editie 53 / maart 2019

Bestsellerauteur Suzanna Jansen over het ideale verdienmodel

Haar debuut Het pauperparadijs werd een absolute bestseller, maar Suzanna Jansen zit liever niet alleen maar achter haar schrijftafel. ‘Ik houd van afwisseling.’

Bestsellerauteur Suzanna Jansen over het ideale verdienmodel

Suzanna Jansen: liefst van niemand afhankelijk. Foto: Tessa Posthuma de Boer

1. Wat was je eerste (betaalde) schrijfopdracht?

‘Ik heb eigenlijk nooit schrijfambities gehad, maar er waren wel altijd verhalen die ik wilde vertellen. Eind jaren negentig woonde ik in Moskou. Het was een onrustige tijd. De waarde van de roebel was dramatisch gekelderd en veel buitenlandse investeerders verlieten de stad. In een vliegtuig kwam ik een man tegen die vertelde dat Turkse ondernemers juist wél in Rusland bleven. “Want wij zijn gewend aan hyperinflatie”. Dat werd mijn eerste verhaal.
Ik moest mezelf alles leren; hoe je een nieuwsstukje schrijft, hoe je met deadlines omgaat. Het heeft me de nodige tranen en zweetdruppels gekost. Via via hoorde ik dat de Belgische krant De Morgen een correspondent zocht en toen heb ik ze benaderd. Zo werd ik hun correspondent in Moskou.’

2. Waarmee zou je in een ideale wereld het liefst je inkomen verdienen?  

‘In mijn ideale wereld zouden schrijvers betaald worden voor de periode waarin ze research doen en aan hun boek schrijven. Schrijvers leveren iets wat waarde heeft, het lijkt me logisch dat daar een waardering tegenover staat in de vorm van een inkomen, zoals in ieder ander beroep. In die ideale wereld zou de taak om schrijvers een maandinkomen te verschaffen bij de uitgevers liggen, maar ik weet ook wel dat dat economisch gezien niet haalbaar is.

‘Natuurlijk zijn er beurzen en subsidies die kunnen helpen om die periode door te komen, maar dat voelt voor mij alsof ik iemand om een gunst vraag. Bovendien zijn die maar voor een klein aantal schrijvers beschikbaar. Zelf ben ik het liefst van niemand afhankelijk.’

3. Hoe ziet jouw verdienmodel er vandaag de dag uit?

‘Ik ontvang royalty’s voor mijn boeken. Omdat Het pauperparadijs zo goed verkocht, kreeg ik daar een oplopend percentage van. De teller staat inmiddels op 325 duizend exemplaren, geloof ik, maar daar zitten ook mid-price en goedkope edities bij en daar gelden weer andere percentages. Soms begint de telling, en dus de staffel, weer helemaal bij nul.
Voor de theatervoorstelling die genoemd is naar en gemaakt is op basis van mijn boek, krijg ik betaald voor mijn auteursrechten. Daarnaast heb ik ook intensief aan het theaterstuk meegewerkt; van het aanvragen van de eerste subsidies en het mede verzorgen van de randprogrammering, tot de dramaturgie, en dat levert ook geld op.

‘De beste investering in mijn vakmanschap was tijd te nemen voor mezelf’

Via Lira krijg ik een vergoeding voor de leenrechten. Het is opvallend dat Ondanks de zwaartekracht relatief veel wordt uitgeleend in verhouding tot de verkoopaantallen.  Daarnaast geef ik regelmatig lezingen. Die aanvragen lopen allemaal via de Schrijverscentrale, het voormalige Schrijver School Samenleving (SSS). Die club kan niet genoeg geprezen worden. Zij maken het mogelijk voor schrijvers om over hun werk te vertellen en daarbij extra inkomsten te verwerven.

Zij doen voor mij waar ik niet goed in ben, namelijk over geld praten. Als dat rond is, neem ik het over en gaan we het over de inhoud hebben. Daarnaast ben ik soms dagvoorzitter. Dan word ik geboekt via ZijSpreekt. En ik schrijf incidenteel columns en andere stukken in opdracht.’

4. Zou je kunnen leven van alleen de opbrengsten van je boeken? 

Nee. De eerste paar jaar kon ik goed rondkomen van Het pauperparadijs, maar die inkomsten zijn nu een flink stuk minder. Aan Ondanks de zwaartekracht heb ik vijf jaar gewerkt. Op zijn best zal ik daar een jaarinkomen aan overhouden.

Een belangrijke inkomensbron op dit moment vormen de lezingen. Ik heb geluk dat ik regelmatig word geboekt. Hoe meer je verkoopt, des te vaker je gevraagd wordt en dat kan weer een positieve invloed hebben op het aantal boekingen en op je verkoop.’

5. Wat was tot nu toe voor jou de beste investering je vakmanschap? 

‘Tijd. Dankzij het succes van Het pauperparadijs heb ik de kans gehad om tijd voor mezelf te kopen waarin ik dingen kon uitproberen en wat aan te klooien zonder dat het meteen iets hoefde op te leveren. Ik ben parttime een theateropleiding gaan volgen. Dat was een risico omdat het geen direct nut had voor mijn werk, maar ik heb wel mijn creativiteit verder kunnen ontwikkelen. Uiteindelijk kwam die ervaring me goed van pas toen theatermaker Tom de Ket met het idee kwam om van mijn debuut een theatervoorstelling te maken. Dankzij die opleiding was ik veel beter in staat om mee te denken. Ik had destijds de mazzel dat ik voldoende reserves had opgebouwd om me dit te kunnen veroorloven.

