Leenrecht: hoe zat het ook alweer?
Openbare bibliotheken in Nederland zijn op grond van de Auteurswet een billijke vergoeding verschuldigd aan rechthebbenden voor de wettelijk toegestane uitleen van auteursrechtelijk beschermde werken, zoals boeken, tijdschriften, bladmuziek, muziek-cd’s, video’s en cd-roms met spelletjes. Wetenschappelijke en schoolbibliotheken zijn van deze betalingsverplichting uitgezonderd.
Hoeveel geld bibliotheken voor de toegestane uitleen moeten betalen, wordt bepaald in onderhandelingen tussen betalingsplichtige bibliotheken en de tot incasso gerechtigde rechthebbenden. Die onderhandelingen vinden plaats in de bij wet in het leven geroepen Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen, afgekort StOL. Ze staan onder leiding van een onafhankelijke voorzitter die, als partijen het niet eens worden, een beslissende stem heeft.
De verschuldigde bedragen worden bij de bibliotheken geïncasseerd door de Stichting Leenrecht die daartoe door de minister van Justitie is aangewezen.
In opdracht van de Stichting Leenrecht verdeelt de Stichting LIRA jaarlijks de leenrechtgelden die bestemd zijn voor schrijvers en vertalers. Andere stichtingen doen dat voor andere groepen van leenrechthebbenden, zoals makers van visuele werken, makers van bladmuziek, en uitgevers.
.
De berekening van de hoogte van de leenrechtvergoeding bij geschriften vindt plaats op grond van drie factoren: het aantal keren dat een geschrift is uitgeleend, de vraag of de leenrechthebbende als enige aanspraak kan maken op de vergoeding per uitlening of niet, en hoe hoog de consumentenprijs van het boek was bij eerste verschijnen.
Om vast te kunnen stellen welke titels van welke schrijvers en vertalers er hoe vaak uitgeleend zijn, wordt er jaarlijks een steekproef bij regionaal gespreide Nederlandse openbare bibliotheken gehouden met een omvang die gaat in de richting van 50% van het totaal aantal uitleningen.
Uitsluitend aan schrijvers en vertalers wier werk blijkens de steekproefgegevens is uitgeleend, wordt een leenrechtvergoeding uitbetaald.
Uit de steekproef wordt in de regel duidelijk welke titels er in een bepaald jaar zijn uitgeleend, hoe vaak de betreffende titel is uitgeleend, en wie daarvan de schrijver en vertaler zijn.
Ter controle op de juistheid van de verkregen steekproefgegevens en om aanvullende gegevens te verkrijgen die anderszins voor een correcte uitbetaling noodzakelijk zijn stuurt de verdelingsorganisatie LIRA jaarlijks de gegevens van in de steekproef aangetroffen titels aan rechthebbenden toe. Dat gebeurt in de vorm van een controle-specificatie. Rechthebbenden wordt gevraagd om de juistheid van die gegevens te controleren. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of er geen leenrechthebbende schrijvers en vertalers op een titel vergeten zijn. En of de genoemde rechthebbenden ook daadwerkelijk de schrijver of vertaler zijn en niet in een andere hoedanigheid als fotograaf, illustrator, grafisch ontwerper of uitgever bij de uitgave zijn betrokken. Tenslotte: of de namen, adressen en de nummers van giro- en bankrekening van de schrijver en vertaler correct staan vermeld, indien ze staan vermeld. Anders graag opgave.
Na verwerking van de binnengekomen op- en aanmerkingen en aanvullende gegevens berekent de Stichting LIRA de hoogte van de leenrechtvergoedingen aan de hand van het aantal keren dat een titel is uitgeleend, het auteursrechtelijke aandeel dat de specifieke leenrechthebbende volgens de van kracht zijnde verdelingsreglementen op deze titel heeft, en de consumentenprijs bij eerste verschijnen.
De berekende leenrechtvergoedingen worden zoveel mogelijk uiterlijk in december van elk jaar uitbetaald. Deze uitbetaling gaat vergezeld van een uitbetalings-specificatie, ook wel definitieve specificatie genoemd. Dat is een overzicht van de uitgeleende titels, met daarop de namen van de leenrechthebbenden, het aantal keren dat een titel binnen de steekproef is uitgeleend en de voor de hoogte van de leenrechtuitkering mede-bepalende consumentenprijs van het boek bij eerste verschijnen.
Zit er te weinig tijd tussen het verzenden van de controle-specificaties en het berekenen van de leenrechtvergoedingen om de opgestuurde aanvullingen en correcties te verwerken, dan worden die alsnog meegenomen in de zogenoemde na-uitkering die in de regel uiterlijk een half jaar later plaats vindt.
Prijswijzigingen die volgen op de prijs bij eerste aanbieding, worden alleen in de berekening meegenomen, zodra zij vergezeld gaan van een ander ISB-nummer. Dat zal het geval zijn bij een herdruk in gewijzigde vorm, als bijvoorbeeld van een gebonden boek een pocket-editie verschijnt. Het jaarlijks bijhouden van alle prijswijzigingen zou administratief zo omvangrijk zijn dat de kosten beduidend zouden stijgen, meestal zonder veel effect voor de individuele auteur.
Gegevens over prijzen en prijswijzigingen worden gehaald uit onafhankelijke bronnen en zijn niet afkomstig van de rechthebbenden zelf, dit om de integriteit van de gegevens te waarborgen. Zijn deze prijsgegevens ten aanzien van een titel niet voorhanden, dan wordt uitgegaan van een forfaitair bepaalde gemiddelde prijs die voor het gemak wordt afgerond.
Dat niet alleen het aantal uitleningen, maar ook de verkoopprijs een rol speelt bij het berekenen van de hoogte van de leenrechtvergoeding, vindt zijn grond in het feit dat de leenmarkt gezien kan worden als concurrerend met de koopmarkt, en dat de auteur van een duur boek bij uitleen van dat boek staande kan houden dat hij juist door die concurrerende markten een hogere schade ondervindt dan de auteur van een goedkoop boek.
Noch de controle-specificatie noch de uitbetalings- (of definitieve) specificatie is bedoeld als een oeuvre-lijst. Om het door de Stichting Leenrecht beheerde computersysteem niet te belasten met voor het leenrecht overbodige informatie, wordt er niet gewerkt met oeuvre-lijsten, maar met lijsten waarop zoveel mogelijk alleen uitgeleende titels staan. Dat geeft auteurs soms het gevoel dat er titels zijn vergeten, maar meestal ontbreken er titels, doordat ze niet (of niet langer) worden uitgeleend,
Eventuele klachten van leenrechthebbenden dienen binnen twee maanden na de repartitie waarop ze betrekking hebben, schriftelijk en gemotiveerd bij LIRA te worden ingediend. Binnengekomen klachten worden voorgelegd aan een adviescommissie. Het bestuur van LIRA neemt naar aanleiding van het uitgebrachte advies een besluit over de klacht. Tegen dit bestuursbesluit is volgens voorschrift van de Auteurswet beroep alleen mogelijk bij de gewone rechter in Den Haag.
Aanspraken van rechthebbenden op leenrechtvergoedingen blijven gedurende vijf jaar geldig. Na afloop van die termijn kunnen onverdeeld gebleven gelden gevoegd worden bij nieuwe leenrechtgelden en zo alsnog in verdeling worden gebracht.
KH