editie 43 / mei 2014

Recente en komende rechtspraak

Lira-Kabelexploitanten

De bodemprocedure die Lira is gestart tegen enkele grote kabelmaatschappijen die na meer dan 20 jaar weigeren nog langer kabelvergoedingen te betalen, leidde op 15 april 2014 tot een comparitie van partijen. Gedagvaard waren UPC, Ziggo, Delta en tussengevoegd de gezamenlijke inkooporganisatie RODAP. Rechthebbende scenarioschrijvers, verenigd in Lira, constateren dat er massaal inbreuken op hun auteursrecht plaats vinden, nu kabeldistributie van hun film- en tv-werken plaats heeft zonder toestemming van Lira en de bij Lira aangesloten binnen- en buitenlandse rechthebbenden. Lira eist voor hen alsnog kabelgelden, schadevergoeding, een veroordeling in de kosten van juridische assistentie en ga zo maar door.

KH

 

Norma-Kabelexploitanten

In de cassatieprocedure die Stichting Norma op grond van de naburige rechten van haar aangesloten acteurs voert tegen de kabelexploitanten heeft de advocaat-generaal ongeveer een half jaar terug zijn advies gepubliceerd. Dat advies van de advocaat-generaal laat zien hoezeer hij volhardt in zijn al langer bekende opvattingen. Rechthebbende acteurs achten zich op tal van punten verkeerd begrepen en tekort gedaan. In een zogenoemde Borgersbrief hebben zij nog enige krachtige laatste pogingen tot correctie gedaan. 

De Hoge Raad deed betrekkelijk kort na het advies van de advocaat-generaal uitspraak en dat arrest was zeer teleurstellend voor naburigrechthebbenden. Over enkele heikele kwesties die een behandeling door het Europese Hof van Justitie verdienen, heeft de Hoge Raad een oordeel behendig vermeden, maar het resultaat van het arrest was dat Norma in het ongelijk werd gesteld. Opvallend en voor sommige advocaten ook onbegrijpelijk bleef het feit dat het niet nodig werd geoordeeld het Europese Hof van Justitie enkele hoogst relevante prejudiciële vragen voor te leggen. Zulk soort vragen naar Europese rechtsopvattingen kunnen alleen door rechters gesteld worden en zouden veel eerder dan anders tot meer duidelijkheid kunnen leiden.

Ofschoon het arrest rust op een ander recht en zelfs een andere wet betreft dan het auteursrecht en de Auteurswet, is de Norma-procedure ook van belang voor auteursrechthebbenden, omdat het over dezelfde kwestie gaat: de weigering van kabelexploitanten om kabelgeld te betalen in een specifieke exploitatie van auteursrechtelijk beschermde werken waarin de ratio voor een vergoeding wezenlijk gelijk is gebleven.

KH

  

VOB-Leenrecht

De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) is een proefprocedure tegen de Stichting Leenrecht begonnen, niet uit vijandigheid, maar je zou kunnen zeggen: juist uit sympathie voor het soort van uitlenen waarvoor Stichting Leenrecht ooit is opgericht. Onmiddellijk na deze dagvaarding zijn de Stichting Lira en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) daaropvolgend 'tussengekomen' zoals dat heet. Dat wil zeggen dat ze volop in de procedure meedoen. 

De bedoeling van de advocaat van de VOB is duidelijk: hij wil op zo kort mogelijke termijn via zogenoemde prejudiciële vragen ten gunste van de bibliotheken de toestemming op Europees niveau afdwingen om ebooks onder de werking van de leenrechtexceptie uit te mogen lenen. Bibliotheken immers zouden het liefst zien dat ze ebooks als gewone boeken zouden mogen uitlenen, wellicht met een tariefverschil dat dan -net als nu- in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) moet worden vastgesteld. 

Gewone boeken vallen onder het leenrecht. Afrekening van het verschuldigde leengeld onder auteurs en uitgevers vindt plaats via de paritair samengestelde Stichting Leenrecht. Dat is het doel waarnaar de bibliotheken streven: ebooks zoveel mogelijk als gewone boeken uit mogen lenen via de bibliotheken, zij het wellicht met een prijsverschil als overeen te komen in de StOL.

De procedure zou zich gaan beperken tot het repertoire dat in de traditionele bibliotheek het meest wordt uitgeleend. Boeken dus, maar dan in digitale vorm.

De Stichting Leenrecht stelt zich passief maar tot medewerking bereid op. Het bestuur van deze uit schrijvers en uitgevers bestaande eigenrechtorganisatie is bereid om zodra partijen, te weten auteurs, uitgevers en bibliotheken, over de digitale uitleen overeenstemming zouden bereiken, de incasso en primaire repartitie op zich te nemen, zoals dat ook nu al vele jaren bij de uitleen van 'gewone geschriften' gebeurt. 

Uitgevers lijken problemen te hebben met een onbeperkte bevoegdheid van bibliotheken om tot uitleen van gedigitaliseerde geschriften over te gaan, bevreesd als zij zijn dat deze ontwikkeling de verkoopmarkt ernstig zal verstoren.

Onder auteurs zal een belangrijke rol in de pro- of contra-houding gespeeld worden door de aard van het uitleensysteem, de daaraan verbonden opbrengsten en de hevigheid waarmee de prijs van het traditionele boek en daaruit voortvloeiende royalty's door de nieuwe uitleenvormen zouden kunnen worden bedreigd.

Partijen komen voor het eerst voor de rechter bijeen op 27 mei 2014.

KH

 

Regionaal Archief Leiden e.o.

