De grootste subsidiënten van de kunstensector zijn de makers, aldus Erwin Angad-Gaur (Platform Makers). Maar door de lage honoraria kunnen zij de kwaliteit niet meer garanderen. ‘Wij zijn voor adviestarieven.’
Journalist en interviewer Frénk van der Linden opende bij het Nieuwspoort-debat Werken voor een kratje bier… op 27 september jongstleden de discussie met een persoonlijke bekentenis: ‘Ik kan niet langer rondkomen van de journalistiek.’ Meteen daarna grapt hij dat hij als voorzitter van dit debat optreedt om wat bij te verdienen, maar de toon is gezet. Het blijkt voor vele aanwezigen een herkenbare situatie te zijn.
Bij de invoering van de Wet Auteurscontractenrecht was er sprake van voorzichtig optimisme. De wet was bedoeld om makers een sterkere positie te geven in hun onderhandelingen over voorwaarden en vergoedingen. Platform Makers, het samenwerkingsverband van beroepsorganisaties en vakbonden voor auteurs en artiesten, publiceerde de brochure Werken voor een kratje bier… en meer onbillijke voorstellen waarin onder anderen een regisseur, een fotograaf, een journaliste en een muzikant over hun ervaringen vertellen. Die zijn niet rooskleurig.
Papieren tijger
Voorzitter Erwin Angad-Gaur, zelf schrijver en voormalig muzikant, schreef de Tweede Kamer een kritische reactie op de tussenevaluatie van minister Sander Dekker, die duidelijk niet van plan is om de creatieve sector een helpende hand toe te steken. Angad-Gaur is daar, net als vele anderen, erg teleurgesteld over. ‘De minister constateert dat de wet mogelijkheden biedt en laat het vervolgens aan de markt over om daar gebruik van te maken. De wet bevat alleen geen enkel dwangmiddel. Neem bijvoorbeeld de Geschillencommissie. Makers die een conflict hebben met een uitgever of filmproducent, kunnen daar in principe terecht, maar de gedaagde partijen hoeven niet te komen. Daardoor is die commissie, net als de wet zelf, tot nu toe niet meer dan een papieren tijger gebleken.’
Een vuist maken
Door het schrijven van de brochure en het organiseren van de discussiemiddag in Nieuwspoort, wil het Platform Makers vooral de makers zelf een podium bieden. Dat is nodig, omdat veel creatieve makers niet of onvoldoende georganiseerd zijn en dat maakt het moeilijk om gehoord te worden, laat staan een vuist te maken, stelt Erwin Angad-Gaur vast.
‘Het klinkt misschien cynisch, maar de grootste subsidiënten van de kunstensector zijn de makers. Zij hebben een intrinsieke motivatie om mooie dingen te maken, maar staan zwak tegenover steeds grotere conglomeraten van uitgevers, filmproducenten en muziekmaatschappijen. Bij de creatieven bestaat de neiging om de onderlinge concurrentie op de werkvloer, die daar nodig en belangrijk is, voort te zetten in de belangenbehartiging en zich heel verdeeld te organiseren. Terwijl we in mijn ogen beter kunnen kijken naar onze gezamenlijke belangen. We moeten af van het angstdenken en ons niet uit elkaar laten spelen. De samenwerking binnen Platform Makers is er daar met name op gericht: om samen één stem te laten horen.’
Existentiële onzekerheid
Scenarioschrijver Marjolein Beumer van onder meer de film Soof 2: ‘Schrijvers zitten helemaal aan het begin van het proces. Als wij beginnen is er nog helemaal niks, we weten niet eens of er wel een film gaat komen. Het is heel lastig om op te komen voor iets wat nog helemaal niet bestaat.’
Die onzekerheid kennen alle creatieve makers, weet ook Frénk van der Linden. ‘Nog steeds ben ik bang voor dat telefoontje waarin mijn eindredacteur zegt: “het is weer zo slecht wat je gemaakt hebt, en je andere interviews stelden eigenlijk ook niets voor, zullen we het hier maar bij laten?” Die fundamentele onzekerheid maakt het lastig om krachtig op te treden.’
Tegen de verloedering
Journalist en columnist Sheila Sitalsing voegt, in een video, nog een extra dimensie aan de discussie toe: ‘Journalistiek is niet een puur commerciële bezigheid; ze heeft een functie in onze democratie. Ze controleert de macht en is onafhankelijk. De overheid en wij als samenleving moeten ons afvragen wat het ons waard is om die onafhankelijkheid te beschermen. Bijvoorbeeld door minimumtarieven af te spreken en collectieve afspraken te maken. De overheid moet hierin haar rol als bewaker van de democratie oppakken en strijden tegen de verloedering van de journalistiek.’
Rosa Garcia López, voegt daar namens de NVJ in de zaal aan toe: ‘Om kwaliteit te kunnen waarborgen, moet er in alle sectoren ruimte zijn om adviestarieven af te spreken. Voor de journalisten willen we die koppelen aan de CAO voor journalisten in vaste dienst. Dat adviestarief verschilt dus per klus, afhankelijk van de aard van de opdracht en de ervaring van de freelancer.’
Minimumtarief
Er ontspint zich een discussie over de vraag of die vaste tarieven dan minimumtarieven of, zoals Garcia López bepleit, adviestarieven moeten zijn. Fotograaf Inge van Mill zit helemaal niet op minimumtarieven te wachten, zij is bang dat dat dan de standaard wordt. Muzikant Will Maas stelt dat een minimumtarief de markt kan corrigeren en ervoor kan zorgen dat de glijvlucht naar beneden tot stilstand gebracht kan worden.
In Nederland is de ACM – de Autoriteit Consumenten en Markt – de grote spelbreker bij het vaststellen van welke tarieven dan ook. Dit orgaan verbiedt iedere collectieve prijsafspraak voor individuele makers. De nieuwe wet staat dat wel toe als het gaat om auteursrechtelijke tarieven, zij het via een enorme kerstboom aan regels, maar als de sterkste marktpartij daar niet aan meedoet, kan het niet; eenzijdig tarieven vaststellen of adviseren is verboden.
