nee zegt, worden zijn recensies per volgende update van de LiteROM verwijderd.

Naast zeggenschap, meer speciaal de toepassing van het daarin opgenomen verbodsrecht, speelt de financiële vergoeding een belangrijke rol. Tussen de organisaties van rechthebbenden werd afgesproken dat van het voor verdeling beschikbare bedrag, zowel voor het bedrag dat op het verleden slaat alsook de vergoeding voor nieuw op te nemen recensies, 70% naar de auteurs en 30% naar de uitgevers zou gaan, onafhankelijk van de feitelijke verblijfplaats van het recht.

Bij de verdeling van voor de LiteROM geïncasseerde gelden uit het verleden, bruto zoals gemeld een half miljoen gulden, is allereerst gekeken naar welke groepen van rechthebbenden hierop aanspraak zouden kunnen maken. De groep van journalistieke en literaire auteurs kwam daarbij pregnant naar voren, maar ook uitgevers kunnen rechten doen gelden. Niet alleen kunnen zij op grond van het in Nederland sinds 1912 van kracht zijnde werkgeversauteursrecht aangemerkt worden als makers van sommige recensies en als rechthebbend op het verzamelwerk, namelijk de krant of het tijdschrift, tevens kunnen uitgevers met auteurs contractuele afspraken hebben gemaakt over de verdeling van baten uit hergebruik van gepubliceerde artikelen.

 

Praktische oplossing

Om praktische redenen moest worden afgezien van een onderzoek naar de contractuele relatie per auteur per recensie. Dat zou in heel veel gevallen bij gebrek aan informatie ook niet tot enig concreet inzicht hebben geleid. Het zou daarnaast ook financieel veel te veel hebben gekost.

Meer dan 50.000 recensies van meer dan 5.000 auteurs, daterend vanaf 1900, vaak van niet meer herkenningsmateriaal voorzien dan een paar in de ondertekening verschijnende hoofdletters (JD of HvdW) en de dag waarop het in een bepaalde krant gepubliceerd werd. Begin daar maar eens aan.

Daarom werd er gekozen voor een collectieve verdeelsleutel, wetende dat die soms geen recht zou doen aan een individuele contractuele relatie, maar die belangrijke voordelen voor alle rechthebbenden met zich mee bracht, ook voor auteurs. Immers, op collectief niveau werd er een 70%/30%-verdeling overeengekomen tussen auteurs en uitgevers, in het voordeel van auteurs. Bovendien werden door een collectieve verdeling aan de top belangrijke kosten vermeden ten gunste van alle betrokken partijen. Tenslotte krijgen ook die auteurs hun 70%-aandeel die daarop bijvoorbeeld als gevolg van een eventuele auteursrechtelijke overdracht in andere omstandigheden geen aanspraak zouden hebben kunnen maken.

Ook in andere collectieve regelingen aangaande nevenrechten, waarin collectief wordt afgesproken wat auteurs en uitgevers anders in individuele gevallen zouden hebben afgesproken (of hadden moeten afspreken), wordt het als billijk ervaren dat uitgevers een deel van de vergoeding voor hergebruik ontvangen. Denk aan het reprorecht (50/50). Denk ook aan de voor auteurs gunstiger leenrecht-verdeling (70/30).

Het blijft de schrijver overigens vrij staan zijn recensies ook op andere wijze te (doen) exploiteren. De toestemming die hij aan LiteROM-producent Biblion verleent, is niet-exclusief.

 

Financieel uitgangspunt

Auteurs die deelnemen aan de LiteROM-regeling ontvangen in ruil voor hun toestemming tot opname van hun recensies op de LiteROM een vergoeding die gerelateerd is aan de exploitatieresultaten van de LiteROM en die om de zo veel jaar in het licht van de opbrengsten nader wordt bekeken.

Het beginsel onder deze collectieve vergoeding is dat onder de makers en andere rechthebbenden in totaal 50% van de tevoren over een bepaalde periode geraamde bruto-winst wordt verdeeld, waarbij onder bruto-winst moet worden verstaan: de bruto-exploitatie-opbrengsten minus de direct toewijsbare productie- en distributiekosten.

Bij afloop van de steeds beperkte contracttermijn moeten aan de hand van dat beginsel steeds nieuwe financiële afspraken gemaakt worden op grond van het meest recente inzicht in de uitkomsten van de exploitatie, waarbij jaarlijks aan de rechthebbenden-vertegenwoordigers opgaaf dient te worden gedaan van de resultaten.

De vuistregel dat de bruto-winst fifty/fifty wordt verdeeld tussen de uitgever van de LiteROM en de betreffende auteurs met gebruikmaking van steeds een beperkte contracttermijn, kan wellicht ook op andere digitale en elektronische terreinen als vergoedingsmodel goede diensten bewijzen, zodra het gaat om winstmakende, dus commerciële exploitaties

In concreto: per jaar werd verwacht dat er ca. 2000 nieuwe recensies aan de LiteROM toegevoegd zouden worden. Voor die recensies was vooralsnog in totaal op jaarbasis een bedrag van (toen) ca ƒ 125.000 beschikbaar. Van dat bedrag ging 30% naar de uitgevers en 70% naar de auteurs. Per recensie betekent dat een vergoeding voor alle rechthebbenden op een recensie, te weten auteur en uitgever samen, van (toen in guldens) ƒ62,50.

