Een interview met Hein van Leeuwen, de nieuwe directeur van Cedar
Lira moet warmer worden
Het is een interview met hindernissen: tijdens onze eerste afspraak meldt Digitenne zich met een voorstel waarmee ze het kort geding willen afwenden dat Hein van Leeuwen onder meer namens Lira tegen KPN heeft aangespannen. Of ik hem maar even wil excuseren. Vanuit Boston, waar hij twee dagen later is voor een vergadering van de International Federation of Reproduction Rights Organisations, laat hij telefonisch weten dat het bod uiteindelijk niet hoog genoeg was, het onderhandelingsspel gaat nog even door. ‘Digitenne zal met iets beters moeten komen, anders zien we ze in de rechtszaal. Maar vertel, wat had je verder nog willen weten?’
Van Leeuwen (45) is pas iets meer dan een halfjaar directeur van Cedar, het bureau dat onder andere de uitvoerende taken voor Lira verricht. Daarvoor was hij werkzaam in de film- en later in de muziekwereld, zijn laatste functie was vice-president Global Royalties van de Universal Music Group. Dat hij bij Cedar terecht is gekomen, is eigenlijk toeval, zoals hij zijn hele leven nooit ver vooruit heeft gepland.
‘Bij Universal was een outsourcing-project in gang gezet waar ik het helemaal niet mee eens was en toen ben ik om me heen gaan kijken. Toevallig zag ik de advertentie van Cedar in de krant staan en die was me op het lijf geschreven. Enfin, ik schrijf een brief, laat die aan mijn vrouw lezen en die heeft de hele avond over de grond liggen rollen van het lachen. Zo’n slechte brief had ik volgens haar nog nooit geschreven. Dat was de dag voor de deadline, dus ik liet het er verder bij zitten, jammer dan. De volgende dag had ik een afspraak met drie Engelsen en die hadden vertraging. In een uur heb ik toen toch nog een nieuwe brief geschreven. En nu zit ik hier.’
Verschillende werelden verbinden is een drijfveer van Van Leeuwen. ‘Ik heb het altijd leuk gevonden om structuur te brengen in de licht anarchistische film- en muziekwereld. Het is een kick om creatieve mensen die niet van structuur houden, toch zover te krijgen dat er lijn in komt. Dat vereist dat je aan de ene kant zorgt dat mensen hun vrijheid houden en aan de andere kant dat je alles standaardiseert wat kan, zodat er zo min mogelijk ruis ontstaat.’ En dan helpt het om de werkelijkheid in een model te vangen. ‘Woorden zijn mooi, maar als je er cijfers op weet te plakken, kun je scenario’s opstellen en toekomstverkenningen maken.’
Zijn talent daarvoor ontdekte hij, min of meer bij toeval, al in een vroeg stadium. Toen hij in Groningen bedrijfskunde studeerde, was hij de eerste van zijn generatie met een computer – ‘Een Laser, met een amberkleurig scherm en van die grote floppy’s’ – en daarop schreef hij met een studiegenoot een succesvol rekenmodel voor een beddenreductieprogramma voor het toenmalige Algemeen Provinciaal Fries Ziekenfonds.
Van Leeuwen is een joviale man, die graag lacht en de wereld met geamuseerde verbazing bekijkt. Een man ook, die de collectieve beheerorganisaties met de nodige afstand bekijkt. ‘De tijd is voorbij dat we kunnen volstaan met de mededeling: “Wij hebben de rechten en of u maar even wilt betalen.” Het auteursrecht staat aan alle kanten onder druk en als we zelf niet aan de bak gaan, dan verliezen we op termijn de politieke rugdekking. Lira zal een warmere organisatie moeten worden waarmee de aangeslotenen zich verbonden voelen. Want zij zijn onze ambassadeurs, alleen zij kunnen de boodschap goed uitdragen dat auteurs recht hebben op een eerlijke vergoeding voor hun werk.’