Veel van de aanwezigen zetten vraagtekens bij die regels. ‘Waarom mag De Persgroep wel acht kranten in bezit hebben maar mogen freelancers geen afspraken maken om sterker te staan tegenover deze gigant?’ vraagt Peter Kwint, Kamerlid namens de SP retorisch.
Een deel van de koek
Filmproducer en -distributeur San Fu Maltha heeft het lef om als vertegenwoordiger van “de andere kant” aan de discussie deel te nemen. Hij prikkelt de discussie door te stellen dat de makers ook eens bij zichzelf te rade moeten gaan over de vraag waaróm zij zo’n klein deel van de koek toebedeeld krijgen. ‘In de filmwereld zijn veel meer partijen dan in bijvoorbeeld de journalistiek. Er is niet één partij die kan bepalen wie wat krijgt. Het is een feit dat het grote geld wordt verdiend door de bioscopen en distributeurs en niet door de makers. Waarom? Misschien wel omdat zij zich beter organiseren.’
Erwin Angad-Gaur kan zich daar wel in vinden. ‘Onder makers heerst veel angst, en dat snap ik ook. De wetgever erkent dat er geen gelijkwaardig speelveld is, maar doet er niets aan om dat te veranderen. Er zijn hele grote partijen met diepe zakken en eenpitters die letterlijk machteloos zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de wetgever om voor iedereen gelijke omstandigheden te creëren. En dat vereist meer dan een papieren recht op een “billijke vergoeding”.’
Pizzakoerier
Solidariteit is een sleutelwoord wat Platform Makers betreft. Eerder die middag noemde Kees Schaepman, vicevoorzitter van Lira - de auteursrechtenorganisatie voor schrijvers en vertalers - het uurloon van journalisten “lager dan van een pizzakoerier”. Solidariteit blijft uit, stelt hij, ‘omdat individuen hun eigen microbelang voorrang geven boven het algemeen belang. Wat dat betreft zijn we terug in de 19e eeuw, waar fabrieksarbeiders die een hoger loon wilden, simpelweg werden ontslagen en nooit meer ergens aan de bak kwamen. Dat gebeurt nu ook met journalisten, schrijvers en fotografen.’
Gewoon afdwingen
Erwin Angad-Gaur heeft wel wat ideeën om de zwakke positie van creatieven te versterken. ‘Wij zijn sowieso voor adviestarieven. De overheid kan daar veel in betekenen, bijvoorbeeld door fondsen en festivals die zij subsidie geeft te verplichten minimum- of adviestarieven te betalen aan de mensen die ze aantrekken. Nu laat de overheid die rol helemaal liggen. Het is toch niet te verkopen dat bijvoorbeeld de publieke omroep, die betaald wordt met belastinggeld, zich niet hoeft te houden aan de regels van de overheid? Die sluit zich niet aan bij de Geschillencommissie en behandelt freelancers niet volgens de normen van de nieuwe wet. De minister kan dat gewoon afdwingen als hij dat zou willen.’
Wat het auteursrecht betreft: waarom spreken we niet af dat het na vijf of na twee jaar automatisch terugvalt aan de maker, tenzij daar collectieve afspraken over gemaakt worden, stelt Angad-Gaur voor. ‘Dat zou de positie van auteurs aanzienlijk versterken want dan hebben producenten en uitgevers ook belang bij goede afspraken. Of je koopt die in één keer af, maar dan voor een goed bedrag, of je gaat na die termijn opnieuw om de tafel zitten waardoor de maker een veel steviger stem heeft dan nu. Ook kun je dan collectief nette vergoedingen afspreken voor onder meer doorplaatsingen.’
‘Iedere maker wil dat zijn werk zo breed mogelijk gezien, gelezen en beluisterd wordt, maar wel tegen een redelijke vergoeding. De collectieve Thuiskopievergoeding vind ik een goed voorbeeld: de consument mag voor eigen gebruik kopiëren en betaalt daarvoor een vergoeding via Stichting de Thuiskopie, die door de stichting Lira onder schrijvers wordt verdeeld. Dat is een model waar we ook voor bijvoorbeeld doorplaatsingen door privépersonen op internet eens naar zouden moeten kijken.’
Bestseller
De eerste - en tot op heden enige - zaak die de nieuwe Geschillencommissie wél in behandeling heeft kunnen nemen, heeft de makers geld opgeleverd. Marjolein Beumer, als scenarioschrijver betrokken bij de succesvolle film Soof 2, deed een beroep op de bestseller-clausule in de nieuwe Auteursrechtenwet. Die houdt in dat als een productie zeer succesvol wordt, makers om extra geld kunnen vragen. De producenten kregen dat van het Filmfonds wel, maar de schrijver en de regisseur niet. Door tussenkomst van de Geschillencommissie kregen zij alsnog tussen de tien- tot twintigduizend euro extra. ‘Dat zie ik als een erkenning van het belangrijke aandeel dat wij als makers hebben gehad in het succes van de film,’ aldus Beumer.
Een grens bereikt
Voor Inge van Mill gaat het allemaal veel te langzaam. De fotograaf die met haar werk vijf keer een Zilveren Camera won, vertrekt binnen afzienbare tijd naar het buitenland. ‘De honoraria zijn inmiddels zo laag, dat we geen professioneel werk meer kunnen leveren. Het doet me verdriet, maar blijkbaar nemen onze opdrachtgevers, en dus ook het grote publiek, genoegen met een mindere kwaliteit. Uitgevers spelen daar een kwalijke rol in. Er is er zelfs een die met terugwerkende kracht het auteursrecht van alle foto’s die ik de afgelopen tien jaar voor hen gemaakt heb, heeft opgeëist. Daar is voor mij echt een grens bereikt.’
Moreel appel
Tot slot doet Erwin Angad-Gaur een moreel appel aan alle partijen om de handen ineen te slaan. ‘Collectief onderhandelen is een deel van de oplossing. Het is nog niet afdoende, maar daarmee zou een belangrijke eerste stap zijn gezet.’
Linda Huijsmans
Gerelateerde artikelen
Leenvergoeding e-books voor schrijvers en vertalers via Lira
Uitgehold leenrechtstelsel is toe aan fundamentele herziening
Vanwege nieuwe wet- en regelgeving heeft Lira onlangs haar statuten en reglementen aangepast.
