editie 44 / oktober 2014

Recente en komende rechtspraak

Recente en komende rechtspraak

Lira-Kabelexploitanten

In februari 2013 is Lira een bodemprocedure begonnen tegen enkele kabelmaatschappijen die na meer dan 20 jaar vanwege een technische wijziging in de aanlevering van programma's weigerden nog langer kabelvergoedingen te betalen. Die procedure leidde op 15 april 2014 tot een druk bezochte comparitie van partijen in de Amsterdamse rechtbank. Gedagvaard waren UPC, Ziggo, Delta. Zogeheten tussengevoegd was de gezamenlijke inkooporganisatie RODAP, bestaande uit producenten, kabelexploitanten en omroepen. Rechthebbende scenarioschrijvers, verenigd in Lira, constateerden dat er massaal inbreuken op hun auteursrecht plaatsvinden, nu kabeldistributie van hun film- en tv-werken geschiedt zonder toestemming van Lira en de bij Lira aangesloten binnen- en buitenlandse rechthebbenden. Lira eiste voor hen alsnog kabelgelden, schadevergoeding, een veroordeling in de kosten van juridische assistentie en nog zo het een en ander.

Het daarop volgende vonnis, bekend gemaakt op 27 augustus 2014, was voor Lira positief. De meervoudige kamer van de rechtbank stelde Lira op verreweg de meeste punten in het gelijk. Te verbeteren viel alleen nog het verhaal over de buitenlandse rechten die Lira zei te vertegenwoordigen. Het formele bewijs van die vertegenwoordiging achtte de rechtbank nog onvoldoende geleverd. Maar buiten dat was het aan de lopende band scoren voor Lira's zienswijze op de kwestie.

Dat geldt ook voor uiterst belangrijke onderdelen van het vonnis, met punten die ook in juridische vakbladen als AMI en in de Commissie Auteursrecht die de regering adviseert, waren besproken, zoals de vraag of scenarioschrijvers kabelrechten rechtsgeldig aan Lira konden overdragen. De rechtbank oordeelde in de gegeven situatie van het aansluitingscontract de overdracht door scenarioschrijvers aan Lira sterker dan het wettelijk vermoeden van overdracht aan de producent.

Dat hiermee alle kabelproblemen structureel en blijvend de wereld uit zouden zijn, is overigens niet het geval. Er dient ook ten aanzien van de toekomst nog het nodige geregeld te worden. Daartoe is op ambtelijk initiatief een ander overleg tussen partijen in het leven geroepen dat zoveel mogelijk die toekomst in kaart probeert te brengen, en wel op grond van een gewijzigde Auteurswet, met name op grond van een ten nadele van auteurs gewijzigd nieuw artikel 45d.

Ook zullen de wederpartijen alsnog tegen het vonnis dat de rechtbank heeft uitgesproken, in beroep kunnen gaan zodat de procedure ook in hoger beroep nog enige tijd kan gaan duren. Maar de eerste slag is duidelijk gewonnen.

KH

 

VOB-Leenrecht

De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) is maanden geleden een proefprocedure tegen de Stichting Leenrecht begonnen, niet uit vijandigheid jegens bibliotheken en wat ze doen, maar je zou kunnen zeggen: juist uit sympathie voor het soort van uitleningen waarvoor Stichting Leenrecht ooit is opgericht. Onmiddellijk na deze dagvaarding zijn de Stichting Lira en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) daaropvolgend 'tussengekomen' zoals dat heet. Dat wil zeggen dat ze volop in de procedure meedoen.

De bedoeling van de advocaat van de VOB is duidelijk: hij wil op zo kort mogelijke termijn via zogenoemde prejudiciële vragen ten gunste van de bibliotheken de toestemming op Europees niveau afdwingen om ebooks onder de werking van de leenrechtexceptie uit te mogen lenen. Bibliotheken immers zouden het liefst zien dat ze ebooks als gewone boeken zouden mogen uitlenen, wellicht met een tariefverschil dat dan – net als nu – in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) zou moeten worden vastgesteld.

Gewone papieren boeken vallen zoals bekend onder het leenrecht. Afrekening van het verschuldigde leengeld onder auteurs en uitgevers vindt plaats op grond van tarieven als via de paritair samengestelde Stichting Leenrecht bepaald. Dat is het doel waarnaar de bibliotheken streven: ebooks zoveel mogelijk als gewone boeken uit mogen lenen via de bibliotheken, zij het wellicht met een prijsverschil als overeen te komen in de StOL.