Dat vorig jaar het Platform Makers is opgericht om goodwill te kweken, vindt Van Leeuwen een zwaktebod: ‘De aangeslotenen van Lira zíjn toch de makers, waarom heb je dan een andere club nodig om je naar buiten te vertegenwoordigen?’ En hij vertelt over een Portugese collega die hij sprak op het congres in Boston: ‘Die vrouw heeft vorig jaar een dag georganiseerd waarop tweeduizend jongeren samenwerkten met allerlei soorten makers. Op die manier maak je je belangrijkste doelgroep spelenderwijs bewust van het belang van auteursrecht. Zulke positieve acties mis ik in Nederland, we zijn nog veel te defensief en technisch. Om de boodschap uit te dragen zullen we echt wat meer Jip-en-Janneketaal moeten gebruiken.’
Lira is een van de zes stichtingen die samen gebruik maken van de diensten van Cedar en het is daarbij een buitenbeentje: het Lira-bestuur bestaat geheel uit auteurs. In de meeste andere besturen zijn, omdat de wet dat eist, naast makers ook uitgevers vertegenwoordigd. Zo zijn uitgevers en auteurs in Stichting Reprorecht samen verantwoordelijk voor de kopieerregeling bij het bedrijfsleven en de overheid en in Stichting Leenrecht voor de inning van de uitleenvergoedingen van bibliotheken.
Van Leeuwen is blij met die combinatie: ‘Uiteindelijk zullen auteurs en uitgevers er samen uit moeten komen, want hun belangen zijn nauw verbonden. In wezen is het simpel: een auteur heeft iemand nodig die zijn werk weegt en positioneert en die de marketing op zich neemt. Alleen heel bekende auteurs kunnen dat zelf.’
Auteurs en uitgevers als natuurlijke bondgenoten, het idee is even wennen. Van Leeuwen is optimistisch: ‘Vergeet niet dat de positie van uitgevers snel verandert. Met de digitalisering zullen de grote organisaties verdwijnen die uitgevers nu nog met zich meetorsen, zoals de drukkerijen en de distributieapparaten. Dan blijven er dus twee partijen over die samen een winstmarge moeten uitonderhandelen bij de platforms die hun creatieve product verspreiden, of dat nu kabelbedrijven zijn, internetproviders of online-winkels. In de muziekwereld hebben we die ontwikkeling al gezien, de muziekproducenten hebben zich radicaal moeten omvormen. Daar was overigens wel een nieuwe generatie voor nodig, die is teruggekeerd naar de essentie van A&R, Artist and Repertoire Management, en marketing.’
Van Leeuwen heeft haast met de strategie die hij voorstaat: ‘Net als in de muziekwereld kunnen uitgevers het zich niet permitteren rustig achterover te leunen en te denken dat het hun tijd wel zal duren. Alle ogen zijn nu gericht op de e-books en ik snap de angsten die daarbij spelen heel goed. Op het moment dat je je product digitaal maakt, is het ook makkelijker te stelen. Maar het e-book is niet het begin van een verandering, maar eerder de logische uitkomst van een proces dat veel langer speelt. Kijk naar de wetenschappelijke en de medische wereld, die hebben de overstap naar de digitale uitgeverij allang gemaakt, met de bijbehorende verdienmodellen.’
Je verzetten tegen de digitale ontwikkelingen vindt Van Leeuwen onzin: ‘We zullen moeten leren ermee om te gaan en een manier moeten verzinnen om ze commercieel te exploiteren, alleen dan kunnen auteurs hun onafhankelijkheid bewaren. Let wel, elke grote ontwikkeling is gepaard gegaan met broodroof: toen Amerika onafhankelijk werd, begon het op grote schaal producten te kopiëren, nu doet China hetzelfde. Bij technische ontwikkelingen zie je hetzelfde, of het nu om Napster gaat, dat gratis muziek begon te verspreiden of Google, dat teksten ter beschikking stelt zonder zich te bekommeren om het auteursrecht. Daar kun je boos om worden, maar dat is niet genoeg, we zullen er samen een antwoord op moeten vinden. Dat zie ik als mijn opgave.’
TvdB