De vorige Lira Nieuws-editie berichtte dat Stichting Lira sinds 1 mei een directie heeft. Deze wijziging is het sluitstuk van Lira’s bestuurlijke herinrichting, die weer het gevolg is van een Europese richtlijn. Deze bepaalt dat auteursrechtenorganisaties zoals Lira, hun uitvoerende functies en het toezicht zoveel mogelijk moeten scheiden.
Een aangepast bestuursmodel
De richtlijn werd in 2014 van kracht en in 2016 verwerkt in de Nederlandse toezichtwetgeving. In het verlengde daarvan moest Lira net als vele andere organisaties op zoek naar een aangepast bestuursmodel.
Besloten werd om een aparte, tweekoppige directie in te voeren die verantwoordelijk is voor de dagelijkse, uitvoerende taken.
Naast de nieuwe toezichtwetgeving is ook de Auteurswet gewijzigd. Vanwege deze nieuwe wet- en regelgeving zijn Lira’s statuten en reglementen aangepast. De nieuwe statuten en reglementen kunt u vinden op onze website.
Vera van Buitenen
Onderzoeksjournalist Marcel Metze onderzocht hoe de structurele uitholling van het leenrechtstelsel te keren is. Kernthema's in de discussie: vrijgestelde uitleningen in het onderwijs en de snelle groei van e-lending.
Rond 1990 gold het succes van de bibliotheken als een belangrijke oorzaak van de daling van de boekenverkoop. Door hen fors te subsidiëren had de overheid een omvangrijke "leenmarkt" gecreëerd, zo klaagden schrijvers en uitgevers, en liepen zij aanzienlijke inkomsten mis. Ook in andere Europese landen klonk de roep om invoering van een leen- en verhuurrecht, met bijbehorende vergoeding. In 1992 kwam de Europese Raad van Ministers met een richtlijn. Drie jaar later legde Nederland het leenrecht vast in een wet. Auteurs en uitgevers konden toestemming voor publieke uitleen niet weigeren maar kregen in ruil recht op vergoeding. De Stichting Leenrecht mocht de uitvoering gaan regelen. De onderhandelingen over de hoogte van de vergoeding en de bouw van een goed informatie- en verdelingssysteem kostten enkele jaren, maar eind 1998 kon de betaling beginnen.
Boekenverkoop stabiliseert
Achteraf weten we dat het uitlenen van boeken via openbare bibliotheken in die periode ook zijn piek bereikte van rond 160 miljoen uitleningen per jaar. Eind jaren negentig zette een daling in die nog steeds voortduurt. Aanvankelijk was de hoop dat die werd veroorzaakt door een stijging van de boekenverkoop – die voor auteurs, vertalers en uitgevers financieel aantrekkelijker is. Tussen 2000 en 2008 steeg die verkoop van een kleine 33 miljoen naar ruim 50 miljoen exemplaren. Toen brak de kredietcrisis uit en begon een verkoopkrimp die pas in 2014 tot staan kwam. Sindsdien is de boekenverkoop gestabiliseerd op rond 40 miljoen, exclusief e-boeken.[1]
Een steeds dunner houtje
Al die tijd zakte de uitleen van fysieke boeken onstuitbaar verder in, naar 137 miljoen uitleningen in 2000, 116 miljoen in 2010 en 62 miljoen in 2017, waarvan 30 miljoen boeken voor volwassenen en 32 miljoen jeugdboeken. Als dat zo doorgaat, zakt de teller binnen een jaar of vier onder de 50 miljoen.
Het feitelijke beeld is iets minder negatief. De uitleningen van fysieke boeken via scholen, in het kader van het programma De Bibliotheek op School (dBOS), en de uitleningen van e-boeken moeten er eigenlijk bij worden geteld. Maar die compenseren de structurele daling van de papieren uitleen via reguliere openbare bibliotheken onvoldoende. Bovendien leveren ze de auteurs onder het huidige leenrechtregime geen vergoeding op. Daardoor bijten de boekauteurs op een steeds dunner houtje: de vergoeding die Stichting Leenrecht naar hen overmaakte daalde tussen 2015 en 2017 van € 5,3 miljoen naar € 4,8 miljoen en zal in 2018 verder zakken naar € 4,6 miljoen.[2]
De ontlezing is een feit
De meest gehoorde verklaring voor de structurele achteruitgang van de (fysieke) boekuitleen is ‘ontlezing’, vooral in samenhang met het groeiende aanbod aan audiovisuele media, internet en sociale media. Die ontlezing is inderdaad een feit. Volgens het langjarig tijdbestedingsonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is het percentage lezers tussen 2006 en 2016 afgenomen van 90 naar 72 procent, en is de gemiddelde leestijd teruggelopen van 4,7 naar 3,4 uur per week. Bij elkaar genomen, en gecompenseerd voor bevolkingsgroei, komt dat neer op een afname van 40 procent.
Meer films, muziek en spelletjes
De ontlezing is het grootst bij jongeren en lager opgeleiden. Daar heeft ook de opkomst van nieuwe media het meeste effect. Niet-lezers spenderen twee keer zoveel tijd aan communiceren (mailen, sms, sociale media) als fervente lezers. Zij zijn ook meer bezig met kijken naar films, series, vlogs, enzovoort, luisteren vaker naar muziek en zijn drukker met spelletjes op de computer en internet.
De ontlezing heeft vooral tijdschriften en kranten geraakt: daaraan wordt de helft minder tijd besteed dan vier decennia geleden. De gemiddelde leestijd in boeken is na een daling eind jaren negentig de afgelopen jaren juist weer (vrijwel) teruggekeerd naar het niveau van de jaren zeventig, al lezen we wel veel minder dan in het pre-televisietijdperk.[3]
Veranderende rol van de bibliotheken
Omdat het boek relatief minder geleden heeft onder de ontlezing, kan dit verschijnsel maar ten dele verklaren waarom het aantal boekuitleningen in diezelfde jaren 2006-2016 zo ongeveer halveerde en ook in 2017 weer verder afnam. Daar spelen ook andere factoren een rol. Een belangrijke is de veranderende rol van de openbare bibliotheek. Overheidsbezuinigingen en daaropvolgende sluitingen en fusies hebben het aantal bibliotheekorganisaties tussen 2006 en 2016 met een derde doen afnemen naar 156.
