editie 16 / mei 2005

Nieuw reglement kabelrechten TV

Wie zich aansluit bij LIRA, draagt zogenoemde kabelrechten in bredere zin in beheer aan LIRA over. Daarmee verwerft LIRA de eigendom van de zogenoemde kabel-, digitale en satellietrechten. In onderhandeling tredend met de exploitanten van de diverse relevante doorgiftesystemen (kabel, digitenne, satelliet en dergelijke) bedingt LIRA vervolgens zo veel mogelijk een vergoeding voor schrijvers, vertalers en bewerkers van de op deze onderscheiden manieren verspreide werken.

Bij de huidige verdeelpraktijk van kabelgelden door LIRA gaat het om auteursrechtelijke beschermde literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken en de daarop gebaseerde audio- en audiovisuele producties die door Nederlandse en buitenlandse publieke omroepen, inclusief de regionale omroepen. via de radio of de tv worden uitgezonden en die gelijktijdig met de etheruitzending door diverse exploitanten van doorgiftesystemen worden doorgegeven aan hun abonnees. Daarbij moet het - om voor vergoeding door LIRA in aanmerking te komen - gaan om uitgezonden en gelijktijdig doorgegeven werken die door of in opdracht van Nederlandse publieke omroepen, inclusief de regionale omroepen, via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt, vertaald of ondertiteld. Ook moet de betreffende schrijver, bewerker of vertaler zijn kabelrechten tegenover zijn opdrachtgever hebben voorbehouden door ze via een aansluitingscontract bij LIRA onder te brengen en daarvan melding te maken in de overeenkomst die hij met zijn opdrachtgever sluit.

Sinds een arrest van de Hoge Raad uit de jaren tachtig geldt de gelijktijdige kabeldoorgifte als een nieuwe openbaarmaking waarvoor toestemming moet worden verkregen van rechthebbenden. Rond dat arrest hebben rechthebbenden van velerlei aard zich indertijd verenigd om in onderhandelingen met de kabelexploitanten tegen vergoeding hun toestemming voor de gelijktijdige kabeldistributie te geven. LIRA is één van de organisaties van rechthebbenden die kabelgelden verdeelt, en wel onder de eigen doelgroep, te weten Nederlandse en buitenlandse schrijvers, vertalers en bewerkers.

Schrijvers en vertalers van literaire boeken die vinden dat ook hun uitgever bijvoorbeeld bij verfilming van hun boek en uitzending van het filmwerk door een publieke omroep aanspraak zou moeten kunnen maken op een deel van de kabelgelden, kunnen in hun uitgeefovereenkomst met de uitgever een verdeelsleutel overeenkomen en zich zelfs door de uitgever aan laten sluiten bij LIRA. De uitgever moet van die aansluiting dan wel melding maken aan LIRA. Deze andere, indirecte toegang voor de auteur tot LIRA heeft vooral een principiële en theoretische waarde, want in de praktijk blijken bijna alle werken die voor kabelgeld in aanmerking komen, speciaal voor de tv of de radio geschreven te zijn, zonder eerst te zijn uitgegeven.

De verdeling van kabel- en verwante gelden wordt geregeld in een zogenoemd repartitiereglement. Omdat omstandigheden en technieken veranderen behoeft zo’n verdelingsreglement geregeld aanpassing. In zijn vergadering van 7 september 2004 kwam het bestuur van de Stichting Lira tot de vaststelling van een op enkele punten gewijzigd kabelreglement-tv en kabelreglement-radio. Tegelijk werd de werking van het reglement uitgebreid tot de gelijktijdige en ongewijzigde secundaire verspreiding  van de in dit artikel beschreven werken, indien deze plaats vindt op digitale wijze (via digital video broadcasting-terrestrial, afgekort dvb-t) of via satelliet.

