editie 14 / september 2004

Redacteuren, dramaturgen en het auteursrecht

Wanneer kunnen redacteuren van een uitgeverij en dramaturgen die werkzaam zijn voor omroepen, aanspraak maken op een leenvergoeding of op kabel- en thuiskopiegelden? Het antwoord is: nooit. Want LIRA’s repartitiereglementen kennen geen redacteuren of dramaturgen als rechthebbenden op een leenvergoeding of kabel- en thuiskopiegelden. En dat komt weer, omdat redacteuren en dramaturgen door hun werkzaamheden geen auteursrecht verwerven op de teksten waarover zij zich buigen.

Dat is in het kort de strekking van dit verhaal, en het is nodig om dat nog eens vast te leggen, omdat er nog steeds redacteuren en dramaturgen zijn die vinden dat hun invloed op teksten van auteurs zo groot is geweest dat zij daaraan rechten kunnen ontlenen, auteursrechten wel te verstaan.

 

Aan wie betaalt LIRA uit?

LIRA betaalt gelden uit aan schrijvers, vertalers en bewerkers. Niet aan regisseurs, fotografen, songwriters, tekenaars om maar een paar andere personen te noemen die ook een auteursrecht hebben op wat ze maken. En LIRA betaalt ook niet uit aan redacteuren en dramaturgen.

 

Wie bij LIRA geld wil ontvangen, moet ervoor zorgen dat hij of schrijver of vertaler of bewerker is. Redacteuren en dramaturgen die geld van LIRA willen ontvangen, zeggen dus eigenlijk tegen LIRA dat zij schrijver, vertaler of bewerker van een tekst zijn. Ze zullen gelukkig niet gauw beweren dat ze met verdringing van de oorspronkelijke schrijver de nieuwe schrijver zijn.

 

Laten we twee posities nader beschouwen: die van bewerker en die van co-auteur. En laten we daarbij niet vergeten hoe intensief soms de professionele bemoeienis van een redacteur of dramaturg met het werk van een schrijver is. De redacteur of dramaturg oefent kritiek uit, doet suggesties, wijst op wenselijkheden, somt mogelijkheden op, suggereert een toon, een stijl, een ontwikkeling, een onverwachte wending, schetst net iets andere karakters, wil een ander begin, een ander einde, kortom: hij is een professionele gesprekspartner voor de auteur, hij trekt harde of zachte lijnen door de dromen van de auteur en oefent een positieve en negatieve invloed uit op wat de auteur schrijft.

 

Bewerker?

Om als bewerker in aanmerking te komen voor een deel van de gelden die LIRA uitbetaalt, geldt dat men een bewerking van een tekst moet hebben gemaakt. Maar voor het maken van een bewerking, juridisch een verveelvoudiging van een werk in gewijzigde vorm, geldt dat men daarvoor toestemming moet hebben gekregen van de maker, degene die het auteursrecht op het werk heeft, eenvoudig doordat hij het gemaakt heeft. Als er zich dus iemand als bewerker bij LIRA aanmeldt, zal hij moeten laten zien dat hij van de schrijver toestemming heeft gekregen die bewerking te maken. Wie dat niet kan laten zien, wordt niet als een rechtmatige bewerker toegelaten.

 

Co-auteur?

Wordt iemand die als redacteur of dramaturg werkzaam is, co-auteur als een of meer van zijn suggesties door de auteur worden overgenomen? Het antwoord is nee. Zo iemand blijft redacteur of dramaturg en is bezig zijn beroep uit te oefenen. Co-auteur kan iemand worden  als een werkelijk substantieel deel (geen drie woorden) van het werk door hem geschreven is, woord voor woord, zin na zin, en met toestemming van de eerste auteur, ook op het punt van het co-auteurschap, in het werk is opgenomen. En als een redacteur of dramaturg met toestemming van de oorspronkelijke auteur als co-auteur zou worden erkend, dan zal van die erkenning iets moeten blijken, bijvoorbeeld in een door de oorspronkelijke auteur ondertekende brief, waarin niet alleen staat dat iemand co-auteur is, maar ook in welke verhouding die co-auteur dan meedeelt in de auteursrechtelijke opbrengsten van een werk. Die laatste consequentie zal menig schrijver gelukkig weer bij zijn positieven brengen. Hij zal afzien van het overnemen van de pagina’s met niet door hemzelf  geschreven teksten en hij zal de schrijver blijven van het werk. En zo hoort het ook, want geen enkele redacteur of dramaturg zou het tot zijn taak behoren te rekenen de oorspronkelijke schrijver tot een co-auteur te reduceren. Zo horen die professionele werkzaamheden niet begrepen en zeker niet uitgevoerd te worden.

 

Identificatie rechthebbende maker

LIRA hanteert voor de identificatie van rechthebbenden regels. Uitgangspunt en fundament daarbij zijn de regels die in de Auteurswet 1912 staan over wie de maker van een werk is en hoe de bewerker en de vertaler in relatie tot de maker van het oorspronkelijke werk staan. Voor de praktijk erg nuttig zijn de aanvullende regels zoals opgenomen in LIRA’s repartitiereglementen.