Dat komt deels door schaalvergroting (de fusies) maar ook het aantal vestigingen is afgenomen. De bibliotheken zijn bovendien op zoek gegaan naar nieuwe lezers. Ze zochten die vooral op de scholen en werden daarbij gestimuleerd door het overheidsprogramma de Bibliotheek op school (dBos), dat vanaf 2012 landelijk werd uitgerold. Verder begonnen ze zich geleidelijk te transformeren van uitleencentra tot brede informatie- en activiteitencentra en toegangspoorten naar kennis en cultuur. Sinds 2015 geeft een nieuwe Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen hen daar ook meer ruimte voor.[4]
De onderwijsexceptie
Het bureau Ecorys, dat op verzoek van het ministerie van OC&W de leenrechtvergoedingen onderzocht, denkt dat de bibliotheekverschraling een kleine twintig procent van de totale uitleendaling tussen 2006 en 2015 heeft veroorzaakt. Dat zou neerkomen op tien miljoen uitleningen, ware het niet dat een deel via het dBos-programma naar de scholen is verschoven. Dat is goed voor de nationale leescultuur maar niet voor het leenrechtstelsel. Onderwijsinstellingen zijn wettelijk vrijgesteld van leenrechtvergoedingen – de ‘onderwijsexceptie’. Verplaatsing van leenverkeer naar scholen leidt dus tot een vermindering van het aantal uitleningen waarover zo’n vergoeding is verschuldigd.
Veel scholen houden uitleningen niet bij
Het is niet eenvoudig om dit effect in kaart te brengen. Omdat ze er geen vergoeding over hoeven te betalen, geven niet alle bibliotheken de schooluitleningen op aan Stichting Leenrecht. Sterker nog, op veel scholen wordt het aantal uitleningen niet eens bijgehouden. Verder is niet altijd helder van wie de schoolcollecties nu eigenlijk zijn en is ook het onderscheid tussen een "schoolbibliotheek" en een "openbare bibliotheekvestiging in een schoolgebouw" soms nogal vaag.
Dat bemoeilijkt ook het onderscheid tussen vergoedingplichtige en niet-vergoedingplichtige uitleningen. Ondanks deze onduidelijkheden schat Ecorys dat toch wel zo’n vier miljoen uitleningen van jeugdboeken die eerst via openbare bibliotheken verliepen, nu via de schooluitleen lopen (schatting voor 2015). Voor de leenrechtvergoeding betekent dat een jaarlijkse aderlating van een half miljoen euro.[5]
Groeiende mismatch
De verschuiving van uitleningen naar – vrijgestelde - onderwijsinstellingen is een van de twee kernthema’s in de discussie over de erosie van het leenrechtstelsel. Zij staat symbool voor de toenemende mismatch tussen het vijfentwintig jaar oude leenrechtstelsel en de recente ontwikkelingen op de leenmarkt. Al in 2015 constateerde Stichting Leenrecht in een marktverkenning dat naast de reguliere bibliotheek en de bibliotheek op school een veelheid aan nieuwe uitleenvormen aan het ontstaan is, zoals leeszalen, commerciële aanbieders, wijkwinkels, minibibliotheken, boekspots, vrijwilligersbibliotheken en wat dies meer zij. Er schijnen intussen zelfs onbemenste zelfbedieningsbibliotheken te zijn. ‘Allemaal voorbodes van een nieuw tijdperk voor de sector,’ schreef Stichting Leenrecht destijds.
Bij elkaar in boekenkasten kijken
Het was in die tijd al ruimschoots duidelijk dat het leenrechtsysteem de gevolgen daarvan zou gaan merken. De marktverkenning wees bijvoorbeeld op nieuwe commerciële initiatieven, met name rond e-lending, waarbij de klant niet meer per uitlening betaalt maar per abonnement onbeperkt kan lezen. En wat te denken van de opkomst van de deeleconomie: "moderne apps op smartphones maken het nu al mogelijk om op afstand bij elkaar in boekenkasten te kijken en boeken te delen. Men leent van elkaar in plaats van via een centrale plek", staat in dezelfde publicatie te lezen.
Collectie elektronische boeken
Het tweede kernthema in de leenrechtdiscussie is de uitleen van digitale boeken. Al een decennium geleden heeft Stichting Leenrecht geconcludeerd dat e-boeken niet zomaar onder het leenrecht konden vallen en dat uitgevers en schrijvers expliciet toestemming zouden moeten geven voor het uitlenen daarvan. Dat is anders dan bij fysieke boeken, waarvoor de toestemming als gezegd automatisch via de wet is geregeld. In 2010 en 2013 sloten de bibliotheken en toenmalig minister Bussemaker van OC&W zich bij die conclusie aan. Wel gaf de minister de Koninklijke Bibliotheek geld om een collectie van elektronische titels op te bouwen en daarvoor de benodigde leentoestemmingen te verwerven.
One-copy, multiple-user
In november 2016 bepaalde het Europese Hof dat e-boeken die op dezelfde wijze worden behandeld als fysieke boeken wel degelijk onder het leenrecht vallen. We spreken dan over het zogenoemde one-copy, one-user-model, waarin elk aangeschaft exemplaar maar aan één gebruiker tegelijk wordt uitgeleend. De uitgevers vinden echter dat dit model niet bij digitale boeken past en vrezen dat het marktverstorend zal werken.
De kern van deze nieuwe publicatievorm is natuurlijk dat één exemplaar in principe onder een onbeperkt aantal gebruikers kan worden verspreid, het one-copy, multiple-user-model. Tegelijkertijd houden de uitgevers – net als de auteurs - natuurlijk wel een belang bij een vergoeding voor zo’n multiple-user-uitleen. Maar daarvoor zou hetzij het leenrechtstelsel moeten worden aangepast, hetzij een andere oplossing worden gezocht.[6]
Op de helling?
