editie 56 / maart 2020

Auteursbond en NVJ openen online meldpunt Corona-gedupeerden

Helaas worden ook de culturele en creatieve sector flink geraakt door het Coronavirus.

Zelfstandige schrijvers en journalisten lopen inkomsten mis omdat opdrachten afgezegd worden en lezingen, publieke optredens, evenementen en voorstellingen geannuleerd worden.

De Auteursbond en de NVJ hebben elk een meldpunt opgezet waar auteurs terecht kunnen die als gevolg hiervan hun inkomen terug zien lopen. Zo proberen de Auteursbond en de NVJ goed zicht te krijgen op de hoeveelheid gedupeerde auteurs. 

Ga naar de speciale websites van de Auteursbond en de NVJ voor meer informatie en om u aan te melden.



Claim vergoeding voor werk in digitale archieven

Komt uw gedigitaliseerde werk voor in digitale archieven? Dan heeft u de mogelijkheid om een uitkering te claimen.

Alle freelance journalisten ontvangen jaarlijks een 'basisuitkering' uit de collectieve licentieverlening voor digitaliseringsprojecten via een toevoeging van een deel van de incasso aan de reprorecht- en thuiskopievergoedingen. Komt uw gedigitaliseerde werk vaker dan 100 keer voor in bovengenoemde archieven? Dan heeft u daarnaast de mogelijkheid om te claimen voor een uitkering.

Lira heeft in de afgelopen jaren diverse collectieve overeenkomsten gesloten voor het online tonen van boeken-, kranten- en tijdschriftenarchieven door diverse erfgoedinstellingen, waaronder de KB, Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, Streekarchivariaat Noordwest Veluwe, Erfgoed Leiden en omstreken, RHC Rijnstreek en Lopikerwaard, Krantenbank Zeeland, DBNL en Elsevier.

Graag ontvangen wij van u de zoekresultaten van het aantal artikelen in de betreffende databanken. U kunt dit via e-mail of het contactformulier op de portal aan ons doorgeven. Na controle van de opgaven keren wij aan het einde van het jaar de vergoedingen uit.

Krijgt u geen reprorecht- of thuiskopievergoedingen en komt uw werk wel voor in de archieven? Neem dan contact op met Lira via e-mail of het contactformulier.

Voor meer achtergrondinformatie kunt u hier verder lezen.

Mariska Kolman



Thuiskopievergoedingen voor auteurs

Schrijvers, vertalers en journalisten ontvangen via Lira de zogeheten thuiskopievergoedingen.

Consumenten mogen voor eigen gebruik, studie of oefening kopieën maken van bijvoorbeeld krantenartikelen, tv-programma’s, e-books of muziek op beeld-of geluidsdragers zoals smartphones, tablets of laptops. De consumenten betalen voor dit gebruik door een toeslag op de aankoopprijs van apparaten die gebruikt kunnen worden om te kopiëren. Deze toeslag wordt gezien als billijke vergoeding voor de makers van de gekopieerde werken. Stichting De Thuiskopie incasseert die vergoedingen en Lira ontvangt en verdeelt vervolgens het aandeel dat bestemd is voor de tekstmakers.

De verdeling van de thuiskopie-videovergoedingen
Vanaf vorig jaar heeft Lira de verdeling van de thuiskopie-videovergoedingen (die worden verdeeld onder scenarioschrijvers en audiovisuele vertalers) verder verfijnd. Tot 2017 werden de videovergoedingen uitsluitend verdeeld op basis van televisie-uitzendingen. Omdat uit onderzoek is gebleken dat er ook wordt gekopieerd vanaf bijvoorbeeld dvd’s en uit Video-on-Demand (VOD)-catalogi, heeft Lira in samenspraak met Stichting De Thuiskopie aanvullende grondslagen vastgesteld.

Een goed en representatief beeld
Voortaan verdeelt Lira de videovergoedingen niet alleen meer op basis van televisie-uitzendingen, maar ook op basis van gebruiksgegevens die een goed beeld geven van de populariteit van recente titels. Naast uitzendgegevens, wordt een deel van de vergoedingen vastgesteld op basis van dvd-verkoopcijfers en een deel wordt verdeeld via toevoeging aan de uitkeringen voor Uitzending Gemist en Video-on-Demand. Op dit moment ontbreken exacte VOD-gebruiksgegevens helaas nog altijd, maar Lira hoopt in de toekomst de gegevens over het on demand gebruik te ontvangen van VOD-aanbieders. Audiovisuele vertalers (ondertitelaars en schrijvers van nasynchronisatieteksten) kunnen hun werken bij Lira claimen op basis van productieminuten.

Op de verdelingen zijn het Repartitiereglement Thuiskopie en het Verdelingsreglement Thuiskopie Video van toepassing. Deze en andere reglementen vindt u op onze website.

Nadia Jemaa



Einde van een regiojournalist

De onthulling van freelance journalist Britt van Uem dat ze slechts 55 euro verdiende met een artikel waar ze vier uur mee bezig was, riep veel verontwaardiging op. Na een storm van publiciteit en een rechtszaak waarin de rechter haar gelijk gaf, trok ze uiteindelijk toch aan het kortste eind.

