Video on demand: Omzetten gestegen, vergoedingen gedaald
Scenarioschrijvers, regisseurs en hoofdrolacteurs hebben sinds de invoering van het Auteurscontractenrecht in 2015 recht op een billijke en proportionele vergoeding via hun collectieve beheersorganisatie als hun film of serie wordt uitgezonden en doorgegeven. Uit het Evaluatierapport over het Auteurscontractenrecht blijkt echter dat deze wet nog lang niet op alle vlakken het gewenste resultaat oplevert. De wetgever overweegt nu om de wet opnieuw aan te passen en ook vergoedingen voor video-on-demand-diensten collectief te regelen.
Beeld: Mollie Sivaram/Unsplash
Sinds een belangrijke wetswijziging in 2015 hebben scenarioschrijvers, regisseurs en hoofdrolacteurs recht op een billijke en proportionele vergoeding voor onder meer televisie-uitzending en kabeldoorgifte van hun films en televisieseries. Die vergoedingsaanspraak kan alleen collectief worden uitgeoefend door de rechtenorganisaties van de filmmakers: Lira voor scenaristen, VEVAM voor regisseurs en NORMA voor acteurs. Deze regeling maakte destijds onderdeel uit van het Auteurscontractenrecht, met als hoofddoel de contractuele positie van auteurs en uitvoerend kunstenaars ten opzichte van de exploitanten van hun werk te verstevigen. In de praktijk blijkt die positie echter nog niet zo stevig als de bedoeling van de wet was. Daarom wordt geadviseerd om de wet op onderdelen aan te passen.
Rust in de markt
De wettelijke vergoedingsaanspraak voor filmmakers was bedoeld ter vervanging van de oude afspraak over vergoedingen voor kabeldoorgifte. Een aanpassing in de Auteurswet zorgde ervoor dat filmmakers voortaan automatisch aanspraak hadden op een vergoeding als zij de relevante rechten overdroegen aan hun producent. Dat scheelde een boel juridisch getouwtrek en deze kabelregeling ‘nieuwe stijl’ werd in het in 2020 gepubliceerde Evaluatierapport over het Auteurscontractenrecht dan ook positief beoordeeld. De onderzoekers stellen vast dat deze wettelijke regeling rust heeft gebracht in de markt.
Zwarte lijsten
Over andere onderdelen is het Evaluatierapport minder enthousiast: er wordt geconstateerd dat makers, onder meer uit angst om op een zwarte lijst terecht te komen, in individuele gevallen hun wettelijke recht op een billijke vergoeding nog onvoldoende uitoefenen. Ook heeft de Geschillencommissie Auteurscontractenrecht, die in het leven is geroepen om conflicten tussen auteurs en exploitanten over rechtenkwesties laagdrempelig op te lossen, de verwachtingen nog lang niet waargemaakt. Dat komt onder meer omdat veel opdrachtgevers zich niet bij deze (vrijwillige) Geschillencommissie hebben aangesloten. De onderzoekers komen met een aantal aanbevelingen om die situatie via aanvullende wetgeving te verbeteren.
Vergoedingen filmmakers dalen
De onderzoekers hebben ook gekeken naar de regeling van ‘vrijwillig collectief beheer’ voor video-on-demand-vergoedingen, waarover in 2015 afspraken waren gemaakt tussen de CBO’s van filmmakers en RODAP. Zo’n vrijwillige regeling was nodig omdat de wetgever video on demand in 2015 had uitgezonderd van de wettelijke collectieve vergoedingsaanspraak. In de praktijk blijken de ‘vrijwillige’ afspraken echter gecompliceerd en buitengewoon lastig te handhaven.
Dit leidde ertoe dat, terwijl de omzetten van video-on-demand-aanbieders in de afgelopen jaren explosief zijn gestegen, de geïnde vergoedingen voor de filmmakers alleen maar zijn gedaald. Dat druist in tegen het uitgangspunt van de Auteurswet en hogere Europese wetgeving dat de vergoedingen voor filmmakers niet alleen billijk moeten zijn, maar ook proportioneel ten opzichte van de verdiensten van exploitanten. De vergoedingen voor filmmakers zouden gelijke tred moeten houden met een toename van de omzetten van aanbieders, maar in de praktijk blijkt het omgekeerde het geval.
Nieuw wetsvoorstel
De opstellers van het Evaluatierapport adviseren de wetgever dan ook om de Wet Auteurscontractenrecht op dit onderdeel te updaten en de uitzondering van de wettelijke vergoedingsaanspraak voor video on demand te schrappen. De filmmakers zouden als het aan de onderzoekers ligt dus óók een wettelijke aanspraak op vergoeding via hun CBO moeten krijgen wanneer hun filmwerken via video-on-demand-diensten zoals Netflix, Pathé Thuis en Videoland worden aangeboden. Eind 2020 heeft een ruime Kamermeerderheid een motie van die strekking aangenomen en heeft de minister voor Rechtsbescherming toegezegd met een voorstel voor aanpassing van de wet te zullen komen.
Effectievere vergoedingsregeling video on demand
Lira zal zich inzetten om het belang van een effectieve vergoedingsregeling voor video on demand goed over het voetlicht te krijgen. Zo moet bijvoorbeeld beter geregeld worden dat Nederlandse filmmakers ook een vergoeding kunnen ontvangen als hun filmwerken in andere Europese landen worden aangeboden. Wat Lira betreft zou de nieuwe regeling bovendien niet beperkt moeten blijven tot VOD-diensten waarvoor de consument rechtstreeks betaalt. De regeling zou zich ook moeten uitstrekken tot online aanbod van filmwerken via content-platforms zoals YouTube en vergelijkbare aanbieders die (voornamelijk) inkomsten met advertenties verwerven. Er is immers geen goede reden waarom filmmakers niet óók proportioneel zouden mogen meeprofiteren van de vaak aanzienlijke bedragen die dat soort grote internetplatforms verdienen aan het aanbod van filmwerken.
Jochem Donker