In een door mijzelf - in opdracht van Stichting Leenrecht - geschreven boekje over de geschiedenis van het leenrecht uit 2015 meenden mijn gesprekspartners dat het hele leenrechtsysteem op de helling zou moeten. Het verst ging Arre Fockema Andreae, die tussen 2007 en 2013 voorzitter is geweest van Stichting Leenrecht. Hij zei te hopen dat het hele - complexe en omslachtige - stelsel snel zou kunnen worden afgeschaft: ‘Waarom kunnen we niet, zoals de hele digitale wereld werkt, een systeem hebben waarbij als een object wordt uitgeleend de uitlener dit automatisch meldt en de maker automatisch 0,6 cent krijgt of weet ik hoeveel.’
De jubilerende Stichting Leenrecht formuleerde het in zijn tegelijkertijd verschenen marktverkenning wat voorzichtiger: we zijn toe aan een ‘op onderdelen meer eigentijdse en toekomstbestendige regeling.’[7]
Geen eenduidige cijfers
In de drie jaar daarna is zo’n regeling er niet gekomen en is het stelsel niet op de helling gegaan, zo moet worden geconstateerd. De gevolgen van de verschuiving van het lenen via scholen zijn in het al genoemde onderzoek van Ecorys, dat begin 2017 verscheen, onvoldoende in kaart gebracht, liet voorzitter Diederik van Leeuwen van Stichting Leenrecht in een brief aan de minister weten. Volgens Hanneke Verschuur, directeur van Stichting Lira, de auteursrechtorganisatie voor schrijvers, vertalers en freelance journalisten, is er op dit front sindsdien weinig gebeurd. ‘Daar ligt een rol voor OC&W,' voegt ze toe. Vooral het gebrek aan eenduidige cijfers lijkt de discussie over dit onderwerp in de weg te zitten.
Uitleen-datawarehouse
Er is weinig kans dat die situatie op korte termijn verbetert. De Koninklijke Bibliotheek heeft in 2015 tot taak gekregen om alle uitleencijfers in één systeem bij elkaar te brengen. Arjen Polman, manager van Stichting Leenrecht, vertelt dat een eerste poging om zo’n landelijk uitleen-datawarehouse te bouwen, is mislukt. De KB onderneemt nu een nieuwe poging. Maar het te ontwikkelen systeem moet communiceren met de - acht verschillende - systemen van de openbare bibliotheken én met het leenrechtsysteem. Dat lijkt dus een uiterst gecompliceerde operatie te gaan worden, die nog een lange weg te gaan heeft.[8]
Groeispurt uitleen e-boeken
Sinds de uitspraak van het Europese Hof van eind 2016 is lang en veel gepraat over een vergoeding voor de uitleen van digitale boeken. Tijdens die gesprekken steeg zowel het aantal verkochte e-boeken als het aantal uitleningen gestaag. Eind 2017 had de e-boekverkoop zeven procent van de markt bereikt. Terwijl de verkoopgroei wat lijkt af te vlakken, heeft de uitleen in 2017 juist een groeispurt ingezet: de jongste gegevens van het Centraal Boekhuis (CB) melden een toename van 18 procent tussen het eerste kwartaal 2017 en het eerste kwartaal 2018. In totaal zijn nu rond 35.000 digitale titels voor uitleen beschikbaar, waarvan 21.000 via onlinebibliotheek.nl van de Koninklijke Bibliotheek. Vooral abonnementen – zoals te verkrijgen via Leeslounge, Bookchoice, Kobo Plus en Bookmate – zijn sterk in opkomst, en dan met name voor fictie en young adult/kinderboeken, aldus het CB.[9]
Injectie van drie miljoen per jaar
Midden in deze dynamiek tekenden zes organisaties en het ministerie van OC&W op 3 oktober 2018 een convenant dat de vergoeding van e-lending althans voorlopig moet regelen. De oplossing bestaat feitelijk uit een injectie van de overheid die in twee jaar tijd zal oplopen naar drie miljoen euro per jaar. Daarmee zal een vergoeding voor e-uitleningen worden gefinancierd, die 50:50 tussen uitgevers en schrijvers/vertalers/ beeldmakers wordt verdeeld. Directeur Hanneke Verschuur van Stichting Lira wijst erop dat het hier geen wettelijke regeling betreft en dat de Auteurswet er dus niet voor wordt aangepast.[10]
Reparaties en uitbouwtjes
Voor degenen die in 2015, rond het 25-jarig bestaan van Stichting Leenrecht, riepen dat het leenrechtstelsel aan herziening toe was, moet dit convenant welhaast overkomen als lapwerk. Iedereen is het erover eens dat het stelsel rammelt en steeds meer gaten vertoont. Maar in plaats van structurele modernisering kiezen de betrokkenen vooralsnog liever voor reparaties en uitbouwtjes om het overeind te houden. Het is zeer de vraag of deze aanpak de erosie zal stuiten.
Marcel Metze
Marcel Metze (1952) is bijna vier decennia actief als (onderzoeks)journalist, historicus en auteur. Hij schreef honderden artikelen, tientallen essays en reportages, en een dozijn boeken – onder meer over Philips, de grote banken, het CDA en Rijkswaterstaat. In 2006 werd zijn biografie van Anton Philips genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. In 2015 schreef hij in opdracht van Stichting Leenrecht het boekje Het Kwartje van Nuis. Thans werkt hij aan de voltooiing van zijn politieke biografie van Shell
Gerelateerde artikelen
Leenvergoeding e-books voor schrijvers en vertalers via Lira
‘Deze wet geeft makers geen enkel dwangmiddel’
[1] Stichting Leenrecht, Leenrechtstelsel na 25 jaar onder de loep, 2015. NRC Handelsblad, 19 oktober 2016 – via https://bit.ly/2BYf7ER geraadpleegd op 7 oktober 2018. Stichting Lezen, Leesmonitor, geraadpleegd via https://www.leesmonitor.nu/nl/boekenvak op 7 oktober 2018. CB Boekenbarometer, 1e kwartaal 2018, geraadpleegd via https://bit.ly/2PlAmUX op 8 oktober 2018.
