editie 17 / september 2005

leenrecht 2005

Individuele uitkomsten van de komende leenrechtrepartitie 2005 die tegen het eind van het jaar plaats zal vinden, vallen als altijd moeilijk te voorspellen, maar de vooruitzichten in collectieve zin zijn niet slecht. Voor de uitleningen die vooral schrijvers en vertalers aangaan, dus voor geschriften, geldt dat ook in 2005 het bij bibliotheken gefactureerde bedrag weer hoger is dan in voorgaande jaren. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de 4% stijging van het tarief per boekuitlening dat de Nederlandse openbare bibliotheken in 2005 aan de Stichting Leenrecht moeten betalen.

Zoals eerder gemeld betekent deze 4% wel de laatste structurele verhoging van de vergoeding. In het vervolg is het de inflatiecorrectie die voor nominaal hogere bedragen moet zorgen. Alleen bij hogere aantallen uitgeleende boeken gaan de inkomsten voor schrijvers en vertalers uit het leenrecht weer wezenlijk omhoog. Nederland moet dus aan het lezen gebracht worden, en voor zover Nederland al leest: graag méér...

Tarieven 2005

Uitleningen van openbare bibliotheken in Nederland bestaan niet alleen uit boeken, maar uit allerlei soorten werken. Ook tijdschriften, bladmuziek, muziek-cd’s, video’s, dvd’s en diverse andere auteursrechtelijk beschermde producten gaan over de toonbank. Als je het desbetreffende lijstje ziet, is dat verrassend lang en gevarieerd. Voor al deze uitleningen incasseert de Stichting Leenrecht vergoedingen. In 2005 ging het daarbij per uitlening in de rubriek geschriften om een bedrag van e. 0,1106;, bij muziek-cd’s die goed scoorden in de hitparade om een bedrag van e. 1,0172; bij muziek-cd’s die wat minder scoorden om een bedrag per uitlening van e.  0,2543. Uitgeleende video’s die populair waren, brachten de rechthebbenden per uitlening een bruto-bedrag op van e. 1,0172, en minder populaire video’s deden 0,2543 per uitlening. Dvd’s leverden evenveel op als video’s. Omdat er soms meer filmwerken op een dvd zijn vastgelegd en het leenrecht een auteursrechtelijke basis heeft, dus bij voorkeur rekening houdt met het aantal uitgeleende werken, wordt dat surplus aan werken gecompenseerd door een aanvullend bedrag dat bibliotheken aan de Stichting Leenrecht betalen, uitgedrukt in een tijdelijke afspraak dat het aantal dvd-uitleningen met 5% wordt verhoogd totdat uit komend onderzoek definitieve gegevens tevoorschijn komen die eventueel tot een andere vergoedingsregeling voor audiovisuele dvd’s leiden.

Al deze tarieven en voorwaarden worden jaarlijks overeengekomen in de bij wet in het leven geroepen Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (afgekort StOL) waarin betalingsplichtige openbare bibliotheken samenkomen met de namens rechthebbenden optredende Stichting Leenrecht onder leiding van een onafhankelijke voorzitter die bij blijvende onenigheid tussen partijen als arbiter op kan treden. Traditiegetrouw is deze onafhankelijke voorzitter afkomstig uit de Raad van State en worden de onderhandelingen ten kantore van de Raad van State gevoerd.

Multimediale cd’s

Tot slot zijn er nog de multimedia, dat zijn de cd’s waarop geen muziek staat, maar bijvoorbeeld computersoftware en spelletjes en educatieve programma’s enzovoort. Daarvoor wordt wel door de Stichting Leenrecht geïnd, tegen een tarief van e. 0,4616 per uitlening, maar het geld wordt voorlopig nog even niet uitbetaald. Dat komt door de onzekerheid die al vanaf het begin van de nieuwe leenrechtwetgeving bestaat over de vraag welke uitleningen in deze sector wettelijk zijn toegestaan en welke niet. Met andere woorden: welke uitleningen mogen conform de wettelijke regels zonder toestemming van rechthebbenden plaats vinden en welke zijn voorbehouden aan de toestemming van de producent namens de rechthebbenden? Tussen producenten van deze multimedia-cd’s en de openbare bibliotheken bestaat al enkele jaren onenigheid over de interpretatie van de desbetreffende wetgeving. Een proefproces heeft weliswaar een nogal principiële uitspraak opgeleverd, maar het kost partijen behoorlijk wat tijd om dat principe in de praktijk toe te passen en over die praktische toepassing overeenstemming te bereiken.

Het antwoord op de vraag welke specifieke multimediale cd’s mogen worden uitgeleend en welke niet, heeft nogal wat consequenties voor reeds geïncasseerde gelden. Daarbij gaat het ook om geld voor auteurs, voor zover zij een creatieve bijdrage aan deze multimediale cd’s hebben geleverd. Het feit dat er nog met uitbetaling gewacht wordt, vertraagt ook hun uitbetaling en valt vanuit dat perspectief zeer te betreuren.

