editie 18 / december 2005

Oudedagsvoorziening auteurs

De aandacht in recente jaren voor de oudedagsvoorziening voor zelfstandig werkzame kunstenaars van velerlei stiel en huize heeft een begin van resultaat gehad. Twee voorzieningen kunnen concreet aangewezen worden.

Zo is het ministerie van OCW bereid gebleken aan zogenaamde loongelijkende  uitkeringen van de nationale culturele fondsen, zoals het Fonds voor de Letteren, een opslag toe te voegen van 10% ten behoeve van een oudedagsvoorziening ten gunste van subsidie-ontvangende kunstenaars, welke opslag via het beroepspensioenfonds de Stichting AENA bij Kunst en Cultuur Pensioen en Verzekering in Den Haag is ondergebracht. 

Een tweede resultaat is geweest dat de Vereniging Buma in dat beroepspensioenfonds de Stichting AENA jaarlijks geld stort voor de opbouw van een oudedagsvoorziening ten behoeve van leden van Buma die daadwerkelijk uitkeringen van Buma ontvangen.

Aanvankelijk was de Stichting Lira van plan dat voorbeeld van Buma te volgen en ook op die manier iets voor Lira’s aangeslotenen te gaan doen. Maar al enige tijd geleden heeft het Lira-bestuur van deelname aan AENA afgezien, omdat navolging van het Buma-voorbeeld voor schrijvers en vertalers geen zoden aan de dijk zou zetten. Voor vrijwel niemand van de Lira-deelnemers zou langs die weg een pensioen opgebouwd kunnen worden dat de moeite van het vermelden waard zou zijn. Administratieve werkzaamheden genoeg, maar geen effectieve resultaten. Vrijwel iedereen zou op zijn 65e een tegenvallend bedrag uitgekeerd krijgen zonder uitzicht op pensioen.

Toen aansluiting van Lira bij het beroepspensioenfonds AENA niet erg effectief leek, 

lag het voor de hand de budgettaire mogelijkheden van het op lijfrenteverzekeringen gerichte P.C. Boutensfonds, dat bestuurd wordt door VSenV- en Lira-vertegenwoordigers, te vergroten met maximaal de besparing die niet-aansluiting bij AENA opleverde. Met andere woorden: de gedachte aan steun voor oudedagsvoorzieningen ten behoeve van zelfstandig werkzame schrijvers en vertalers werd niet opgegeven, maar de oplossing werd in een wat andere richting gezocht, in samenwerking overigens met dezelfde verzekeraar, Kunst & Cultuur in Den Haag. 

Momenteel maken zo’n vijftig, zestig schrijvers en vertalers gebruik van de beperkte mogelijkheden van het P.C. Boutensfonds. Die mogelijkheden bestaan uit een langlopende lijfrenteverzekering tegen betaling van een maandelijks premie die voor ongeveer een derde deel door het P.C. Boutensfonds wordt gesubsidieerd, naast een tweede mogelijkheid om jaarlijks met ondersteuning van datzelfde P.C. Boutensfonds via een koopsom een lijfrenteverzekering op te bouwen. Wegens gebrek aan financiële middelen is de toegang tot de maandpremieverzekeringen al een aantal jaren geblokkeerd en staat alleen de koopsomoptie open.

Inmiddels bestaat bij het bestuur van het genoemde P.C.Boutensfonds het voornemen om met ingang van 1 januari 2007 de mogelijkheden tot toetreding te vergroten. Of dat voornemen gerealiseerd kan worden is voornamelijk een financiële kwestie. Dat is ook het belangrijkste punt van beraad voor het bestuur van het P.C. Boutensfonds.

De PCB-subsidie per jaar beloopt 35% van de premielasten of de koopsom met een maximum van 1.050 euro per jaar; 65% moet altijd nog door de deelnemer zelf opgebracht worden.

Inhoudelijk is de koers bij voldoende middelen wel duidelijk. Het P.C. Boutensfonds wil zich richten op schrijvers en vertalers die tenminste een jaar lid van de VSenV zijn of tenminste een jaar aangesloten bij de Stichting LIRA. Die aansluiting zou tot stand moeten komen via een zogenoemd aansluitingscontract waarin de auteur bepaalde rechten zoals kabelrechten - al dan niet via de uitgever - aan de Stichting LIRA in beheer heeft toevertrouwd. Cliënten dienen als hoofdberoep schrijver of vertaler te zijn. Zij behoren tot de groep van professionele auteurs met een ondernemerstatus, dus fiscaal gezien: beoefenaren van een vrij beroep die door de fiscus gelijkgesteld worden met ondernemers en die uit dien hoofde hun financiële resultaten jaarlijks elektronisch via een W-aangifte (afkorting voor winstaangifte) aan de belastingdienst melden. Zij zijn niet in het bezit van een andere eigen toereikende pensioenverzekering, dus in termen van de geldende belastingwetgeving: het moet gaan om personen met een aantoonbaar pensioentekort die tegelijk voldoen aan de daarbij geldende minimum-bruto-inkomengrens. Zij verdienen een belastbaar verzamelinkomen dat beneden de jaarlijks door het bestuur van het P.C. Boutensfonds vastgestelde norm blijft. In 2005 ligt die norm op 37.000 euro. Tevens wordt aan het vermogen zoals dat uit box 3 blijkt, een nader te bepalen grens gesteld. Aanvragers van een ondersteuning bij het storten van een koopsom zijn niet ouder dan 65 jaar; voor langlopende maandpremieverzekeringen geldt een grens van niet ouder dan 55 jaar.

Wie aldus in aanmerking zou komen, ontvangt van het P.C. Boutensfonds, als alles gaat zoals het bestuur thans voor ogen staat, vanaf zijn 65e jaar levenslang een aanvullend pensioen van 6.000 euro per jaar.

Ziedaar in ruwe trekken en onder het voorbehoud dat er voldoende financiële middelen gevonden worden, het plan voor de toekomst. Het is een bescheiden plan, maar ook met zijn bescheiden doelstelling is het een kostbaar plan, kostbaar voor de schrijver en vertaler die toch het grootste deel van de lasten zelf op zal moeten brengen, kostbaar ook voor het P.C. Boutensfonds. Maar de voordelen zijn evident: in plaats van honderden auteurs met een spaarpotje van praktisch niks, levert dit plan een redelijke en doelgerichte aanvulling op de AOW op.

KH