[2] E-lending: Koninklijke Bibliotheek, Bibliotheekstatistiek 2016. Uitlening via scholen: brief drs. D. van Leeuwen, voorzitter Stichting Leenrecht, dd. 22 juni 2017 aan de minister van OCW. Bron cijfers uitleningen 2017 en vergoeding 2018: Arjen Polman, manager Stichting Leenrecht.
[3] A. Wennekers, F. Huysmans, J. de Haan, Lees:Tijd, Lezen in Nederland, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2018. SCP definieert lezers als mensen die minimaal tien minuten per week lezen en fervente lezers als mensen die twee uur of meer per dag lezen. Leestijd boeken: Leenrechtstelsel onder de loep.
[4] Ministerie van OC&W, Bibliotheekvoorzieningen in Nederland – via https://bit.ly/2NqXW0R, geraadpleegd op 7 oktober 2018. Het dBos-programma ging in 2008 van start, maar kende eerst een pilotfase.
[5] Leenrechtstelsel onder de loep, 2015; Ecorys, Ontwikkeling van de afdracht van de leenrechtvergoedingen 2006-2015, maart 2017.
[6] Website Stichting Leenrecht, geraadpleegd 8 oktober 2018.
[7] Metze, M. Het kwartje van Nuis, p. 89-93. Leenrechtstelsel onder de loep, 2015.
[8] Brief Stichting Leenrecht aan minister van OC&W d.d. 22 juni 2017; telefoongesprek met Hanneke Verschuur op 27 september 2018; telefoongesprek met Arjen Polman, 26 september 2018.
[9] Nieuwsbericht Rijksoverheid 3 oktober 2018. CB E-book barometer 4e kwartaal 2017, geraadpleegd via https://bit.ly/2CwdpeL en E-book barometer 1e kwartaal 2018, geraadpleegd via https://bit.ly/2PlXvXn - beide op 8 oktober 2018. Een overzicht van digitale abonnementen is te vinden op de website ereaders.nl van uitgeverij/distributeur Audax.
[10] Nieuwsbericht Rijksoverheid 3 oktober 2018. De zes zijn: de Koninklijke Bibliotheek, de Vereniging van Openbare Bibliotheken, de Groep Algemene Uitgevers, de Auteursbond, de Stichting Lira en de Stichting Pictoright (beeldrecht).
Zelfs bij een bescheiden inkomen kan goed financieel advies een groot verschil maken. Een forse subsidie van het PC Boutensfonds maakt dit nu ook voor Lira-aangeslotenen mogelijk.
De afgelopen jaren is het zacht gezegd een stuk uitdagender geworden om als schrijver een redelijk inkomen te verdienen. Als zelfstandige moet je zelf allerlei voorzieningen treffen. ‘De meesten hebben wel een beetje een idee hoe hun financiële situatie er uit ziet. Maar pas als je dat in kaart brengt, kun je tijdig ingrijpen of voorzieningen treffen,’ zegt Peter Meijer, één van de twee adviseurs, verbonden aan de subsidieregeling van het PC Boutensfonds.
Vertaler Sjaak Commandeur maakte in 2017 gebruik van de subsidie om de staat van zijn financiën te laten doorlichten. ‘Je moet daarvoor je hele financiële hebben en houden verzamelen, ordenen en overleggen. Typisch zo’n klus die je uitstelt. Ik heb het geheel nu in één pdf bij elkaar,’ aldus de vertaler van onder meer Thomas Wolfe, Saul Bellow en Jozef Brodski.
Naar een waarzegster gaan
Al jaren liep hij rond met in zijn achterhoofd het idee om “eens een keer” financiële orde op zaken te stellen: ‘Naar een waarzegster gaan met de vraag hoe oud ik zou worden en dan uitrekenen wat ik per jaar zou kunnen uitgeven, zodanig dat er op mijn begrafenis nog net genoeg over was voor koffie en cake. Idealiter is je geld niet eerder op dan je leven, en andersom ook niet.’
Commandeur vond dat het adviesproces vlot verliep. Op 23 januari diende hij de aanvraag in bij het secretariaat van het PC Boutensfonds, op 6 maart had financieel adviseur Majorie Molegraaf – de andere speciaal geselecteerde adviseur - haar rapport klaar. Molegraaf: ‘Dat had Sjaak niet in de laatste plaats aan zichzelf te danken, want hij had zijn documenten snel bij elkaar.’
Een mooie erfenis
Molegraaf onderstreept dat zij in de eerste plaats in gesprek gaat over wat je belangrijk vindt in het leven. Alle denkbare situaties in je professionele en persoonlijke leven, dat van je partner en je kinderen kunnen aan de orde komen. ‘Daarna gaat het pas over cijfertjes. Natuurlijk, sommigen hebben overwaarde in hun huis, verwachten een mooie erfenis of hebben wel eens financiële producten afgesloten waarvan ze nu denken: wat heb ik er eigenlijk aan? Maar klanten zijn vooral heel blij dat ze eindelijk weten waar ze financieel aan toe zijn. Vervolgens bekijken we de eventuele advies- en aandachtspunten.’
Bij Sjaak Commandeur leverde het rapport een helder inzicht op in zijn uitgaven. ‘Mijn partner en ik spenderen duidelijk meer dan ik ingeschat had. Verder kwamen er geen zaken aan het licht waar ik geen weet van had.
Binnen de begrenzing van wat menselijkerwijs te voorzien is, geeft dit rapport houvast en zekerheid. Je weet wat je wel kunt doen en wat je niet moet doen. En zonder dit duwtje in de rug van het Boutensfonds zou ik nu nog steeds in mijn achterhoofd hebben gehad: dat moet ik “eens een keer” doen.'
Toine Al
Ontvang voor € 300* een uitgebreid, persoonlijk en concreet advies van een professioneel financieel adviseur over jouw financiële situatie. Daarna bepaal je zelf of je actie onderneemt. Het PC Boutensfonds subsidieert deze verdere stappen niet.
*Kosten eigen bijdrage
Per uitgebracht financieel advies bedraagt de netto eigen bijdrage € 300 voor een alleenstaande, € 500 voor een stel. Het PC Boutensfonds subsidieert de rest van de kosten.
