editie 69 / juli 2024

Doorgeefgedicht

Met het ‘Doorgeefgedicht’ biedt Lira Nieuws dichters een podium waarop ze, zonder eisen of voorwaarden vooraf, nieuw eigen werk kunnen presenteren. Om daarna het stokje door te geven. Voor deze gelegenheid schreef Marije Langelaar ‘Wind’.

Doorgeefgedicht

 

Marije Langelaar (Goes, 1978) publiceerde bij de Arbeiderspers de bundels De rivier als vlakte (2003), De schuur in (2009) en Vonkt (2017). Hiervoor ontving ze diverse literaire prijzen: Hugues C. Pernath-prijs (2009), Jan Campertprijs (2017) en de Awater Poëzieprijs (2018). In 2020 verscheen haar eerste roman In het jaar van de rode os. Momenteel werkt ze aan haar nieuwe poëziebundel Revolutie van het licht. Langelaar trad op bij diverse internationale festivals onder andere het International Poetry Festival of Medellin, Colombia (2020 en 2021). Naast haar werkzaamheden als dichter en schrijver richtte ze samen met andere ouders in 2011 (België) en 2021 (Nederland) een nieuwe basisschool op. Binnen deze scholen ligt de nadruk op creativiteit, natuur, samenwerking, projecten en innovatieve leermethoden.

Langelaar geeft het stokje door aan Rozalie Hirs. ‘Als je het oeuvre van Rozalie Hirs nog niet kent is dat in dit geval een uitzonderlijk geluk. Ik stel me het voor als het ontdekken van een hele nieuwe en eigenzinnige planeet. Haar eerste bundel dateert van 1998. Anno nu kent haar zorgvuldig opgebouwde biotoop zoveel rijpingen, lagen in de aarde en in de hemelen, klanken en tonen. Het mythische landschap dat zich heeft gevormd staat open om in te dwalen. Het is een landschap om eindeloos te tasten. Soms de stilte van een woord tot je nemen, dan weer buitelen en struikelen. Wervelen als een derwisj, En dan oog in oog met de tover, het mysterie.’

 

Wind

Met mijn windvinger tik ik tegen de
klokken in de toren, met mijn windhand trek ik haren, jassen,
bellen los!

Ik ruk zo hard ik kan aan alle touwen
ik trek ook aan mannen, vrouwen, gebouwen, de staarten van beesten,
ik trek en blaas wat ik kan, ik trek het water glad

op het duin ben ik zacht.

Ik ruk zo hard dat men stil blijft staan.
Draaikolk.
Mooie wervelstorm.
Ik trek alle bladeren sjirpend los! 

Soms heel soms kan ik waaien in
een broekspijp, een jaszak, de linker
of rechter hartkamer
soms heel soms mag ik waaien in de hersens
alle zwarte grauwe vliegers, vuile zakdoeken
neem ik mee in een wild verrukkelijk spel de luchten
in. 

Ik ruk alle papieren los, ik trek steeds harder aan de touwen van de wetten.
Concepten. Ik trek aan school, ik trek aan straf en beloning, de koning.
Ik trek aan schuld en schuldenaren, ik trek aan het hele grote systeem sjor
alles als melktanden los.

Marije Langelaar