editie 47 / februari 2016

Leenrechtlezing door Rien Verhoef

Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum stond de Stichting Leenrecht stil bij de doelstelling en grondslag van de leenvergoeding. In de Haagse sociëteit De Witte werd het leenrecht belicht door vertegenwoordigers van uitgevers, auteurs en bibliotheken. Rien Verhoef, oud-bestuurslid en -penningmeester van de Stichting Lira, had namens de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) jarenlang zitting in de Sectie Geschriften van de Stichting Leenrecht. Hij hield op verzoek de hierna volgende lezing.

Leenrechtlezing door Rien Verhoef

Leenrechtlezing

‘Wij schrijven niet voor Jan Lul’ stond in 1972 op een affiche van de CPNB vol met handtekeningen van Nederlandse schrijvers. Alleen Simon Carmiggelt had uitdrukkelijk niet meegetekend, want hij schreef nu juist wel voor Jan Lul, zei hij.

Twee jaar daarvoor had een groepje schrijvers al eens demonstratief boeken weggehaald uit de openbare bibliotheek aan de Amsterdamse Keizersgracht. En op bibliotheekmuren verscheen hier en daar de leus: ‘Wie hier 1 boek leent is 1 dief’.

Het waren de ‘hardere acties’ die pasten bij de tijdgeest, want beschááfde oproepen tot de invoering van een leengeld klonken eigenlijk al sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar het zou nog wel tien jaar duren voor er een voorlopige regeling kwam, en daarna nog eens bijna tien totdat het auteursrechtelijke leenrecht wettelijk werd verankerd.

Ten slotte, zo tegen 2000, toen gaandeweg ook de kinderziekten van het nieuwe verdelingsstelsel waren verholpen, kwam de tijd dat schrijvers en vertalers dachten dat het leenrecht wel zo’n beetje af was. Zelf herinner ik me dat moment nog heel goed omdat ik toen net penningmeester van verdeelorganisatie Lira was geworden en ik me eerst niet maar geleidelijk aan weer wel in het openbaar kon vertonen zonder te worden aangeklampt door briesende schrijvers en vertalers. Natuurlijk bleven er uitzonderingen bestaan, zoals de uitgeweken Turk wiens boeken eigenlijk alleen in Nederlandse vertaling verschenen en die maar niet kon verkroppen dat in de geldende systematiek zijn vertaler ruim tweemaal zoveel leengeld kreeg als hij. En ook betrapten we nog weleens een ‘verstekeling’ die probeerde leengeld op te strijken waarop hij geen recht had, maar Lenin wist al: ‘Vertrouwen is goed, controle is beter.’

 

Vlaams leengeld

Verder was ook na 20 jaar het wachten nog altijd op een redelijke tegemoetkoming van onze zuiderburen voor de vele boeken die zij van ons in hun bibliotheken uitlenen – onvermijdelijk als je een taal deelt, maar daarom niet minder onverteerbaar. Twee jaar geleden nog kreeg ik een uitgelezen kans om hierover een persoonlijke noodkreet aan onze minister van OC&W te richten. Nadat ik in de Leidse Pieterskerk haar felicitaties met mijn eredoctoraat in ontvangst had mogen nemen, schreef ik haar onder meer:

‘Al vele jaren keert Nederland auteurs, vertalers en uitgevers een passende vergoeding uit voor de boeken die in onze openbare bibliotheken worden geleend. Vlamingen worden daarbij geheel gelijk behandeld. Vlaanderen daarentegen traineert al 20 jaar de invoering van een ordentelijk leenrecht – is zelfs veroordeeld wegens schending van de Europese richtlijn terzake – en dupeert hiermee stelselmatig alle Nederlandse rechthebbenden, wier werk immers in Vlaanderen op grote schaal wordt uitgeleend. En zelfs nu België dan eindelijk tot invoering van een leenrecht is overgegaan, tart de beledigende vergoeding elke Europese vergelijking en is het nog maar de vraag of de Nederlandse rechthebbenden er hoe dan ook iets van zullen gaan zien. Het zou uw ministerie sieren als van het leenrecht een breekpunt in de Taalunie zou worden gemaakt – twee partijen kunnen niet op voet van gelijkheid met elkaar blijven omgaan als de een de ander structureel begapt.’ Op dat ‘begapt’ kom ik nog terug. Maar al zal het één vast niets met het ander te maken te hebben, sindsdien is het departementale directoraat zodanig omgedoopt dat het woord bibliotheken uit de naam is verdwenen en is een Vlaming tot secretaris van de Taalunie benoemd.