Einde van een regiojournalist

Britt van Uem: ‘Ik sta nu voor eeuwig en altijd te boek als querulant’ | Foto: Marieke Dijkhof

Tijdens de storm van 18 januari 2018 valt een honderdjarige eik op een Volkswagen Polo. De eik staat in het Kozakkenpark aan de Goolkatenweg op het Twekkelerveld in Enschede. In de Polo zit een man van 62. De man is op slag dood. Dat meldt de website van de regionale krant om 12 uur ’s middags, een uur na het ongeval.
Een vriendin die in Singapore woont waar het dan negen uur ‘s avonds is en waar het niet stormt, leest het bericht en appt bezorgd of alles goed gaat met mij en mijn man. Hij is ook boven de zestig en we wonen aan de Goolkatenweg. Vandaar. 

Met eigen ogen
Ik woon zelfs tegenóver het Kozakkenpark. Als ik uit het raam van mijn werkkamer kijk, zie ik de eiken en beuken die daar meer dan honderd jaar geleden zijn geplant.
Ik ben journalist en schrijf als freelancer voor dezelfde regionale krant op dat moment een verhaal over de Toetnbloazers, een carnavalsvereniging uit Borne. In mijn goed geïsoleerde werkkamer heb ik geen last van de storm en geen weet van het drama dat zich op nog geen vijftig meter van mij heeft voltrokken. Pas als ik het bericht van mijn vriendin krijg, loop ik naar buiten om de ramp met eigen ogen te kunnen bekijken.
Ik constateer dat de boom (het is een beuk en geen eik) van de auto is gehesen en in stukken gezaagd. De auto die wordt weggetakeld, is trouwens geen Volkswagen maar een Toyota. Volgens een verkeersregelaar is de man uit de auto gezaagd, maar pogingen om hem te reanimeren hebben niet meer geholpen. Nee, hij was niet op slag dood.

Wat verdien je?
Het nieuws ligt op straat, maar als je binnen zit, vind je het niet. Ik vertel dit verhaal niet alleen omdat ik wil laten zien hoe er in de (regio)journalistiek zelfs met makkelijk controleerbare feiten wordt omgegaan (haast, desinteresse, luiheid) maar omdat mijn eigen verhaal een paar weken later ook op straat komt te liggen en uiteindelijk zelfs door een kantonrechter zal worden beoordeeld.
Het begint als ik in het tv-programma Wat verdien je? onthul wat ik als freelance verslaggever verdien met een stuk als dat over de Toetnbloazers, waar ik zo’n vier uur mee bezig ben; ongeveer 55 euro. In het programma wordt een mal soort quiz gespeeld, waarin twee panels moeten raden wat verschillende leden van een beroepsgroep verdienen. In mijn aflevering worden de inkomsten van een radioverslaggever in vaste dienst, een freelance tv-regisseur en van mij als freelance regiojournalist vergeleken. Inderdaad appels en peren, maar zelfs erkende sociaaldemocratische panelleden als Felix Rottenberg en Myrthe Hilkens hebben geen flauw idee dat ik zo weinig verdien. Omdat niemand mijn schamele verdiensten raadt, krijg ik tot mijn verbazing op het eind van de uitzending 1400 euro contant uitgeteld. Ik vraag nog of ik dat geld echt mag houden…

Dertien cent per woord
Mijn “onthulling” zorgt voor een hoop reuring, maar dat verandert niets aan mijn positie en die van van mijn collega’s. Hoofdredacteur Martha Riemsma van mijn krant beweert de volgende ochtend op de radio dat ik als freelancer eenvoudige artikelen schrijf, terwijl collega’s in vaste dienst dragende verhalen maken en daarom beter betaald worden. Dertien cent per woord vindt ze genoeg voor mijn soort verslaggeving. En trouwens, vier uur voor zo’n artikel is wel erg lang…

Als mijn verhaal met de helft wordt ingekort, lever ik de helft van mijn honorarium in

De helft inleveren
Het verhaal over de storm verschijnt op 19 januari in de papieren krant. Het is geschreven door een collega in vaste dienst en bestaat uit voorspelbare quotes van willekeurige slachtoffers, toeschouwers en hulpverleners. Het stuk is mosterd na de maaltijd omdat de storm allang is gaan liggen. Mijn artikel over de Toetnbloazers, die voor het eerst mogen meeblazen in de prestigieuze carnavalsoptocht in Oldenzaal, wordt een paar dagen later geplaatst dan gepland en met ongeveer de helft ingekort, omdat het verhaal over zijn houdbaarheidsdatum is. Dat betekent ook dat ik de helft van mijn honorarium moet inleveren, want ik krijg alleen de woorden betaald die in de krant terechtkomen. Voor de administratie moet ik die woorden trouwens zelf tellen en daar mag ik niet mee sjoemelen, zoals een collega gedaan schijnt te hebben die als straf een tijd geen klussen meer kreeg.
Als ik tijd en gelegenheid – lees: een goed honorarium – zou hebben gekregen, had ik een stuk kunnen schrijven over de 62-jarige man die door botte pech voor mijn deur door een honderdjarige beuk werd geveld. Wie is hij, wat deed hij en waar ging hij naar toe? Ik had geschreven over de beuk en het ontstaan van het Kozakkenpark, dat werd aangelegd op de eerste begraafplaats van Enschede voor minvermogenden. Een mooi invoelend verhaal in een historische context.

Mijn marginale bestaan als regiojournalist
Door mijn onthulling voor een publiek van anderhalf miljoen kijkers, blijk ik me onmogelijk te hebben gemaakt bij de krant. Geen enkele collega in vaste dienst waagt het om contact met me op te nemen, laat staan me te steunen en ik ga nadenken over mijn marginale bestaan als regiojournalist. Natuurlijk vind ik mezelf meer waard dan de dertien cent per woord die de uitgever van de krant bereid is te betalen. Ik zou hetzelfde moeten verdienen als collega’s in vaste dienst, die, wie weet hoe lang nog, genieten van alle voordelen van hun mooie dagblad-cao. Ik ben nog steeds nieuwsgierig en betrokken, maar de laatste jaren wordt de regionale krant steeds minder serieus genomen.

