editie 18 / december 2005

Een woord van de voorzitter (18)

"Dankbaar moet je af en toe een staatssecretaris zijn voor duidelijke taal"

Zo schreef enige tijd terug mw. Medy van der Laan, staatssecretaris van OCW, een brief aan een groep openbare bibliotheken in reactie op hun verzoek aan de overheid om de kosten van het leenrecht over te nemen. Dat was niet de eerste keer dat openbare bibliotheken enige kreunende geluiden lieten horen over de last die het leenrecht met zich mee zou brengen, financieel en administratief. Zou het niet veel gemakkelijker zijn als het ministerie in een jaarlijks aan de Stichting Leenrecht te betalen bedrag de leenrechtverplichtingen namens openbare bibliotheken af zou kopen?

De staatssecretaris was heel duidelijk in haar antwoord van 9 januari 2004: ‘Ten aanzien van uw suggestie om de leenrechtgelden jaarlijks voor rekening van de extra middelen voor de bibliotheekvernieuwing te brengen, wil ik het volgende opmerken. Bij de introductie van het huidige leenrechtstelsel is de rijksoverheid uitgegaan van het profijtbeginsel. Blijkens de recente leenrechtevaluatie van 1 april 2003 over de jaren 1996-2001 vormt het cumulatieve effect van het leenrecht in de praktijk geen belemmerende factor voor het goed functioneren van bibliotheken en hun maatschappelijke taakuitoefening. Afgaande op de evaluatie lijkt de invoering van het leenrecht bovendien een uitzuiverende werking te hebben gehad: sinds de invoering is de bibliotheekgebruiker bewuster gaan lenen. Dit laatste onderstreept mijns inziens de doelmatigheid van het profijtbeginsel. Tegen deze achtergrond vormen de argumenten die u aandraagt in uw brief geen aanleiding om het vigerend beleid inzake het leenrecht anders in te richten.’

Waarom is het voor schrijvers en vertalers van belang dat de vergoeding betaald wordt door de openbare bibliotheken en niet door de overheid? Omdat een heilloze verwarring tussen subsidies en auteursrechtelijke vergoedingen vermeden moet worden. Subsidies vinden hun bron in de belastingheffing en zijn vervolgens een speelbal van de politiek; auteursrechtelijke vergoedingen zijn geen belastingen, maar vloeien voort uit een internationaal erkend mensenrecht (Universele verklaring van de rechten van de mens-VN 1948- artikel 27).

Met die administratieve last van het leenrecht valt het overigens wel mee sinds de aanlevering van uitleengegevens digitaal en vrijwel volautomatisch verloopt. Het gemak waarmee voor de leenrechtrepartitie tegenwoordig een steekproefniveau van 75% (en meer) van het aantal uitleningen wordt bereikt, duidt niet direct op onoverkomelijke administratieve problemen.

KH