editie 16 / mei 2005

Stand van zaken belgische leenrechtrepartitie

In 1992 kwam er een Europese richtlijn betreffende het verhuurrecht en het uitleenrecht. Het auteursrecht (en dus ook het leenrecht) is in Belgiƫ een grondwettelijke bevoegdheid van de federale overheid en het kan dus niet worden uitgevoerd door de overheid van de Gemeenschappen (= de Vlaamse en Waalse deelregering). De Belgische auteurswet van 1994 regelt deze aangelegenheden, maar omdat er acht jaar lang geen uitvoerend koninklijk besluit werd uitgevaardigd, bleef de regeling een dode letter.

Om in afwachting van een regeling een zekere tegemoetkoming aan de auteurs te bieden besliste de Vlaamse overheid (in 2003) om hun een subsidie te verlenen die gebaseerd was op de aanwezigheid van hun werken in de openbare uitleenbibliotheken. Maar toen in 2004 ten slotte een federale wettelijke beschikking inzake een leenrecht werd uitgevaardigd (zoals bepaald door de Europese richtlijn 92/100), kon de Vlaamse overheid de verstrekking van een leensubsidie als tussenmaatregel niet voortzetten. De leensubsidie zal dus een eenmalig initiatief blijven.

Eind 2003 werd de Belgische federale overheid door Europa verplicht om in een leenrechtelijke regeling te voorzien. Ze kreeg 6 maanden de tijd om een KB uit te vaardigen. Dit op straffe van een dwangsom per dag.

In januari 2004 werd op voorstel van minister Moerman door de ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd rond "de vergoedingsrechten voor openbare uitlening van de auteurs, vertolkende of uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en producenten van eerste vastleggingen van films". Het ontwerp legde de bedragen van de leenrechtvergoeding vast op 1 euro per volwassen lener en op 0,50 euro per minderjarige. Ook bepaalde het de categorieën van instellingen die zullen worden vrijgesteld van de verplichting een vergoeding te betalen. Het gaat hier onder meer om onderwijsinstellingen, wetenschappelijke instellingen en zorginstellingen. Tot slot is er, ondanks het drukke lobbywerk van de Vlaamse uitgeversvereniging VUV, geen speciale clausule voor de uitgevers voorzien. De VUV adviseerde haar leden dan ook meteen om in de contracten met de auteurs steeds op te nemen dat een bepaald percentage (bijvoorbeeld 30%) van het bedrag dat de auteur als leenvergoeding ontvangt aan de uitgever wordt overgedragen.

Hoewel het KB dus is goedgekeurd door de ministerraad, is bij een ontmoeting met Alain Andries van de Europese Commissie gebleken dat het nog niet in het Belgisch Staatsblad is verschenen. Vanaf juni 2004 kan de Europese Commissie dan ook een dagelijkse boete innen. Verder heeft de Raad van State naar verluidt een negatief advies op het KB gegeven, aangezien het voorziet in een forfaitaire vergoeding en daarmee de realiteit geweld aandoet.

Door het uitblijven van een koninklijk besluit in verband met de regeling van deze vergoeding blijft België dus nog altijd achter op zijn plicht uitleenrecht te betalen. Het is evident dat de Belgische, maar ook de Nederlandse auteurs hierdoor schade lijden. Daarom heeft de Vereniging van Educatieve en Wetenschappelijke Auteurs Vewa bij de Europese Commissie een klacht tegen de Belgische Staat ingediend wegens niet-uitvoering van de leenvergoeding. Om dezelfde reden heeft Vewa, samen met andere auteursverenigingen, de Belgische staat gedagvaard. Het proces loopt nog steeds. De Europese Commissie heeft beslist België wegens niet-naleving van de Europese wet terzake voor het Europese Hof van Justitie te dagvaarden.

In het huidige voorstel is dus geen uitgeversaandeel voorzien (in Nederland gaat 30% van de leengelden naar de uitgevers en 70% naar de auteurs) en de Vlaamse uitgevers willen daarom samen met de auteurs de strijd aangaan, mits er voor de uitgever ook een vergoeding wordt gegarandeerd. Binnen Reprobel - de organisatie die waarschijnlijk verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van het Belgische leenrecht - wordt er nu gewerkt aan een regeling volgens de 30-70 verdeling, die voorlopig nog geen concreet resultaat heeft opgeleverd aangezien de Franstalige uitgevers, verenigd in Copiebel, niet akkoord gaan. Zij eisen 50-50.

Zodra het KB in het Belgisch Staatsblad is verschenen, kan eventueel op Europees niveau weer nieuw lobbywerk beginnen. De Europese Commissie kan namelijk tussenbeide komen, bijvoorbeeld als de auteurs kunnen aantonen dat het beoogde doel van het leenrecht, zoals geformuleerd in de Europese richtlijn, niet bereikt wordt. De beslissing van de federale overheid bepaalt overigens wel dat in 2005 een leenrecht zal worden toegekend en uitbetaald aan de auteurs, op grond van de uitleengegevens in de openbare bibliotheken van 2004.

Wat moet er nog gebeuren?

- De federale minister van Economie wijst een beheersvennootschap aan. Dit kan Reprobel zijn.

- De Gemeenschappen en de Federale Staat moeten op korte termijn beslissen of zij de verplichtingen van de openbare instellingen die onder hun bevoegdheid vallen, overnemen of niet. In het licht van de administratieve vereenvoudiging (en van de zeer bescheiden bedragen die aan de rechthebbenden zullen toekomen) lijkt die overname logisch. Een formele beslissing is er echter nog niet.

Er bestaat een aantal websites waarop de ontwikkelingen rond het Belgisch leenrecht te volgen zijn:

<http://www.cer-leuven.be/Vewa/Leenrecht.htm> (regelgeving leenrecht door Vereniging van Educatieve en Wetenschappelijke Auteurs; dit is een zeer goede website, die ook up-to-date wordt gehouden en tevens gerelateerde websites vermeldt)
<http://www.schuyesmans.be/leenrecht/links.htm> (websites i.v.m. leenrecht)
<http://www.reprobel.be/nl/index_nl.htm> (website van REPROBEL)

RV