editie 51 / juni 2018

Gevonden: een auteursrechtelijke thermometer

Jaren terug, op een dag die me nog lang zou heugen, hoorde ik vreselijke dingen komen uit de mond van een voortreffelijk bestuurder, lid van een oudere generatie, bij wie ik met enkele anderen op visite was.

Gevonden: een auteursrechtelijke thermometer


Koffie, thee en een speculaasje prikkelden ons verhemelte, de conversatie was gezellig, ik dacht nog: zo zou ik wel willen blijven bestaan. De ernst van wat ik hoorde, nadat hij in ons bijzijn achteloos de telefoon had aangenomen, drong aanvankelijk zelfs helemaal niet tot me door. Het was pas veel later, dat ik me realiseerde wat er zonder tegenspraak te ontmoeten door de telefoon gezegd moest zijn. Het ging over onvrijwillige wijzigingen in een tekst waarover de mevrouw die mijn bestuurlijke collega opbelde, heel ongelukkig was. Hij reageerde met een kortaf ‘nee, daar kunt u niks tegen doen’ en dat was het.

Morele rechten! schoot het door me heen

Morele rechten! schoot het door me heen en mijn gezicht moet op slag van een intens rood zijn gaan gloeien. Want juist tegen die ernstige inbreuken wilden we (het nieuwe bestuur) ten strijde trekken. Maar toen was het leed al geschied. Nogmaals was er een kans verkeken in het gevecht om de vrijheid en de eigendom van het woord.

Want waartoe zijn wij op aarde? Wie die vraag in het juiste kader wil beantwoorden, komt al gauw tot uitspraken als ‘om de eigendomsrechten op woorden veilig te stellen en tegen ongeautoriseerde aanvallen te verdedigen.’

Morele rechten zijn vaak de meest bedreigde rechten uit het hele arsenaal. Een geslaagde aanval daarop kan het leven van degene die ze heeft geuit, ernstig bezwaren. Een aanval die slechts voor de helft slaagt, kan de betekenis van het eigen bestaan voorgoed bederven. Als bestuurders zoals de man bij wie ik op bezoek was, beginnen met het uit handen geven van alle verdedigingswapens tegen het uitgesproken woord, waar blijven we dan? 

Natuurlijk ken ik het antwoord: we houden nog enige tijd stand ter hoogte van de audiovisuele werken. Daar immers hebben zoveel betrokken makers hun morele rechten prijsgegeven of zijn hun langs wettelijke wegen de morele rechten afgenomen dat uiteindelijk de producent juridisch vele malen sterker staat dan de schrijver uit wiens creatieve worsteling of droom het verhaal is ontstaan. Het is uiteindelijk allemaal vastgelegd in vrij nieuwe wetgeving, en als het niet waar is, het werkt wél zo.

 Het ging over onvrijwillige wijzigingen in een tekst

Eenmaal steeds minder beschermd door het morele recht en overgeleverd aan de grillen van regisseur en producent komen schrijvers als ze niet oppassen in een vrije val terecht, financieel, inhoudelijk of in een mengsel van beide. Ze gaan onder water met een selectie van hun beste scriptfragmenten in hun hand in een laatste nutteloze poging om enige authentieke betekenis aan hun schrijvend bestaan te blijven hechten. En dan PLONS!

Of ze moeten zich aangemeld hebben als coproducent om het gevaar te keren. Want zover is het al gekomen: dat schrijvers van audiovisuele werken (scenaristen dus) zich uitgeven voor wat ze niet helemaal zijn om zich onder de dekmantel van coproducent nog enigszins te handhaven.

Er is een instrument dat duidelijk aangeeft waar het morele recht van het vrije woord ernstig beknot is. Dat instrument noem ik de auteursrechtelijke thermometer. Daarmee kunnen we bepalen in hoeverre dat vrije woord beschermd is gebleven en in hoeverre de eigendom is verzwakt.

Om het instrument te ijken hoeven we het rijtje maar af te gaan. Proza, poëzie en essayistiek reken ik daarbij tot de in de regel nog onverzwakte genres. Daartegenover mogen de ontwikkelingen in het toneel en vooral in de audiovisuele werken zorgelijk genoemd worden. De praktijk van de Stichting Rechtshulp Auteurs laat zien hoeveel vaker audiovisuele partijen tegenover elkaar komen te staan en hoeveel ernstiger de geschillen zijn.

KH