Literom-regeling voor literaire recensenten
Nieuwe digitale exploitaties vragen om nieuwe oplossingen voor de verlening van de toestemming en de honorering. Zo werkt LIRA mee aan de uitvoering van de zogenoemde LiteROM-regeling voor literaire recensenten. Recent is weer een hele stroom van betalingen op gang gekomen.
LiteROM-procedure
De LiteROM is een cd-rom waarop zoveel mogelijk alle in Nederland gepubliceerde literaire recensies vanaf het jaar 1900 verzameld worden. De stichting NBLC, inmiddels Biblion, verkoopt de LiteROM op abonnementsbasis aan openbare bibliotheken en andere instellingen. Het is geen te verwaarlozen exploitatie. In 1997 beliep de jaaromzet ruim 700.000 gulden.
De LiteROM werd met een overheidssubsidie van 1,1 miljoen gulden in het begin van de
jaren negentig samengesteld door het NBLC, het overkoepelend orgaan van de Nederlandse
openbare bibliotheken, uit vele duizenden literaire recensies, jammer genoeg zonder de schrijvers van die recensies om toestemming te vragen. In 1998 was het aantal recensies op de LiteROM toegenomen tot meer dan 50.000 stuks, geschreven door honderden auteurs.
Toen een aantal rechthebbenden het ontbreken van toestemming bij het verschijnen van de LiteROM in 1994 aan de orde stelde, beriep het NBLC zich op het feit dat hier sprake zou zijn van een elektronische knipselkrant waarvoor, net als bij een papieren knipselkrant, geen toestemming nodig zou zijn. Daarop zijn rechthebbenden en hun organisaties, te weten wijlen de recensent Hans Warren, de Vereniging voor Letterkundigen (VvL), de Vereniging voor Journalisten (NVJ) en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), gaan procederen tegen het NBLC.
Hans Warren die meer dan 1000 (en inmiddels meer dan 1200) van zijn recensies zonder zijn
toestemming op de LiteROM zag verschijnen, heeft samen met voornoemde procederende
organisaties bij een eerste actie bij de rechtbank niet een verbod op exploitatie geëist,
maar heeft gevraagd om een verklaring voor recht. Hij wilde van de rechter duidelijkheid
krijgen over de juridische status van deze uitgave. Mocht het of mocht het niet? Op 3 mei
1995 wees de Rechtbank 's-Gravenhage het verweer van het NBLC af. Het mocht dus niet. De rechtbank stelde dat hier sprake was van het vervaardigen en openbaar maken van een
databank, waarvoor toestemming van de rechthebbenden was vereist.
Het NBLC stelde tegen deze uitspraak hoger beroep in en ging intussen door met het maken en verspreiden van nieuwe updates van de LiteROM. De rechthebbenden zagen geen andere uitweg meer dan aan de rechter in kort geding een tijdelijk verbod te vragen, totdat een uitspraak in hoger beroep zou zijn verkregen, ook al om een einde te maken aan de voortdurende schade die auteurs als Hans Warren door de exploitatie van de LiteROM leden. Eisers deden dit in de hoop en verwachting dat de stichting NBLC alsnog op basis van toestemming een praktische regeling wilde treffen, want dat bleef nog steeds het doel.
Desondanks, en ondanks een uitdrukkelijke waarschuwing van de President van de Haagse
rechtbank, deed de stichting NBLC geen poging tot een schikking te komen. De uitkomst is bekend: de rechthebbenden werden in december 1997 opnieuw in het gelijk gesteld en het NBLC moest de exploitatie van de LiteROM tijdelijk stil zetten.
Rechthebbenden hadden de hoop dat nu dan eindelijk de stichting NBLC met hen aan tafel wilde gaan zitten. Het werd helaas al snel duidelijk dat het NBLC de LiteROM-kwestie helemaal niet wilde regelen, maar wilde aanwenden voor een maatschappelijke en politieke discussie, kennelijk om langs die weg de overwinning te behalen die via de rechter onbereikbaar was gebleven. Pas na een bemiddelingsinitiatief van staatssecretaris A. Nuis en veertien dagen voor behandeling van de zaak in hoger beroep legde het NBLC voor het eerst een voorstel op tafel, waarin het auteursrecht en het daaruit volgende toestemmingsvereiste van recensenten werd erkend. De procedure in hoger beroep werd opgeschort en tenslotte beëindigd, toen partijen overeenstemming hadden bereikt over een vergoeding voor auteurs en uitgevers tezamen van een half miljoen gulden als afkoop voor de in het verleden zonder hun toestemming op de LiteROM geplaatste literaire recensies.
