editie 56 / maart 2020

Einde van een regiojournalist

De onthulling van freelance journalist Britt van Uem dat ze slechts 55 euro verdiende met een artikel waar ze vier uur mee bezig was, riep veel verontwaardiging op. Na een storm van publiciteit en een rechtszaak waarin de rechter haar gelijk gaf, trok ze uiteindelijk toch aan het kortste eind.

Einde van een regiojournalist

Britt van Uem: ‘Ik sta nu voor eeuwig en altijd te boek als querulant’ | Foto: Marieke Dijkhof

Tijdens de storm van 18 januari 2018 valt een honderdjarige eik op een Volkswagen Polo. De eik staat in het Kozakkenpark aan de Goolkatenweg op het Twekkelerveld in Enschede. In de Polo zit een man van 62. De man is op slag dood. Dat meldt de website van de regionale krant om 12 uur ’s middags, een uur na het ongeval.
Een vriendin die in Singapore woont waar het dan negen uur ‘s avonds is en waar het niet stormt, leest het bericht en appt bezorgd of alles goed gaat met mij en mijn man. Hij is ook boven de zestig en we wonen aan de Goolkatenweg. Vandaar. 

Met eigen ogen
Ik woon zelfs tegenóver het Kozakkenpark. Als ik uit het raam van mijn werkkamer kijk, zie ik de eiken en beuken die daar meer dan honderd jaar geleden zijn geplant.
Ik ben journalist en schrijf als freelancer voor dezelfde regionale krant op dat moment een verhaal over de Toetnbloazers, een carnavalsvereniging uit Borne. In mijn goed geïsoleerde werkkamer heb ik geen last van de storm en geen weet van het drama dat zich op nog geen vijftig meter van mij heeft voltrokken. Pas als ik het bericht van mijn vriendin krijg, loop ik naar buiten om de ramp met eigen ogen te kunnen bekijken.
Ik constateer dat de boom (het is een beuk en geen eik) van de auto is gehesen en in stukken gezaagd. De auto die wordt weggetakeld, is trouwens geen Volkswagen maar een Toyota. Volgens een verkeersregelaar is de man uit de auto gezaagd, maar pogingen om hem te reanimeren hebben niet meer geholpen. Nee, hij was niet op slag dood.

Wat verdien je?
Het nieuws ligt op straat, maar als je binnen zit, vind je het niet. Ik vertel dit verhaal niet alleen omdat ik wil laten zien hoe er in de (regio)journalistiek zelfs met makkelijk controleerbare feiten wordt omgegaan (haast, desinteresse, luiheid) maar omdat mijn eigen verhaal een paar weken later ook op straat komt te liggen en uiteindelijk zelfs door een kantonrechter zal worden beoordeeld.
Het begint als ik in het tv-programma Wat verdien je? onthul wat ik als freelance verslaggever verdien met een stuk als dat over de Toetnbloazers, waar ik zo’n vier uur mee bezig ben; ongeveer 55 euro. In het programma wordt een mal soort quiz gespeeld, waarin twee panels moeten raden wat verschillende leden van een beroepsgroep verdienen. In mijn aflevering worden de inkomsten van een radioverslaggever in vaste dienst, een freelance tv-regisseur en van mij als freelance regiojournalist vergeleken. Inderdaad appels en peren, maar zelfs erkende sociaaldemocratische panelleden als Felix Rottenberg en Myrthe Hilkens hebben geen flauw idee dat ik zo weinig verdien. Omdat niemand mijn schamele verdiensten raadt, krijg ik tot mijn verbazing op het eind van de uitzending 1400 euro contant uitgeteld. Ik vraag nog of ik dat geld echt mag houden…

Dertien cent per woord
Mijn “onthulling” zorgt voor een hoop reuring, maar dat verandert niets aan mijn positie en die van van mijn collega’s. Hoofdredacteur Martha Riemsma van mijn krant beweert de volgende ochtend op de radio dat ik als freelancer eenvoudige artikelen schrijf, terwijl collega’s in vaste dienst dragende verhalen maken en daarom beter betaald worden. Dertien cent per woord vindt ze genoeg voor mijn soort verslaggeving. En trouwens, vier uur voor zo’n artikel is wel erg lang…

