editie 2 / september 2000

Het Lira Fonds

Ook u vraagt zich ongetwijfeld wel eens af wat er eigenlijk gebeurt met het geld dat LIRA - verplicht - inhoudt op de u toekomende leenrecht- en andere vergoedingen. En dan heb ik het niet over de administratiekosten. Het zal (bijna) iedereen duidelijk zijn dat LIRA, om geld te kunnen uitkeren, een bureau en een innings- en repartitiesysteem moet bekostigen om dat geld binnen te krijgen en te verdelen. En die kosten moeten vanzelfsprekend worden betaald door `de rechthebbenden' - u dus. Daar gaat dit stukje niet over.

Het gaat over de 5% (leenrecht) en 9% (kabelrechten) die worden ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doelen. Laat ik eerst het verschil tussen 5% en 9% verklaren. LIRA is wat kabelrechten betreft aangesloten bij de internationale auteursrechtenorganisatie CISAC en binnen die organisatie is al heel lang geleden overeengekomen dat voor deze doelen van de kabelrechten 9% wordt ingehouden - een regeling waarmee alle aangesloten internationale organisaties zich akkoord hebben verklaard. 

Bij het leenrecht ligt de zaak anders. Dat is een nationale aangelegenheid, onder toezicht van het ministerie van Justitie, dat inhouding voor deze doeleinden verplicht stelt, maar een `bandbreedte' biedt van 5% tot 15% - LIRA heeft dus voorlopig voor het laagste tarief gekozen. Dat is een groot verschil met andere landen - veel zijn het er niet, helaas - waar een vorm van leenrecht bestaat en waar de inhouding in veel gevallen 50% of zelfs 100% bedraagt en wordt aangewend voor collectieve doeleinden als oudedagsvoorzieningen of educatieve doelstellingen. Heel lofwaardig natuurlijk, maar de individuele auteur heeft weinig zeggenschap meer over het geld dat hem of haar toekomt. Daarnaast is het zo dat het overgrote deel van de Nederlandse kabel- en thuiskopiegelden bestemd is voor buitenlandse auteurs; daarom leveren Nederlandse auteurs in verhouding dus maar een betrekkelijk kleine bijdrage aan de gelden die voor sociale en culturele doeleinden zijn bestemd.

Nu terug naar de kern van de zaak. Op welke manier en waarvoor gebruikt LIRA het geld dat zij inhoudt op de auteursrechtelijke uitkeringen die aan u en buitenlandse auteurs toekomen? De helft van dat geld (tegenwoordig ongeveer fl. 500.000 per jaar) wordt gebruikt voor sociale doelen. De voornaamste daarvan zijn 

- de Stichting Rechtshulp Auteurs die onder bepaalde voorwaarden in professionele geschillen rechtsbijstand verleent aan auteurs die daaraan behoefte hebben;

- het Netwerk Scenarioschrijvers dat de belangen van scenarioschrijvers behartigt in een nog nieuwe en ongeordende markt, met name tegenover de publieke omroepen;

- de Woutertje Pieterse Prijs, voor kinder- en jeugdliteratuur;

- een jaarlijkse bijdrage aan de VSenV, de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, ten behoeve van bijzondere activiteiten;

- een reeks kleinere bijdragen aan o.m. PEN Emergency Fund (Stichting Schrijvers in Nood), het Studiefonds van 't Colofon, de Stichting Dramaastricht, de CEATL (overkoepelende organisatie van Europese vertalersverenigingen) en nog zo het een en ander.

Voor de besteding van de gelden ten behoeve van culturele doelen (tegenwoordig eveneens bijna fl. 500.000.-) heeft LIRA al in 1991 het LIRA Fonds opgericht. Het bestuur van het LIRA Fonds is identiek aan het bestuur van de Stichting LIRA, maar wordt bijgestaan door de Adviescommissie, die het bestuur adviseert inzake de ontvangen subsidieverzoeken. Deze Adviescommissie bestaat uit vier deskundigen van buitenaf (op het ogenblik Nicolaas Matsier, Barber van de Pol, Marlies Cordia, Ad de Bont) en twee LIRA-bestuursleden (Rien Verhoef en Nelleke van Maaren). De Adviescommissie vergadert vier maal per jaar en behandelt nu jaarlijks ongeveer 150 subsidieverzoeken, een aantal dat nog steeds toeneemt.

