editie 17 / september 2005

Tekst van het juryrapport Lira prijs 2005

Voor de tweejaarlijkse Lira-scenarioprijs wijst het Lira-bestuur per keer een categorie aan waarbinnen de bekroning moet vallen. De zevende Lira-prijs kreeg als genreaanduiding ‘van docudrama tot politieke fictie’ mee, onder het motto ‘de grenzen tussen feit en fictie’. Een tamelijk breed en grillig terrein dus dat zich uitstrekt van reconstructie van ‘ware gebeurtenissen’ in dramavorm tot vrij verzonnen verhalen – zij het verhalen die geïnspireerd zijn door historie of actualiteit, en die de intentie hebben iets over de maatschappelijke of politieke werkelijkheid te vertellen. 

De producties moesten gemaakt zijn voor en in première gegaan zijn op de Nederlandse publieke of commerciële televisiezenders in de periode 2000-2004. 

Het juryberaad richtte zich allereerst op de vraag welke producties van de door Lira opgestelde voorlopige groslijst ook werkelijk binnen de genrecriteria vielen. Dat leidde tot een precisering: het moest gaan om fictie waarin een herkenbare werkelijkheid een belangrijke rol speelt. Die herkenbare werkelijkheid kon bestaan uit: een historische of bestaande persoon, een historische situatie of een specifieke (politieke) context.

Zo bleven 19 enkelvoudige spelen, reeksen en series over – van comedy tot biopic; van thriller tot casus van de Nationale Ombudsman; van Antilliaans verzetsman tot Mokums zanger van het levenslied; van getrouwe reconstructie tot wilde speculatie en daar tussenin. Niet minder dan vijf producties speelden letterlijk in Haagse Politieke Kringen; twee andere  respectievelijk in Suriname en voormalig Joegoslavië, maar ook daarin speelde Haagse politiek een rol in de historische gebeurtenissen en de dramatische ontwikkeling; een andere productie toonde de Amsterdamse bestuurlijke driehoek tijdens de Eurotop; en weer een ander  burgerlijke en legerautoriteiten betrokken bij het verongelukken van een militair vliegtuig. In maar liefst negen producties stonden dus de politiek en degenen die boven ons gesteld zijn, door verkiezing, benoeming of erfelijkheid, centraal. De jury zag zowel Wilhelmina als Maxima voorbijkomen; zowel Willem Drees als Joris Voorhoeve; en zowel het 1e Kabinet Derek de Lint toen Kees Holierhoek nog voorzitter van de 2e Kamer was, als tv-chef Huub Stapel die op vuige wijze staatssecretaris werd dankzij PvdA-leider Krijn ter Braak. Sowieso veel Krijn ter Braak zag de jury, steeds als ‘ouder staatsman’; en veel Kim van Kooten, meest als onderzoeksjournaliste die misstanden in achterkamertjes en erger te lijf gaat. Overigens maakten deze acteurs die herhaalde keuze met hun spel waar. 

De jury bedoelt deze opsomming niet ironisch. Zoals in de literatuurkritiek van tijd tot tijd de roep om meer straatrumoer klinkt, zo hebben televisiekijkers en -kritiek decennia lang gewacht op zowel straat- als Binnenhofrumoer. Toen in Engeland, Duitsland en de Scandinavische landen tv-drama zich regelmatig bezig hield met de eigen geschiedenis en politiek, gebeurde dat in Nederland om allerlei redenen nauwelijks. De jury acht het verheugend dat die ooit zelden beoefende genres in het laatste decennium meer en meer aan bod kwamen. In de laatste vier jaar dus voldoende voor een flinke groslijst, vaak van redelijke kwaliteit met bovendien een aantal goede tot zeer goede producties. Tegelijk beseft de jury dat dit genre onder druk staat, zoals na de bloei van de negentiger jaren alle kwaliteitsdrama onder druk staat. Het wordt te duur geacht en het bereik te klein. Significant is dat alle 19 beoordeelde producties afkomstig zijn van de publieke omroep. De commerciële omroep maakt dit soort maatschappelijk relevant drama letterlijk nooit, wat een van de vele argumenten is voor het behoud van een sterke publieke omroep. Die moet dan kwaliteitsdrama wel als een van haar kerntaken zien, daarnaar handelen, daartoe zonodig samenwerken en tot dat handelen in staat gesteld worden. 