‘De toegevoegde waarde van een auteur zou normaal moeten worden gehonoreerd’

‘Als ik ooit weer wat meer tijd krijg, wil ik een theatermonoloog schrijven. Gewoon iets maken wat ik zelf graag wil en waar niemand op zit te wachten. Kijken of ik het kan.’

6. Biedt de Nederlandse situatie auteurs voldoende middelen van bestaan?

‘Er zou een systeem moeten bestaan waarin de toegevoegde waarde van een auteur normaal wordt gehonoreerd. Schrijven is geen hobby, maar een vak. Het vereist onderzoek en denkwerk en lezers kunnen daar later plezier aan beleven en erdoor aan het denken gezet worden. Ik zou willen dat ook individuele lezers zich ervan bewust worden dat dit waarde vertegenwoordigt. De laatste tijd vertel ik bij lezingen vaker hoe het verdienmodel van een schrijver eruitziet. Dat weten heel veel lezers niet. Ik wil dat ze zich realiseren dat ik pas betaald wordt als zij mijn boeken kopen of lenen. En dat het dus niet zo aardig is om gratis kopieën van ebooks naar elkaar door te sturen.’

7. Heb je een gouden tip voor andere schrijvers?

‘Meld je altijd aan bij de Schrijverscentrale en bij Lira. Wees bereid om met alle media te praten. Ook met de lokaalste van de lokale media. Tijdens mijn marketingopleiding heb ik de regel geleerd dat mensen het bestaan van een product pas tot zich laten doordringen als ze er uit drie verschillende bronnen over hebben gehoord. Een artikel in het lokale nieuwsblad, een praatje met de buurvrouw en een stukje op de radio, bijvoorbeeld, kunnen dus allemaal helpen.’

Linda Huijsmans



‘Het gaat best goed met het dichtersgilde’

Over aandacht heeft Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja niet te klagen, sinds zijn benoeming. ‘Het is niet zo dat ik een zak met geld heb meegekregen.’

‘Het gaat best goed met het dichtersgilde’

Tsead Bruinja: 'Ik sta voor diversiteit en inclusiviteit' Foto: Tessa Posthuma de Boer

Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja wil over grenzen heen kijken, werkt graag samen met kunstenaars uit alle disciplines en maakt gedichten in verzorgingshuizen. Over twee jaar wil hij de eerste bloemlezing ooit van gedichten in alle talen uit het Koninkrijk der Nederlanden presenteren. Inclusief Papiamento, Fries en Zeeuws-Vlaams.

Over aandacht heeft hij niet te klagen, sinds hij tot Dichter des Vaderlands benoemd is. Na dit interview moet hij snel naar een radioprogramma en ook organisatoren van festivals en poëzie manifestaties weten hem te vinden. ‘Het is niet zo dat ik een zak met geld heb meegekregen om al die organisaties te financieren’, lacht hij. ‘Maar ik wil met mijn titel graag iets terugdoen voor de poëzie in Nederland. In die zin laat ik me dus met alle liefde misbruiken.’

In zijn Amsterdamse huiskamer is een hele wand bedekt met uitsluitend cd’s. ‘Dit is nog maar een vijfde van mijn collectie. De rest staat in de opslag’, zegt hij bijna verontschuldigend, terwijl hij wegloopt om koffie te zetten. Voor de poëziebundels is niet eens ruimte; die staan boven. Ook binnenshuis is duidelijk te zien dat het leven van Tsead Bruinja zich afspeelt tussen poëzie en muziek.

Zowel gevoelig als scherp
Op 18 januari 2019 werd bekend dat de geboren Fries tot Dichter des Vaderlands benoemd was. Zelf wist hij het al sinds eind oktober. De selectiecommissie noemde hem: ‘een dichter die in eerlijke, eenvoudige woorden zowel gevoelig als scherp kan zijn, die een inval of anekdote tot gedicht kan verheffen en rauwheid en lyriek afwisselt.’  

Daarnaast is Bruinja een geëngageerd dichter. In het interview waarmee hij in NRC Handelsblad zijn ambtsperiode als Dichter des Vaderlands aftrapt, zegt hij over zichzelf: “Ik dicht vanuit een linkse hoek”. Hij is bovendien meertalig – hij dicht in het Fries en het Nederlands – en komt graag van de spreekwoordelijke zolderkamer af om zich in het echte leven te storten.

Spoken Word
Het gaat eigenlijk best goed met het dichtersgilde in Nederland, vindt Bruinja. De papieren oplages dalen helaas nog steeds – net als die van alle boeken – maar mede dankzij de populariteit van het Spoken Word heeft de sector over aandacht niets te klagen. Er zijn meer festivals en er wordt meer voorgelezen. Toch kan het wereldje in zijn ogen nog wel wat diverser.

