editie 24 / december 2007

Een woord van de voorzitter (24)

Je zou zeggen dat de realisering van een internationaal erkend mensenrecht toch niet op zoveel tegenstand van burgers, bedrijven en politici zou hoeven te stuiten. Maar collectief beheer van auteursrechten doet dat wél. Ergens voor betalen is natuurlijk geen populaire bezigheid, betalen voor het gebruik van andermans intellectuele eigendom dus ook niet, terwijl opvallend genoeg de portemonnee trekken bij het gebruik van een taxi - toch ook een vorm van gebruik van andermans eigendom - in de meeste gevallen als vanzelfsprekend wordt ervaren.

Het bedrijfsleven weet meestal heel profijtelijk om te gaan met de eigen intellectuele eigendomsrechten. Denk aan de bescherming van producten en diensten met gebruikmaking van wettelijk beschermde merken en octrooien. Opeens veel minder populair is het betalen van vergoedingen voor de rechten van anderen, voor muziek in de horeca bijvoorbeeld. Enig gekreun van wisselend volume is een gangbare reactie geworden, vooral in kringen waarbinnen traditioneel toch al veelvuldig gekreund en geklaagd wordt, zowel voor als achter de bar.

Je kunt die weerstand negeren als het om een enkele weigerachtige betaler gaat, maar groeit die weerstand uit tot een breed maatschappelijk verzet, dan is het verstandig om over te gaan tot een analyse van oorzaken en het vinden van oplossingen.

Allereerst is het dan wel van belang om te achterhalen of dat maatschappelijk verzet wel echt bestaat of dat het een uitvinding is van de voorzitter van een brancheorganisatie die zijn klagende leden als voorkreuner graag een financiële dienst wil bewijzen.

Maar tegelijk met het analyseren van die weerstand en hoe die te verminderen, dient vervolgens ook stevig de hand in eigen boezem te worden gestoken. Dat kan het best gebeuren op het niveau van de Stichting Auteursrechtbelangen, afgekort Starbel, waarin rechthebbenden, producenten alsmede collectieve beheersorganisaties (CBO’s) aan één en dezelfde tafel zitten.

Binnen dat Starbel is geconstateerd dat er behoefte is aan een veel sterkere koepelorganisatie, mede gelet op de groei in maatschappelijke weerstand. Ook is het  schrijven van een gedragscode speciaal voor CBO’s ter hand genomen waarin precies beschreven staat wat rechthebbenden en gebruikers mogen verwachten. En natuurlijk behoeft communicatie met de omringende maatschappij verbetering, en zo nog een honderdtal dingen meer.

Kortom: de rechtenbranche is bezig zich kritisch op de eigen werkzaamheden te bezinnen om beter opgewassen te zijn tegen een groeiende maatschappelijke weerstand.

KH