Kritiekloos doorgeven van informatie 
De eerste taak van de journalist, het controleren van de macht, is verworden tot het kritiekloos doorgeven van informatie die hapklaar wordt aangeleverd door een leger aan voorlichters- en pr-medewerkers. Dat waren we – op kleinere schaal – al gewend van de overheid, de officiële instanties en het grote bedrijfsleven; tegenwoordig heeft elke zichzelf respecterend kunstenaar, voetballer of kroegbaas een communicatiestrateeg.  Wil je als regioverslaggever ook maar bij benadering toekomen aan het werk waarvoor je bent opgeleid, dan loop je tegen een muur van halve waarheden, fakenieuws en publieke geheimhouding. Laat staan wanneer je erachter wilt komen of een wethouder, de directeur van de woningbouwvereniging of de voorzitter van de carnavalsoptocht in Oldenzaal glasharde leugens vertellen.

Natuurlijk vind ik mezelf meer waard dan de 13 cent per woord die de uitgever van de krant bereid is te betalen

Rigoureuze reorganisaties
Ook de directie van de krant zelf heeft weinig behoefte aan kritische verslaggeving. De regiojournalist wordt min of meer gedwongen om constructief – lees positief – te berichten over zijn streek, omdat we anders als medium niet verbindend zouden zijn. Lees: dan verliezen we nog meer abonnees of kijkers. Sinds ik ben begonnen is dat verlies overigens opgelopen tot meer dan vijftig procent bij de regionale dagbladen. Alleen door rigoureuze reorganisaties, lees: bezuinigingen, maken de uitgevers en hun aandeelhouders nog steeds winst.

Mijn conclusie is dat ik niet alleen eerlijk moet zijn tegenover mijzelf, maar ook tegenover de lezer. Iedereen die zelf weleens geïnterviewd is, weet dat de werkelijkheid veel gecompliceerder en genuanceerder is dan de hapklare brokken waarin een paar dagen later de vis wordt verpakt. Dat kan meestal niet anders, zelfs als je de hele redactie van de New York Times en hun factcheckers op een zaak zet. Ik besluit dat ik voor dat geld niet meer bij de krant wil werken en kondig mijn vertrek aan.

Tachtig euro voor drie dagen 
De ergernis begon eigenlijk al in 2010, toen ik, na een paar jaar in het buitenland te hebben gewoond, weer ging schrijven voor Tubantia. Daarvoor was ik al ‘correspondent’ en freelancer geweest voor onder andere het Zutphens Dagblad en de Stentor. 
Ik kreeg een tip over een 35-jarige heavymetalfan in een rolstoel die al vier jaar door het UWV van het kastje naar de muur werd gestuurd. Het was de tijd waarin re-integratiebureaus als paddenstoelen uit de grond schoten, meestal geleid door ex-medewerkers van datzelfde UWV.  Het leverde een verhaal van 1200 woorden op, waar ik bijna drie dagen mee bezig was en…een baan voor mijn protagonist. Omdat ik daarmee een mooie serie op het spoor dacht te zijn (de bureaus kregen 5000 euro per geval, ongeacht de uitkomst voor hun cliënten) vroeg ik daar ruimte voor in de krant, maar volgens de redactiechef waren er weinig mensen in geïnteresseerd. Hij in ieder geval niet. Voor het stuk dat ik had geschreven mocht ik twee keer 40,50 euro declareren omdat het een opening en een hartverhaal betrof. Tachtig euro voor drie dagen werk. Nee, een vetpot was een bestaan als freelance journalist in de regio ook in die tijd al niet. 

Een nieuw beloningssysteem
Nadat de Persgroep (nu DPG Media) in 2016 uitgeverij Koninklijke Wegener overnam, kregen ook de regionale kranten waar ik voor werkte, zoals de Stentor en de Twentsche Courant Tubantia, een nieuwe eigenaar. En daar kwam een nieuw beloningssysteem voor freelancers. 
Tot dan toe had ik vaste vergoedingen voor mijn artikelen gekregen. Een ‘dragend’ verhaal leverde in 2015 54 euro op, een ‘samengestelde productie’ 63 euro. Voor een door mijzelf gemaakte foto mocht ik 35 euro rekenen. Iedere maand diende ik een declaratie in die door de redactiechef werd goedgekeurd en vervolgens keurig betaald. Nog steeds geen vetpot, maar wel duidelijke afspraken. 
Onder de vlag van de Persgroep werd ik niet meer per artikel betaald, maar per woord. Dat wil zeggen: per gepubliceerd woord. En dat had zo zijn gevolgen. In juni 2017 schreef ik bijvoorbeeld twintig artikelen, waarvoor ik in totaal 10.776 woorden inleverde. Vanwege redactionele ingrepen of ander nieuws haalden er daarvan 9.566 de krant. 
Alleen de woorden die daadwerkelijk werden afgedrukt mocht ik declareren. Dat betekende dat ik in plaats van 1.400 euro nog geen 1.250 euro verdiende voor ongeveer 80 uur werk. Per uur hield ik er 15,43 euro aan over. Bruto. En voor die zelfgemaakte foto had de krant ineens nog maar 10,50 euro over.