Sinds 1998 is ongeveer een derde deel van de gelden afkomstig uit de leengeldrepartitie. Deze gelden komen ten goede aan specifiek literaire projecten. U moet daarbij denken aan poëzie- en andere literaire manifestaties, bijzondere projecten en publicaties. De rest, voornamelijk afkomstig uit kabel- en thuiskopiegelden, wordt besteed aan dramatische projecten. De doorslaggevende criteria voor de beoordeling van subsidieaanvragen zijn de kwaliteit en de oorspronkelijkheid van een project. Daarnaast streeft het Fonds ernaar jonge auteurs te stimuleren. Bij dramatische projecten worden uitsluitend die kosten gesubsidieerd die direct betrekking hebben op auteurs (het schrijfhonorarium of de vertaalkosten bijvoorbeeld). Verder tracht het Fonds te vermijden dat LIRA als enige subsidiënt van een bepaald project optreedt, tenzij het een aanvraag van heel beperkte omvang - zeg een paar honderd gulden - betreft.

Om teleurstelling te voorkomen zij hier meteen aan toegevoegd dat er geen aanvragen door individuele personen ingediend kunnen worden. Aanvragen dienen afkomstig te zijn van rechtspersonen, dus stichtingen, BV’s, culturele centra, toneelgroepen, producenten, instellingen en organisaties.  

Van de aangevraagde subsidies wordt in het algemeen ongeveer de helft geheel of gedeeltelijk gehonoreerd, in de vorm van een garantiesubsidie (d.w.z. een subsidie achteraf aan de hand van overgelegde stukken). Het voert te ver hier een uitvoerige lijst van alle gesubsidieerde projecten te geven - die overigens in detail in de jaarverslagen van de Stichting Lira vermeld staan - maar in grote lijnen kunnen we zeggen dat het in de huidige situatie zo is dat betrekkelijk veel en zeer uiteenlopende projecten (ongeveer 75 à 80) met betrekkelijk weinig geld worden gesteund. Ook dat is relatief, omdat voor het ene project 4000 gulden van levensbelang kan zijn, terwijl voor het andere 10.000 gulden een miniem percentage van de totale kosten is.

Binnen het LIRA-bestuur en de Adviescommissie is op het ogenblik dan ook een discussie gaande over de oriëntatie van het LIRA Fonds. De beschikbare gelden zullen, naar het zich laat aanzien, de komende jaren stijgen, al is het alleen al omdat het geld dat voor de leengeldrepartitie beschikbaar is volgens de afspraken met de bibliotheken tot 2005 zullen blijven groeien. Daarnaast ligt het in de bedoeling langzaam maar zeker de inhouding op het internationaal gebruikelijke niveau te brengen van rond de 10%.. Dat betekent dat het Fonds, dat in 1991 begon als een fondsje, geleidelijk aan tot een substantiëler fonds uitgroeit. En dus moet het Fonds nadenken over de vraag of het in de toekomst `passief' wil blijven wachten op de aanvragen die binnenkomen - meer dan genoeg, daar niet van, maar erg uiteenlopend van aard en kwaliteit - of dat het beter een `actieve' rol kan gaan spelen in het nadrukkelijk stimuleren van bepaalde projecten en ontwikkelingen. 

Ook de vraag of er grotere bekendheid aan het Fonds moet worden gegeven - en zo ja, op welke manier - staat ter discussie. Tot nu toe is er nooit formeel bekend gemaakt dat er subsidie bij het Fonds kan worden aangevraagd, en toch stromen de aanvragen binnen. Aan de ene kant zouden advertenties in de grote dagbladen de meest transparante (en duurste) procedure zijn, aan de andere kant lopen we het risico daarmee een lawine van aanvragen over ons af te roepen waarvoor de financiële middelen allerminst toereikend zijn. Een tussenweg zou het adverteren in vakbladen zijn. Moeten we ernaar streven minder projecten met meer geld te steunen of juist meer projecten met bescheiden bedragen? Er is veel voor te zeggen om voor het laatste in elk geval een deel van het budget te reserveren, omdat juist voor heel kleine, `goedkope' projecten van (in het algemeen) heel jonge en enthousiaste kunstenaars en organisatoren moeilijk via de grote subsidiesystemen geld te krijgen is. Het is net als bij de grote banken - als je een miljoen leent, leggen ze de rode loper voor je uit, maar wil je   gulden lenen, dan kijken ze je achterdochtig aan. Maar ook grote projecten die in een lacune voorzien - ik denk nu bijvoorbeeld aan het plan voor het Nederlands audiovisueel archief: `hoorspelen uit de schatkamer van de Nederlandse radio' - zijn zeer de moeite waard om te steunen. 

De discussie over al deze vragen is volop gaande en zal nog wel even voortduren. We houden u op de hoogte.

NvM