Gronings, Zeeuws-Vlaams en Achterhoeks
Nadat hij had gehoord dat de taak hem de komende twee jaar te beurt zal vallen, nam hij als eerste contact op met zijn voorganger van 2017 tot 2019, Ester Naomi Perquin, en ging nadenken over hoe hij zijn functie de komende jaren gaat invullen. ‘Ik sta voor diversiteit en inclusiviteit. Meertaligheid vind ik belangrijk, dus ik ben van plan om ook streektalen als het Gronings, het Zeeuws-Vlaams en het Achterhoeks, voor het voetlicht te brengen. Als ik optreed, nodig ik graag andere dichters of kunstenaars uit.

Ik ben het niet altijd van plan, maar zodra een organisatie mij vraagt, begin ik mee te denken over de invulling van de avond. Voor mij is dat vanzelfsprekend. Tijdens het feestje bij mijn officiële inauguratie heb ik bijvoorbeeld dichters Babs Gons en Simone Atangana Bekono uitgenodigd en de muziek kwam van Jan Klug en Broeder Dieleman.  Als ik voor een optreden in Groningen wordt gevraagd, zal ik daar ook een andere Groningse dichter bijvragen. Ook andere vormen van poëzie, zoals het Spoken Word, wil ik graag aandacht geven.’

Eerste Echte Bloemlezing der Nederlandse Poëzie
Inclusiviteit is een mooi woord voor iets waar Tsead Bruinja al veel langer mee bezig is. Als Dongeradichter – de stadsdichter van de Friese gemeente Dongeradeel – geeft hij bijvoorbeeld workshops in een verzorgingshuis. Daar spreekt hij met bewoners over het thema vrijheid en geeft ze er een gedicht voor terug. ‘We laten ze hun levensverhaal vertellen en gieten dat in de vorm van een gedicht. We kunnen het zelfs uitbreiden door ook een foto te maken, bijvoorbeeld op een locatie waar ze veel herinneringen aan hebben. Ook zouden we muzikanten kunnen meenemen, want muziek speelt een belangrijke rol bij het ophalen van herinneringen.’

‘Ik wil iets terugdoen voor de poëzie in Nederland’

Een ander voornemen is om de Eerste Echte Bloemlezing der Nederlandse Poëzie te maken. ‘Daar moeten gedichten in terechtkomen uit álle talen die in ons Koninkrijk gesproken worden’, stelt Bruinja. ‘Dus niet alleen Nederlandstalige teksten, maar ook gedichten in het Papiaments, het Limburgs, het Sranan Tongo, noem maar op.’ Dat grootse project staat nog in de steigers, maar het is de bedoeling dat er aan het eind van zijn termijn een kloek boek gaat verschijnen.

Friese dichters in India
Het bereiken en aanspreken van nieuwe doelgroepen is een van de belangrijkste taken van de zevende Dichter des Vaderlands. Zijn voorganger Ester Naomi Perquin liep stage bij de politie en deed daar verslag van in een bundel met tien gedichten. Ook Tsead Bruinja staat open voor dergelijke uitstapjes. ‘Eigenlijk denk ik bij alles na hoe ik met poëzie een groter publiek kan bereiken en hoe andere dichters daar ook iets aan kunnen hebben. Pasgeleden was ik uitgenodigd om in India op een festival op te treden. Toen heb ik gevraagd of ik een Friese dichter mee mocht nemen. Daar bereiken we weliswaar geen groot Nederlandstalig publiek mee, maar je biedt een beginnend dichter wel de mogelijkheid om meer podiumervaring op te doen.’

Actuele aanleiding
In de wereld van de dichters wordt kritisch en soms zelfs sceptisch gekeken naar gelegenheidsgedichten. Juist dat genre zal de Dichter des Vaderlands de komende jaren met regelmaat moeten beoefenen. ‘Collega’s kijken heel kritisch naar de kwaliteit. Sommigen vragen zich af of het wel mogelijk is om in zo'n relatief korte tijd een goed gedicht te schrijven. Biedt een willekeurige, actuele aanleiding wel voldoende basis voor een evenwichtige tekst? Hopelijk kan ik ze in deze twee jaar overtuigen dat het wel degelijk mogelijk is.’

In zijn poëzie zal hij wel rekening houden met een brede doelgroep, stelt hij. ‘Als Dichter des Vaderlands sta ik wel wat meer stil bij de toegankelijkheid van mijn gedichten. Mijn eigen werk staat meer in de traditie van de experimentele dichters maar als je door iedereen gelezen wilt worden, moet je daar rekening mee houden. Al draait het uiteindelijk toch om de manier waarop je de woorden bij elkaar zet.’

‘Lange tijd is het een blanke bedoening geweest. Dat verandert nu langzaam een beetje. En ik merk dat het een erg trendgevoelig wereldje is, waarin de oudere generatie iets te gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. Een dichter die een tijdje regelmatig optreedt, of over wie veel gepraat wordt, krijgt gemakkelijker nieuwe uitnodigingen, terwijl anderen vergeten worden. Ik zou ervoor willen pleiten om dichters ook te blijven volgen en een doorgaande lijn te laten zien door ze regelmatig terug te vragen om nieuw werk voor te lezen. Programmeurs van festivals en literaire avonden laten zich naar mijn mening te veel leiden door wat op dat moment "hot" is.’

