Twee generaties schrijvers: Jan en Jeroen Siebelink
Vader en zoon Siebelink zijn allebei schrijver. Jan publiceerde sinds zijn debuut in 1975 literaire verhalenbundels en romans en won in 2005 de AKO-literatuurprijs voor 'Knielen op een bed violen'. Zoon Jeroen is journalist, schrijver van non-fictie en inmiddels ook een roman. Hoe kijken vader en zoon naar elkaars werk? En wat leren ze van elkaar?
Jeroen en Jan Siebelink / Sacha de Boer (foto links) Casper Rila (foto rechts)
Hoewel Jan in Ede woont en zoon Jeroen in Amsterdam, wandelen ze wekelijks samen. De hondjes gaan mee en dan praten ze, vaak over schrijven. Jeroen: “We lezen elkaars boeken pas als ze verschenen zijn, maar tijdens het maken ervan praten we er wel veel over.”
Jeroen, Hoe is het om zoon van een bekende schrijver te zijn als je zelf ook schrijfambities hebt?
Jeroen: “Mijn vader heeft me in eerste instantie willen weghouden van het schrijven. ‘Ga jij nou maar economie studeren, dan heb je later in elk geval een baan.' Tenslotte is hij naast het schrijven altijd leraar geweest. Maar na mijn studie kwam ik op een redactie terecht en zo kwam ik via een omweg toch ook uit bij het schrijven van verhalende boeken.
Ik leg nu de laatste hand aan Onder de Beesten, een boek in het genre van de true crime over een dierenrechtenactivist die infiltreerde in de bio-industrie. Dat heb ik meeslepend willen schrijven. Geen droge opsomming van de feiten, maar met veel aandacht voor psychologie en plot. Dat is plezieriger om te lezen en zeker om te schrijven.”
Jan, hoe ben jij je schrijfcarrière begonnen?
Jan: “Mijn eerste publicaties waren ook journalistiek. Ik herinner me een interview met Julien Green, een Fransman met Amerikaanse wortels. Van acht tot drie had ik lesgegeven, daarna stapte ik in mijn Eend en reed naar Parijs. We spraken elkaar in het huis van zijn zuster, die op sterven lag. Er liepen nonnen af en aan. ’s Nachts heb ik een paar uur in mijn auto overnacht, waar ik steeds wakker werd gemaakt door de gendarmes, en om acht uur stond weer voor de klas. Aan het eind van die middag was het artikel klaar en deed ik het op de post.”
Jeroen: “Wat je noemt een razende reporter.”
Jan: “Ik schreef voor de Haagse Post, voor Esquire, over van alles: over sport, over wielrennen, over de nijlpaarden in Burgers Zoo. Daarnaast schreef ik literatuur.”
Jeroen: “Papa heeft weinig slaap nodig.”
Jan: “Daardoor heb ik veel uren over.”
‘Ik laat me leiden door indrukken. Ik heb geen plan.’
Jeroen: "In Pijn is genot waarin je wielrenners interviewt, loop je de woonkamer van Gert-Jan Theunisse binnen, kijkt uit het raam, ziet de spits van de kerktoren en stelt als eerste vraag: ‘Ga je daar wel eens naar toe, Gert-Jan?’ Dat is jouw manier van journalistiek bedrijven.”
Jan: “Ik laat me leiden door indrukken. Ik heb geen plan. Zo schrijf ik ook mijn literaire werk. Ik begin gewoon te schrijven. Iedere zin komt uit de vorige voort.”
Jeroen: “Jij schrijft en interviewt op intuïtie. In jouw hoofd gaan de feiten een eigen leven leiden.”
Jan: “Ik vergroot ze, ik verklein ze.”
Jeroen: “Ik kan dat nog niet. Bij mij moet alles kloppen.”
Jan, hoe las jij Jeroens eerste roman Pels?
Jan: “Er zitten scènes in die ik heel mooi vind. De hoofdpersoon is een zoon van een nertsenfokker die op een nacht al zijn nertsen vrijlaat. Daarna komt een scène waarin hij geïsoleerd in de cel zit. Daar overvalt hem een loomheid die je heel goed kunt navoelen. Prachtig opgeschreven.”
Jeroen, wat heb je op het gebied van schrijven geleerd van Jan?
Jeroen: “Zinnen die kort, kaal en strak geschreven zijn, durven af te wisselen met bloemrijk taalgebruik. Ik heb me ontwikkeld als schrijver, ik durf metaforen te gebruiken en sfeer te beschrijven, zoals hij dat in zijn boeken doet. Als ik die lees, ben ik op de kwekerij van mijn opa, zie ik de bomen en de kassen. Zijn boeken lees ik als een kroniek van mijn familie. Die warmte waarmee hij zijn hoofdpersonen neerzet, voel ik ook.”
Jan: “Le style, c’est l’homme: Je bent je stijl. Die is niet aan te leren. Je stijl is je stem, die is heel persoonlijk.”
‘Na een hele dag lesgeven, stapte ik in mijn Eend naar Parijs.’
Jeroen: “De kracht van Knielen zit deels in het verhaal, maar zeker ook in de stijl. In dat boek klopte het. Als ik dat toch ooit zal kunnen...”
Jan: “Voor die tijd heb ik al zo veel geprobeerd.”
Jeroen: “Dat leert mij om veel geduld te hebben. Zo’n grote literatuurprijs is niet mijn doel, wel is het prettig om af en toe iemand tegen te komen die mijn boek met aandacht heeft gelezen, die er dingen in las die ik zelf nog niet had gezien.”
Jan: “Jeroen schrijft heel precies. Bij hem vind je geen overbodige herhalingen. Je leest aan zijn tekst af dat hij heel erg met zijn vak bezig is.”
Jeroen, welke vraag zou je als schrijver aan je vader willen stellen?
Jeroen: “Ik ben wel benieuwd hoe jij omgaat met negatieve recensies. Ik kan teleurgesteld zijn als ik merk dat de recensent het niet goed gelezen heeft.”
Jan: “Mama probeerde die altijd bij me weg te houden, maar zoals Herman Franke zei: ‘wat er ook gebeurt, al zijn ze onheus, ik ga morgen gewoon weer door met schrijven’. Dat geldt voor mij ook. Je kunt er wel heel lang om treuren, maar dat kost alleen maar tijd.”
Jan, wat wil je de schrijver Jeroen Siebelink meegeven?
Jan: “Och, dat weet ik zo niet.”
Jeroen: “Als hij een boek van mij gelezen heeft, schrijft hij me altijd een handgeschreven brief. Daarin vertelt hij wat hem heeft geraakt of wat hem is opgevallen. Daar doe ik het niet voor, ik zoek zijn goedkeuring niet, maar die brieven zijn me dierbaar.”
Jan: “Literatuur is nu eenmaal moeilijk objectief te beoordelen. Wat moet je erover zeggen?”
Jan Siebelink (1938, Velp) was docent Nederlands en Frans op een middelbare school. In 1975 debuteerde hij met de verhalenbundel Nachtschade. In 2005 won hij de AKO Literatuurprijs met Knielen op een bed violen.
Jeroen Siebelink (1968) is onderzoeksjournalist. Van zijn hand verscheen onlangs de biografie van de Partij voor de Dieren. In de zomer verschijnt Onder de Beesten, waarin hij de ervaringen optekent van een dierenrechtenactivist die infiltreerde in de bio-industrie.
Linda Huijsmans