editie 14 / september 2004

Stichting leenrecht en de Stichting; onderhandelingen leenrechtvergoeding (StOL)

Eind 2004 zal de nieuwe leenrechtrepartitie voor geschriften gebaseerd zijn op een nieuw tarief: 0,1049 euro per uitlening. Daarmee is de vergoeding per uitlening van een geschrift voor het eerst boven het eurodubbeltje uitgekomen. Die stijging kent twee pijlers: een in 1999 afgesproken jaarlijkse verhoging over een aantal jaren en een inmiddels volledige inflatiecorrectie. Die afgesproken verhoging gaat nog één jaar door totdat met ingang van het jaar 2005 het in 1999 afgesproken prijsniveau zal zijn bereikt. Verdere tariefstijgingen zullen hun grond uitsluitend nog vinden in de verwerking van een volledige inflatiecorrectie.

Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen

Dit soort afspraken over tarieven worden volgens wettelijk voorschrift gemaakt in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen, ook wel afgekort tot StOL. In die StOL hebben twee groepen zitting: vertegenwoordigers van rechthebbenden en vertegenwoordigers van betaalplichtigen. Dat zijn dus enerzijds vertegenwoordigers van makers, uitgevers, producenten, acteurs en musici en anderzijds vertegenwoordigers van openbare bibliotheken. De vergaderingen worden geleid door een onafhankelijke voorzitter die naast zijn onafhankelijkheid nog een ander opvallend kenmerk heeft: hij kan een beslissing opleggen aan beide partijen, als zij het onderling niet eens zouden worden over tarieven en voorwaarden. Met andere woorden: de StOL biedt een vorm van institutionele arbitrage. De voorzitter hakt onontwarbare knopen door.

 

In de praktijk zitten bij de vergaderingen van de StOL bestuurders van de Stichting Leenrecht tegenover vertegenwoordigers van de Vereniging van Openbare Bibliotheken. De vergaderingen worden in het gebouw van de Raad van State aan de Haagse Kneuterdijk gehouden. Voorzitter is mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, opvolger van drs. E.L. Berg. De laatste jaren nemen boeken, periodieken en bladmuziek, tezamen aangeduid als geschriften, een klein deel van de vergadertijd in beslag. De discussies gaan meestal over de andere uitgeleende auteursrechtelijk beschermde werken, zoals audio-cd’s, videobanden, cd-rom’s en recent vooral ook over de dvd’s. Dat komt ongetwijfeld doordat dit betrekkelijk nieuwe media zijn met vele soorten rechthebbenden en soms nog ongevestigde leenvergoedingen. Het komt misschien ook een beetje doordat de houding van andere soorten rechthebbenden verschilt van de houding van rechthebbenden op geschriften. Schrijvers vinden ondanks in het verleden krachtig verwoorde schrijversprotesten de uitleen van hun boeken door bibliotheken vrij normaal. Ze willen er een billijke vergoeding voor hebben, maar ze zien die uitleen niet als iets onoorbaars, als iets dat eigenlijk niet zou moeten. Vertegenwoordigers van muziek en van audiovisuele producenten hebben daarentegen de neiging de uitleenmarkt zo klein mogelijk te willen houden om de verkoopmarkt zo sterk mogelijk te stimuleren. Het heeft er af en toe wel van weg dat auteurs wat vertrouwder met het bestaan en de functie van bibliotheken zijn dan rechthebbenden op muziek en filmwerken. En historisch klopt dat natuurlijk ook.

 

Stichting Leenrecht

Dat de Stichting Leenrecht representatief genoeg is om binnen de StOL namens alle rechthebbenden aan tafel te zitten met vertegenwoordigers van openbare bibliotheken, heeft te maken met de brede samenstelling van de stichting: vier secties en een werkgroep multimedia vertegenwoordigen binnen de Stichting Leenrecht zeer uiteenlopende soorten van leenrechthebbenden, van schrijvers tot beeldend kunstenaars, van componisten tot fotografen, van regisseurs tot zangers en acteurs. 