Bestuurslid Adviescommissie
In juni zwaait Bruinja af als bestuurslid van de Adviescommissie van het Lira Fonds. Hij heeft er dan twaalf jaar bestuurswerk opzitten. Dat heeft hem veel geleerd, vertelt hij. ‘Ik voelde me vereerd dat ik gevraagd werd. Het leukste vond ik de betrokkenheid en solidariteit met álle schrijvers; of het nou journalisten, vertalers, scenarioschrijvers of dichters zijn. De sfeer is: wij helpen elkaar. Wij strijden voor een gezond systeem.’ 

‘Aan het eind van mijn termijn gaat er een kloek boek verschijnen’

Het werk van de Adviescommissie van het Lirafonds noemt hij heel concreet. ‘Wij verdelen het geld onder toneelgezelschappen die er nieuwe schrijfopdrachten mee bekostigen en literaire organisaties die er voordrachten en schrijfopdrachten van betalen. Het geld van de auteurs gaat dus weer terug naar de auteurs. We verstrekken bijvoorbeeld toneelschrijf- en andere opdrachten voor nieuw werk. Daarbij dragen we bij aan een gezond klimaat, waar schrijvers betaald worden voor hun werk.’

Schrijven kun je leren
‘Ook zijn er meer schrijfopleidingen dan twaalf jaar geleden. Ik geef les aan de ArteZ Hogeschool in Arnhem; Het idee dat je schrijven niet kunt leren, begint gelukkig te verdwijnen. Zelf heb ik ook lange tijd gedacht dat je het niet kon leren, maar daar ben ik echt van teruggekomen. Ik heb altijd heel goed gekeken naar dichters die ik goed vond, zoals Martin Reints of Nachoem M. Wijnberg. Ik heb gekeken hoe zij het doen, heb oplossingen bij ze gevonden die ik zelf nog niet bedacht had en probeerde die dan uit. Iemand als Wouter Godijn vind ik erg goed omdat hij zich in zijn gedichten laat afleiden; de tekst waaiert alle kanten uit, zoals onze hersenen de hele dag alle kanten opschieten. Waarom zou je dat niet in een gedicht kunnen laten zien? Ik vind dat te gek!’

Alan Ginsberg en Marillion
Zoals de inrichting van zijn woonkamer al verraadt, speelt muziek in de gedichten van Bruinja een belangrijke rol. In zijn eerste gedicht dat hij schreef als Dichter des Vaderlands – Voor Volk en Moederland  - zit het ritme van Allen Ginsbergs gedicht America, verklapt hij. ‘Dat ritme van dúwen en trékken zat in mijn hoofd – ‘America I’m pútting my queer shoúlder to the wheel’ - en dat is in het gedicht terechtgekomen.’

‘De overgave waarmee Elvis zijn gospels zingt raakt me’

Als Bruinja dicht, luistert hij het liefst naar muziek zonder tekst, om zijn hersenen af te leiden. Maar verder zijn woorden voor hem minstens zo belangrijk als de muziek. ‘Mijn favoriet is Marillion, omdat daar tekst en muziek onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Maar Pink Floyd heeft dat ook, en Roger Waters, the Doors, Crowded House vind ik ook ontzettend goed. In Chocolate Cake staan woorden die je niet in liedjes verwacht.’

Niet apart maar samen
Opvallend genoeg geldt dat niet voor het werk van Elvis, terwijl die in zijn cd-kast zeer nadrukkelijk aanwezig is. ‘Het bijzondere aan Elvis is dat hij als geen ander in staat is om een verhaal over te brengen. Ik ben niet gelovig, maar de overgave waarmee hij zijn gospels zingt, raakt me. Hij zoekt de verbinding met zijn luisteraars en dat zoek ik ook met mijn gedichten. Ik wil ook het alledaagse combineren met het "hogere". Ik voel me graag verbonden. Niemand kan het in zijn eentje.’

‘Niet apart maar samen. Die levenshouding heb ik met de paplepel ingegoten gekregen. Mijn vader was een hartstochtelijk strijder voor openbaar onderwijs. Als jongen heb ik met T-shirts en tasjes rondgelopen waar die tekst op stond. Samen met een tekening van Dick Bruna.

Mij ouders hebben het mij voorgedaan. Je moet je betrokken voelen. Je hoort je te verbinden. Je moet naar buiten toe. En dat ga ik als Dichter des Vaderlands nog meer doen dan ik al deed.’ 

Linda Huijsmans


Advies van Tsead Bruinja: ‘Zeg overal ja op’

Hoe voorziet Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja in zijn bestaan?

• De Dichter des Vaderlands krijgt een kleine toelage, plus een bedrag per gedicht
• Werkbeurs van het Fonds voor de Letteren
• Optredens
• Schrijfopdrachten
• Projecten samen met beeldend kunstenaars en typografen
• Commerciële opdrachten; zoals een gedicht voor boekhandel Kosmos in Alkmaar of het Douwe-Egbertsgebouw in Utrecht
• Bestuurswerk
• Lesgeven aan de ArteZ en losse workshops.
• Columns en gedichten voorlezen op de radio
• Columns schrijven
• Opbrengsten uit onder andere Leenrecht- en Thuiskopievergoedingen

Advies van Tsead Bruinja: Zeg overal ja op

‘Daar was ik aanvankelijk niet zo goed in, maar het een leidt tot het ander. Zodra je een zekere bekendheid opbouwt, word je vaker gevraagd en ga je dus meer verdienen.’  


