Hergebruik van journalistieke producties
Cijfers uit een rapport: Onderhandelen met een opdrachtgever over hergebruik van journalistieke producties? ‘Dat kan niet’, zegt één op de drie freelancers (32 procent). Slechts iets meer dan een kwart (27 procent) maakt afspraken over hergebruik. Deze gegevens komen uit een onderzoek dat Pyrrhula, Social Research Network in opdracht van Lira, NVJ, FLA en FF deed naar freelance journalisten, fotografen en schrijvers. De resultaten werden eind vorig jaar gepubliceerd in het rapport ‘Freelance Journalisten, Schrijvers en Fotografen’.
Zulke cijfers krijgen pas betekenis door de kleuring die de gebruiker eraan geeft. Vanuit het Lira-perspectief lijkt de conclusie mij gerechtvaardigd dat er nog flink aan de weg getimmerd moet worden om de weerbaarheid onder de eigen journalistieke achterban te verhogen. Als zoveel freelancers klaarblijkelijk de strijd om eigen auteursrechten al opgeven voor die begonnen is, zou je bijna begrip krijgen voor het gemak waarmee media-exploitanten vaak de belangen van makers vergeten. Een op de drie freelancers (30 procent) vindt auteursrechten ‘(helemaal) niet belangrijk’. Ik vraag me af waar die desinteresse uit voortkomt. Dédain voor het slijk der aarde? Dat kan ik mij nauwelijks voorstellen, bij een gemiddeld belastbaar inkomen (in 2012) van nog geen 22.000 euro.
Gelukkig staat tegenover die weliswaar substantiële groep ongeïnteresseerden een veel grotere groep (65 procent) die is aangesloten bij Lira of Pictoright.
Nog wat cijfers: 38 procent van de journalistieke freelancers schat de eigen vaardigheden als onderhandelaar in als 'matig' of zelfs ‘slecht’. Slecht vijf procent beschouwt zichzelf als een goede onderhandelaar. FLA en NVJ bieden beide trainingen om de ondernemersvaardigheden van hun leden bij te spijkeren. Dat lijkt geen overbodige luxe.
Het onderzoek beperkte zich tot freelancers jonger dan 65 jaar. Gegeven die beperking, is de gemiddelde leeftijd van journalistieke freelancers verassend hoog: 47 jaar (geboren in 1966). Hij/zij is iets vaker een hij dan een zij. Ruim 80 procent van de freelancers heeft een HBO-opleiding of hoger.
Tien jaar geleden werd een onderzoek gepubliceerd naar de positie van schrijvende freelancers. Dat rapport kreeg destijds als titel ‘Een ongewis bestaan’. Dat had ook de titel van dit rapport kunnen zijn. De orderportefeuille is iets beter gevuld dan in 2004, maar de concurrentie is sterk toegenomen. En de tarieven zijn in die tien jaar, rekening houdend met de inflatie, zo’n twintig procent gedaald, bij fotografen zelfs nog meer.
850 Respondenten vulden de lange vragenlijst in, voldoende om een betrouwbaar beeld te geven van de positie van freelancers op de arbeidsmarkt en van hun toekomstverwachtingen. Wat dat laatste betreft, zijn de meeste freelancers gematigd optimistisch. Alleen een enkeling zegt een volledige baan in loondienst te ambiëren (5 procent), bijna de helft (43 procent) is freelancer uit overtuiging, en bijna allen (96 procent) denken over een jaar nog het hoofd boven water te kunnen houden. In combinatie met andere cijfers uit het onderzoek, zegt dat iets over het doorzettings- en uithoudingsvermogen van journalistieke freelancers. Zij werken gemiddeld ruim 37 uur per week, waarvan ze er maar 22,5 betaald krijgen. Alleen een kleine groep zet iets opzij voor de oude dag (12 procent), twee van de drie freelancers hebben geen arbeidsongeschiktheidsverzekering, bijna de helft (44 procent) is om rond te kunnen komen afhankelijk van zijn of haar partner.
Gevraagd naar de toekomst, vreest bijna een derde (30 procent) van de geënquêteerde freelancers dat hun omzet zal dalen. Een iets grote groep (39 procent) denkt dat de auteursrechtelijke inkomsten zullen dalen. Ruim twee van de drie freelancers (71 procent) vinden dat er collectieve vergoedingen moeten komen voor het online gebruik van hun werk.
KS