Na een procedure van bijna anderhalf jaar ben ik opgewaardeerd van 13 naar 21 cent per woord

Sympathie en solidariteit
Het nieuwe declaratiesysteem betekende dat ook mijn verhouding tot vaste redacteuren en chefs veranderde. Als iemand mij om een verhaal vroeg van 700 of 800 woorden waarvan uiteindelijk maar de helft werd gepubliceerd, dan lagen mijn verdiensten voor het verhaal in kwestie ook de helft lager dan afgesproken. Dat een eindredacteur daarmee aan mijn inkomen zat, daar had hij of zij niets mee te maken. Als ik daar problemen mee had, moest ik maar naar de vakbond gaan.
Niet zozeer die lage beloning als wel de rigiditeit en de inconsequentie van het systeem, deed mij besluiten om mee te doen aan Wat verdien je? Ik was al 25 jaar gewend aan een slechte betaling, maar bleef het nog steeds leuk vinden om verhalen te maken. Dat plezier werd echter grondig bedorven door de nieuwe boekhoudersmentaliteit van de Persgroep en het gebrek aan solidariteit van redacteuren in vaste dienst.
Door mijn verdiensten openbaar te maken, hoopte ik dat ik sympathie voor en solidariteit met freelance journalisten in het algemeen en regiojournalisten in het bijzonder zou oproepen. Dat lukte in het programma en bij de kijkers heel goed, maar de hoofdredacteur van Tubantia was dus minder blij.

Rechtszaak
De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) vroeg of ik een rechtszaak tegen de Persgroep wilde aanspannen om een betere beloning voor mij en mijn collega’s af te dwingen. Wie A zegt moet ook B zeggen en dus besloot ik om, ondersteund door de NVJ en de Stichting Rechtshulp Auteurs (SRA), die rechtszaak aan te gaan. Samen met de fotojournalisten, die inmiddels ook wakker waren geworden en besloten hun geminimaliseerde tarieven bij de Persgroep aan te vechten.
Met advocaat Volgenant kozen we ervoor om de kantonrechter te vragen over een beperkt aantal producties te oordelen die ik in de laatste maand van 2017 had geschreven. Daarmee ontnamen we de tegenstander de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.
De rechtszaak leverde een mooie overwinning op. Na een procedure van bijna anderhalf jaar ben ik door de kantonrechter met 50 procent opgewaardeerd; van 13 naar 21 cent per woord. Toch weet ik niet of ik andere onderbetaalde freelancers zou aanraden hetzelfde te doen.  De rechtszaak heeft me veel energie gekost. Tijdens die hele rechtszaak is het vanuit mijn oude nest, de krant, stil gebleven. De enige steun die ik kreeg kwam van de vakbond. 

Misgelopen inkomsten
Hoewel ik nooit volledig afhankelijk ben geweest van mijn inkomsten uit journalistiek werk, betekende het besluit om te vertrekken dat ik de afgelopen twee jaar 24.000 euro aan freelance inkomsten misliep. Als ik de rechter volg zou dat zelfs 50 procent meer moeten zijn, dus 36.000 euro.
De rechter is trouwens tot zijn besluit gekomen door mee te gaan in de boekhoudkundige werkwijze van de Persgroep. Na te hebben geconstateerd dat ik een ervaren journalist ben, stelt hij dat de Persgroep heeft onderbouwd dat een ervaren journalist voor een vergelijkbaar artikel niet vier uur, maar tweeënhalf uur nodig zou hebben. En dat ik die genoemde artikelen dus ook in drie uur had moeten kunnen schrijven…

Tijdens die hele rechtszaak is het vanuit de krant stil gebleven. De enige steun die ik kreeg kwam van de vakbond

Nek uitgestoken
Die andere ervaren journalist – laten we hem Jaap noemen – woont op een boogscheut van het onderwerp waarover we toevallig allebei een artikel moesten schrijven, terwijl ik bijna een uur reistijd meereken. Voor bovengenoemde Jaap, die zo aardig was om voor zijn hoofdredacteur en voor de rechter inzichtelijk te maken dat hij veel sneller (maar niet helemaal foutloos) kan fietsen en typen, heb ik mijn nek uitgestoken. Als onderbetaalde freelancer mag hij nu ook 21 cent in plaats van 13 cent voor zijn artikelen vragen. En als de krant dat niet wil betalen kan hij naar de rechter stappen met mij als voorbeeld. Tja…
Ik ben bang dat hij dat niet gaat doen. Je moet namelijk over een lange adem beschikken om je gelijk te halen. En als je dat hebt gekregen blijk je persona non grata te zijn geworden bij je oud-collega’s van wie niemand je persoonlijk feliciteert met je overwinning.

Volle tevredenheid
Overigens was collega Jaap niet de enige die voor zijn broodheer wilde getuigen. Ook redactiechef Henk liet zich van zijn beste kant zien. Hij stelde in zijn getuigenis over mijn functioneren dat onder zijn leiding al snel bleek dat ik “de uitwerking van verhalen met meervoudige bronnen niet voor elkaar kreeg, waardoor vooral de een-op-een interviews en verslaggeving van weekendgebeurtenissen overbleven”.
Los van het feit dat mij in die laatste twee jaar onder zijn leiding helemaal geen langere verhalen in Enschede werden aangeboden, schreef ik in Hengelo tot volle tevredenheid van zijn collega chef-redacteur die stukken wel. En ondanks het feit dat de chef in Enschede niet tevreden was over mijn functioneren, kreeg ik wel een wekelijkse prestigieuze kunstpagina aangeboden, waarvoor ik een vast bedrag van 180 euro mocht declareren; acht uur à € 22,50. Daarover schrijft chef Henk later in zijn getuigschrift. “Na een paar maanden is ze van de rubriek afgehaald, omdat we niet tevreden waren.”  Maar iedereen op de redactie was uitermate tevreden met mijn pagina en ik heb er van Henk nooit iets over gehoord. Maar de hoofdredacteur vond dat ik te duur was en dus mocht ik na de gedwongen zomerstop niet meer verder. Zonder uitleg of verontschuldiging.