Adviseurs
Je kunt bij je aanvraag kiezen uit twee professionele adviseurs:
Onderwerpen en vragen
Alle denkbare situaties in het professionele en persoonlijke leven van jezelf, je partner en je kinderen kunnen aan de orde komen. Denk aan vragen als:
Werkwijze
Na het indienen van je aanvraag wordt je gevraagd aan de hand van een checklist informatie te verzamelen en op te sturen. De adviseur analyseert deze, maakt een rapport en bespreekt dit in een persoonlijk gesprek waarbij alle gelegenheid is tot het stellen van vragen. Uit dit gesprek kunnen specifieke adviezen of vervolgacties voortvloeien.
Meer informatie over de voorwaarden of direct subsidie aanvragen?
Wat zeggen deelnemende auteurs?
Opgelet: Er zijn maximaal honderd subsidies per jaar te verdelen, dus wie het eerst komt, die het eerst maalt.
In 2019 zal Lira het voor administratiekosten ingehouden percentage - vooralsnog eenmalig - verlagen. Deze eenmalige verlaging wordt ook al toegepast op de in 2018 nog uit te voeren repartities.
Momenteel wordt op de voor rechthebbende auteurs vastgestelde vergoedingen 10% ingehouden voor administratiekosten. In 2019 wordt op deze vergoedingen 9% ingehouden, met inbegrip van de in 2018 nog uit te voeren repartities.
De tijdelijke verlaging is mogelijk omdat (ten gevolge van incidenteel hogere incasso’s) de reserves van Lira gestaag zijn gegroeid.
Met het tekenen van een convenant en het vaststellen van een budget van 3 miljoen euro kunnen makers straks rekenen op een vergoeding voor het uitlenen van hun e-books.
Op 3 oktober tekende Lira samen met het Ministerie van OCW, de Koninklijke Bibliotheek (KB), de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB), de Groep Algemene Uitgevers (GAU), de Auteursbond en Pictoright het convenant hiervoor.
Per uitlening betaald
Voor de uitvoering maakt minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een budget beschikbaar dat oploopt tot €3 miljoen in 2021. De opbrengst wordt 50/50 verdeeld tussen de uitgever en de auteur, vertaler of beeldmaker. Auteurs, vertalers en beeldmakers worden voortaan per uitlening betaald via Lira en Pictoright.
Uiterlijk binnen een jaar
In een nieuwsbericht op haar website schrijft de Rijksoverheid dat Nederlandstalige e-books van Nederlandse uitgevers voortaan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een jaar, beschikbaar zijn voor bibliotheekleden. Ook krijgen auteurs, vertalers en beeldmakers zekerheid over de betaling bij uitlening van hun e-book. Dit was niet altijd het geval.
Door de nieuwe afspraken komen er meer titels, meer actuele titels en meer titels voor de jeugd beschikbaar. Op dit moment telt de Online Bibliotheek 21.000 e-books, van de in totaal circa 35.000 titels. De verwachting is dat dit aantal groeit naar 27.000 e-books eind volgend jaar. De afspraken gelden vanaf 1 januari 2019.
Nooit een vetpot
Minister Van Engelshoven is blij met het convenant: 'We weten dat het in de cultuursector voor velen, een enkele uitzondering daargelaten, nooit een vetpot is geweest. Als je schrijver, vertaler of beeldmaker bent, moet je ook gewoon eerlijk beloond worden naar werken.'
Toine Al
Gerelateerde artikelen
Uitgehold leenrechtstelsel is toe aan fundamentele herziening
‘Deze wet geeft makers geen enkel dwangmiddel’
Als dank voor zijn tomeloze inzet eerde Lira-voorzitter Felix Rottenberg in september Robert Alberdingk Thijm met een prijs die zijn naam draagt.
In 2018 trad Robert Alberdingk Thijm af als Lira-bestuurder na een termijn van maar liefst dertien jaar. De schrijver van succesvolle en gelauwerde series en films als A’dam – e.v.a. en Dunya en Desie heeft zich sinds 2005 met volle overtuiging ingezet voor de belangenbehartiging van de scenarioschrijvers op collectief gebied. Dat vroeg natuurlijk om een passend afscheid.
Eerbetoon voor jarenlange inzet
Lira-voorzitter Felix Rottenberg overhandigde Robert de eerste Alberdingk Thijm-doorgeefprijs op 4 september 2018 in restaurant Choux in Amsterdam. De prijs draagt zijn naam als eerbetoon en als dank voor zijn jarenlange inzet.
In de theaterwereld is de doorgeefprijs een bekend fenomeen. De ontvanger van de prijs mag deze doorgeven aan een andere collega die in zijn of haar ogen de prijs waardig is, vaak op een zelf te kiezen moment. Eén van de bekendste voorbeelden is de Theo Mann-Bouwmeesterring, sinds 2017 in handen van actrice Halina Reijn.
Uitreiken aan een collega-schrijver
Goudsmid Elsbeth Baarslag ontwierp de Alberdingk Thijm-speld. Het prachtige ontwerp van Elsbeth, met verwijzingen naar het vak van scenarioschrijver, is vervolgens in 3d geprint in zilver. Het is nu aan Robert om de wisselprijs uit te reiken aan een collega schrijver op het moment van zijn eigen keuze.
Hanneke Verschuur
De prijs gaat naar schrijver Johan Harstad en vertalers Paula Stevens en Edith Koenders voor de veel geprezen roman "Max, Mischa en het Tet-offensief".
Op 31 oktober werd de 8e editie van de Europese Literatuurprijs uitgereikt op het Crossing Border Festival, in Theater aan het Spui in Den Haag. De winnende roman Max, Mischa & het Tet-offensief van Johan Harstad, werd vertaald uit het Noors door Edith Koenders en Paula Stevens (uitgeverij Podium). De prijs wordt uitgeloofd door het Nederlands Letterenfonds en bedraagt 10.000 euro voor de schrijver en 5.000 voor de vertalers*.
De presentatie van de avond was in handen van de nieuwe directeur van het Vertalershuis, Marije de Bie. Eerste spreker was juryvoorzitter Anna Enquist, die het juryrapport voorlas en de vertalers loofde voor hun minutieuze werk aan wat de jury omschrijft als ‘Een overrompelende roman die de lezer meesleurt in de achtbaan van de recente geschiedenis.’