Op grond van een bestuursbesluit zijn de voorwaarden uit de repartitiereglementen kabelrechten televisie en radio ook van toepassing op uitzendingen van publieke regionale omroepen. Voor dit soort uitzendingen  geldt zowel voor tv als voor radio een tarief per minuut uitzending dat 25% beloopt van het gewone tarief per minuut uitzending, zoals dat tot stand komt op grond van beide genoemde reglementen.

Repartitiereglement kabelrechten televisie

als voor het laatst gewijzigd door het bestuur van de Stichting LIRA op 7 september 2004

Ter introductie:

In zijn vergadering van 5 augustus 1997 heeft het bestuur van de Stichting LIRA het hieronder volgende repartitiereglement inzake auteursrechtgelden (kabelgelden) voor de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding van Nederlandse televisieprogramma’s via kabelnetten vastgesteld. In zijn vergadering van 13 januari 2004 heeft het bestuur een wijziging ten aanzien van artikel 5 (hieronder artikel 6) aangebracht en in zijn vergadering van 7 september 2004 - naast kleine redactionele aanpassingen - wijzigingen ten aanzien van de onderstaande artikelen 1, 2, 4, 15, 17, 18 en 19.

WERKINGSTERREIN

1.Dit repartitiereglement heeft betrekking op de verdeling van door LIRA van kabelexploitanten ontvangen auteursrechtelijke gelden (kabelgelden) inzake de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding via kabelnetten van televisieprogramma’s waarin literaire en literair-dramatische werken van schrijvers, bewerkers en vertalers alsmede muziek-dramatische werken van librettisten, componisten, bewerkers en vertalers alsook op deze literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken gebaseerde audiovisuele producties secundair worden openbaar gemaakt.

Dit repartitiereglement is van overeenkomstige toepassing op door LIRA ontvangen auteursrechtelijke gelden, indien de gelijktijdige en ongewijzigde secundaire verspreiding  van de in dit artikel beschreven werken plaats vindt op digitale wijze (via digital video broadcasting-terrestrial, afgekort dvb-t) of via satelliet.

2. Zolang de werking van het huidige kabelcontract, gesloten tussen Nederlandse kabelexploitanten en rechthebbenden, beperkt blijft tot uitzendingen van publieke omroepen, geldt als afbakening van LIRA’s werkterrein (naast de werkterreinen van VEVAM en Nieuwswaarde) dat het bij de gelijktijdige doorgifte moet gaan om werken die door of in opdracht van Nederlandse of bij het kabelcontract betrokken buitenlandse publieke omroepen via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt, vertaald of ondertiteld.

BEREKENING VAN IEDERS AANDEEL

3. Basis voor de berekening van de repartitie is de tijdsduur van de uitzending van het werk.

4. Bij de voor de repartitie in aanmerking komende werken kunnen de volgende categorieën repartitiegerechtigden worden onderscheiden: 

- de schrijver van het format
- de schrijver van de synopsis
- de schrijver van het oorspronkelijke werk, zoals de scenario- of toneelschrijver
- de bewerker van het oorspronkelijke en/of vertaalde werk 
- de vertaler van het oorspronkelijke en/of bewerkte werk en de daaraan gelijk te stellen maker van de nasynchronisatieteksten
- de ondertitelaar van het oorspronkelijke, bewerkte of  vertaalde werk.

5. Indien er geen andere repartitiegerechtigden zijn ontvangt de schrijver van het oorspronkelijke werk 100%.

6. Zijn ten aanzien van een literair-dramatisch werk (zoals een scenario) zowel de schrijver van het format, als ook de schrijver van de synopsis alsmede de schrijver van het scenario repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

a. de schrijver van het format: 10%
b. de schrijver van de synopsis: 15%
c. de schrijver van het scenario: 75%

