Het verdienmodel van Abdelkader Benali
Abdelkader Benali (1975) debuteerde op zijn 21e met de roman Bruiloft aan zee. Daarna schreef hij gedichten en theaterstukken, won de Libris Literatuurprijs, maakte televisieprogramma’s en stond zelf op het podium. Hij kreeg de Gouden Ganzenveer voor het enthousiasme waarmee hij jongeren weet te bereiken. We stelden deze duizendpoot 7 vragen over zijn verdienmodel.
Abdelkader Benali: "Schrijvers realiseren zich niet genoeg hoeveel macht ze hebben." | Foto: Bob Bronshoff
1. Wat was je eerste (betaalde) schrijfopdracht?
“Op de middelbare school deed ik mee aan schrijfwedstrijden. De prijzen waren mijn eerste betalingen. Met een column voor Trouw verdiende ik een reis naar New York en met een opstel won ik een beurs voor mijn eerste studiejaar aan de Universiteit Leiden. Toen ik mijn prijs ging ophalen, ging een dame me voor naar een enorme kluis. Ze draaide aan een groot wiel en daar lag de cheque van tienduizend gulden. Ik moest naar de bank om een rekening te openen, want die had ik niet eens. Daarna heb ik voor 120 gulden mijn kamertje ingericht met spullen van de kringloopwinkel.”
2. Waarmee zou je in een ideale wereld het liefst je hele inkomen verdienen?
“Toen ik begon, drukt de schrijfster Naima el Bezaz me op het hart om vooral veel lezingen te gaan geven. Daar kon je geld mee verdienen, verzekerde ze me. Maar ik was eigenwijs. Dat ga ik dus niet doen, dacht ik. Een schrijver hoort geen geld te verdienen. Mijn agenda moet leeg blijven zodat ik thuis ben als de inspiratie komt. Maar zo werkt het niet, heb ik geleerd. Tegenwoordig is mijn agenda overvol. Ik ben de hele dag bezig. Ik wil niet gaan zitten wachten op inspiratie, die krijg ik juist als ik leuke dingen doe en boeiende mensen tegenkom. Het afwisselende leven dat ik nu leid, is voor mij ideaal. Daarnaast droom ik van een eigen theatergezelschap waarvoor ik zelf stukken ga schrijven.”
‘Schrijvers realiseren zich niet genoeg hoeveel macht ze hebben’
3. Hoe ziet jouw verdienmodel er in werkelijkheid uit?
“Als kralen rijgen. Ik doe veel kleine dingen. Ik geef heel veel lezingen, maak tv-programma’s, ik coach soms beginnende schrijvers, ik treed op, ik maak theaterstukken… In de wereld van dichters en schrijvers ligt nog steeds een taboe op geld verdienen. Daar heb ik geen last meer van. Grote schrijvers als Stephan Zweig en Charles Dickens schreven aan de lopende band; de schoorsteen moest immers roken. Ook zij konden niet leven van literatuur alleen.
De laatste tijd ben ik veel met theater bezig. Ik heb Hamlet herschreven voor jongeren en ga Antigone vertalen voor de Toneelschuur. Mijn kracht bestaat uit dialogen en daar leent het theater zich natuurlijk bij uitstek voor. Daarnaast werk ik aan een voorstelling: Abdelkader vertelt alles. Dat wordt een monoloog waarin ik vertel over alles wat mij boeit; van Rembrandt tot Marokko.”
4. Kun je leven van de opbrengsten van je werk?
“Ik heb zakelijk verstandige beslissingen genomen. Van het prijzengeld van de Libris Literatuurprijs heb ik een huis gekocht dat ik later met een mooie overwaarde kon verkopen. Al in 1997 ben ik, op advies van mijn fiscaal adviseur, gaan beleggen. Soms werk ik voor televisie en dat betaalt goed. Van dat geld heb ik een appartementje in Tanger gekocht plus een flink pakket aandelen. Ik heb geen pensioen, dus deels vormt dat mijn oudedagsvoorziening. Daarnaast ben ik opgegroeid in een zuinig gezin. Ik heb geleerd om niet heel veel geld uit te geven. Ik wil geld verdienen, niet geld maken. Als ik ergens veel geld voor krijg, schrik ik daarvan en wil ik er iets verstandigs mee doen.”
5. Wat was tot nu toe voor jou de beste investering in je vakmanschap?
“Ik had ooit een beurs gekregen van het Fonds voor de Letteren om een roman te schrijven. Op een dag kreeg ik een brief waarin stond dat ik teveel verdiend had en de beurs moest terugbetalen. Ik deed niets. Er kwamen aanmaningen binnen die ik ongeopend in mijn la stopte. Toen kwam er een moment waarop ik me realiseerde dat het voor mij belangrijk is dat er een relatie bestaat tussen het werk dat ik doe en de beloning die ik ervoor krijg. Dan pas heb ik het gevoel dat ik het echt verdiend heb. Een beurs werkt dus niet voor mij. Ik werd me bewust van hoe ik het beste functioneer. Het geld heb ik terug betaald en ik daarna heb ik nooit meer een beurs aangevraagd.”
‘We moeten gewoon een minimumtarief met elkaar afspreken’
6. Biedt de Nederlandse context auteurs voldoende middelen van bestaan?
“Je zou het om moeten draaien. Wij als schrijvers zouden die middelen af moeten dwingen door een kartel te beginnen en prijsafspraken maken. Gewoon een minimumtarief met elkaar afspreken en daar niet onder gaan zitten. Nu werkt iedereen voor zichzelf en komen we samen niet vooruit. Na een festival stuurt de cateraar gewoon een factuur en krijgen de tentenbouwers betaald, maar de dichter is al blij dat hij mag komen en durft geen eisen te stellen. Schrijvers en dichters realiseren zich niet wat voor machtspositie ze hebben. Bedrijven, festivals en scholen zien ons graag komen. Wij voegen iets essentieels toe aan de samenleving; we kunnen mensen raken en ze aan het denken zetten. Maar wij zijn de enigen die onze waarde zelf niet goed lijken te kunnen inschatten.”
7. Heb je een gouden tip voor andere schrijvers?
“Maak vlieguren. Ga voorlezen, ga optreden en blijf na afloop tenminste één drankje drinken. Dan komen mensen naar je toe en vertellen ze hoezeer je ze geraakt hebt. Dan merk je waar je het voor doet. Vertrouw op je intuïtie. Blijf altijd dicht bij je eigen verhaal. Doe geen dingen waar je je ongemakkelijk bij voelt. Maak fouten, leer en zorg dat je krijgt wat je verdient. En vergeet nooit waarom je schrijver geworden bent.”
Linda Huijsmans