editie 69 / juli 2024

Twee generaties schrijvers: Hans en Onno Blom

Historicus en voormalig directeur van het NIOD Hans Blom (81) publiceerde wetenschappelijke boeken en rapporten. Zijn zoon Onno Blom (54) was jarenlang literair journalist en criticus en schreef verschillende biografieën van grote schrijvers en kunstenaars als Jan Wolkers en Rembrandt.

Twee generaties schrijvers: Hans en Onno Blom

Hans (l) en Onno (r) Blom bekijken de strafdossiers van hun familie uit het CABR (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) | Beeld: BNNVARA

Verscholen in een pittoresk hofje in Leiden ligt de werkruimte van schrijver Onno Blom. Op een zonnige dag in mei tref ik er behalve hemzelf ook zijn vader, Hans Blom, historicus en oud-directeur van het NIOD: het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. In april verscheen ‘Oorlogsduif’, een familiekroniek over de familie Blom. Onno schreef het boek, Hans was zijn ‘onderzoeksassistent’. Zij vertellen over het schrijven en de totstandkoming hun gezamenlijke boek. De vader van Hans en grootvader van Onno zat bij de illegale groep De Duif, die zich in 1944 aansloot bij het Friese verzet. De rest van de familie Blom zat bij de NSB en bleef de beweging tot het bittere einde trouw. 

Hans, zie jij jezelf als schrijver? Of is het schrijven voor jou als historicus een noodzakelijk kwaad?

Hans: ‘Mijn ambitie als wetenschapper is om een zo helder mogelijke uiteenzetting van mijn bevindingen te geven. Schrijven is daarbij het ultieme communicatiemiddel. Maar ik ben niet een makkelijke schrijver. Ik vind het meestal ook geen prettige aangelegenheid. Het is bevredigend als het klaar is en het in je eigen ogen helder genoeg is. Maar ik vind het een moeilijk proces en ik kan erg boos worden over mijn onvermogen om in mooie zinnen op te schrijven wat ik in mijn hoofd heb.’ 

Onno, wat of wie inspireerde jou om te gaan schrijven?

Onno: ‘Het schrijven is bij mij echt voortgekomen uit het lezen. Dat nam ik al jong over van zowel mijn vader als moeder, beiden veellezers. Volgens mijn moeder kon ik op mijn vierde lezen en daar ben ik sindsdien nooit meer mee gestopt. Ik las aanvankelijk niet met het idee dat ik zelf schrijver wilde worden, ik studeerde Nederlands en bewonderde schrijvers als halfgoden. Pas als journalist en literatuurcriticus groeide het verlangen om zelf schrijver te worden en van de pen te leven.’

Hans: ‘Het redeneren en je ergens in vastbijten heb je van mij, het literaire komt echt van je moeder. In tegenstelling tot mijzelf is Onno een schrijver. Of eigenlijk: een dichter.’

Onno: ‘Voor mijn vader is de inhoud het belangrijkst, bij mij prevaleert de vorm; waarbij ik niet zozeer mooi maar vooral raak wil schrijven.’

‘Ik kan erg boos worden over mijn onvermogen om mooi op te schrijven wat ik in mijn hoofd heb’

In jullie gezamenlijke boek Oorlogsduif komen meerdere vormen samen.

Hans: ‘Even voor de duidelijkheid, het is Onno’s boek, ik sta niet op het omslag. Ik ben ook niet de schrijver, had het nooit zo kunnen schrijven. Ik ben zijn onderzoeksassistent.’

Onno: ‘Daar hebben we veel lol om gehad. Dan kwamen we een archief binnen en stelde professor Blom zich voor als ‘de onderzoeksassistent van mijn zoon’. Verwarring alom. Ik gebruik inderdaad verschillende vormen. Het boek is hybride. Het is een echte kroniek, maar bevat ook de zoektocht naar al het materiaal, memoires en brieven, en ook mijn eigen herinneringen aan mijn grootvader en observaties van mijn vader. En nee, mijn vader had het zo niet willen en kunnen schrijven. Oorlogsduif is geschreven vanuit mijn perspectief, mijn vader wordt beschreven. Het boek is aan hem opgedragen, het is vóór hem.’

Kwamen jullie wel samen tot het idee voor dit boek?

Onno: ‘Mijn vader had aanvankelijk helemaal geen behoefte om in de familiegeschiedenis te duiken. Als historicus houdt hij zich liever met andere dingen dan zijn eigen geschiedenis bezig. Maar het kistje op zijn werkkamer, vol relikwieën over het verzetsverleden van mijn grootvader, intrigeerde mij al jong. Voor mij was de oorlog een spannend jongensboek, ik wilde weten wat mijn grootvader precies was overkomen.