Computerspel met soldaten in Vietnam
Na een muzikaal intermezzo van cellist en zanger Gabriel Royal werden schrijver en vertalers geïnterviewd door Arjan Peters. Harstad vertelde dat hij als 10-jarige een computerspel speelde waarbij hij zes soldaten in Vietnam in veiligheid moest zien te brengen, en dat hij het op een gegeven moment een gemis vond dat hij verder niets van die zes mannen wist. Toen besloot hij zelf een ‘roman’ te schrijven, 18 volgeschreven blaadjes, waarin hij de soldaten een verhaal gaf. Zo leerde hij dat hij alles zelf kon bedenken, en dat is hij altijd blijven doen.
Het meest opvallende aan de roman is de omvang, in de Nederlandse uitgave 1.232 pagina's. Voor de vertalers was het daarnaast een enorm karwei om alle namen, titels van boeken, films, kunstwerken, enzovoort te controleren, want vele ervan bestaan echt, maar veel andere weer niet.
Soms waren ze er heilig van overtuigd dat een boek bestond en probeerden ze het te bestellen. Dat bleek dan niet mogelijk omdat het toch aan Harstads fantasie was ontsproten.
Nauwgezette vragen en kleine foutjes
Harstad was erg te spreken over de samenwerking met de vertalers en hun nauwgezette vragen, de kleine foutjes die ze telkens weer ontdekten. Paula kende hij al een jaar of tien, omdat zij al zijn eerdere boeken heeft vertaald. Al voordat ze begon met de vertaling van zijn eerste boek hadden ze elkaar een keer ontmoet.
Dat vindt hij zelf altijd heel prettig, omdat hij dan weet wat voor iemand zijn vertaler is, en andersom is het voor de vertaler nuttig om te weten hoe hij is, hoe hij praat... dat komt het contact daarna tijdens de vertaling alleen maar ten goede.
Manon Smits
Paula Stevens verzorgde behalve eerdere Harstad-vertalingen, vertalingen van werk van onder anderen Per Petterson, Roy Jacobsen, Lars Saabye Christensen, Åsne Seierstad en Karl Ove Knausgård.
Edith Koenders vertaalde eerder Deense auteurs als Dorthe Nors, Hans Christian Andersen, Søren Kierkegaard, Peter Høeg en Erling Jepsen.
*Het vertalersdeel van de Europese Literatuurprijs 2018 is mogelijk gemaakt met steun van het Lira Fonds.
De twintigste Literaire Vertaaldagen worden gehouden op vrijdag 14 (symposium) en zaterdag 15 december (workshops) 2018 in Amsterdam. Thema van dit jaar: ‘Nieuwe stemmen, oude stemmen - samenwerking baart kunst’.
De twintigste Literaire Vertaaldagen worden mogelijk gemaakt met steun van het Lira Fonds.
Er was een tijd dat ik tijdens een algemene ledenvergadering van de ‘oude’ VvL mijn hand opstak. De voorzitter gaf me het woord en een hele bestuurlijke loopbaan gleed tevoorschijn...
Die begon voor mij met tarieven op het audiovisuele vlak. De onderhandelingen daarover waren kennelijk in al te rustig vaarwater beland en dienden met spoed heropend te worden. Ik vroeg het bestuur wat het actuele beleid was. Waar moesten we precies voor gaan knokken? Dat beleid was er eigenlijk niet.
Iemand van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen hield alles bij, ook voor scenarioschrijvers als ik, maar misschien was hij al vergaderend wel in slaap gesukkeld, want we hadden al enige tijd niks meer van hem gehoord. In elk geval, zo klonk het vanaf het podium, konden de bedragen die thans aan de auteurs betaald werden er niet langer mee door. Dat moesten de nieuw aan te stellen onderhandelaars maar als uitgangspunt nemen voor hun eigen kleine oorlog.
Eindeloze kannen koffie
Rond de onderhandelingen van het Netwerk Scenarioschrijvers\VVL met het Honorarium College in Hilversum hangt in mijn herinnering het beeld van stevige vergaderingen, gevoerd door goedbedoelende mensen uit nogal tegengestelde werelden. Tijdens de gesprekken aan de ’s-Gravelandseweg en omgeving kwam de fles niet op tafel. Wel koffie. Koffie in een eindeloze reeks van kannen waaruit eindeloos veel troost geput werd.
Hoop putte ik vooral uit het overleg over honoraria en uitzendrechten, want dat waren de belangrijkste vehikels die ons geld zouden opleveren.
Fiscaal zelfstandig auteur
Maar dan zijn we al vierenveertig stappen verder. De eerste stap betrof vaak de vraag: hoeveel tv-spelen kan een scenarioschrijver redelijkerwijs per jaar schrijven? En direct daarmee verbonden: wat voor jaarinkomen heeft die in zijn/haar situatie nodig om als fiscaal zelfstandig auteur volwaardig te kunnen bestaan? Daarnaast kwamen dan aanvullende vragen die de hoofdvraag ondersteunden of definitief onbeantwoordbaar maakten, zoals: hoe zit dat bij andere vergelijkbare creatieve bezigheden zoals componisten en freelance-regisseurs en acteurs?
Uitbundig gevierd
Wij – arme auteurs – stelden al gauw vast dat er veel voor te zeggen viel om uit te gaan van een gemiddelde van vier keer vijftig uitzendminuten per jaar als redelijk uitgangspunt voor de jaarproductie van een scenarioschrijver. Daarnaast konden we na enig speurwerk gebruik maken van andere op papier gezette regelingen.
Iets substantieels bereikt
We hebben drastische verbeteringen in onze eigen regeling altijd uitbundig gevierd. Ik herinner mij nog een feestelijke bijeenkomst in Utrecht waar een nieuwe regeling voor scenarioschrijvers, die goedgekeurd was door de omroepen, plechtig werd ondertekend. Ik dacht gedurende enkele maanden, misschien wel jaren dat we iets substantieels bereikt hadden, totdat het tegendeel begon te blijken. Commerciële producenten blijven proberen collectief de rechtenmarkt te overheersen. De tijden blijven veranderen. Nu zelfs meer dan ooit.
KH