7. Zijn er ten aanzien van een literair-dramatisch werk zowel de schrijver van de synopsis als de schrijver van het scenario repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

a. de schrijver van de synopsis: 25%
b. de schrijver van het scenario: 75%

8. Zijn ten aanzien van een literair-dramatisch werk zowel de schrijver van het oorspronkelijke werk als de vertaler of bewerker repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

de schrijver van het oorspronkelijke werk: 66,66%
de bewerker of vertaler:               33,34%

9. Zijn ten aanzien van een literair–dramatisch werk zowel de schrijver van het oorspronkelijke werk als de ondertitelaar repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats: 

de schrijver van het in een vreemde taal geproduceerde werk: 90%
de ondertitelaar daarvan:                                                       10%

10. Ligt aan het werk een prozawerk ten grondslag welke – voor zover het een beschermd werk betreft met toestemming van de schrijver van het oorspronkelijke werk of zijn rechtverkrijgenden - door een bewerker tot dramatisch werk is herschreven, dan geldt de volgende verdeling:

de schrijver van het oorspronkelijke prozawerk:   50%

de bewerker die het dramawerk heeft gecreëerd: 50%

11. Is een oorspronkelijk proza- of dramawerk zowel vertaald als bewerkt, dan geldt de volgende verdeling:

de schrijver van het oorspronkelijke proza- of dramawerk: 50% 
de bewerker: 25%
de vertaler:                                                                           25%

 12. Indien bij de totstandkoming van enig werk meerdere schrijvers, bewerkers, vertalers en/of ondertitelaars zijn betrokken dan wordt de 100% pro rata verdeeld.

13. Indien het aandeel van de schrijver, bewerker of vertaler als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt en dit aandeel als zodanig tot het publiek domein zou behoren, wordt dit niet in de uitkering betrokken. Voor het overige gelden de bepalingen van dit Reglement onverkort. 

14. Indien er sprake is van cabaret, revue of theatershow met enerzijds een bestanddeel aan prozawerken (conférences) of dramawerken (sketches) en anderzijds een bestanddeel aan liedjes, dan wordt 50% van de tijdsduur voor repartitie in aanmerking genomen en aan de rechthebbenden van de proza- en dramawerken uitgekeerd. De andere 50% wordt geacht deel uit te maken van het rechtenpakket dat BUMA vertegenwoordigt (kleinrecht).

GEEN RECHT OP EEN UITKERING

15. Geen recht op een repartitievergoeding kunnen doen gelden: schrijvers, bewerkers, vertalers of ondertitelaars die zich het recht van kabeldoorgifte van hun door de televisie uitgezonden werken niet hebben voorbehouden.

Onder hen worden begrepen de schrijvers, bewerkers of vertalers, bij wie - als gevolg van hun in dienstverband verrichte arbeid en hun nalatigheid ten opzichte van artikel 8, lid 4 van hun aansluitingscontract met LIRA  terzake een afwijkend beding in hun arbeidsovereenkomst op te doen nemen - de werkgever auteursrechtelijk als maker van het werk moet worden aangemerkt.

16. Uitgesloten worden, tenzij anders overeengekomen, filmscenario’s die zijn geschreven/bewerkt/vertaald primair met het oog op openbaarmaking van het werk in bioscooptheaters.

17. Uitgesloten zijn eveneens, tenzij anders overeengekomen, oorspronkelijke of vertaalde werken gelijk te stellen met filmscenario’s, zoals

- tekenfilms en animatiefilms, tenzij deze films door of in opdracht van Nederlandse of bij het Nederlandse kabelcontract betrokken buitenlandse publieke omroepen via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt, vertaald of ondertiteld

- muziekvideo’s

- reclameboodschappen

- documentaires

- interviews of vraaggesprekken

- inleidende of verbindende commentaren

- journalistieke bijdragen

- alle andere werken die -hoewel auteursrechtelijk beschermd- naar het bindend oordeel van het bestuur niet gerekend kunnen worden tot de werken waarop dit Reglement betrekking heeft.