Verder opvallend is dat in ‘de groep van 19’ vier auteurs voor meer dan één productie verantwoordelijk waren; één van hen zelfs voor drie. Er is dus een groep professionals ontstaan met bewezen verdiensten. Ook de eerbiedwaardige groep van voorgaande winnaars van de Lira-prijs telt immers louter scenaristen met grote staat van dienst: Wim T. Schippers, Arthur Japin, Ger Beukenkamp, Tamara Bos, Maria Goos en Mieke de Jong. Debutanten waren onder de beoordeelde auteurs nauwelijks aanwezig. Het is een taak van de omroepen op het belangrijke terrein van het scenario kansen te bieden aan nieuw talent. NPS, VARA en VPRO waren op dat gebied, met Novellen, Twaalf steden, dertien ongelukken en Lolamoviola plus opvolgers, al systematisch actief. De bundeling van deze activiteiten in het ‘One Night Stand’-project van Nederland 3 is extra hoopgevend.

Het door de jury beoordeelde genre blijkt lastig. ‘Waar gebeurd’ is immers geen enkele garantie voor goed drama en onbetwistbare feiten kunnen een dramaturgische ontwikkeling behoorlijk in de weg zitten. Wie zorgvuldig wil reconstrueren, worstelt al gauw met een overdosis aan exposé en moet krampachtig proberen een hoofdlijn vast te houden in een woud van subplots. Anderzijds kan een smakelijke samenzweringstheorie, losgelaten op een historische gebeurtenis, een leuke thriller opleveren – maar in dat geval is de liefhebber van amusement gediend - de waarheidszoeker bepaald niet. Centraal staat dus het vinden van een balans tussen feit en fictie. De jury was het meest onder de indruk van die scenario’s waarin een creatieve, vaak verzonnen verhaallijn de al dan niet politieke werkelijkheid van destijds invoelbaar en  inzichtelijker maakte – daarmee tegelijk een universeler inzicht biedend dat het ‘daar en toen’ overstijgt. 

Alvorens over te gaan naar de drie genomineerden wil de jury eervol vermelden: 15.35 Spoor 1 van Anton Smit en Robert Jan Overeem, gemaakt voor BNN: een zoektocht naar mogelijke achtergronden van het ongeluk waarbij een Amsterdams meisje door de sneltram werd overreden. Over jongeren, voor jongeren, met middelen die jongeren aan kunnen spreken. En spelend in het mijnenveld van veelculturenland.

Komen we bij de drie genomineerden, verheugend gespreid over AVRO, VARA en VPRO. In alfabetische volgorde:

De Enclave van Alma Popeyus en Hein Schütz: Over Srbrenica en de rol van Nederland. 

Moedige keuze om een van de zwartste bladzijden uit de recente Europese en vaderlandse geschiedenis te behandelen. Fictie die erin slaagt de werkelijkheid voelbaar te maken door de kijker mee naar binnen te nemen, ver voorbij de hanteerbare kennis die Journaal en krantenartikel opleveren. Confronterend en door de thematiek onvermijdelijk loodzwaar. 

Judaskus van Tomas Ross: Over de gebeurtenissen rond de Eurotop in Amsterdam, 1997. 

Knappe mix van feit en fictie, waarin een spannend plot de kijker bij de les houdt van bestuurlijk/juridische opvattingen, dilemma’s en besluitvorming in tijden van spanning.  Waarbij aan de orde zijnde problemen en belangen die van de gemeentegrens ver overschrijden. Een van de weinige producties waarin archiefbeelden functioneel en overtuigend zijn ingezet.

Mevrouw de Minister van Frank Ketelaar: Over compromissen in de Haagse politiek.

Hoewel hooguit in de verte reconstructie van ware gebeurtenissen overtuigt het verhaal, zowel waar het mores en werking van het Haagse politieke bedrijf betreft, als waar het gaat om positie en problemen van vrouwen daarin. Het persoonlijke en het politieke zijn knap verweven. Hier is politiek niet het decor, maar werkelijk het onderwerp. Het geheel wordt bovendien gedragen door een sterke dramatische lijn. 

De jury heeft tot winnaar uitgeroepen een scenario dat zowel van technisch zeer hoog niveau is als een morele daad stelt. De auteurs, alle andere makers en de omroep verdienen lof voor een moedige productie die op het juiste moment is gemaakt en die een rol kan spelen bij de verwerking van een pijnlijk verleden. De winnaar is De Enclave van Alma Popeyus en Hein Schütz.

De jury van de Lira Prijs 2005 bestond uit Ally Derks, Stine Jensen, Jannie Langbroek en Walter van de Kooi onder voorzitterschap van Gerrit Jan Wolffensperger