LiteROM-regeling
Auteurs en uitgevers die vrijwillig tot de zogenoemde LiteROM-regeling toetreden, verlenen aan hun organisaties (Stichting LIRA voor auteurs, Stichting Nieuwswaarde voor journalisten, Stichting PRO voor uitgevers) een volmacht om toestemming te verlenen voor de opname op de LiteROM en het opgenomen houden van nieuwe recensies. Zij ontvangen in ruil voor die toestemming een vergoeding die gerelateerd is aan de exploitatieresultaten van de LiteROM en waarover om de zo veel jaar in het licht van de meest recente opbrengsten door partijen (de producent van de LiteROM en de drie genoemde organisaties) wordt onderhandeld.
Tussen de organisaties van rechthebbenden is afgesproken dat van het voor verdeling beschikbare bedrag, zowel voor het bedrag dat op het verleden slaat alsook de vergoeding voor nieuw op te nemen recensies, 70% naar de auteurs en 30% naar de uitgevers zal gaan, onafhankelijk van de feitelijke verblijfplaats van het recht. Dta laatste wil zeggen: onafhankelijk van de vraag wie het auteursrecht heeft, de auteur of de uitgever.
Er is gekozen voor een collectieve verdeelsleutel die soms geen recht zal doen aan een individuele contractuele relatie, maar die belangrijke voordelen voor alle rechthebbenden met zich mee brengt, ook voor auteurs. Immers, er is op collectief niveau een 70%-30%-verdeling overeengekomen tussen auteurs en uitgevers, in het voordeel van auteurs. Bovendien worden door een collectieve verdeling aan de top belangrijke kosten vermeden ten gunste van alle betrokken partijen. Tenslotte krijgen ook die auteurs hun 70%-aandeel die daarop bijvoorbeeld als gevolg van een eventuele auteursrechtelijke overdracht in andere omstandigheden geen aanspraak zouden hebben kunnen maken.
Ook in andere collectieve regelingen aangaande nevenrechten, waarin collectief wordt afgesproken wat auteurs en uitgevers anders in individuele gevallen zouden hebben afgesproken (of hadden moeten afspreken), wordt het als redelijk ervaren dat uitgevers een deel van de vergoeding voor hergebruik ontvangen. Denk aan het reprorecht (50/50). Denk ook aan de voor auteurs gunstiger leenrechtverdeling (70/30).
De door de organisaties aan de producent verleende toestemming is overigens niet-exclusief. Een individuele auteur kan zijn recensies dus ook op een andere manier exploiteren. Hij kan tevens op enig moment zijn volmacht aan de organisatie die hem vertegenwoordigt, intrekken en op die manier uit de LiteROM-regeling treden. Zijn nieuwe recensies komen dan niet meer op de LiteROM te staan.
Tenslotte kunnen de drie organisaties die rechthebbenden vertegenwoordigen, ook besluiten dat de aangeboden vergoeding voor een nieuwe periode te laag is en uit de LiteROM-regeling treden. Er worden dan geen nieuwe recensies meer op de LiteROM geplaatst, in elk geval niet op grond van een door de gevolmachtigde organisaties verleende toestemming.
Inmiddels betalen LIRA en Nieuwswaarde en PRO op grond van getekende volmachten aan
rechthebbenden (auteurs en uitgevers) een door Biblion ter beschikking gestelde vergoeding per recensie uit voor het op de LiteROM plaatsen van nieuwe recensies.
Wie als literair recensent, onverschillig of hij freelancer is of werknemer, teksten op de LiteROM heeft staan, kan zich tot LIRA wenden om te horen wat hij voor het ontvangen van een vergoeding moet doen.
KH