 

In artikel 5 van het reglement op de verdeling van leenrechtgelden staat een procedure aan de hand waarvan wordt bepaald aan wie in een concreet geval leenrechtvergoedingen worden uitbetaald, een identificatie-procedure die natuurlijk vooral zal worden toegepast als er twijfels of onduidelijkheden zijn.

 

Toewijzing leenrechtgelden

Artikel 5 van het LIRA-leenrechtreglement luidt:

'In beginsel zal als Schrijver, Bewerker, Vertaler of Houder van een verzamelaarsauteursrecht worden vermoed te zijn:

- de persoon of rechtspersoon die als zodanig in het geschrift wordt aangeduid;

- of als zulks niet duidelijk is of betwist wordt: de persoon of rechtspersoon die in de uitgeefovereenkomst terzake van het geschrift als zodanig genoemd is;

- of als er sprake is van een pseudoniem: de persoon of rechtspersoon die naar het oordeel van het bestuur van de Aangewezen Verdelingsorganisatie LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hij zich van dat pseudoniem heeft bediend;

- of de persoon of rechtspersoon die anderszins naar het oordeel van het bestuur van de Aangewezen Verdelingsorganisatie LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hem ook daadwerkelijk de kwaliteit van Schrijver, Bewerker, Vertaler of Houder van een verzamelaarsauteursrecht toekomt.’

 

In eerste instantie wordt er dus gekeken naar het boek zelf: wie staat daarin als schrijver, vertaler, bewerker of verzamelaar vermeld. Dat kan gaan om een vermelding op de titelpagina, maar ook om een vermelding in een colofon. 

 

Als die vermelding in het boek niet duidelijk genoeg is of bestreden wordt, verschijnt de schriftelijke overeenkomst op tafel waarin de uitgave van het boek contractueel geregeld is. In uitzonderingsgevallen kunnen dat bijvoorbeeld twee brieven zijn: enerzijds het aanbod van de uitgever met zijn voorwaarden van publicatie, en anderzijds de acceptatie van die voorwaarden door de auteur. In de regel zal het echter gaan om een officiële uitgeefovereenkomst, ook wel uitgavecontract genoemd. Wie daarin als schrijver, vertaler, bewerker of verzamelaar wordt genoemd, kan in de regel aanspraak maken op een leenrechtvergoeding. Zijn boek moet dan natuurlijk wel zijn uitgeleend, wat uit de steekproef moet blijken. En het moet wel gaan om een auteursrechtelijk beschermd werk, niet om een werk dat inmiddels tot het publiek domein is gaan behoren, dus auteursrechtenvrij is geworden.. 

 

Levert de uitgeefovereenkomst geen duidelijkheid op, dan mag de kandidaat-leenrechthebbende een poging doen het bestuur van de Stichting LIRA te overtuigen van zijn aanspraken. Die poging moet er dan wel toe leiden dat het LIRA-bestuur door zijn argumentatie tot het oordeel wordt gebracht dat hij het 'voldoende aannemelijk’ heeft gemaakt dat hij van het uitgeleende boek de schrijver, vertaler, bewerker of de auteursrechtelijke verzamelaar is.

 

Kabel- en thuiskopiegelden

Een soortgelijke procedure geldt voor de vaststelling van rechthebbenden op een audiovisueel werk. Wie staat er in welke functie in het werk vermeld? En als de juistheid daarvan betwist wordt, bijvoorbeeld omdat iemand gebruik heeft gemaakt van zijn wettelijke bevoegdheid zijn eigen naam te doen verwijderen: wat zeggen dan de aan het werk ten grondslag liggende contracten over wie de scenarioschrijver is? Aan wie heeft de producent de schrijfopdracht verstrekt? Meestal zal dan al gauw duidelijk zijn dat de desbetreffende dramaturg niet tot de uitverkorenen behoort en geen aanspraak kan maken op kabel- en thuiskopievergoedingen.

 

Werkgeversauteursrecht

De redacteur in dienst van een uitgeverij of de dramaturg in dienst van een omroep of producent heeft nog een ander en nogal fundamenteel obstakel te overwinnen om als rechthebbende aanspraak te kunnen maken op een bewerkers- of co-auteurvergoeding. Veronderstel dat hij zijn werkzaamheden niet als freelancer en niet als ondernemer uitoefent, maar als werknemer, dus in dienstverband op grond van een arbeidscontract. De Nederlandse Auteurswet erkent in de regel in zo’n dienstverbandsituatie de werkgever als maker. Zonder al te diep op de materie in te gaan: tegen een redacteur of dramaturg die werkzaam is in enig dienstverband, dus als werknemer, kan aangevoerd worden dat zijn schrijfwerkzaamheden, als het daartoe komt, hem geen auteursrechten bezorgen, maar dat die auteursrechten, als ze al ontstaan, toebehoren aan zijn werkgever. En voordat zijn werkgever zich tot LIRA gaat wenden, verwijs ik naar het begin van dit verhaal, waarin uiteengezet is dat redacteuren en dramaturgen uit hoofde van hun beroep geen auteursrechtelijk relevante werkzaamheden verrichten, maar - als het goed is - gewoon hun vak uitoefenen, een vak dat ook zonder auteursrechtelijke erkenning belangrijk genoeg is. 
 

KH