De procedure zou zich blijven beperken tot het repertoire dat in de traditionele bibliotheek het meest wordt uitgeleend. Boeken dus, maar dan in digitale vorm.

De Stichting Leenrecht stelt zich passief maar tot medewerking bereid op. Het bestuur van deze uit schrijvers en uitgevers bestaande eigenrechtorganisatie is bereid om zodra partijen, te weten auteurs, uitgevers en bibliotheken, over de digitale uitleen overeenstemming zouden bereiken, de incasso en primaire repartitie op zich te nemen, zoals dat ook nu al vele jaren bij de uitleen van 'gewone (lees papieren) geschriften' gebeurt.

Uitgevers lijken problemen te hebben met een onbeperkte bevoegdheid van bibliotheken om tot uitleen van gedigitaliseerde geschriften over te gaan, bevreesd als zij zijn dat deze ontwikkeling hun commerciële verkoopmarkt ernstig zal verstoren.

Onder auteurs zal een belangrijke rol in de pro- of contra-houding gespeeld worden door de aard van het uitleensysteem, de daaraan verbonden opbrengsten en de hevigheid waarmee de prijs van het traditionele boek en daaruit voortvloeiende royalty's door de nieuwe uitleenvormen zouden kunnen worden bedreigd.

De Haagse rechtbank heeft in de zomer van 2014 een comparitie van partijen gehouden waarna een uitspraak volgde waarin de rechters prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie hebben voorgelegd. Daardoor is het antwoord op de vraag 'vallen uitleningen van ebooks onder het leenrecht?' een Europees probleem geworden.

Het kan nog wel even duren voordat daarop een antwoord komt.

KH

 

Uitputting van auteursrecht

Op 27 mei 2014 vond de zitting van de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) tegen Stichting Leenrecht plaats. Stichting Lira, Pictoright en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) zijn tussengekomen in de rechtszaak (zie ook het artikel hiervóór). De VOB wil door middel van de rechtszaak bereiken dat e-books uitgeleend kunnen worden onder de bestaande leenrechtregeling. De VOB heeft daarbij het standpunt ingenomen dat het ter beschikking stellen van een permanente download tot uitputting van het auteursrecht leidt.

Wat is uitputting?
De maker van een werk heeft het exclusieve recht op openbaarmaking en verveelvoudiging van zijn werk. Wanneer de maker het werk echter zelf op de Europese markt brengt, raakt zijn distributierecht ‘uitgeput’. De uitputtingsregel maakt het mogelijk voor de verkrijger van het werk om het werk te verspreiden en te verkopen zonder toestemming van de maker. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een fysiek exemplaar van een papieren boek dat tweedehands mag worden doorverkocht zonder toestemming van de auteur.

Op 3 juli 2012 heeft het Europese Hof van Justitie in de Usedsoft vs Oracle-zaak uitspraak gedaan en heeft daarbij bepaald dat ook de doorverkoop van (een kopie van) software onder de uitputtingsregel valt.  Van belang daarbij is onder meer dat het originele bestand wordt verwijderd, zodat het bestand slechts eenmaal kan worden doorverkocht. Software valt echter onder een andere richtlijn dan e-books, namelijk onder de Auteursrechtrichtlijn. En die laatste is volstrekt helder: uitputting is niet van toepassing op e-books.

Wat zijn de gevolgen van uitputting?
De consequenties van een juridisch raamwerk dat uitputting van toepassing verklaart op online content zijn groot. Bij de doorverkoop van digitale content gaat het immers niet om een exemplaar dat zichtbaar gebruikt en verouderd is, zoals bij een fysiek exemplaar het geval is. Bij de doorverkoop van digitale content zoals een e-book, is het daarnaast belangrijk dat de maker een eerlijke vergoeding ontvangt. Er is echter geen verschil tussen de kwaliteit van een oorspronkelijk exemplaar en een tweedehands digitaal exemplaar. Daarnaast is het technisch gezien niet mogelijk om te garanderen dat het origineel wordt gewist.

