editie 56 / maart 2020

Goed optellen

Wij, en daarmee bedoel ik het toenmalige bestuur van de Vereniging van Letterkundigen, kregen bij het aanschrijven van leden over de vreugdevolle ontwikkelingen in het leenrecht soms hevig op ons donder.

Goed optellen

Er werd door een aantal van onze leden hevig geprotesteerd, als zouden we ijverig aan het rondneuzen zijn geweest naar informatie over uitleningen. Die informatie was zonder instemming van de schrijvers opgezocht en opgeteld om tot uitbetaling van het leengeld over te kunnen gaan. Tot op het ministerie aan toe zou het bestuur zijn aangeklaagd wegens onrechtmatige nieuwsgierigheid.

Ons collectieve bouwwerk
Die laatste kwaliteit was ons vreemd, een andere kwam ervoor in de plaats: je moest op kunnen tellen. Waarom maak ik hier melding van? Omdat je als beheerder van collectieve rechten oprecht dankbaar moet zijn als je tot drie kunt tellen. Goed optellen is vaak de sleutel tot de vergoeding. Kijk maar naar de uitleen van papieren boeken. Iedere deelnemer aan die verdeling - waarmee we ooit de bouw van ons collectieve bouwwerk begonnen zijn - krijgt een aandeel in de opbrengst naar gelang zijn aandeel in de door bibliotheken bijeen vergaarde uitleengelden op basis van het aantal boeken van de auteur en het aantal uitleningen daarvan. Het is of er eerst een leenrechtvijver dient te worden gemaakt waarin iedere auteur zijn aandeel heeft. Maar wat te doen als het aantal rechtgevende gebruiksvoorwerpen niet bekend is?

Gooien we dan onze pet in de lucht en stappen we eenvoudig over de neervallende voorwerpen heen? Dat zou de billijkheid natuurlijk ernstig schaden. Dat doen we dus niet.

Mini-bibliotheek
Als Lira voor een uitlening of een andere auteursrechtelijk relevante omgang met het werk geld gaat ontvangen, dan scheelt het hoe er omgegaan wordt met het verzamelen van de uitleengegevens. Dan speelt ook de omgang met die gegevens een rol. Daarin kan een probleem schuilgaan. Wat doen we met de uitleen van boeken waarmee buren in dezelfde straat elkaar verrassen door ze aan te bieden in een mini-bibliotheek? Ik zou zeggen: laat dat maar even rusten, anders word je ook nog belast met de morele plicht om een administratie van straatuitleningen bij te houden. Ik zou het wel geinig vinden, maar het is natuurlijk wel omslachtig. Op zo’n manier komt een nieuwe werkelijkheid ons tegemoet. Dat is een werkelijkheid waarin iedere Nederlander uiteindelijk administratief gezien toezicht houdt op een andere Nederlander. Is het niet op de ene manier, dan wel op een andere.

Iets andere vragen
Leenrecht is een goed ding. De toepassing ervan vraagt soms enig denkwerk. Zijn auteursrechtelijke werken omgezet in digitale vorm, dan bevinden we ons een verdieping hoger dan bij de vertrouwde boeken van papier en inkt. Op dat hogere niveau worden er iets andere vragen gesteld. Of dezelfde vragen maar op een andere manier. Niemand hoeft te vrezen voor enige discussie over de vraag wat uitleningen eigenlijk zijn. 

KH