editie 36 / december 2011

Bestemmingen van het Lira Fonds

Het Lirafonds, waaruit tal van sociale en culturele bestemmingen voor auteurs en vertalers worden bekostigd, is als het ware ‘een sigaar uit eigen doos’: het wordt gevoed door een inhouding op de gelden die zij van Lira krijgen uitgekeerd. Deze inhouding voor sociale en culturele doeleinden – in de regel 10% – geschiedt krachtens het reciprociteitsbeginsel binnen internationale afspraken tussen auteursrechtorganisaties: op het vele kabelgeld dat uit Nederland naar buitenlandse rechthebbenden gaat (beduidend meer dan omgekeerd), mag Nederland deze zogeheten SoCu-inhouding toepassen, mits het dit dan ook maar doet bij de rechthebbenden uit eigen land. Netto is Nederland dan ook gebaat bij deze regeling. Ook op de bedragen die buitenlandse auteurs ontvangen als vergoeding voor de uitleen van hun werk in vertaling door de Nederlandse openbare bibliotheken, wordt deze inhouding toegepast en ook hier is het netto-resultaat positief: de Nederlandse bibliotheken lenen aanzienlijk meer vertalingen uit dan er van Nederlandse schrijvers in het buitenland worden uitgeleend. Uit de aldus gevormde fondsen (dus mede gevoed door een inhouding op de uitkeringen aan Nederlandse rechthebbenden die deels ook op uitdrukkelijke wens van de Nederlandse wetgever plaatsvindt) worden tal van zaken bekostigd die het belang van alle Nederlandse auteurs en vertalers dienen.

Bestemmingen van het Lira Fonds

Drie bestemmingen

Het hoogste steunbedrag gaat jaarlijks naar de VSenV, de beroepsvereniging van schrijvers en vertalers en haar afdelingen de Vereniging van Letterkundigen (VvL), het Netwerk Scenarioschrijvers (NSS) en de FreeLancers Associatie (FLA). Lira huldigt het standpunt dat de behartiging van de auteursbelangen het best gediend kan worden door een sterke, professioneel georganiseerde beroepsorganisatie en omdat auteurs gewoonlijk niet over de middelen daartoe beschikken, is steun van buiten dus onmisbaar. De jaarlijkse ondersteuning door het Lirafonds beloopt een bedrag van ca. € 350.000 en is in de plaats gekomen van de vele bijdragen aan projecten van de VSenV die tot enige jaren terug gebruikelijk waren.

Een tweede grote bestemming is de Stichting Rechtshulp Auteurs, in 1990 door de VvL en de Stichting LIRA samen opgericht ‘om financiële ondersteuning te bieden aan schrijvers en vertalers die bijstand of bemiddeling van juridische of boekhoudkundige aard behoeven in conflicten die verband houden met hun auteurschap’. Om een beroep op de SRA te kunnen doen, moet een aanvrager VSenV-lid of Lira-aangeslotene zijn. Een eerste advies wordt tot € 1000 geheel vergoed. Is daarna verdere bemiddeling nodig en besluit het SRA-bestuur deze te vergoeden, dan wordt een eigen bijdrage van 5% in de (meestal: advocaat-) kosten gevraagd. Om voor steun in deze vervolgfase in aanmerking te komen, moet de aanvrager bij zijn eerste aanvraag al minstens een jaar lid van de VSenV of aangeslotene van LIRA zijn. Een van de voorwaarden voor rechtshulp is dat de uitkomst van de procedure in principe van belang is voor de hele beroepsgroep waartoe de aanvrager behoort. Daarnaast wordt het financiële belang van de aanvrager gewogen. Onder vergelijkbare voorwaarden komen ook leden van de Vereniging van Educatieve Auteurs voor SRA-steun in aanmerking. Sinds 1 januari 2010 wordt deze steun aan VvEA-leden bekostigd uit het Auteursfonds Reprorecht, dat Lira per die datum op verzoek van de Stichting Reprorecht in beheer heeft genomen. De bijdrage uit het Lirafonds en Auteursfonds aan de SRA varieert per jaar, maar het komt geregeld voor dat deze juridische steun aan auteurs en vertalers in een jaar meer dan € 100.000 vergt. Wel mag hierbij worden aangetekend dat in verreweg de meeste gevallen waarin bij de SRA om steun wordt aangeklopt, het geschil voor de betrokkene uiteindelijk gunstig afloopt. In het bestuur van de SRA hebben ook drie bestuursleden van de Stichting Lira zitting. Het reglement van de Stichting Rechtshulp Auteurs is te raadplegen op http://www.vsenv.nl/php/download.php?txt_id=11&suffix=1.

