editie 45 / mei 2015

Extended Collective Licensing (ECL): zitten we daarop te wachten?

Onlangs kopten twee kwaliteitskranten dat het 'de schuld van het auteursrecht' was, of iets van gelijke strekking. Dat ging over het digitaliseren en online ter beschikking stellen van de archieven van de publieke omroep. Met publiek geld gemaakte programma's zouden zonder belemmeringen aan het publiek terug moeten worden gegeven, is de gedachte. Een prachtige gedachte. Wie prijst zich niet gelukkig in deze tijd te leven, waarin zo'n schat aan bronnen uit het verleden vanachter je bureau of zelfs uit je luie stoel te raadplegen valt. Nooit eerder was ons erfgoed zo toegankelijk. Waarom moeten makers en hun collectief beheersorganisaties (cbo's) toch zulke spelbrekers zijn? Waarom moet Lira een rechtszaak beginnen tegen een goedbedoelend regionaal archief dat het lokale erfgoed beschikbaar wil stellen?

Extended Collective Licensing (ECL): zitten we daarop te wachten?

Wettelijk verplicht/auteursrecht onder druk

Het eerste, flauwe antwoord is: omdat het niet mag van de wet. Wie werk openbaar maakt, moet daarvoor toestemming van de betrokken makers, de rechthebbenden, krijgen. Een tweede antwoord is, dat met de komst van internet auteursrechten enorm onder druk zijn komen te staan. Lira heeft uit haar aard de verplichting hiertegen in het geweer te komen. Als we niet oppassen, wordt door piraterij of gewoon door een slordige omgang met het werk van makers het auteursrecht fataal uitgehold. Maar vanzelfsprekend wil ook Lira dat iedereen op een legale en duurzame manier kennis kan nemen van het werk dat makers in het verleden hebben geproduceerd.

 

Makers opsporen

Om een heel archief online beschikbaar te maken, of het nu kranten of televisieprogramma's betreft, moeten alle makers die bij de productie daarvan betrokken zijn geweest, worden opgespoord. Vastgesteld moet worden wie als zelfstandige werkte, in dienstverband berust het auteursrecht immers bij de werkgever. Journalisten en fotografen, of scenarioschrijvers, regisseurs, acteurs en musici – stuk voor stuk moeten ze benaderd worden en om toestemming gevraagd. Onbegonnen werk. Om dat onbegonnen werk toch mogelijk te maken is collectieve toestemming een uitkomst. Lira – of een andere cbo, zoals Pictoright – kan die verlenen in de vorm van een collectieve licentie. In het verleden zijn hiertoe al overeenkomsten gesloten, onder andere met bijvoorbeeld de Koninklijke Bibliotheek om de digitalisering en het online zetten van delen van het krantenarchief mogelijk te maken.

 

Onzekerheid

Tot nu toe kleven er echter aan zo’n collectieve licentie toch nog problemen, zowel voor de cbo als de erfgoedinstelling, waarvan de belangrijkste samen te vatten zijn onder de noemer onzekerheid.

De erfgoedinstelling wil er, wanneer zij voor een collectieve licentie betaalt, liefst zeker van zijn dat er niet toch nog rechthebbenden opduiken die bezwaar maken tegen het gebruik van hun werk (m.a.w. hun in de wet vastgelegde verbodsrecht inroepen). Een cbo kan die garantie echter moeilijk geven, omdat zij enerzijds niet zeker is of ze álle rechthebbenden vertegenwoordigt en er anderzijds ook onder de aangeslotenen makers kunnen zijn die problemen hebben met (een bepaalde vorm van) gebruik van hun werk.

In collectieve licentieovereenkomsten is daarom vrijwel altijd aan de ene kant een vrijwaringsclausule en aan de andere kant een opt-out mogelijkheid opgenomen. De cbo vrijwaart de contractpartner van aanspraken van rechthebbenden, en rechthebbenden behouden de mogelijkheid hun werk terug te trekken.