 

Bestuurlijk is de Stichting Leenrecht een soort drietrapsraket. Deelnemende organisaties staan aan de basis van het geheel. Daarin zijn zo veel mogelijk alle personen vertegenwoordigd die een wettelijke aanspraak op een leenrechtvergoeding hebben. Deze leenrechthebbenden kiezen hun vertegenwoordigers in de sectie-besturen. Die sectie-besturen vormen de tweede trap. Voorzitters en vice-voorzitters van de vier sectiebesturen gaan tenslotte als het ware vanzelf omhoog om het algemeen bestuur van de Stichting Leenrecht te vormen. Aan de acht bestuurders van dat algemeen bestuur van de Stichting Leenrecht wordt tot slot een onafhankelijke voorzitter toegevoegd. 

 

Uit dat algemeen bestuur van de Stichting Leenrecht wordt een delegatie aangewezen die plaatsneemt in het bestuur van de StOL om de gesprekken met de openbare bibliotheken te voeren.

 

Verzet

De gevarieerdheid in leenrechthebbenden die door de Stichting Leenrecht wordt geboden, wordt door de partij die de vergoedingen moet betalen, de openbare bibliotheek, ook wel gebruikt als argument tégen het leenrechtsysteem. Het zou allemaal te gecompliceerd en onoverzichtelijk zijn, te ingewikkeld en daardoor te kostbaar. Maar die geluiden van wie alleen met overduidelijke tegenzin zijn portemonnee trekt, dienen misschien wel met een paar flinke korrels zout te worden genomen.

 

Een ander punt van kritiek betreft het feit dat het de bibliotheken en daardoor de lezers zelf zijn die de leenrechtvergoeding op tafel moeten leggen. De bibliotheken hadden graag gezien dat de centrale overheid die last voor haar rekening zou nemen. Staatssecretaris Medy van der Laan heeft zich in een recente brief aan de bibliotheken nog eens krachtig geschaard achter het profijtbeginsel dat in het leenrechtsysteem werkzaam is: dat degenen die van de creatieve inspanningen van anderen profiteren, de lezers, zelf een financiële bijdrage dienen te leveren aan de kosten van een en ander.

 

College van Toezicht

Tenslotte mag niet onvermeld blijven dat de Stichting Leenrecht, net als een aantal andere eigen-recht-organisaties, onder toezicht staan van een door de minister van Justitie in overeenstemming met zijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangewezen College van Toezicht.

 

Via dat College van Toezicht wordt van overheidswege toezicht uitgeoefend op auteursrechtorganisaties die via een overheidsvergunning of een ministeriële aanwijzing hun werkzaamheden verrichten. Die werkzaamheden bestaan uit het incasseren en verdelen van auteursrechtelijke en nabuurrechtelijke gelden. Dit overheidstoezicht is in de loop van 2003 belangrijk herzien, vooral geüniformeerd en gestroomlijnd. 

 

Dit onder een nieuw wettelijk regime werkzame College van Toezicht bestaat sinds 15 juli 2003 uit drie personen. Voorzitter is de oud-politicus H. Dijkstal, leden zijn de jurist mr. Th.R. Bremer en de accountant C.J. Regoort RA. Het college wordt secretarieel ondersteund vanuit het Ministerie van Justitie. De kosten van college en ondersteuning worden opgebracht door de vijf organisaties waarop het toezicht wordt uitgeoefend, en wel naar rato van het incassovolume, dus naar gelang de hoeveelheid geld die elke organisatie int.

 

Eén keer per jaar houdt het College van Toezicht een hoorzitting waarop klachten kunnen worden geuit door betalingsplichtigen, bijvoorbeeld over de hoogte van de verschuldigde tarieven, maar ook door rechthebbenden, bijvoorbeeld over de hoogte van de ontvangen uitkeringen. Het College acht zich niet het eerst-aangewezen adres voor individuele klachten. 
 

KH