IDENTIFICATIE RECHTHEBBENDEN

18. In beginsel zal als schrijver, bewerker of vertaler worden vermoed te zijn:

- de persoon of rechtspersoon die als zodanig in het werk wordt aangeduid;

- of als zulks niet duidelijk is of betwist wordt: de persoon of rechtspersoon die in de opdracht- en/of exploitatieovereenkomst terzake van het werk als zodanig genoemd is;

- of als er sprake is van een pseudoniem: de persoon of rechtspersoon die naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hij zich van dat pseudoniem heeft bediend;

- of de persoon of rechtspersoon die anderszins naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hem ook daadwerkelijk de kwaliteit van schrijver, bewerker of vertaler toekomt.

VERJARING VAN AANSPRAKEN

19. Aanspraken van rechthebbenden op kabelgelden komen te vervallen na verloop van vijf jaar na het jaar waarin de primaire uitzending en gelijktijdige secundaire doorgifte van werken waarop de aanspraken betrekking hebben, hebben plaats gevonden.

TOT SLOT

20. In alle gevallen waarin dit Reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

-0-0-0-0-

Repartitiereglement kabelrechten radio

als laatstelijk vastgesteld op 7 september 2004

Ter introductie: 

In 1988 heeft het bestuur van de Stichting LIRA het hierna volgende repartitiereglement inzake auteursrechtgelden met betrekking tot de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding van radioprogramma's via kabelnetten vastgesteld. Op 7 september 2004 heeft het bestuur besloten tot wijzigingen ten aanzien van de hieronder staande artikelen 1, 2, 11, 13 en 14 naast enkele redactionele aanpassingen van geringe betekenis.

WERKINGTERREIN

1.Dit repartitiereglement heeft betrekking op de verdeling van door LIRA van kabelexploitanten ontvangen auteursrechtelijke gelden (kabelgelden) inzake de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding via kabelnetten van radioprogramma’s waarin literaire en literair-dramatische werken van schrijvers, bewerkers en vertalers en daarop gebaseerde audio-producties secundair worden openbaar gemaakt en waarvoor de Stichting LIRA van kabelexploitanten vergoedingen ontvangt.

Dit repartitiereglement is van overeenkomstige toepassing op door LIRA ontvangen auteursrechtelijke gelden, indien de gelijktijdige en ongewijzigde secundaire verspreiding  van de in dit artikel beschreven werken plaats vindt op digitale wijze (via digital video broadcasting-terrestrial, afgekort dvb-t) of via satelliet.

2. Zolang de werking van het huidige kabelcontract, gesloten tussen Nederlandse kabelexploitanten en rechthebbenden, beperkt blijft tot uitzendingen van publieke omroepen, geldt als afbakening van LIRA’s werkterrein (naast de werkterreinen van VEVAM en Nieuwswaarde) dat het bij de gelijktijdige doorgifte moet gaan om werken die door of in opdracht van Nederlandse of bij het kabelcontract betrokken buitenlandse publieke omroepen via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt of vertaald.

BEREKENING VAN IEDERS AANDEEL

3. Basis voor de berekening van de repartitie is de tijdsduur van de uitzending van het werk.

4. Bij de voor de repartitie in aanmerking komende literaire, literair-dramatische em muziek-dramatische werken kunnen de volgende categorieën repartitiegerechtigden worden onderscheiden: 

a. de schrijver van het oorspronkelijke werk;
b. de bewerker van het oorspronkelijke of vertaalde werk;
c. de vertaler van het oorspronkelijke of bewerkte werk.