 

En de verscheurdheid van de familie tussen goed en fout was al even intrigerend. Een jaar of vijf geleden dacht ik, het moet nú. Waarschijnlijk wordt mijn vader 110, maar die garantie hebben we niet. Gelukkig liet hij zich overtuigen om het onderzoek samen te doen. En toen hij eenmaal deed, maakte olympische desinteresse plaats voor ongebreideld enthousiasme.’

En jullie vonden veel meer dan jullie hadden verwacht. Wat bijvoorbeeld?

Hans: ‘Brieven die mijn vader tijdens de hongerwinter van Friesland naar huis stuurde, brieven waarin mijn moeder verslag deed over het reilen en zeilen van het gezin, de strafdossiers van zijn familieleden en de verhoren van de SD’ers die Philip Pander, de beste vriend van mijn vader en de commandant van De Duif, vlak voor de bevrijding executeerden.’

Onno: ‘De mooiste vondst was de afscheidsbrief van Pander aan zijn vrouw, die we via een familielid van Pander kregen. Voor mijn vader is zo’n brief historisch interessant. Mij raakt hij meteen emotioneel, ik kon die niet met droge ogen lezen. Als schrijver was ik vooral bezig om ervoor te zorgen dat de lezer Pander in al zijn vezels leert kennen en met hem meeleeft tot zijn laatste momenten. Als je dan zijn afscheidsbrief leest, onderga je die totaal.’

‘Voor mijn vader is zo’n brief historisch interessant. Mij raakt hij meteen emotioneel’

Bespraken jullie dat schrijfproces met elkaar?

Onno: ‘De compositie, vorm en stijl bespraken we niet, maar we hadden wel een constante dialoog over wat we vonden – mijn vader hield wat hij in de archieven vond nauwgezet bij in logboeken - en hoe we dat moesten beoordelen. Vervolgens schreef ik een eerste versie van een hoofdstuk en dat voorzag hij dan weer van erudiet commentaar.’

Hans: ‘Een goede onderzoeksassistent is buitengewoon waardevol, weet ik uit eigen ervaring. Ik krabbelde in onleesbaar handschrift mijn bevindingen in de kantlijn. In beginsel betrof dat de feiten, niet de vorm. Maar soms ontkwam ik daar niet aan en zei ik daar toch wat over. Net als over de logica van het verhaal als mij dat nodig leek.’

Voelde jij je soms beperkt door die wetenschappelijke blik, Onno?

Onno: ‘Soms was het wel irritant, want mijn vader is geneigd om alles oneindig te nuanceren en specificeren, mij te verpletteren onder de feiten – dat maakt het onleesbaar. Maar alles wat hij opmerkte, maakte het boek beter, want ik trok de consequentie van zijn woorden. Dat moet soms moeilijk zijn geweest voor hem: ik haalde uit die lange logboeken soms slechts een detail, en verwerkte dat in een dialoog of op een heel andere manier dan hij zich had voorgesteld.’ 

Hans: ‘Hoewel je het spannend opschrijft blijf je toch trouw aan de feiten. Je houdt je aan de waarheid, maar geeft ruimte aan de verbeelding.’

Onno: ‘Het is fantastisch de kans te krijgen om zoiets met je vader te kunnen doen. Om als vader en zoon ook samen je vak uit te oefenen, elkaar te verrassen en iets moois te maken. En nu gaan we samen op tournee, langs boekwinkels in het land.’ 

Hans: ‘Als komisch duo.’


Hans Blom (1943) studeerde Geschiedenis in Leiden. Hij deed onderzoek naar de zaak van oorlogsmisdadiger Pieter Menten en was jarenlang hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en decaan van de Faculteit der Letteren. In 1996 werd hij directeur van het NIOD. Hij leidde onder meer het Srebrenica-onderzoek. Daarna volgden de Cleveringaleerstoel en het bestuursvoorzitterschap van het Verzetsmuseum. Hij promoveerde op De muiterij op De Zeven Provinciën, en schreef vele boeken en artikelen, samen en alleen, waaronder de Geschiedenis van de Joden in Nederland en de bundel In de ban van goed en fout. Hans Blom is getrouwd en heeft twee zoons.


Onno Blom (1969) studeerde cum laude af in Nederlandse taal- en letterkunde en Culturele Studies in Amsterdam. Hij was literair journalist bij Trouw, hoofdredacteur van uitgeverij Prometheus en adjunct-uitgever bij De Bezige Bij. Hij is literair criticus bij de Volkskrant en Nieuwsweekend op NPO Radio 1 en documentairemaker voor televisie. In 2017 promoveerde hij op het proefschrift Het litteken van de dood, de biografie van Jan Wolkers, waarvoor hij de Nederlandse Biografieprijs won. Daarna volgden de biografieën De Jonge Rembrandt en De wondergrijsaard, over het late leven van Harry Mulisch. Onno Blom woont samen en heeft drie dochters en een zoon.

Deirdre Enthoven