Wat vindt Lira?
Lira is fel tégen het toepassen van de uitputtingsregel op e-books. Als makers voor (her)gebruik van hun werk geen vergoedingen meer ontvangen, zal de initiële verkoopprijs aanzienlijk moeten worden verhoogd, wat tot verstoring van de markt leidt en toename van illegaal gebruik in de hand werkt. Lira moet er niet aan denken dat er in de toekomst van ieder boek nog maar 1 exemplaar wordt verkocht (een heel duur exemplaar, dat wel) en dat de schrijvers vervolgens royalties noch rechtenvergoedingen zullen ontvangen. Dat is immers niet de bedoeling van het auteursrecht, dat de maker in staat wil stellen om de vruchten van zijn of haar werk te plukken. Juist daarom heeft de Europese wetgever zo nadrukkelijk in de Auteursrechtrichtlijn gesteld dat uitputting niet van toepassing kan zijn.

DV

 

Lira-Regionaal Archief Leiden

Vorig jaar is Lira samen met Pictoright (de organisatie voor visuele makers) een gerechtelijke procedure tegen Erfgoed Leiden en omstreken (voorheen Regionaal Archief Leiden) gestart.

Erfgoed Leiden en omstreken heeft al enkele jaren een groot krantenarchief online staan, voor een beduidend deel zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen. Daardoor worden de auteursrechten van vele freelance journalisten die door Lira worden vertegenwoordigd, geschonden. Lira heeft de afgelopen jaren samen met Pictoright getracht om tot een oplossing met het archief te komen, maar dat is stelselmatig getraineerd en gesaboteerd  en uiteindelijk na heel veel tijdverlies op niets uitgelopen. Ondertussen verschuilen vele tientallen, zo niet honderden archieven zich achter de rug van Erfgoed Leiden. Vanwege dat precedentenbelang hebben Lira en Pictoright vorig jaar besloten een gerechtelijke procedure te starten.

Met deze rechtszaak willen Lira en Pictoright bereiken dat alle makers een passende vergoeding voor de digitalisering en daarop volgende openbaarmaking van hun werk ontvangen, niet alleen in Leiden, ook elders. Het is niet de bedoeling om de toegang tot het archief te beperken, maar juist om dit soort grootschalige digitaliseringsprojecten op eenvoudige wijze en tegen relatief lage kosten mogelijk te maken.

De eerste zitting van de Haagse rechtbank heeft inmiddels plaats gevonden. Die verliep voor de collectieve beheersorganisaties Lira en Pictoright zeker niet slecht. Ook tijdens deze laatste fase bleef het mogelijk dat partijen alsnog overeenstemming bereiken, al werd die kans steeds kleiner. Vooral nadat een eerdere gespreksronde vastliep op de vrees van de politiek verantwoordelijke Leidse wethouder van cultuur dat het noodgedwongen erkennen van een auteursrechtelijke fout zijn politieke toekomst zou kunnen schaden. Hetgeen in de recent gehouden raadsverkiezingen ook zonder gerechtelijke archiefprocedure toch is gebeurd.

Toen de advocaat van de gemeente Leiden in de rechtszaal aan het woord kwam, bood hij als terloops zijn excuses aan voor de manier waarop het Leidsch Dagblad die ochtend melding van de rechtszaak had gemaakt en verklaarde dat wij -wat hem betrof- zo niet met elkaar omgingen.

Ik heb bij thuiskomst een vluchtige blik in het Leidsch Dagblad geworpen en daarin stond een pagina met oude opgewarmde gegevens en al eerder gepubliceerde foto's waarin ook de oud-directeur van het NIOD, de onvermijdelijke Hans Blom, op zijn gebruikelijke, kortzichtige trompetje blies.

Dat journalisten als die van het Leidsch Dagblad zich ervoor lenen om zo het belang van hun collega-freelancers te negéren, blijft voor mij geheel onbegrijpelijk. Het moet historisch gegroeid zijn dat in journalistieke kringen nauwelijks kennis over het auteursrecht bestaat, terwijl het natuurlijk eigenlijk een zeer ‘auteursrechtelijk vak’ is, zowel wat tekst als wat foto’s betreft. Doordat werknemers in dit land geen auteursrecht hebben, de werkgevers wél, moet de juridische basis van hun werkzaamheden aan de aandacht van menig werknemer-journalist ontsnapt zijn.

SB/KH