Neutraal profileren
Omdat ik in Twente geen mogelijkheid zag om ander werk in de journalistiek te vinden – en omdat ik niet het risico wilde lopen om voortdurend ex-collega’s tegen te komen – ben ik uit die regio weggegaan. Maar ook in Arnhem, mijn nieuwe werkgebied, regeert DPG Media. En omdat je, dankzij de moderne tijd, voor eeuwig en altijd bekend staat als querulant, is het een stuk lastiger om je neutraal te profileren, bijvoorbeeld als je een baan zoekt in de pr en communicatie. Dat laatste kan ik natuurlijk nooit bewijzen, maar ik ben ondanks mijn geschikte profiel, nog nooit uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.

Jan Buter
Twee jaar na de storm van 18 januari, overlijdt op 16 januari 2020 de kleurrijke regiojournalist en chroniqueur Jan Buter. Hij is een van mijn mentoren en zoon van de eveneens legendarische Twentse journalist Adriaan Buter. Jan heeft 44 jaar lang in Twente en de Achterhoek voor alle edities van de TC Tubantia, de Stentor en hun papieren voorgangers geschreven. Op 67-jarige leeftijd hield hij zich alleen nog bezig met levensverhalen en columns over streektaal voor de gratis weekbladen van het Achterhoeks Nieuws, want hij kon zich niet meer vinden in de ontwikkelingen bij zijn oude werkgever, tegenwoordig DPG Media. “De objectiviteit kwam in het gedrang, feiten en opinie zijn teveel door elkaar gaan lopen. Hypes en oppervlakkigheid vieren hoogtij en gemeentebesturen worden nauwelijks gecontroleerd, want tijd om ergens in te duiken is er niet meer.”      

Levensverhalen
Met de dood van Buter is een einde gekomen aan een tijdperk. Zelf maakte hij de tijd nog mee dat de journalist uit zijn ivoren toren moest komen en zich onder zijn lezerspubliek moest begeven. Dat kon het best in de regiojournalistiek, vond hij, waar je in de supermarkt kon horen wat de mensen van jouw verhaal en de krant vinden.
Tot zijn dood zette hij zijn kennis en ervaring als journalist in om levensverhalen van mensen op te tekenen. Ook wat dat betreft is Jan een mentor, want het opschrijven van levensverhalen, meer in het bijzonder de relatie tussen werk en leven, zie ik als mijn nieuwe bestemming. Mijn eerste verhaal zou gaan over leven en werk van de regiojournalist Jan Buter. 

Britt van Uem

De rechtszaak die Britt van Uem aanspande werd mede ondersteund door de Stichting Rechtshulp Auteurs.



Het sneeuwklokje van mevrouw Hansma-Hoogedijk

Tsead Bruinja toert met Portretten in Poëzie langs elf woonzorgcentra door het hele land. Samen met fotografe Rosa van Ederen, muzikant Zea (Arnold de Boer) en een gastdichter, maakt hij nieuw werk met de bewoners. Onderstaand gedicht, dat Bruinja tijdens de nieuwjaarsreceptie van Lira voordroeg, is gemaakt met een bewoonster van de Coornhert Staete in Heerenveen.

Het sneeuwklokje van mevrouw Hansma-Hoogedijk

Foto: Rosa van Ederen


Het sneeuwklokje van mevrouw Hansma-Hoogedijk

mevrouw hansma-hoogedijk weet even geen plek
wanneer haar gevraagd wordt waar ze het liefst op de foto wil
het is half januari en de 98-jarige oud-boerin begint
in woonzorgcentrum de skûle tussen vers grasland en naakte akkers
een paar keer achter elkaar over voorjaar nieuw leven
het groen het alles in de knop

rosa van net niet veertig rijdt haar naar een kaal bos
aan de rand van het dorp en in het mos
dat als een trui met kruispatronen strak om de stam zit
ziet mevrouw hansma-hoogedijk licht
nieuw leven het alles in de knop

ze kiest voor een sneeuwklokje dat het hoofd
boven een glinsterende bladvloer uitsteekt
vertelt over het gerinkeldekinkel van lege melkbussen
die tegen elkaar aan botsten wanneer de weidewagen
het land in gereden werd

we laten de foto weg waarop de handvatten
van de rolstoel te zien zijn

door het donkere vlak van haar open mond
leek het ook te veel of ze haar gebit was vergeten

nu komt in vlammend zwart-wit
een vrouw van dertig lentes eerder
ons tegemoet

die gewoon op een stoel zit


 