Als mijn verhaal met de helft wordt ingekort, lever ik de helft van mijn honorarium in

De helft inleveren
Het verhaal over de storm verschijnt op 19 januari in de papieren krant. Het is geschreven door een collega in vaste dienst en bestaat uit voorspelbare quotes van willekeurige slachtoffers, toeschouwers en hulpverleners. Het stuk is mosterd na de maaltijd omdat de storm allang is gaan liggen. Mijn artikel over de Toetnbloazers, die voor het eerst mogen meeblazen in de prestigieuze carnavalsoptocht in Oldenzaal, wordt een paar dagen later geplaatst dan gepland en met ongeveer de helft ingekort, omdat het verhaal over zijn houdbaarheidsdatum is. Dat betekent ook dat ik de helft van mijn honorarium moet inleveren, want ik krijg alleen de woorden betaald die in de krant terechtkomen. Voor de administratie moet ik die woorden trouwens zelf tellen en daar mag ik niet mee sjoemelen, zoals een collega gedaan schijnt te hebben die als straf een tijd geen klussen meer kreeg.
Als ik tijd en gelegenheid – lees: een goed honorarium – zou hebben gekregen, had ik een stuk kunnen schrijven over de 62-jarige man die door botte pech voor mijn deur door een honderdjarige beuk werd geveld. Wie is hij, wat deed hij en waar ging hij naar toe? Ik had geschreven over de beuk en het ontstaan van het Kozakkenpark, dat werd aangelegd op de eerste begraafplaats van Enschede voor minvermogenden. Een mooi invoelend verhaal in een historische context.

Mijn marginale bestaan als regiojournalist
Door mijn onthulling voor een publiek van anderhalf miljoen kijkers, blijk ik me onmogelijk te hebben gemaakt bij de krant. Geen enkele collega in vaste dienst waagt het om contact met me op te nemen, laat staan me te steunen en ik ga nadenken over mijn marginale bestaan als regiojournalist. Natuurlijk vind ik mezelf meer waard dan de dertien cent per woord die de uitgever van de krant bereid is te betalen. Ik zou hetzelfde moeten verdienen als collega’s in vaste dienst, die, wie weet hoe lang nog, genieten van alle voordelen van hun mooie dagblad-cao. Ik ben nog steeds nieuwsgierig en betrokken, maar de laatste jaren wordt de regionale krant steeds minder serieus genomen.

Kritiekloos doorgeven van informatie 
De eerste taak van de journalist, het controleren van de macht, is verworden tot het kritiekloos doorgeven van informatie die hapklaar wordt aangeleverd door een leger aan voorlichters- en pr-medewerkers. Dat waren we – op kleinere schaal – al gewend van de overheid, de officiële instanties en het grote bedrijfsleven; tegenwoordig heeft elke zichzelf respecterend kunstenaar, voetballer of kroegbaas een communicatiestrateeg.  Wil je als regioverslaggever ook maar bij benadering toekomen aan het werk waarvoor je bent opgeleid, dan loop je tegen een muur van halve waarheden, fakenieuws en publieke geheimhouding. Laat staan wanneer je erachter wilt komen of een wethouder, de directeur van de woningbouwvereniging of de voorzitter van de carnavalsoptocht in Oldenzaal glasharde leugens vertellen.

Natuurlijk vind ik mezelf meer waard dan de 13 cent per woord die de uitgever van de krant bereid is te betalen

Rigoureuze reorganisaties
Ook de directie van de krant zelf heeft weinig behoefte aan kritische verslaggeving. De regiojournalist wordt min of meer gedwongen om constructief – lees positief – te berichten over zijn streek, omdat we anders als medium niet verbindend zouden zijn. Lees: dan verliezen we nog meer abonnees of kijkers. Sinds ik ben begonnen is dat verlies overigens opgelopen tot meer dan vijftig procent bij de regionale dagbladen. Alleen door rigoureuze reorganisaties, lees: bezuinigingen, maken de uitgevers en hun aandeelhouders nog steeds winst.