 

Verweesde werken

Een ander probleem waar zowel cbo’s als erfgoedinstellingen mee zitten, betreft de verweesde werken: werken waarvan niet kan worden achterhaald wie de makers zijn. Omdat het auteursrecht geldt tot 70 jaar na de dood van de maker, zijn dat er veel. Het zou een grote hap uit elke erfgoedcollectie nemen als met verweesde werken niets gedaan zou mogen worden. Daarom heeft de EU in 2012 een richtlijn uit doen gaan waarin de voorwaarden worden gegeven waaronder een erfgoedinstelling een verweesd werk toch mag digitaliseren en beschikbaar stellen. Voornaamste voorwaarde is dat er grondig onderzoek moet zijn gedaan. Juist dat is natuurlijk voor een erfgoedinstelling die een massadigitaliseringsproject opzet, een lastige, want arbeidsintensieve en daarmee kostbare opgave.

 

ECL als oplossing?

Een mogelijke oplossing voor deze problemen zou de invoering op wettelijke basis van extended collective licensing (ECL) kunnen zijn. De voorzieningen die nu in elke overeenkomst tussen cbo en erfgoedinstelling worden opgenomen om zo veel mogelijk onzekerheden weg te nemen, zouden, bij wet vastgelegd, leiden tot eenvoudiger licentiëring. In een gezamenlijke brief hebben erfgoedinstellingen en de Federatie Auteursrechtbelangen aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2013 aangedrongen op de invoering van ECL in Nederland. In opdracht van de  minister van OCW kwam het Instituut voor Informatierecht (IVIR) van de UvA in oktober 2014 met een rapport waarin de praktijk in Nederland, Duitsland, Denemarken en Noorwegen wordt vergeleken. In Nederland en Duitsland bestaat vrijwillig collectief beheer, in de Scandinavische landen is al een wettelijke basis voor ECL. Daarbij blijft vrijwillig collectief beheer bestaan, maar de werking van de licentie wordt bij wet uitgebreid naar rechthebbenden die niet bij de betrokken cbo zijn aangesloten. De titel van het IVIR rapport luidt ‘ECL: panacee voor massadigitalisering?’ en duidt al op een genuanceerd antwoord op de vraag of met ECL alle problemen de wereld uit zijn. Vooral wijst het IVIR erop, dat overal de praktijk nog volop in ontwikkeling is. Niettemin luidt de conclusie dat een in de wet verankerde invoering van ECL groter zekerheid voor erfgoedinstellingen en cbo’s met zich brengt en zo een welkome versoepeling van de contractpraktijk zou betekenen. Naast een wettelijk ECL zouden waarborgen behouden moeten blijven voor rechthebbenden om van een opt-out regeling gebruik te kunnen maken. Er zou toetsing moeten zijn van de representativiteit van licentiërende cbo’s, liefst door het College van Toezicht, dat zich echter niet zou moeten bezighouden met elke afzonderlijke licentieovereenkomst. Niet reparteerbare gelden zouden naar een sociaal-cultureel fonds ten behoeve van auteurs moeten vloeien – zoals bij Lira al van oudsher gebruik is.

Ten slotte wordt in overweging gegeven vooral tot een open en flexibele wettelijke regeling te komen, om onvoorziene ontwikkelingen in de nog altijd turbulente digitale wereld op te kunnen vangen.

 

Lira is voor ECL

Met de nodige voorzorgen omgeven, ziet Lira uit naar invoering van ECL. Met name de aanbeveling dat cbo’s op representativiteit getoetst dienen te worden door bij voorkeur het College van Toezicht zal ons verlossen van de plicht onze eigen legitimiteit steeds opnieuw aan te tonen. De verwachting is dat zo niet alleen gemakkelijker met erfgoedinstellingen tot overeenstemming kan worden gekomen, maar ook dat de publieke beeldvorming over cbo’s positiever wordt. Zodat geen krant ooit meer kopt dat het ‘de schuld van het auteursrecht is’.

SK