Leenrecht klachtencommissie
Wie van mening is dat door Lira bij de leenrechtuitkering fouten zijn gemaakt, kan als aan de klachten op bureauniveau niet tegemoet gekomen wordt, binnen een bepaalde termijn een officiƫle klacht indienen.
Klachten over de leenrechtuitkeringen van de Stichting Lira, dienen schriftelijk binnen 2 maanden na de leenrechtrepartitie waarop de klacht betrekking heeft, beargumenteerd gemeld te worden aan het bestuur van de Stichting Lira. Het bestuur van de Stichting Lira is gerechtigd klachten die na 2 maanden binnenkomen, niet meer in behandeling te nemen. De klachten zullen worden behandeld door het bestuur van de Stichting Lira dat hiertoe een adviescommissie in het leven roept.Bepalingen
Over een en ander zijn in artikel 23 van het Leenrecht-reglement van nadere verdeling van de Stichting Lira een viertal bepalingen opgenomen.
Artikel 23:
1. Klachten die betrekking hebben op Leenrechtuitkeringen van de stichting Lira, dienen schriftelijk binnen twee maanden na de Leenrechtuitkering waarop de klacht betrekking heeft, beargumenteerd gemeld te worden aan het bestuur van de stichting Lira.
2. Het bestuur van de stichting Lira is gerechtigd klachten die later dan de in het vorige lid bepaalde termijn binnenkomen, niet meer in behandeling te nemen.
3. De klachten zullen worden behandeld door het bestuur van de stichting , dat hiertoe een adviescommissie kan samenstellen.
4. De stichting Lira kan besluiten een onafhankelijke arbitragecommissie in te stellen en/of een klachtenreglement vast te stellen.
Zitting van de klachtencommissie
Op 10 maart 2009 vond een zitting van de bestuurlijke klachtencommissie plaats. Aan haar werden drie klachten gemeld over de repartitie die eind 2008 heeft plaatsgevonden, niet alleen over de verdeling van leenrechtgelden vanwege de uitleen van boeken, ook een klacht die betrekking had op de nieuwe repartitie inzake de uitleen van multimedia-producten, veelal cd-roms.
Alle drie de klachten werden door de klachtencommissie besproken, terwijl het bureau van Lira voor een toelichting op de relevante feiten zorgde.
Een klacht over de verdeelsleutel terzake van interviews werd aangehouden totdat de auteur nadere informatie zou leveren.
Een andere klacht, over de omgang door het Lira-bureau met aanvullende oeuvre-informatie, leverde na onderzoek naar de relevante feiten geen materiële correctie op, maar wel een brief namens het Lira-bestuur met excuses.
Een derde klacht over de verantwoording van de recente multimedia-verdeling werd gegrond verklaard. Met klager zal op bureau-niveau overleg gepleegd worden om gezamenlijk de relevante feiten te bespreken en, waar dat nodig zal blijken te zijn, de uitkomst van de berekening van de uitkering te corrigeren.
KH