Mijn conclusie is dat ik niet alleen eerlijk moet zijn tegenover mijzelf, maar ook tegenover de lezer. Iedereen die zelf weleens geïnterviewd is, weet dat de werkelijkheid veel gecompliceerder en genuanceerder is dan de hapklare brokken waarin een paar dagen later de vis wordt verpakt. Dat kan meestal niet anders, zelfs als je de hele redactie van de New York Times en hun factcheckers op een zaak zet. Ik besluit dat ik voor dat geld niet meer bij de krant wil werken en kondig mijn vertrek aan.

Tachtig euro voor drie dagen 
De ergernis begon eigenlijk al in 2010, toen ik, na een paar jaar in het buitenland te hebben gewoond, weer ging schrijven voor Tubantia. Daarvoor was ik al ‘correspondent’ en freelancer geweest voor onder andere het Zutphens Dagblad en de Stentor. 
Ik kreeg een tip over een 35-jarige heavymetalfan in een rolstoel die al vier jaar door het UWV van het kastje naar de muur werd gestuurd. Het was de tijd waarin re-integratiebureaus als paddenstoelen uit de grond schoten, meestal geleid door ex-medewerkers van datzelfde UWV.  Het leverde een verhaal van 1200 woorden op, waar ik bijna drie dagen mee bezig was en…een baan voor mijn protagonist. Omdat ik daarmee een mooie serie op het spoor dacht te zijn (de bureaus kregen 5000 euro per geval, ongeacht de uitkomst voor hun cliënten) vroeg ik daar ruimte voor in de krant, maar volgens de redactiechef waren er weinig mensen in geïnteresseerd. Hij in ieder geval niet. Voor het stuk dat ik had geschreven mocht ik twee keer 40,50 euro declareren omdat het een opening en een hartverhaal betrof. Tachtig euro voor drie dagen werk. Nee, een vetpot was een bestaan als freelance journalist in de regio ook in die tijd al niet. 

Een nieuw beloningssysteem
Nadat de Persgroep (nu DPG Media) in 2016 uitgeverij Koninklijke Wegener overnam, kregen ook de regionale kranten waar ik voor werkte, zoals de Stentor en de Twentsche Courant Tubantia, een nieuwe eigenaar. En daar kwam een nieuw beloningssysteem voor freelancers. 
Tot dan toe had ik vaste vergoedingen voor mijn artikelen gekregen. Een ‘dragend’ verhaal leverde in 2015 54 euro op, een ‘samengestelde productie’ 63 euro. Voor een door mijzelf gemaakte foto mocht ik 35 euro rekenen. Iedere maand diende ik een declaratie in die door de redactiechef werd goedgekeurd en vervolgens keurig betaald. Nog steeds geen vetpot, maar wel duidelijke afspraken. 
Onder de vlag van de Persgroep werd ik niet meer per artikel betaald, maar per woord. Dat wil zeggen: per gepubliceerd woord. En dat had zo zijn gevolgen. In juni 2017 schreef ik bijvoorbeeld twintig artikelen, waarvoor ik in totaal 10.776 woorden inleverde. Vanwege redactionele ingrepen of ander nieuws haalden er daarvan 9.566 de krant. 
Alleen de woorden die daadwerkelijk werden afgedrukt mocht ik declareren. Dat betekende dat ik in plaats van 1.400 euro nog geen 1.250 euro verdiende voor ongeveer 80 uur werk. Per uur hield ik er 15,43 euro aan over. Bruto. En voor die zelfgemaakte foto had de krant ineens nog maar 10,50 euro over.