CV

• Tsead Bruinja (1974) debuteerde in 2000 in het Fries met de Friestalige bundel De wizers yn it read/ De wijzers in het rood en in het Nederlands in 2003 met Dat het zo hoorde. Zijn meest recente bundels zijn Binnenwereld buitenwijk natuurlijke omstandigheden (2015) en Hingje net alle klean op deselde kapstôk / Hang niet alle kleren aan dezelfde kapstok (2018).
• Tussen 2008 en 2013 schreef Bruinja gedichten voor het actualiteitenprogramma Dit is de dag (Radio 1) en van 2014 tot 2016 was hij columnist voor de Leeuwarder Courant. 
• Sinds 2012 werkt hij als docent aan de opleiding Creative Writing te Arnhem. 
• Sinds 2017 is hij Dongeradichter van de gemeente Dongeradeel.
• Bruinja's bundels werden genomineerd voor de Jo Peters PoëziePrijs, de Ida Gerhardtpoëzieprijs en de Obe Postmapriis. 



Filter: 25 jaar álles over vertalen

Dit voorjaar viert Filter, tijdschrift over vertalen, zijn 25-jarig bestaan. Het doel – vertalingen en vertalers zichtbaarder maken – is in die tijd ruimschoots bereikt.

Filter: 25 jaar álles over vertalen

Twee edities van Filter, nog altijd leverbaar via uitgeverij Vantilt 

In het voorwoord van de eerste uitgave van Filter in 1994 schreef een poëtische redactie:

‘Waar een filter is, is geen sprake van volledige oplossing. Er is weerstand, er is kleuring, er is een rest’.

Inmiddels ligt er een professioneel vormgegeven tijdschrift dat niet meer uit het vertaallandschap weg te denken is en waarin vertalers en vertaalwetenschappers met elkaar van gedachten wisselen.

Alles over vertalen
Filter is er ‘voor iedereen die zich op welke manier dan ook voor het verschijnsel vertaling interesseert: voor vertalers én theoretici, voor doeners én denkers,’ schrijft uitgever Vantilt op zijn website. En in haar mission statement stelt de redactie expliciet: ‘Filter brengt belangrijke momenten uit de geschiedenis van het vertalen en tolken onder de aandacht, laat sleutelfiguren uit het veld uitgebreid aan het woord over hun werk en geeft ruimte aan theoretische beschouwingen. Filter stuurt aan op debatten en nodigt vertalers uit zich publiekelijk en expliciet uit te spreken over hun ideeën, ongeacht het domein waarbinnen zij vertalen, ongeacht hun vertaalgeloof of hun vertaalpolitieke positie.’

Vertalingen in een bredere context
Zo publiceert Filter regelmatig vertaalkritieken waarbij niet zozeer een lijstje "fouten" wordt gegeven, maar de vertaling in een bredere context wordt geplaatst. Bovendien verschijnen er recensies, essays, artikelen met een historische of biografische invalshoek en observaties uit de vertaalpraktijk. Het tijdschrift is daarmee interessant voor iedereen die meer over vertalen wil weten. Naast de redactieleden schrijven niet alleen bekende en minder bekende vertalers in het blad, maar verschijnen ook bijdragen uit het bredere literaire veld en de academische wereld.

 

Webfilter
Van 2001 tot en met 2016 ontving Filter ruimhartige financiële ondersteuning van het Lira Fonds. Zowel ten behoeve van honoraria voor van de pen levende auteurs en vertalers, als voor de realisatie van een goed werkende website. Daarop verschijnt sinds 2014 Webfilter, met daarin een wekelijkse column Vrijdag Vertaaldag, een recensierubriek en zogenaamde Webdossiers, waarin artikelen rond een thema verzameld zijn. Op de website worden bovendien oude afleveringen van de papieren Filter openbaargemaakt: inmiddels is 90 procent van de 1046 artikelen uit de jaargangen 1 tot en met 23 met toestemming van de auteurs openbaar toegankelijk. Dankzij steun van het Lira Fonds kon van de pen levende auteurs voor deze webpublicatie een vergoeding worden geboden.

Denken over vertalen, vertaling en vertaler
Filter en Webfilter zijn sinds 2015 onderdeel van de Stichting Filter opgericht ‘ter bevordering van het denken over het vertalen, de vertaling en de vertaler (in eerste instantie met betrekking tot het Nederlandse taalgebied en het Nederlands in het buitenland), ter verspreiding van een breed scala aan denkbeelden over vertalen, en ter bevordering van contacten tussen vertalers en denkers over vertalen’. Sinds 2015 worden Filter en Webfilter gesteund door het Nederlands Letterenfonds. 

Filter Vertaalprijs
Een belangrijk evenement op de kalender van het tijdschrift is sinds 2007 de uitreiking van de Filter Vertaalprijs voor ‘een in het voorafgaande kalenderjaar verschenen vertaling die door de jury als de meest bijzondere wordt beschouwd’. Een belangrijk criterium voor bekroning is de creativiteit van de vertaler bij het oplossen van vertaalproblemen die ‘voortvloeiden uit de eigen, bijzondere aard van het te vertalen werk’. Aanvankelijk was aan de prijs een geldbedrag verbonden van € 1.000, maar dankzij de ondersteuning van een aantal vooraanstaande uitgevers en enkele anonieme begunstigers steeg dit in 2014 tot € 10.000. Daarmee werd de prijs een van de grootste vertaalprijzen in ons taalgebied.