It snieklokje fan frou Hansma-Hoogedijk

frou hansma-hoogedijk hat net in plak yn `e holle
as har frege wurdt wêr't se it leafst op `e foto wol
it is healweis jannewaris en de 98-jierige âldboerin begjint
yn wensoarchsintrum de skûle tusken farsk gers en neaken boulân
in pear kear achter inoar oer maitiid nij leven
it grien it alles yn 'e knop

rosa fan krekt gjin fjirtich rydt har nei in keal bosk
oan 'e râne fan it doarp en yn it moas
dat as in trui mei krúspatroanen strak om `e stam sit
sjocht frou hansma-hoogendijk ljocht
nij leven it alles yn 'e knop

se kiest in snieklokje dat de kop
boppe in glinsterjende blêdflier útstekt
fertelt oer it rinkeldekinkel fan lege molkbussen
dy't tsjin inoar oan botsten as de molkekarre
it lân yn brocht waard

we litte de foto wei wêrop't de hânfetten
fan 'e rolstoel te sjen binne

troch it donkere flak fan har iepen mûle
like it ek tefolle of se har gebit fergetten wie

no komt yn flamjend swart-wyt
in frou fan tritich maitiden earder
ús yn `e mjitte

dy't gewoan op in stoel sit


Het Lirafonds subsidieert het honorarium van de gastdichters bij Portretten in Poëzie



Het verdienmodel van Maxim Februari

Maxim Februari is onder meer filosoof, kunsthistoricus, jurist, schrijver, essayist en columnist. Voor zijn hele oeuvre krijgt hij in mei de P.C. Hooft-prijs 2020 uitgereikt. Zorgt dat voor een financieel onbezorgd leven? We stelden hem 7 vragen over zijn verdienmodel.

Het verdienmodel van Maxim Februari

Maxim Februari: ‘In Nederland hebben kunstenaars en schrijvers niet dezelfde status als in Frankrijk of Duitsland, bijvoorbeeld.’ | Foto: Vincent Janssen
 

Maxim Februari is onder meer filosoof, kunsthistoricus, jurist, schrijver, essayist en columnist. Voor zijn hele oeuvre krijgt hij in mei de P.C. Hooft-prijs 2020 uitgereikt. Zorgt dat voor een financieel onbezorgd leven? We stelden hem 7 vragen over zijn verdienmodel. 

1. Wat was je eerste betaalde schrijfopdracht?

'Nadat ik in 1989 gedebuteerd was met De Zonen van het Uitzicht, werd ik door de Haagse Post gevraagd om verslag te doen van het Holland Festival. Samen met een aantal andere auteurs reisden we naar Berlijn, waar toen net de Muur gevallen was, om naar Hamlet Machine van Heiner Müller te kijken; een prachtig stuk dat acht uur duurde. Dat was een tijd waarin kranten en tijdschriften een flink budget beschikbaar stelden voor kunst en cultuur. Daar is nu helaas bijna niets meer van over.'

2. Waarmee zou je in een ideale wereld als auteur het liefst je hele inkomen verdienen?  

'Ik ben geïnteresseerd in veel dingen; ik zou nooit willen kiezen. Ik schrijf, maar ik zet me ook, deels onbetaald, in voor onderwerpen als digitale veiligheid omdat ik die relevant vind. In mijn ideale wereld maken we daarom geen verschil tussen proza, poëzie, essayistiek en ook niet tussen schrijven en andere maatschappelijke activiteiten.'

3. Hoe ziet jouw verdienmodel er vandaag de dag uit?

'Mijn wekelijkse column voor NRC zorgt voor een vaste structuur. Daarnaast doe ik van alles. Ik geef lezingen over mijn romans via de Schrijverscentrale, ik geef advies en word regelmatig uitgenodigd om te komen spreken voor congressen, boekhandels en maatschappelijke organisaties. Mijn hoofd voelt soms als het rangeerterrein van Utrecht Centraal; ik ben continu aan het schakelen van het ene onderwerp naar het andere.'

‘De kloof tussen salarissen en het honorarium voor zzp’ers is veel te groot’

'Ik had een paar magere jaren waarin ik weinig kon werken. Dat leverde soms panieksituaties op. Aan het begin van ieder jaar ben ik bang dat ik te weinig ga verdienen. Eind vorig jaar kreeg ik de P.C. Hooft-prijs voor beschouwend proza toegekend. Daar hoort een bedrag van 60 duizend euro bij. Daar kan ik hopelijk weer een kleine buffer mee opbouwen, ik ben niet in de positie om dat geld te verjubelen.'

 

4. Kun je leven van de opbrengsten van je werk?

'De honoraria vormen wel een probleem. Soms word ik gevraagd om iets te komen vertellen over een onderwerp waar ik helemaal in moet duiken. Dan wordt een honorarium van 1000 euro voorgesteld. Als je bedenkt dat je daar ook je pensioenpremie, AOV-verzekering, vakantiegeld en onkosten van moet betalen, blijft er een laag uurloon over. De kloof tussen salarissen en het honorarium voor zzp’ers is veel te groot. Dan zijn er ook nog instanties die uit principe geen honorarium bieden, zoals overheidsorganen die beweren dat ze het de belastingbetaler niet kunnen aandoen mij te betalen.'

'Een keer per jaar ontvang ik opbrengsten van mijn boeken. Met De Literaire Kring, uit 2007, heb ik goed verdiend. Klont uit 2019 verkoopt heel redelijk. Van die royalty’s betaal ik mijn pensioenpremie. Mijn arbeidsongeschiktheidsverzekering heb ik opgezegd. Die werd te duur.'

