editie 12 / december 2003

Leenrechtrepartitie eind 2003

De vooruitzichten voor de reguliere leenrechtrepartitie van eind 2003 die thans plaats vindt, zijn goed. Niet alleen zal deze verdeling berusten op een steekproef van uitzonderlijke omvang (zo’n 80% van alle uitleningen), ook de hoogte van het netto te verdelen bedrag kan alleen maar positief beoordeeld worden: zeker meer dan 6 miljoen euro tegenover iets minder dan 5,75 miljoen in de leenrechtrepartitie van eind 2002. Ik gebruik de woorden ‘zeker meer dan’, omdat het te verdelen bedrag stijgt naar gelang het LIRA-bureau erin slaagt alsnog uitleningen waarvan de rechthebbenden onbekend zijn, te verbinden (te ‘matchen’) met bekende rechthebbenden. Door dat ‘matchen’ wordt de hoeveelheid onverdeelbaar geld, zo’n 6% van het geheel, langzaam maar zeker minder.

Het genoemde te verdelen bedrag van netto meer dan 6 miljoen euro is berekend door het bruto door LIRA van de Stichting Leenrecht ontvangen en onder schrijvers en vertalers te verdelen bedrag te vermeerderen met de vrijval van enige nog bij de Stichting Leenrecht en bij de Stichting LIRA geparkeerd staande leenrechtgelden voor geschriften, de bijtelling van bijna een ton aan reprorechtgelden, en te verminderen met de aftrek van een 9% inhouding ten behoeve van sociale en culturele doeleinden, een inhouding voor kosten van 5% en de aftrek van BTW over die administratiekosten.

Teruggang gecompenseerd

De conclusie moet zijn dat de teruggang in het aantal uitleningen naar een niveau van 130 miljoen uitgeleende boeken redelijk gecompenseerd wordt door een ook dit jaar gestegen tarief per uitlening, inclusief een correctie voor de inflatie, plus een aantal toevoegingen die niet allemaal een repeterend karakter hebben. Met andere woorden: resultaten, in het verleden gehaald, bieden jammer genoeg geen garantie voor de toekomst. De leenrechtgelden zijn niet te vergelijken met een door de overheid gegarandeerde uitkering. De hoogte fluctueert.

De bedragen die naar verwachting in december 2003 naar de rekeningen van schrijvers en vertalers zullen worden overgemaakt, hebben betrekking op uitleningen in de periode van 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003. Daarnaast is er een continu proces van aanvullingen gaande, teruggaande tot het moment waarop LIRA begon met de verdeling van leenrechtgelden.

Narepartitie 2003

Eerder in dit jaar, juli 2003, vond er volgens goed gebruik op grond van die continue aanvullingen ook een narepartitie van leenrechtgelden plaats. Zo’n narepartitie is steeds gebaseerd op nieuwe gegevens die LIRA gedurende het hele jaar binnenkrijgt. Deze keer had de narepartitie betrekking op de jaren 1997-2002. In totaal werd er een niet te verwaarlozen bedrag van € 910.848,- verdeeld onder 3449 auteurs. Ter vergelijking: in 2002 ging het in de narepartitie om een bedrag van € 537.053,- dat verdeeld werd onder 3039 auteurs.

Heel kleine bedragen

In het kader van de door de Stichting Leenrecht aan LIRA gegeven opdracht leenrechtvergoedingen aan rechthebbende schrijvers en vertalers uit te keren, worden er vaak ook kleine bedragen aan auteurs overgemaakt. Als het daarbij om heel kleine bedragen gaat, kunnen in hoofdzaak drie soorten reacties worden waargenomen. Het laat ontvangers onverschillig. Ontvangers raken geïrriteerd over vermeende kosten in verhouding tot de baten. Of zij reageren juist positief, omdat ze de kleine bedragen waarderen als een bewijs van de zorgvuldigheid waarmee wordt uitgekeerd.

Met onverschilligen hoeft niet in discussie getreden te worden. Met degen die de kleine bedragen als blijk van zorgvuldigheid zien, evenmin. Ontvangers die zich kwaad maken over de kosten, verbonden aan het berekenen en verzenden van afrekeningen en het doen van overboekingen van soms uiterst geringe bedragen, moet erop gewezen worden dat er in de huidige automatiseringssituatie vaak meer kosten zijn verbonden aan het maken van een uitzondering dan aan het over de hele linie uitkeren, ook van kleine bedragen. Elke wijziging in het bestaande systeem brengt daarnaast risico’s met zich mee die kostbaarder kunnen zijn dan het handhaven van bestaande routines. En tenslotte heeft het tot op de laatste eurocent uitbetalen van leenrechtvergoedingen ook iets moois: het is het summum van de brengplicht (binnen redelijke grenzen) die aan LIRA is opgelegd.

Dat neemt niet weg dat binnen het bestuur van LIRA om heel andere redenen ernstig na wordt gedacht over de invoering van een zogenoemde bagatellenregeling. Die bestaan er in diverse soorten, maar de bagatellenregeling waar wij in het kader van een vaak al eerder gemeld pensioenplan aan denken, is een regeling waarin lage bedragen tot aan een bepaalde hoogte niet meteen tot uitkering komen, maar apart gezet worden totdat aan een bepaald minimum is voldaan. Ter illustratie: bij BUMA kent men een bagatellenregeling met een grens van  zo’n 11 euro. Iemand die in een bepaald jaar drie euro aan rechten opbouwt, krijgt die niet meteen uitbetaald. Die drie euro’s worden apart gezet. Ze komen pas tot uitkering als bijvoorbeeld in het tweede jaar een uitkering van nog eens tien euro wordt verdiend en de optelsom een bedrag van dertien euro laat zien. 

Het is dus mogelijk dat op enige termijn die heel lage bedragen niet meer tot uitkering komen, maar dan om een specifieke reden: om een eventuele pensioenadministratie niet te belasten met het bijhouden van bedragen en renten op bedragen die nauwelijks waar te nemen vallen. U wordt over de eventuele invoering van een bagatellenregeling natuurlijk vooraf ingelicht.

Wat te doen bij klachten?

In verband met de thans aan de gang zijnde repartitie is het wellicht nuttig LIRA’s klachtenregeling nog even onder de aandacht te brengen. Individuele klachten van auteurs over het leenrecht dienen, indien zij niet per omgaande op bureauniveau tot tevredenheid worden afgehandeld, binnen twee maanden na de repartitie waarop ze betrekking hebben, schriftelijk en gemotiveerd bij LIRA te worden ingediend, bij voorkeur gericht en geadresseerd aan de Stichting LIRA, tav de klachtencommissie leenrecht, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp.

Binnengekomen klachten worden aan een bestuurscommissie ter beoordeling voorgelegd. Deze commissie adviseert het bestuur van LIRA over de afhandeling van de klacht en eventueel verder te nemen maatregelen. Het bestuur van LIRA neemt naar aanleiding van het uitgebrachte advies een besluit over de klacht. Tegen dit bestuursbesluit is volgens artikel 15e van de Auteurswet beroep mogelijk bij de arrondissementsrechtbank in Den Haag.

LB/KH