Vorig jaar is Lira samen met Pictoright (de organisatie voor visuele makers) een gerechtelijke procedure tegen Erfgoed Leiden en omstreken (voorheen Regionaal Archief Leiden) gestart.

Erfgoed Leiden en omstreken heeft al enkele jaren een groot krantenarchief online staan. Daarbij worden de auteursrechten van vele freelance journalisten die door Lira worden vertegenwoordigd, geschonden. Lira heeft de afgelopen jaren samen met Pictoright getracht om tot een oplossing met het archief te komen, maar dat is stelselmatig getraineerd en gesaboteerd  en uiteindelijk na heel veel tijdverlies op niets uitgelopen. Ondertussen verschuilen vele tientallen, zo niet honderden archieven zich achter de rug van Erfgoed Leiden. Daarom hebben Lira en Pictoright vorig jaar besloten een gerechtelijke procedure te starten.

Met deze rechtszaak willen Lira en Pictoright bereiken dat alle makers een passende vergoeding voor de digitalisering en openbaarmaking van hun werk ontvangen, niet alleen in Leiden, ook elders. Het is niet de bedoeling om de toegang tot het archief te beperken, maar juist om dit soort grootschalige en betrekkelijk grootschalige digitaliseringsprojecten op eenvoudige wijze en tegen relatief lage kosten mogelijk te maken. 

De eerste zitting staat gepland op donderdag 19 juni om 9.30 uur in de rechtbank van Den Haag. Ook tijdens deze laatste fase blijft het mogelijk dat partijen alsnog overeenstemming bereiken. Maar zo gemakkelijk zullen Lira en Pictoright zich niet laten overhalen tot deelname aan weer een nieuwe bemiddelingspoging. Een eerdere gespreksronde liep blijkbaar vast op de vrees van de politiek verantwoordelijke wethouder van cultuur dat het noodgedwongen erkennen van een auteursrechtelijke fout zijn politieke toekomst zou kunnen schaden. Hetgeen in de recent gehouden raadsverkiezingen ook zonder gerechtelijke archiefprocedure is gebeurd. Hij is uit het politieke zicht verdwenen.

SB

 

Holierhoek/NTR: digitaal themakanaal

Recent kwam de Amsterdamse rechter bij vonnis van 7 januari 2014 in de zaak Holierhoek/NTR tot een uitspraak. De NTR werd in het ongelijk gesteld. 

Die procedure ging om uitzendingen van een aflevering uit een tv-serie van scenarioschrijver Kees Holierhoek, voorzitter van Lira, die in het kader van de zogenoemde themakanalen zevenvoudig is herhaald. Toestemming tot uitzending op een themakanaal is door de omroep gevraagd aan de eertijdse producent van de tv-serie. Deze producent heeft die toestemming gegeven, maar de rechtsgeldigheid van die toestemming werd door Holierhoek betwist, omdat de BV van bedoelde producent al geruime tijd tevoren failliet was verklaard, Eiser stelt dat de betreffende producent sinds diens faillissement vanwege dat faillissement geen toestemming meer kon geven, omdat hij de zeggenschap over het werk had verloren. 

De zaak die – zoals wel vaker in principiële geschillen – met steun van de Stichting Rechtshulp Auteurs werd gevoerd, werd door Lira gezien als een poging om de NTR te dwingen vóór uitzending van filmwerken-via-een-themakanaal passende individuele of collectieve tariefafspraken aangaande themakanalen te maken in plaats van het zeer eenzijdig vaststellen van een zeer lage vergoeding en dan ook nog via een onbevoegde producent. 

Tegelijk is vrij algemeen bekend dat tot nu toe in de Nederlandse wetgeving onvoldoende aandacht is besteed aan wat er gebeurt met de bevoegdheden van een soms onbevoegde producent van een filmwerk indien deze failliet gaat en de opbrengst van zijn bezittingen en vorderingen onvoldoende blijkt te zijn voor het delgen van zijn schulden ('faillissement opgeheven bij gebrek aan baten'). Gesteld werd door eiser dat zo'n producent niet langer meer bevoegd is licenties voor gebruik te verlenen. Dan rijst natuurlijk wel de vraag aan wie die bevoegdheid vervolgens wél is toegevallen. Kennelijk is de wetgever op dit punt iets vergeten te regelen, zo luidt in bredere kring de opvatting. Aangenomen mag worden dat de verfilmingsrechten op het scenario in dat soort omstandigheden terugkeren naar de scenarioschrijver.

Antwoord op gestelde vragen kwam er niet in alle opzichten. In zijn vonnis kwam de rechter tot een verrassende stelling: dat er nooit contractueel door maker toestemming gegeven zou kúnnen zijn, omdat de exploitatiewijze die beknopt aangeduid wordt met 'uitzending via een digitaal themakanaal' op het moment dat de schriftelijke overeenkomst werd getekend, nog niet bestond. De failliet gegane producent, diens BV, kon dan ook nooit de toestemming daartoe hebben verworven en hebben doorgegeven aan de NTR.

In het commentaar op de het tussenvonnis van de zijde van de NTR wordt door de wederpartij onder meer gesteld dat er contractueel toestemming was verkregen voor gebruik van het scenario voor 'omroepdoeleinden' en dat daar mede een nog niet uitgevonden exploitatievorm als 'uitzending via een digitaal themakanaal' kon worden bedoeld.

Die onwenselijk te achten uitbreiding van toegestane exploitaties door een uiterst ruime interpretatie van de term 'voor omroepdoeleinden' is er dus niet gekomen. Dit soort zaken dienen terecht beperkt te worden uitgelegd.

KH