 

Alles aardig geregeld

Maar in eigen land leek, zoals gezegd, rond 2000 alles dus aardig geregeld. En vooral leek er iets te zijn ontstaan als een maatschappelijke acceptatie. Op het spreekwoordelijke feestje leek het minder moeilijk om uit te leggen waarom het redelijk was een schrijver of vertaler wiens boek door vele mensen voor een fractie van de winkelprijs kon worden gelezen, meer te geven dan zijn royalty over dat ene exemplaar.

Maar algauw was het weer met die rust gedaan. De digitale revolutie opende steeds meer en steeds eenvoudiger mogelijkheden om auteursrechtelijk beschermd werk te kopiëren en onbeperkt te verspreiden. Op zichzelf natuurlijk toe te juichen – als er namelijk iets tegenover had gestaan – maar de standaard werd helaas van meet af aan dat de rechthebbenden niet moesten zeuren, terwijl de overheid stelselmatig verzuimde hen tegen de massale digitale zakkenrollerij te beschermen. Daarmee liepen auteurs niet alleen rechtstreekse vergoedingen mis, maar indirect ook leenvergoeding, want onbetaald digitaal lezen was toch net nog iets gerieflijker en voordeliger dan een gang naar de bibliotheek. Scans van papieren boeken werden bij duizenden tegelijk illegaal verspreid en bij het e-boek circuleerde op zeker moment een schatting dat van de 10 er 1 daadwerkelijk werd afgerekend. En op het spreekwoordelijke feestje werd weer steeds meewariger gereageerd: Betálen? Als met één muisklik alles gratis te verkrijgen was? En onze overheid, toch de aangewezen instantie om het misdrijf van de auteursrechtinbreuk te bestrijden? Die kwam en komt helaas niet verder dan onderdanig en bête gekir over innovatie en start-ups, in plaats van de ‘dief te houden’. Kijk naar het warme onthaal en de hersenloze reclame in Neerlands populairste talkshow De wereld draait door voor een initiatief als Blendle, dat journalisten, schrijvers en vertalers die niet in loondienst werken simpelweg berooft van de vergoeding die hun toekomt voor het hergebruik van hun geestelijke eigendommen.

 

Sluiting van bibliotheken

En de overheid ging nog verder. Want ze onthield niet alleen haar schrijvende onderdanen de bescherming waarop zij recht hadden, ze zaagde ook nog eens actief aan hun stoelpoten. Grote bezuinigingen op het bibliotheekwezen leidden tot sluiting van vestigingen en dus tot ‘leenuitval’, maar ook tot een verschuiving van uitleningen die een juiste afdracht van vergoedingen onder druk zette. Het is immers zeer aannemelijk dat er niet zozeer veel minder wordt uitgeleend, maar dat er massaal uitleningen onder de radar zijn verdwenen. Schoolbibliotheken, door de wetgever vrijgesteld van leenrechtafdracht, werpen zich deels op als uitleenalternatief, ook voor volwassenen, commerciële uitleenpartijen vullen de leemte van opgeheven bibliotheken op, ouderdagverblijven en buurthuizen gaan bibliotheekje spelen, maar al deze partijen hebben één ding gemeen: hun zorg is het belang van hun lezers, niet dat van de schrijvers en vertalers. Om al die gemiste uitleningen en daardoor weglekkende inkomsten in beeld te krijgen zijn onorthodoxe methoden van opsporing, registratie en incasso nodig. Ik moet onweerstaanbaar denken aan een beroemde FIOD-actie uit de jaren zeventig, de ‘actie Schuimkraag’, waarbij de eendrachtig verzwegen kolossale zwarte omzet van horeca en brouwerijen uiteindelijk werd achterhaald door te berekenen hoeveel koolzuur het vergde om een vat bier leeg te tappen. Want aangezien een cilinder van dit in ander verband tegenwoordig zo beruchte gas een schijntje kostte, had geen kastelein eraan gedacht ook dit zwart in te kopen. De Stichting Leenrecht zal op zoek moeten naar het CO2 van het bibliotheekwezen.