5. Wat was tot nu toe voor jou de beste investering in je vakmanschap? 

'Mijn keuze voor de rechtenstudie. Daardoor zit ik voor mijn gevoel dichter tegen de maatschappij aan dan als ik alleen maar actief zou zijn in de wereld van de kunsten of de literatuur. Als ik bijvoorbeeld door de politie word uitgenodigd voor een lezing over digitale veiligheid vind ik het prettig dat ik snap hoe de overheid werkt. Ook voor mijn columns is het fijn om niet alleen vanuit beschouwing maar ook vanuit praktische juridische kennis te kunnen schrijven.'

‘Ik ben niet in de positie om het geld van de P.C. Hooft-prijs te verjubelen’

6. Biedt de Nederlandse context auteurs voldoende middelen van bestaan?

'Bij lange na niet. In Nederland hebben kunstenaars en schrijvers niet de status als in Frankrijk of Duitsland bijvoorbeeld. Kranten en tijdschriften geven nauwelijks nog opdrachten aan schrijvers of kunstenaars. In Nederland zegt een minister schaamteloos dat hij nooit romans leest en al helemaal geen Nederlandse. Daar zou hij in Frankrijk niet mee wegkomen. Daar is meer achting voor kunst en cultuur. Daarnaast vind ik dat de overheid fatsoenlijke tarieven zou moeten betalen als ze een opdracht geeft.'

7. Heb je een gouden tip voor andere auteurs?

'Zorg dat je nooit afhankelijk wordt van de inkomsten uit je schrijverschap. Houd jezelf overeind met andere activiteiten. Het is ook beter voor je werk om af en toe in een andere wereld te verkeren. Mijn besluit om te gaan promoveren bleek heel lonend te zijn. Ik heb er veel aan gehad dat ik me langdurig met één onderwerp kon bezighouden. Je kweekt een humuslaag van kennis waar je latere werk op kan groeien. Daarnaast kan het je status en gezag opleveren. Voor een schrijver is dat geen overbodige luxe.'

Linda Huijsmans



Geef uw nieuwe BTW-nummer door

Met ingang van 2020 hebben ZZP’ers een nieuw BTW-nummer gekregen waar hun BSN-nummer niet meer in voorkomt.

Dit nieuwe nummer kunt u zelf aan ons doorgeven via de webportal.



Doek gevallen voor de COP

Op 1 oktober 2002 kwam het bestuur van de Commissie Onderwijsfonds Publiekstijdschriften (COP) voor het eerst bij elkaar. In 2019 vond de laatste activiteit plaats. Oprichter en bestuurder Kees Schaepman blikt terug.

De eerste vergadering van de Commissie Onderwijsfonds Publiekstijdschriften was een historische. Het Nederlands Uitgevers Verbond (NUV, thans: de Mediafederatie) en de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) hadden na eindeloze onderhandelingen eindelijk vrede gesloten aan het Reprorecht Front. De oprichting van de COP was daarvan het resultaat. Duidelijk was dat deze commissie geld te besteden had, alleen was nog niet helemaal helder waaraan precies.

Iets met scholing
NUV en NVJ lagen met elkaar in de clinch over de verdeling van reprorechtgeld in de categorie publiekstijdschriften. De uitgevers meenden dat zij recht hadden op 60 procent daarvan, de NVJ wilde geen genoegen nemen met minder dan 50 procent voor de freelancers die voor die publiekstijdschriften schreven.

De Expeditie Bladenmaken was een groot succes, vooral omdat uitgevers en journalisten goed samenwerkten

Zoals dat gaat met zulke controverses: als je er niet meteen uitkomt, wordt het een loopgravenstrijd waarbij iedere partij steeds dezelfde argumenten blijft afvuren op de opponent. Ik werd er door de NVJ bijgehaald om de vastgelopen onderhandelingen weer vlot te trekken. In mijn herinnering deed ik toen een voorstel dat door alle partijen opgelucht aanvaard werd, maar het geheugen is een onbetrouwbaar kompas: wellicht komt iemand anders de eer toe. Hoe dan ook: NVJ en NUV namen beiden genoegen met 40 procent, de resterende 20 procent zou ten goede komen aan zowel freelance journalisten als redacteuren in vaste dienst. Het moest iets met scholing worden. Dus werd er een commissie benoemd waarin uitgevers en freelancers gelijkwaardig vertegenwoordigd waren. Het voorzitterschap zou tussen beide partijen wisselen.

Losbladig basisboek
Op de eerste vergaderingen van de COP kwam een lawine aan ideeën los. Een voorstel om een losbladig basisboek tijdschriftjournalistiek samen te stellen, waarin steeds andere gastauteurs de finesses van het vak uit de doeken zouden doen, overheerste lange tijd de discussies. 

Van pdf had niemand nog gehoord, online stond nog in de kinderschoenen. Er werden ook creatieve geesten uitgenodigd om mogelijke projecten te pitchen. Dat leidde tot geanimeerde brainstormsessies, maar nooit tot een concreet plan waaraan het geld waarover de commissie beschikte zinvol besteed kon worden.

Expeditie Bladenmaken
Tenslotte kreeg een voorstel om meerdaagse cursussen te organiseren algemene instemming. Het begon met Expeditie Bladenmaken; vijf dagen lang workshops, gesprekken met toppers uit het vak en dan ’s avonds, in het hotel waar de cursisten werden ondergebracht, samenwerken aan een concept voor een tijdschrift. En dat allemaal gratis! Zowel freelancers als redacteuren in vaste dienst konden zich opgeven, waarbij wel naar motivatie en ervaring gevraagd werd. Het bestuur van de COP maakte in goed overleg de uiteindelijke selectie. Vanaf het allereerste begin was de Expeditie een groot succes, vooral ook omdat uitgevers en journalisten goed samenwerkten.