5. Indien er geen andere repartitiegerechtigden zijn ontvangt de schrijver van het oorspronkelijke werk 100 %.

6. Zijn ten aanzien van een literair-dramatisch werk zowel de schrijver als de vertaler of bewerker repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

a. de schrijver van het oorspronkelijke dramatische werk: 66.66 % 
b. de vertaler of bewerker daarvan:  33.33 %

 7. Ligt aan het werk een prozawerk ten grondslag welke - voor zover het een beschermd werk betreft met toestemming van de schrijver van het oorspronkelijke werk of zijn rechtverkrijgenden - door een bewerker tot dramatisch werk is herschreven, dan geldt de volgende verdeling:

a. de schrijver van het oorspronkelijke prozawerk: 50%
b. de bewerker die het dramawerk heeft gecreëerd: 50%

8. Is een oorspronkelijk proza- of dramawerk zowel bewerkt als vertaald, dan geldt de volgende verdeling:

a. de schrijver van het oorspronkelijke proza- of dramawerk: 50 %
b. de bewerker: 25 %
c. de vertaler: 25 %

9. Indien bij de totstandkoming van enig werk meer schrijvers, bewerkers of vertalers zijn betrokken, dan wordt de 100 % pro rata verdeeld.

10. Indien het aandeel van de schrijver, bewerker of vertaler als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt en dit aandeel als zodanig tot het publiek domein zou behoren, wordt dit niet in de uitkering betrokken. Voor het overige gelden de bepalingen van dit Reglement onverkort.

11. Indien er sprake is van het ten gehore brengen van cabaret, revue of theatershow met enerzijds een bestanddeel aan prozawerken (conférences) of dramawerken (sketches) en anderzijds een bestanddeel aan liedjes, dan wordt 50 % van de tijdsduur voor repartitie in aanmerking genomen en aan de rechthebbenden van de proza- en dramawerken uitgekeerd. De andere 50 % wordt geacht deel uit te maken van het rechtenpakket dat BUMA vertegenwoordigt (kleinrecht).

GEEN RECHT OP EEN UITKERING

12.Geen recht op een repartitievergoeding kunnen doen gelden: schrijvers, bewerkers of vertalers die zich het recht op kabeldoorgifte van hun door de radio uitgezonden werken niet hebben voorbehouden. 

Onder hen worden begrepen de schrijvers, bewerkers of vertalers, bij wie - als gevolg van hun in dienstverband verrichte arbeid en hun nalatigheid ten opzichte van artikel 8, lid 4 van hun aansluitingscontract met LIRA  terzake een afwijkend beding in hun arbeidsovereenkomst op te doen nemen - de werkgever auteursrechtelijk als maker van het werk moet worden aangemerkt.

13.Uitgesloten van repartitie zijn oorspronkelijke of vertaalde:

a. documentaires
b. interviews of vraaggesprekken
c. inleidende of verbindende commentaren
d. reclameboodschappen
e. journalistieke bijdragen
f. alle andere werken die -hoewel auteursrechtelijk beschermd- naar het bindend oordeel van het bestuur niet gerekend kunnen worden tot de groep van werken waarop dit reglement betrekking heeft.

IDENTIFICATIE RECHTHEBBENDEN

14. In beginsel zal als schrijver, bewerker of vertaler worden vermoed te zijn:

- de persoon of rechtspersoon die als zodanig rond of in het werk wordt aangeduid;

- of als zulks niet duidelijk is of betwist wordt: de persoon of rechtspersoon die in de opdracht- en/of exploitatieovereenkomst terzake van het werk als zodanig genoemd is;

- of als er sprake is van een pseudoniem: de persoon of rechtspersoon die naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hij zich van dat pseudoniem heeft bediend;

- of de persoon of rechtspersoon die anderszins naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hem ook daadwerkelijk de kwaliteit van schrijver, bewerker of vertaler toekomt.

VERJARING VAN AANSPRAKEN

15. Aanspraken van rechthebbenden op kabelgelden komen te vervallen na verloop van vijf jaar na het jaar waarin de primaire uitzending en gelijktijdige secundaire doorgifte van werken waarop de aanspraken betrekking hebben, hebben plaats gevonden.

TOT SLOT

16.In alle gevallen waarin dit Reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

KH