Een derde vaste – zij het bescheidener – ontvanger van steun uit het Lirafonds is het P.C. Boutensfonds, dat schrijvers en vertalers wil helpen bij de opbouw van een oudedagsvoorziening. Het P.C. Boutensfonds beschikt over middelen uit de opbrengst van een eigen kapitaal, maar deze zijn over het algemeen niet toereikend om alle subsidieaanvragers die aan de voorwaarden voldoen te bedienen. Door aanvullende steun te verlenen, onderstreept het Lirafonds het belang dat het hecht aan een oudedagsvoorziening voor professionele schrijvers en vertalers. Voor zover het P.C. Boutensfonds ook steun aan voormalige aangeslotenen bij de Stichting Nieuwswaarde verleent, is Lira bereid de vereiste middelen hiertoe uit het Auteursfonds Reprorecht te verstrekken. De laatste jaren zijn subsidiebedragen rond de € 30.000 toegekend. Het bestuur van het P.C. Boutensfonds staat onder een onafhankelijke voorzitter en wordt verder voor de helft gevormd door bestuursleden van de Stichting Lira. De voorwaarden om een beroep op het P.C. Boutensfonds te doen zijn te raadplegen op http://www.vsenv.nl/content/97/85/Pensioen.html.

 

Andere bestemmingen

De afgelopen jaren, sinds de oprichting in 2007, heeft het Lirafonds tevens aanzienlijke steun verleend aan de VertalersVakschool te Amsterdam. De opzet van deze school is en was om na de tijdelijk door het Lirafonds ondersteunde aanloopperiode dankzij de cursusgelden zelfvoorzienend te worden, deels eventueel nog met enige steun van het Nederlands Letterenfonds – dat zich immers heeft gecommitteerd aan het bestaan van een goede vertaalopleiding in Nederland – of mogelijke andere subsidiënten. Overigens komt de steun die het Lirafonds aan deze school verstrekt (tot nu toe tot bedragen van € 25.000 à 50.000 per jaar) dubbel en dwars ‘weer terug’: het honorarium van de vertalers die de school als docenten inschakelt, overstijgt jaarlijks ruimschoots de verstrekte subsidiebedragen. In het bestuur van de VertalersVakschool heeft één Lira-bestuurslid zitting. Informatie over de school is te vinden op http://www.vertalersvakschool.nl/.

Sinds 2010 komt ook de steun die Lira sinds jaar en dag uit andere middelen aan de Stichting Contractenbureau verleende, ten laste van het Lirafonds. Het Contractenbureau onderhandelt ten behoeve van individueel aangesloten toneel- en scenarioschrijvers met opdrachtgevers (toneelproducenten en toneelgezelschappen, film- en televisieproducenten, omroepen) over hun contracten, met als doel een zo gunstig mogelijk onderhandelingsresultaat. Hierbij wordt niet alleen op het honorarium, maar ook op de overige contractvoorwaarden gelet, zoals – bij scenarioschrijvers – exploitatievergoedingen, of – bij toneelauteurs – een aandeel in de opbrengsten en in alle gevallen inhoudelijke zeggenschap en behoud van ook voor Lira belangrijke auteursrechten. Het tarief bedraagt 7% van het bruto onderhandelingsresultaat, met een maximum van € 3.150,-- per contract, exclusief BTW. Over eventuele nakomende auteursvergoedingen (zoals voor royalty's) wordt 2% in rekening gebracht. Kabelgelden en andere collectief geregelde vergoedingen vallen buiten deze kostenregeling. Ondanks de berekende fee komt Het Contractenbureau niet uit de kosten en krijgt het jaarlijks een subsidie van rond de € 140.000. In het bestuur van Het Contractenbureau hebben twee Lira-bestuursleden zitting naast één vertegenwoordiger van het Netwerk Scenarioschrijvers/VSenV. Informatie is vinden op http://www.contractenbureau.nl/.

Prijzen

‘Grote’ bestemmingen van de SoCu-gelden zijn verder de prijzen die het Lirafonds ondersteunt. Allereerst natuurlijk onze ‘eigen’ Lira Scenarioprijs, maar daarnaast de Woutertje Pieterseprijs voor het betere kinder- en jeugdboek en de Jan Hanlo-essayprijs. Twee prijzen in ‘moeilijke’ genres – in de zin dat ze moeilijk zelf geld bijeen kunnen brengen. Dit gold voorheen ook voor de Nederlandstalige misdaadroman, maar deze heeft de afgelopen jaren zo’n vlucht genomen dat het Lirafonds zijn steun aan De Gouden Strop (de prijs van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs in dit genre) gaandeweg heeft teruggebracht. Het Lirafonds beoogt in het algemeen immers initiatieven te faciliteren tot ze zichzelf kunnen bedruipen of dankzij hun succes ook andere geldschieters kunnen vinden, zodat de aangewende middelen daarna weer elders kunnen worden ingezet.

Jaarlijks legt Lira in haar jaarverslag en tijdens de algemene vergadering van aangeslotenen verantwoording af over het gevoerde en te voeren SoCu-beleid. In het jaarverslag is ook een opsomming van alle kleinere bestemmingen opgenomen.

RV