 

Volmachtverlening

Juridisch liep en loopt het verlenen van licenties trapsgewijs. Individuele rechthebbenden geven een volmacht/lastgeving aan de collectieve beheersorganisatie van hun eigen keus. De collectieve beheersorganisatie geeft de toestemming door aan de LiteROM-producent.

Voor de auteurs van de recensies ging het bij de collectieve organisaties om de keus tussen de Stichting Nieuwswaarde, de auteursrechtorganisatie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten NVJ, en de Stichting Lira, de auteursrechtorganisatie van voorheen de Vereniging van Letterkundigen, thans de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, waarvan de VvL een afdeling is geworden. Intussen is de Stichting Nieuwswaarde opgegaan in de Stichting Lira en doet zich die keuzemogelijkheid dus niet meer voor.

Uitgevers zijn aangewezen op hun eigen organisatie, de Stichting PRO.

De volmacht houdt in dat de organisaties bevoegd zijn om namens de makers en andere rechthebbenden op overeen te komen voorwaarden aan de producent van de LiteROM toestemming (een licentie) te verlenen tot opname en het opgenomen houden van de desbetreffende recensies.

 

Krantenproject Koninklijke Bibliotheek

Na de LiteROM dat als een goed voorbeeld kan gelden voor de regeling van een exploitatie met een commercieel resultaat, bleef het lang stil, totdat de Koninklijke Bibliotheek met haar plan kwam om een groot aantal kranten uit de vorige eeuw te gaan digitaliseren en online beschikbaar te stellen. Vergeleken met de LiteROM was dat geen commerciële exploitatie. In de langdurige onderhandelingen speelde dat feit een niet onbelangrijke rol, al was het maar omdat daardoor toepassing van het LiteROM-beginsel op dit project niet mogelijk was. Want hoe moet je het beginsel dat aan de makers en andere rechthebbenden in totaal 50% van de jaarlijkse bruto-winst wordt toegerekend, toepassen als er geen bruto-winst wordt gemaakt?

 

Commissie Digiti©e en het meldpunt digitalisering

Vooral met het oog op dergelijke grootschalige digitaliseringsprojecten was er intussen een Commissie Digiti©e in het leven geroepen. Die bestond uit organisaties van rechthebbenden en digitaliseerders. Lira en Pictoright zaten (en zitten) erin, het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) is erin vertegenwoordigd, en aan de andere kant van de tafel zitten vertegenwoordigers van bibliotheken en erfgoedinstellingen. Kort geleden vond de dertiende vergadering plaats. Lira en Pictoright konden op die vergadering wederom nieuwe projecten aanmelden waarbij zij als collectieve beheersorganisaties (cbo’s) betrokken zijn, vaak bij deze cbo’s aangemeld via het meldpunt digitalisering.

 

Uitgangspunten

Twee zaken komen bij elke digitaliseringsaanvraag aan de orde. De auteur en de journalist moeten de vrijheid hebben om al dan niet aan het digitaliseringsproject mee te doen. Met andere woorden: bij de huidige wetgeving moet een opt-out-mogelijkheid in welke regeling dan ook ingebouwd zijn.

Het tweede punt is de financiële vergoeding. Commerciële exploitaties bieden houvast voor een berekening van de vergoeding voor makers en andere rechthebbenden, bij exploitaties die niet commercieel zijn, ligt dat moeilijker. Ooit bij het vaststellen van een uitleenleenvergoeding  voor niet-commerciële bibliotheken zijn rechthebbenden uitgegaan van de subsidie- en andere inkomsten en hebben daarvan 5% als richtlijn genomen, zijnde de helft van het percentage van 10% dat vaak in commerciële exploitaties, zoals de verkoop van papieren boeken, als auteursrechtelijke vergoeding wordt aangemerkt.

 

Wenselijke nieuwe wetgeving

Zowel vanuit bibliotheek- en archiefkringen alsook door cbo’s wordt er momenteel bij de overheid op aangedrongen om een gat te dichten in het optreden van collectieve beheerorganisaties, indien in het mandaat van dergelijke organisaties onvoldoende mogelijkheden tot het verlenen  van licenties aanwezig zijn en noodgedwongen teruggevallen moet worden op het verlenen van beperkte vrijwaringen om digitaliseringsprojecten niet te doen stranden. Dat gat kan vrij eenvoudig wettelijk gedekt worden, eigenlijk op de wijze van de huidige kabelartikelen 26a, 26b en 26c in de Auteurswet, door wat heet Extended Collective Licensing, ook wel afgekort tot ECL. Onder strenge voorwaarden zou een cbo als Lira op moeten kunnen treden voor álle rechthebbende auteurs en journalisten op een tekst, niet alleen voor degenen die als aangeslotenen een deel van hun relevante rechten in beheer aan Lira hebben toevertrouwd, maar ook voor degenen die dat niet hebben gedaan.

In de kabelsfeer blijkt zo’n ECL-regeling goed te werken. Het valt niet in te zien waarom dat ten aanzien van andere soorten collectieve exploitaties niet het geval zou kunnen zijn.

KH