Registratie uitgeleende tv- en filmwerken

Schrijvers en vertalers hebben niet alleen recht op hun aandeel in boeken (waarvoor Lira de verdeelorganisatie is) en hun aandeel in tijdschriften en andere periodieke uitgaven (waarvoor Nieuwswaarde de verdeelorganisatie is), maar ook op een vergoeding als het om andere producten gaat die door openbare bibliotheken worden uitgeleend, onder de voorwaarde dat werk van hun hand in die andere producten is opgenomen. Tekstdichters en songwriters van uitgeleende muziek-cd’s ontvangen hun leenrechtaandeel van Buma/Stemra. Maar schrijvers die hun bijvoorbeeld voor de publieke omroep gemaakte werken op video en steeds vaker op dvd gezet en uitgeleend zien worden, kunnen aanspraak maken op een deel van de voor die uitlening aan de Stichting Leenrecht betaalde leenvergoeding. Het andere deel gaat naar de andere rechthebbenden, zoals eventuele collega-auteurs, de regisseur, de componist van de muziek en de producent.

Het is met het oog op het schrijversaandeel in uitgeleende audiovisuele producties dat Lira is begonnen om aan schrijvers die van Lira kabelgelden en thuiskopievergoedingen ontvangen en die dus veelal in de audiovisuele sector werkzaam zullen zijn, gegevens te vragen over hun op video en dvd vastgelegde werken. Het ligt in de bedoeling is om langs deze weg een registratie op te bouwen die over niet al te lange tijd kan helpen bij het bepalen van ieders aanspraken op leenrechtgelden in de audiovisuele sector. 

Dat verzamelen van gegevens is geen eenvoudige zaak, en dan heb ik het over degene die een formulier in moet vullen, niet zozeer over de verzendende instantie. Het is voor de meesten onder ons ook geen leuke bezigheid, maar er valt niet aan te ontkomen. Zonder registratie weten we straks niet waar we de rechthebbenden moeten zoeken. 

Een ingewikkeld ogend formulier lokt ook altijd vragen uit. Aarzel niet die aan Lira te stellen. Als het antwoord niet meteen door het bureau te geven valt, buigt het bestuur zich over uw probleem. Misschien is het wel iets waar we niet aan gedacht hebben en vraagt de lacune om een besluit.

Ondertitelaar en vertaler

De recent begonnen actie om scenaristen, vertalers en ondertitelaars van uitgeleende video’s en dvd’s in de audiovisuele sector op te sporen riep een vraag op van een ondertitelaar: of hij niet beschouwd moest worden als vertaler om daarmee aanspraak te maken op een hogere vergoeding. 

LIRA ziet als de vertaler van een literair-dramatisch werk, zoals een toneelstuk of een scenario, degene die de gehele tekst van het werk vertaalt. De ondertitelaar vertaalt slechts een deel, de dialogen, en die dan in een speciaal kader dat te maken heeft met tijd en beschikbare ruimte. Zijn bijdrage van onmiskenbaar creatieve aard wordt op die grond anders gewaardeerd, waarbij voor de hoogte van zijn percentuele aandeel in het geheel van de vergoeding onder meer naar internationale gebruiken wordt gekeken, concreet: hoe gaan Lira’s zusterorganisaties grosso modo met dat aandeel van de ondertitelaar om? 

Als het maken van de ondertiteling een vertaling van de film zou zijn, zoals wel eens wordt gesteld, zou ook het schrijven van de film beperkt kunnen blijven tot de dialogen. Dat laatste is niet het geval en dus ook het eerste niet. De schrijver van de film, de scenarioschrijver, schrijft beduidend meer dan de dialogen. Hij schrijft een heel verhaal, van begin tot eind, met een hoofdconflict en met nevenconflicten, een verhaal waarvan de dialogen een bestanddeel zijn.

Op die manier valt er een duidelijk onderscheid te maken tussen een vertaler van het scenario en een vertaler van de dialogen. Het is op die grond redelijk en billijk beider prestaties ook verschillend te honoreren.

Voor wie het graag juridisch geformuleerd wil hebben: wat de ondertitelaar doet, valt juridisch te beschouwen als een partiële verveelvoudiging in gewijzigde vorm van het filmwerk dat op zijn beurt een verveelvoudiging in gewijzigde vorm van het scenario vormt, zoals elke vertaling juridisch een verveelvoudiging van het werk in gewijzigde vorm is. De ondertiteling staat niet los van het filmwerk, maar stapelt een ander recht (met een nieuwe financiële aanspraak) bovenop de rechten op het werk die er al zijn. Rechtmatige uitoefening van het recht om te ondertitelen vereist dan ook eigenlijk toestemming van de makers van het filmwerk, respectievelijk toestemming van de producent die bijvoorbeeld door overdracht de auteursrechten van die makers heeft verworven of op grond van een wettelijke maatregel tot bepaalde handelingen, zoals het aanbrengen van ondertiteling, bevoegd is (Nederlandse situatie). Door de (rechtmatige) ondertitelaar een percentuele aanspraak op bijvoorbeeld de vergoeding per uitlening toe te kennen nemen de opbrengsten van andere rechthebbenden evenredig af. 

KH