Toine Al 


Filter verschijnt vier keer per jaar bij uitgeverij Vantilt. Een jaarabonnement kost € 32,50 (losse nummers € 10).



Kabelprocedure naar de Hoge Raad

Op 13 februari 2019 heeft LIRA cassatie ingesteld in de kabelprocedure tegen een aantal kabelexploitanten en RODAP, nadat het Amsterdamse gerechtshof in november 2018 uitspraak had gedaan in deze zaak.

Aanleiding voor de rechtszaak tegen de kabelexploitanten was dat deze in 2012 waren gestopt met het betalen van kabelvergoedingen voor de bij LIRA aangesloten schrijvers. Deze vergoedingen vormen een wezenlijk onderdeel van het inkomen van de filmmakers. De rechtbank stelde LIRA in 2014 grotendeels in het gelijk en oordeelde dat de kabelaars weer een regeling moesten treffen met LIRA over de vergoedingen voor de schrijvers. 

De kabelexploitanten en RODAP (een samenwerkingsverband van Nederlandse film- en tv-producenten, publieke en commerciële  omroepen en distributeurs) gingen echter in hoger beroep. Het gerechtshof stelde dat de makers weliswaar nog altijd recht hebben op de gebruikelijke vergoeding voor het verspreiden van hun werk via kabel, maar oordeelde dat dergelijke vergoedingen voor scenarioschrijvers in principe via de producenten zouden moeten lopen. Dat zou alleen anders zijn als de scenarioschrijvers een specifiek voorbehoud in hun contract hadden gemaakt waarmee zij hun rechten voorbehielden, aldus het gerechtshof.

De producenten bleken desgevraagd echter ook niet bereid om de achterstallige kabelvergoedingen aan de makers te betalen en pogingen om tot een schikking te komen liepen op niets uit. De Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan van Nederland, zal nu gaan bekijken of het gerechtshof juist heeft geoordeeld en of LIRA gerechtigd is de achterstallige kabelvergoedingen alsnog bij de kabelexploitanten te incasseren.

Gelukkig ontvangen scenarioschrijvers sinds 2015 wel weer een vergoeding van de kabelexploitanten, op basis van in dat jaar nieuw ingevoerde wetgeving die de belangen van auteurs beoogt te beschermen. De nieuwe afspraken met de kabelexploitanten voorzien echter nog niet in een vergoeding voor de overige door LIRA vertegenwoordigde makers, zoals journalisten, romanschrijvers en ondertitelaars.

Het gerechtshof heeft in november bevestigd dat de kabelexploitanten in elk geval voor die auteurs vergoedingen moet betalen aan LIRA. Ook wordt er nog niet betaald voor alle televisie-  en radiokanalen die door kabelaars worden doorgegeven. Voor die aanspraken zullen de kabelexploitanten dus alsnog een regeling met LIRA moeten treffen, naast de openstaande rekening over de periode 2012-2014 die onderwerp is van de lopende procedure.

Jochem Donker



‘Het geld van Lira voelde als een erkenning’

Jan Hulst en Kasper Tarenskeen vroegen subsidie aan bij het Lira Fonds om het scenario te schrijven voor hun voorstelling Assad. ‘Een show maken is weird duur.’

‘Het geld van Lira voelde als een erkenning’

Kasper Tarenskeen (l) en Jan Hulst: liefst onmogelijke onderwerpen. Foto: Pieter van den Boogert

Waarom besloten jullie juist bij het Lira Fonds subsidie aan te vragen?
‘Het Lira Fonds werd ons zeer aangeraden door schrijvende vrienden en vriendinnen. Een aanvraag schrijven is de hel, maar wel een hele leerzame hel. Je wordt gedwongen om nog voor het eerste woord op papier staat te vertellen waar je voorstelling over zal gaan en welke boodschap je wilt overbrengen. Onze voorstellingen zijn geen statements maar zoektochten waarvan we van tevoren nooit precies weten hoe ze zullen verlopen. We willen schrikken van wat we maken en daar dan weer op reageren. Dat is vet, maar betekent ook dat we in de fase dat we subsidie aanvragen nog heel weinig zeker weten.’

‘Mensen van twintig geven geen fuck om Ibsen’

‘We hebben ons best gedaan om te voorkomen dat de opzet die we bij de subsidieaanvraag hebben ingeleverd een keurslijf zou worden. Het gevaar bestaat dat het een invuloefening wordt. Wij willen juist dat de personages gaan leven. De inhoud van de voorstelling moet voortkomen uit hoe we op elkaar en op gebeurtenissen reageren. Als je je personages gaat toeschrijven naar het onderwerp van je subsidieaanvraag, loop je kans dat je hele saaie, flat characters krijgt. Dat was een geinig probleem, dat ons wel flinke hoofdbrekens heeft gekost.

Hoe belangrijk zijn subsidies voor theatermakers en -schrijvers zoals jullie?
‘Subsidies zijn essentieel. Een show maken is weird duur en dan is de verleiding erg groot om het geld dat je krijgt voor het schrijven uit te geven aan praktische zaken als beamers of sneeuwmachines. Daarom is het fijn dat het Lira Fonds het geld uitsluitend geeft om te schrijven. Dat geeft rust en helderheid: schrijfgeld is niet bedoeld voor een beamer. Bovendien voelt het als een erkenning. Wij zijn schrijvers! Het klinkt misschien weird, maar die erkenning is belangrijk.