 

Eerbiediging van auteursrecht

Tegelijkertijd zou de bezuinigende overheid eindelijk eens werk moeten maken van een gedegen oormerking van gelden: zodra direct of indirect activiteiten worden bekostigd waarbij auteursrechtelijk beschermd werk in het geding is, hebben subsidieontvangers op straffe van verlies van hun subsidie het auteursrecht te eerbiedigen. Het is te mal voor woorden dat een grote gemeente jarenlang op grote schaal het auteursrecht kon schenden en ook nog eens op kosten van de gemeenschap met juridisch gechicaneer een lange neus kon trekken. Terwijl het uitgangspunt toch geen raketwetenschap is: een schrijver of vertaler van wiens werk gebruik wordt gemaakt, heeft recht op een vergoeding voor dit gebruik. Over de hoogte van die vergoeding en zelfs over uitzonderingen op die hoofdregel valt te praten, over het principe niet. En juist een overheid die wil inzetten op innovatie en creatie, dient dit principe uit alle macht uit te dragen en te beschermen.

 

Herman Heijermans

In 2012 was het een eeuw geleden dat Nederland gevolg gaf aan de ‘noodkreet uit de benarde keel’ van de bevlogen sociaaldemocraat Herman Heijermans en zich aansloot bij de Berner Conventie. Daarmee kwam onze ‘Auteurswet van 1912’ tot stand. Tien jaar nadat Heijermans onder zijn pseudoniem Samuel Falkland minister Kuiper had toegeroepen: ‘Excellentie, ik word begapt!’ Een eeuw later wordt het auteursrecht met zoveel voeten getreden dat het een lege huls dreigt te worden. Nederland is mede groot geworden door grootscheepse roof en piraterij – door die VOC-mentaliteit die niet zo lang geleden nog eens werd bezongen door onze toenmalige premier. Maar wie zijn creatieven laat begappen – wie als het ware het afkijken en spieken tot norm verheft – zal het als kennisland niet ver kunnen schoppen. De grote mode is tegenwoordig ‘eerlijk’. Het eerlijke verhaal, eerlijk eten, eerlijke kleding. Welnu, wij makers en bedenkers hebben recht op eerlijke boter bij eerlijke vis.

 

Kip zonder kop

Maar laat ik besluiten met de wenk dat het bij dit alles niet zozeer van belang is om gelijk te hebben of het zelfs te krijgen. Van belang is om iemand, érgens, zover te krijgen dat hij ook daadwerkelijk besluit uw gelijk te honoreren. Een kleine 25 jaar geleden, ongeveer ten tijde van de oprichting van uw stichting, voerde ik als eenling, maar evenzeer in het belang van veel collega’s en daarom met hulp van de onvolprezen Stichting Rechtshulp Auteurs, een langjarige bestuursrechtszaak tegen de toenmalige minister van WVC. Zij was destijds verantwoordelijk voor de Taakeenheid Uitvoering Leenvergoeding – de fameuze TUL die ook in het jubileumboekje wordt beschreven. Inzet was de evidente ministeriële onnadenkendheid bij een doorgevoerde wijziging van de regeling, die onevenredig ongunstig uitpakte voor de overgrote meerderheid van de ontvangers die net als ik destijds niet de maximale uitkering van 10.000 gulden kregen. Na jaren procederen kregen deze ‘kleine luyden’ zelfs gelijk van de hoogste instantie, de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Alleen was dit gelijk een lege huls, want het verlossende woord dat de Raad van State ten slotte sprak, liet zich als volgt samenvatten: het mocht dan zo zijn dat de minister als een kip zonder kop had gehandeld en geen ogenblik bij de gevolgen van haar ondoordachte maatregel leek te hebben stilgestaan, het behoorde tot de beleidsvrijheid van de minister om als kip zonder kop te handelen en daar kon de rechter niets aan veranderen, hoezeer hij het standpunt van de klager misschien ook billijkte of zelfs deelde. U zult wel begrijpen waarom ik als geen ander snap dat het kabinet laatst natúúrlijk in beroep ging tegen de rechterlijke uitspraak in de Urgenda-milieuzaak: verbeeld je toch eens dat het door derden tot verstandig regeren zou kunnen worden gedwongen!

Rien Verhoef