Na een procedure van bijna anderhalf jaar ben ik opgewaardeerd van 13 naar 21 cent per woord

Sympathie en solidariteit
Het nieuwe declaratiesysteem betekende dat ook mijn verhouding tot vaste redacteuren en chefs veranderde. Als iemand mij om een verhaal vroeg van 700 of 800 woorden waarvan uiteindelijk maar de helft werd gepubliceerd, dan lagen mijn verdiensten voor het verhaal in kwestie ook de helft lager dan afgesproken. Dat een eindredacteur daarmee aan mijn inkomen zat, daar had hij of zij niets mee te maken. Als ik daar problemen mee had, moest ik maar naar de vakbond gaan.
Niet zozeer die lage beloning als wel de rigiditeit en de inconsequentie van het systeem, deed mij besluiten om mee te doen aan Wat verdien je? Ik was al 25 jaar gewend aan een slechte betaling, maar bleef het nog steeds leuk vinden om verhalen te maken. Dat plezier werd echter grondig bedorven door de nieuwe boekhoudersmentaliteit van de Persgroep en het gebrek aan solidariteit van redacteuren in vaste dienst.
Door mijn verdiensten openbaar te maken, hoopte ik dat ik sympathie voor en solidariteit met freelance journalisten in het algemeen en regiojournalisten in het bijzonder zou oproepen. Dat lukte in het programma en bij de kijkers heel goed, maar de hoofdredacteur van Tubantia was dus minder blij.

Rechtszaak
De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) vroeg of ik een rechtszaak tegen de Persgroep wilde aanspannen om een betere beloning voor mij en mijn collega’s af te dwingen. Wie A zegt moet ook B zeggen en dus besloot ik om, ondersteund door de NVJ en de Stichting Rechtshulp Auteurs (SRA), die rechtszaak aan te gaan. Samen met de fotojournalisten, die inmiddels ook wakker waren geworden en besloten hun geminimaliseerde tarieven bij de Persgroep aan te vechten.
Met advocaat Volgenant kozen we ervoor om de kantonrechter te vragen over een beperkt aantal producties te oordelen die ik in de laatste maand van 2017 had geschreven. Daarmee ontnamen we de tegenstander de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.
De rechtszaak leverde een mooie overwinning op. Na een procedure van bijna anderhalf jaar ben ik door de kantonrechter met 50 procent opgewaardeerd; van 13 naar 21 cent per woord. Toch weet ik niet of ik andere onderbetaalde freelancers zou aanraden hetzelfde te doen.  De rechtszaak heeft me veel energie gekost. Tijdens die hele rechtszaak is het vanuit mijn oude nest, de krant, stil gebleven. De enige steun die ik kreeg kwam van de vakbond. 

Misgelopen inkomsten
Hoewel ik nooit volledig afhankelijk ben geweest van mijn inkomsten uit journalistiek werk, betekende het besluit om te vertrekken dat ik de afgelopen twee jaar 24.000 euro aan freelance inkomsten misliep. Als ik de rechter volg zou dat zelfs 50 procent meer moeten zijn, dus 36.000 euro.
De rechter is trouwens tot zijn besluit gekomen door mee te gaan in de boekhoudkundige werkwijze van de Persgroep. Na te hebben geconstateerd dat ik een ervaren journalist ben, stelt hij dat de Persgroep heeft onderbouwd dat een ervaren journalist voor een vergelijkbaar artikel niet vier uur, maar tweeënhalf uur nodig zou hebben. En dat ik die genoemde artikelen dus ook in drie uur had moeten kunnen schrijven…

Tijdens die hele rechtszaak is het vanuit de krant stil gebleven. De enige steun die ik kreeg kwam van de vakbond

Nek uitgestoken
Die andere ervaren journalist – laten we hem Jaap noemen – woont op een boogscheut van het onderwerp waarover we toevallig allebei een artikel moesten schrijven, terwijl ik bijna een uur reistijd meereken. Voor bovengenoemde Jaap, die zo aardig was om voor zijn hoofdredacteur en voor de rechter inzichtelijk te maken dat hij veel sneller (maar niet helemaal foutloos) kan fietsen en typen, heb ik mijn nek uitgestoken. Als onderbetaalde freelancer mag hij nu ook 21 cent in plaats van 13 cent voor zijn artikelen vragen. En als de krant dat niet wil betalen kan hij naar de rechter stappen met mij als voorbeeld. Tja…
Ik ben bang dat hij dat niet gaat doen. Je moet namelijk over een lange adem beschikken om je gelijk te halen. En als je dat hebt gekregen blijk je persona non grata te zijn geworden bij je oud-collega’s van wie niemand je persoonlijk feliciteert met je overwinning.