‘Een aanvraag schrijven is een leerzame hel’

Zijn er genoeg verschillende potjes, zodat je na een ‘nee’ makkelijk een beroep kan doen op een andere?
‘Er is een shitload aan potjes, maar in onze branche is iedereen erg afhankelijk van het Fonds voor de Podiumkunsten. Die geven een groot bedrag dat je niet met kleinere fondsen bij elkaar kunt schrapen. 

Tegelijkertijd krijgen ze zoveel aanvragen, dat de kans dat jouw project gehonoreerd wordt, klein is. Zij kijken naar diversiteit in het hele toneelaanbod. Om die reden zijn wij daar nu al twee keer afgewezen met het argument dat het teksttheater in Nederland al genoeg vertegenwoordigd is. Dat was een teleurstelling.’

Moedeloos
‘Met Assad voldoen we aan alle voorwaarden die fondsen normaliter stellen. We hadden coproducenten in Frascati en Oostpool. Als beginnende makers hebben we al een leuke staat van dienst opgebouwd en we hadden de steun van de Co-Producers, wat ons een speellijst van dertig shows opleverde plus een aardig startbedrag. Daar bovenop hadden we ook nog eens een actueel onderwerp. Als je dan te horen krijgt dat er niet echt behoefte is aan nieuw teksttheater, kun je daar flink moedeloos van worden.

‘Fijn dat het Lira Fonds het geld uitsluitend geeft om te schrijven’

Ik denk dat nieuwe teksten essentieel zijn als we nieuwe generaties aan het theater willen binden. Mensen van twintig geven geen fuck om Ibsen. Ook al maak je een loft met gratis wifi en geef je alle acteurs een IPhone; ze willen iets zien dat hun aanspreekt. Ze willen iets zien dat nieuw is en komen kijken omdat ze zich serieus genomen voelen.’

Zou deze voorstelling er ook gekomen zijn zonder steun van het Lira Fonds?
‘De voorstelling was er hoe dan ook gekomen, maar waarschijnlijk in een veel bescheidener vorm; met minder beamers en minder eten voor Jan en mij.’

Waarom hebben jullie voor een actueel onderwerp als Assad en Syrië gekozen?
‘Elke keer als we een nieuwe voorstelling mogen maken, stellen we onszelf enge vragen zoals: “Wat houdt ons nu bezig? Wat voor mens willen we zijn? Wat begrijpen we niet? Waar zijn we bang voor?” Met elke voorstelling dwingen we onszelf om ons te verhouden tot een onderwerp dat we niet begrijpen. Zo maken we én een toneelshow én groeien we als mens.

‘We schrikken iedere dag van de oorlog in Syrië, maar doen er vervolgens niets mee. Dat mechanisme fascineerde ons: Schrikken. Niks doen. Toen we ons in Assad gingen verdiepen bleek als snel dat we niks van hem begrepen en doodsbang waren om een oordeel te vellen omdat we vinden dat we als Westerse jongentjes geen recht van spreken hebben. Het bleek kortom een onmogelijk onderwerp en dus een goed idee.’

Linda Huijsmans


Meer informatie en speeldata

Lees ook: Vraag subsidie aan op de nieuwe Lira Fonds website 



Uw artikelen in digitale archieven? Claim uw vergoeding bij Lira!

Lira keert vergoedingen uit voor landelijke, regionale en lokale archieven, die werken van freelance journalisten tonen.

In de afgelopen jaren heeft Lira diverse collectieve overeenkomsten gesloten voor het online tonen van kranten- en tijdschriftenarchieven. Lira heeft hierover eerder bericht in Lira Nieuws (tot 2018: Lira Bulletin).

Miljoenen artikelen
De verdeling van geïncasseerde gelden is altijd mede afhankelijk van de gegevens waarover Lira beschikt. De collectieve licentieverlening voor digitale projecten heeft betrekking op miljoenen artikelen, en de vergoedingen zijn beperkt tot relatief lage vaste bedragen (lumpsum).

Basisuitkering
Daarmee is een titel-specifieke uitkering onmogelijk. Lira heeft daarom gekozen voor een next best-oplossing van een zogenaamde 'basisuitkering' én de mogelijkheid tot claimen. De ‘basisuitkering’ krijgen alle bij Lira bekende freelance journalisten, die voor hun bijdragen aan kranten en tijdschriften een reprorechtvergoeding ontvangen.

Hiertoe wordt een deel van de incasso bij digitaliseringsprojecten toegevoegd aan de voor deze freelance journalisten beschikbare reprorechtvergoedingen.

Individuele uitkering
Daarnaast hebben freelance journalisten een mogelijkheid tot het claimen van een individuele uitkering. Zij kunnen een claim indienen als hun werk meer dan honderd maal voorkomt in de archieven van de KB, Regionaal Archief Zuidoost Utrecht, Streekarchivariaat Noordwest Veluwe, Erfgoed Leiden en omstreken, RHC Rijnstreek en Lopikerwaard, Krantenbank Zeeland, DBNL en/of Elsevier.
Freelance journalisten die niet langer actief zijn en geen reprorechtvergoeding ontvangen, kunnen ook een claim indienen als hun werk minder dan honderd maal voorkomt in de genoemde digitale archieven. 

