editie 12 / december 2003

Een woord van de voorzitter (12)

Van eind 1992 dateert de Europese richtlijn die de aanzet vormde tot de invoering eind 1995 van een nieuw auteursrechtelijk gefundeerd leenrecht in Nederland. Pas aan het eind van het jaar 1997 bracht het nieuwe wettelijk regime nieuwe financiƫle feiten voor de Nederlandse schrijvers en vertalers.

Bij de invoering had de Nederlandse overheid de Staten-Generaal de toezegging gedaan de effecten van het nieuwe leenrechtstelsel tussentijd te evalueren. Per 1 april 2003 is de tekst van deze evaluatie verschenen. Het betreft de jaren 1996-2001.

De belangrijkste conclusie van deze evaluatie is te vinden in de tweede alinea van de brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, gedateerd 1 april 2003, die aan de tekst van de evaluatie voorafgaat: ‘De evaluatieperiode overziende, bestaat de overtuiging dat de vereniging van openbare Bibliotheken (NBLC) en de Stichting Leenrecht er, na een overgangsfase waarin de introductie van het leenrechtstelsel tot verwachte aanloopproblemen heeft geleid, gezamenlijk in geslaagd zijn om modaliteiten te ontwikkelen die een over het algemeen goed functioneren van het leenrechtstelsel tot gevolg hebben.’ 

Dat klinkt goed. Wie de cijfers en bedragen tot zich neemt zoals die in het evaluatierapport zijn opgenomen, ziet een indrukwekkend aantal uitleningen van vele soorten werken, van boeken tot dvd’s, van multimedia-cd-rom’s tot video’s, de revue passeren. Het nieuwe leenrecht is dan ook geenszins een ramp voor de bibliotheken gebleken. Volgens het rapport beliep de ‘geraamde totale opbrengst van de verhuur- en leenvergoedingen over 2001’ een bedrag van ongeveer 15 miljoen euro, ‘hetgeen grofweg neerkomt op een kleine 4% van het totale bibliotheekbudget.’ Elke Nederlander zou in die rekensom 90 eurocent aan de leenvergoeding bijdragen; omgerekend naar het aantal bibliotheekleden gaat het om 3,50 euro per jaar. Uitgaande van het profijtbeginsel wordt dat laatste bedrag door de opstellers van het evaluatierapport een ‘alleszins billijk te noemen’ bijdrage genoemd.

LIRA is een op vrijwilligheid gebaseerde auteursrechtorganisatie die onder meer optreedt als verdeelorganisatie van de Stichting Leenrecht. LIRA verdeelt van alle verdeelorganisaties het meeste leengeld. Vandaar dat ik als voorzitter van LIRA niet helemaal ontevreden ben over wat de overheid zelf over het functioneren van het nieuwe leenrechtstelsel opmerkt. Maar oplettendheid blijft natuurlijk altijd geboden.

KH