Volle tevredenheid
Overigens was collega Jaap niet de enige die voor zijn broodheer wilde getuigen. Ook redactiechef Henk liet zich van zijn beste kant zien. Hij stelde in zijn getuigenis over mijn functioneren dat onder zijn leiding al snel bleek dat ik “de uitwerking van verhalen met meervoudige bronnen niet voor elkaar kreeg, waardoor vooral de een-op-een interviews en verslaggeving van weekendgebeurtenissen overbleven”.
Los van het feit dat mij in die laatste twee jaar onder zijn leiding helemaal geen langere verhalen in Enschede werden aangeboden, schreef ik in Hengelo tot volle tevredenheid van zijn collega chef-redacteur die stukken wel. En ondanks het feit dat de chef in Enschede niet tevreden was over mijn functioneren, kreeg ik wel een wekelijkse prestigieuze kunstpagina aangeboden, waarvoor ik een vast bedrag van 180 euro mocht declareren; acht uur à € 22,50. Daarover schrijft chef Henk later in zijn getuigschrift. “Na een paar maanden is ze van de rubriek afgehaald, omdat we niet tevreden waren.”  Maar iedereen op de redactie was uitermate tevreden met mijn pagina en ik heb er van Henk nooit iets over gehoord. Maar de hoofdredacteur vond dat ik te duur was en dus mocht ik na de gedwongen zomerstop niet meer verder. Zonder uitleg of verontschuldiging.

Neutraal profileren
Omdat ik in Twente geen mogelijkheid zag om ander werk in de journalistiek te vinden – en omdat ik niet het risico wilde lopen om voortdurend ex-collega’s tegen te komen – ben ik uit die regio weggegaan. Maar ook in Arnhem, mijn nieuwe werkgebied, regeert DPG Media. En omdat je, dankzij de moderne tijd, voor eeuwig en altijd bekend staat als querulant, is het een stuk lastiger om je neutraal te profileren, bijvoorbeeld als je een baan zoekt in de pr en communicatie. Dat laatste kan ik natuurlijk nooit bewijzen, maar ik ben ondanks mijn geschikte profiel, nog nooit uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.

Jan Buter
Twee jaar na de storm van 18 januari, overlijdt op 16 januari 2020 de kleurrijke regiojournalist en chroniqueur Jan Buter. Hij is een van mijn mentoren en zoon van de eveneens legendarische Twentse journalist Adriaan Buter. Jan heeft 44 jaar lang in Twente en de Achterhoek voor alle edities van de TC Tubantia, de Stentor en hun papieren voorgangers geschreven. Op 67-jarige leeftijd hield hij zich alleen nog bezig met levensverhalen en columns over streektaal voor de gratis weekbladen van het Achterhoeks Nieuws, want hij kon zich niet meer vinden in de ontwikkelingen bij zijn oude werkgever, tegenwoordig DPG Media. “De objectiviteit kwam in het gedrang, feiten en opinie zijn teveel door elkaar gaan lopen. Hypes en oppervlakkigheid vieren hoogtij en gemeentebesturen worden nauwelijks gecontroleerd, want tijd om ergens in te duiken is er niet meer.”      

Levensverhalen
Met de dood van Buter is een einde gekomen aan een tijdperk. Zelf maakte hij de tijd nog mee dat de journalist uit zijn ivoren toren moest komen en zich onder zijn lezerspubliek moest begeven. Dat kon het best in de regiojournalistiek, vond hij, waar je in de supermarkt kon horen wat de mensen van jouw verhaal en de krant vinden.
Tot zijn dood zette hij zijn kennis en ervaring als journalist in om levensverhalen van mensen op te tekenen. Ook wat dat betreft is Jan een mentor, want het opschrijven van levensverhalen, meer in het bijzonder de relatie tussen werk en leven, zie ik als mijn nieuwe bestemming. Mijn eerste verhaal zou gaan over leven en werk van de regiojournalist Jan Buter. 

Britt van Uem

De rechtszaak die Britt van Uem aanspande werd mede ondersteund door de Stichting Rechtshulp Auteurs.