Een woord van de voorzitter (10)
De steekproef is een wonderlijk fenomeen. Op grond van betrekkelijk weinig gegevens kunnen vérgaande conclusies worden getrokken. Maar de steekproef geeft ook aanleiding tot misverstanden, zoals bij de leenrechtrepartitie die eind 2002 plaats vond, weer eens is gebleken.
Die misverstanden bleken ook dit keer van tweeërlei aard. Sommige schrijvers en vertalers zagen het aantal uitleningen op de uitbetalingsspecificatie voor het werkelijke aantal uitleningen aan. Dat is natuurlijk niet juist. Op de uitbetalingsspecificatie staat niet het aantal feitelijke uitleningen vermeld, maar het aantal keren dat een boek in de steekproef is uitgeleend.
Doordat de omvang van de steekproef sterk kan wisselen, recent van zo’n 38% in 2001 tot wel 75% in 2002, kan het op grond van dit misverstand lijken alsof het aantal feitelijke uitleningen van één en hetzelfde boek van het ene jaar op het andere enorm schommelt. Schommelingen in het aantal uitleningen zijn onvermijdelijk, maar zulke sterke schommelingen betreffen het aantal uitleningen in de steekproef, niet het aantal feitelijke uitleningen. Ondanks zulke sterke schommelingen in het aantal uitleningen in de steekproef kunnen de feitelijke uitleningen heel goed op het zelfde niveau gebleven zijn.
Vooral een tweede misverstand kwam heel sterk naar voren in de leenrechtrepartitie van eind 2002. Dat misverstand betreft schommelingen in de hoogte van de puntwaarde. Variaties in de hoogte van de puntwaarde zijn een direct gevolg van de omvang van de steekproef. Als de steekproef omvangrijk is en dus veel uitleningen omvat, zal het aantal punten hoog zijn. Als vervolgens het voor verdeling beschikbare bedrag gedeeld wordt door dat aantal punten, zal bij een omvangrijke steekproef de puntwaarde relatief dalen. Dat betekent niet dat de leenrechtver-goeding voor een individuele auteur daarmee automatisch ook lager wordt. De hoogte van de leenrechtvergoe-ding hangt nog altijd direct samen met het aantal uitleningen van een boek op het totaal van de uitleningen in de steekproef, en met de prijs van het uitgeleende boek in verhouding tot de prijs van de andere boeken in de steekproef.
Over de wijze waarop die steekproef van uitgeleende geschriften idealiter samengesteld zou moeten zijn, is door het bestuur van de Stichting Leenrecht het oordeel gevraagd van de Stichting Economisch Onderzoek (SEO) van de Universiteit van Amsterdam. De bedoeling is dat daarmee een wetenschappelijk fundament wordt gelegd onder de discussie over de wenselijke omvang en spreiding van de steekproef. Binnenkort wordt dat onderzoek gepubliceerd. Ik zal u erover berichten.
KH