In alle gevallen kunnen freelance journalisten hun opgave voor de individuele uitkering via e-mail of het contactformulier op de portal aan ons doorgeven. 

Toine Al



Vraag subsidie aan op de nieuwe Lira Fonds website

Op de nieuwe website is subsidie aanvragen gemakkelijker en vindt u voorbeelden van projecten en organisaties die het fonds steunt en/of mede mogelijk maakt.

Vraag subsidie aan op de nieuwe Lira Fonds website

Beeld uit affiche bij de voorstelling Radio Walvis | Foto: Wannes Cré 


Sinds de oprichting in 1990 besteedt het Lira Fonds een groot deel van het jaarlijkse subsidiebudget aan voorzieningen die cruciaal zijn voor professionele auteurs als individu én als beroepsgroep, namelijk: de beroepsverenigingen Auteursbond en NVJ, Stichting Rechtshulp Auteurs, het Contractenbureau en het P.C. Boutensfonds.

Daarnaast verleent het fonds individuele subsidies, alleen al in de afgelopen 10 jaar meer dan 1100. Het gaat hierbij om evenementen en projecten op het gebied van literatuur en drama en individuele bijdragen daaraan door professionele schrijvers, vertalers en bewerkers.

Sociale, culturele en educatieve doelen
Behalve deze sociale en culturele doelen steunt het fonds incidenteel ook educatieve doelen, zoals de Vertalersvakschool en de Paul Van Vliet Academie. Op de nieuwe website vindt u alle informatie over het gevoerde beleid, recent gesubsidieerde projecten, hoe subsidie kan wordt aangevraagd en wat de voorwaarden zijn.

Toine Al

Zie ook: 
Filter: 25 jaar álles over vertalen 
'Het geld van Lira voelde als een erkenning', interview met theatermakers Jan Hulst en Kasper Tarenskeen



Auteurs vaker succesvol met vechten voor hun rechten

Veel zaken eindigen positief voor auteur, vertaler of scenarioschrijver, ziet de voorzitter van de Stichting Rechtshulp Auteurs na twintig jaar strijd.

Auteurs vaker succesvol met vechten voor hun rechten

 
Het hoort thuis in de categorie ‘moeilijke besluiten’ en misschien is het binnen die categorie wel de moeilijkste van allemaal. Ten strijde trekken tegen iemand of iets waar je financieel afhankelijk van bent, is het moeilijkste besluit dat je kunt nemen. En toch moet het af en toe.

Ik heb het over de strijd tegen het kwaad in het schrijversbestaan; de strijd tegen alle mogelijke inbreuken op het auteursrecht. Denk bijvoorbeeld aan onverwachte kortingen op de afgesproken vergoeding of andere voorwaarden die toch duidelijk overeengekomen waren; kortom: alles waarmee de schrijver zich juist zo gelukkig waande.

Een oplossing voor het probleem
Twintig jaar voorzitterschap van de Stichting Rechtshulp Auteurs (SRA), een samenwerkingsverband tussen Lira en de Auteursbond, en dertig tot veertig zaken per jaar hebben me niet geholpen bij het vinden van een oplossing voor het probleem van de benadeelde en diens monetaire welzijn. Door de jaren heen hebben we een aantal advocaten in de arm genomen die wisten wat ze deden. Ze maakten geen herrie om de herrie, alleen soms in overleg met en met toestemming van de auteur juist wel.

Het echt grote juridische geld
Ook de financiële basis van de rechtshulp voor schrijvers en vertalers is gezond. Dat konden we vroeger niet altijd zeggen. Ik herinner me nog mijn eerste kennismaking met het echt grote juridische geld. Een zaak bleek maar liefst 140.000 gulden te kosten. Als penningmeester schrok ik me een hoedje. Of liever gezegd: Ik kon er nauwelijks meer van slapen. Dankzij de collectieve steun van Lira hoeft het bestuur daar tegenwoordig in elk geval niet meer om wakker te liggen. Maar er blijven nog genoeg andere kwesties over.

Zo is het reglement van onze Stichting een paar keer op indringende manieren in de praktijk beproefd. Er zijn regels in opgenomen die misbruik tegengaan. Tot nog toe is slechts één auteur op de zwarte lijst terecht gekomen. Hij maakte het dan ook wel erg bont. Je kunt de SRA in sommige situaties goed als dreigement gebruiken, maar dan wel liefst in overeenstemming met de werkelijkheid. Loze dreigementen werken meestal niet.

Garanties voor een positieve uitkomst
De belangrijkste reden om de SRA om steun te vragen blijft een contractuele inbreuk, vaak in de financiële sfeer. Er is echt moed voor nodig om aan zo’n klus te beginnen. Garanties voor een positieve uitkomst zijn er vrijwel nooit, maar gelukkig volstaat een brief van een advocaat aan de inbreukpleger in de meeste gevallen.

Al met al kunnen we met enige zekerheid constateren dat veel zaken positief eindigen voor de auteur, vertaler of scenarioschrijver. Ik denk dat de stelling verdedigbaar is dat op goede gronden een procedure aanhangig maken een bewijs is van groei, en winnen een bewijs van volwassenheid. Of niet soms?

KH