Cohesie in de sector
Na de Expeditie volgden tal van andere cursussen, zoals Kijk op Beeld, de Masterclass Chefs en de Masterclass Freelancers. Door de cursisten bij elkaar in een hotel te huisvesten, bouwden de deelnemers een band konden op, wat leidde tot een versteviging van de cohesie in de sector.
De financiering van de COP is opgehouden. In de tussenliggende jaren is er veel veranderd. De werkgevers van het NUV en de NVJ (en de Auteursbond) hebben zich ontwikkeld tot meer servicegerichte organisaties, die zelf cursuspakketten aanbieden.

De voortrekkersrol is uitgespeeld

Achteraf kan worden vastgesteld dat de Expeditie, de masterclasses en de andere cursussen voorlopers zijn geweest die voorzagen in iets wat in de sector nog niet bestond, afgezien van de bladendagen bij Sanoma. Die voortrekkersrol is uitgespeeld. Op 28 en 29 november 2019 vond de laatste editie plaats van Digitale Denkweg, bedoeld om redacteuren wegwijs te maken in het digitale tijdperk. Daarna viel het doek.

 Kees Schaepman

In 2002 was Kees Schaepman één van de oprichters van de COP. Tussen 2005 en 2008 was hij voorzitter.



Opgave IB47 aan de Belastingdienst

Sinds enkele jaren is het aangifteformulier voor de Inkomstenbelasting bij veel Nederlanders al voor een deel ingevuld. Dat doet de Belastingdienst met gegevens die ze door verschillende instanties en organisaties aangeleverd krijgt.

Ook Lira is verplicht om jaarlijks gegevens van rechthebbenden door te geven. Deze opgave van uitbetaalde bedragen aan derden wordt de IB47 genoemd. Daardoor is het mogelijk dat u de inkomsten die u van Lira heeft ontvangen op uw aangifte terugvindt. 

De ontvangen inkomsten van aangeslotenen geven wij in combinatie met uw bankrekeningnummer door. Lira is met de Belastingdienst overeengekomen dat we alleen informatie doorgeven van in Nederland woonachtige rechthebbenden die minimaal € 250,- ontvangen hebben.



Goed optellen

Wij, en daarmee bedoel ik het toenmalige bestuur van de Vereniging van Letterkundigen, kregen bij het aanschrijven van leden over de vreugdevolle ontwikkelingen in het leenrecht soms hevig op ons donder.

Goed optellen

Er werd door een aantal van onze leden hevig geprotesteerd, als zouden we ijverig aan het rondneuzen zijn geweest naar informatie over uitleningen. Die informatie was zonder instemming van de schrijvers opgezocht en opgeteld om tot uitbetaling van het leengeld over te kunnen gaan. Tot op het ministerie aan toe zou het bestuur zijn aangeklaagd wegens onrechtmatige nieuwsgierigheid.

Ons collectieve bouwwerk
Die laatste kwaliteit was ons vreemd, een andere kwam ervoor in de plaats: je moest op kunnen tellen. Waarom maak ik hier melding van? Omdat je als beheerder van collectieve rechten oprecht dankbaar moet zijn als je tot drie kunt tellen. Goed optellen is vaak de sleutel tot de vergoeding. Kijk maar naar de uitleen van papieren boeken. Iedere deelnemer aan die verdeling - waarmee we ooit de bouw van ons collectieve bouwwerk begonnen zijn - krijgt een aandeel in de opbrengst naar gelang zijn aandeel in de door bibliotheken bijeen vergaarde uitleengelden op basis van het aantal boeken van de auteur en het aantal uitleningen daarvan. Het is of er eerst een leenrechtvijver dient te worden gemaakt waarin iedere auteur zijn aandeel heeft. Maar wat te doen als het aantal rechtgevende gebruiksvoorwerpen niet bekend is?

Gooien we dan onze pet in de lucht en stappen we eenvoudig over de neervallende voorwerpen heen? Dat zou de billijkheid natuurlijk ernstig schaden. Dat doen we dus niet.

Mini-bibliotheek
Als Lira voor een uitlening of een andere auteursrechtelijk relevante omgang met het werk geld gaat ontvangen, dan scheelt het hoe er omgegaan wordt met het verzamelen van de uitleengegevens. Dan speelt ook de omgang met die gegevens een rol. Daarin kan een probleem schuilgaan. Wat doen we met de uitleen van boeken waarmee buren in dezelfde straat elkaar verrassen door ze aan te bieden in een mini-bibliotheek? Ik zou zeggen: laat dat maar even rusten, anders word je ook nog belast met de morele plicht om een administratie van straatuitleningen bij te houden. Ik zou het wel geinig vinden, maar het is natuurlijk wel omslachtig. Op zo’n manier komt een nieuwe werkelijkheid ons tegemoet. Dat is een werkelijkheid waarin iedere Nederlander uiteindelijk administratief gezien toezicht houdt op een andere Nederlander. Is het niet op de ene manier, dan wel op een andere.

Iets andere vragen
Leenrecht is een goed ding. De toepassing ervan vraagt soms enig denkwerk. Zijn auteursrechtelijke werken omgezet in digitale vorm, dan bevinden we ons een verdieping hoger dan bij de vertrouwde boeken van papier en inkt. Op dat hogere niveau worden er iets andere vragen gesteld. Of dezelfde vragen maar op een andere manier. Niemand hoeft te vrezen voor enige discussie over de vraag wat uitleningen eigenlijk zijn. 

KH