Het loopt in veel onderhandelingen nogal moeizaam en dat zou eigenlijk niet moeten, want buiten is het deze zomer vaak veel te heet geweest om ergernissen ongeremd en daardoor ongekoeld tot de bovenkamer door te laten dringen. Zo nemen voor mijn gevoel de onderhandelingen van Lira (c.s.) met Rodap over tv en film veel te veel tijd in beslag. Het lijkt er af en toe op dat men de bastions van makers financieel uit wil roken om de arme belegerden op de blote knieën naar buiten te krijgen. En dat kan toch echt niet in overeenstemming met het karakter van de gesprekken zijn, nu zij gevoerd worden door zulke bonafide partijen.
Op het terrein van geschriften heeft Lira haar ernstige ongenoegen geuit over de praktisch ontbrekende bereidheid van uitgevers, voor een deel verenigd in het NUV, om concrete afspraken te maken over auteursvergoedingen voor het hergebruik van teksten. Je zou toch denken dat de afspraken over vergoedingen in collectieve exploitaties zoals die in het Convenant tussen Lira en het Nederlands Uitgeversverbond waren vastgelegd, zouden helpen om ook aan nieuwe gevallen een passend kader te bieden. Dat Convenant dateert van vijf jaar terug, maar is bij brief van 12 augustus 2015 door Lira opgezegd, toen de hopeloosheid van de pogingen om tot zaken te komen overduidelijk was geworden.
Aan Lira's kant blijft de intentie bestaan om op basis van heldere, met uitgevers gemaakte afspraken werkzaam te zijn op het digitale werkterrein. Lira wil met name digitaal een rol van enige betekenis kunnen spelen in collectieve en daarop lijkende exploitaties. Lira's inbreng zou uitgevers van dienst kunnen zijn qua rechten en vrijwaring. Uitgevers zouden zorg blijven dragen voor exploitaties zoals de verkoop van boeken, tijdschriften, e-books en kranten. Lira wil zich vooral ook bezig houden met de vergoeding voor makers overal waar sprake is van het opnieuw gebruiken van elders gepubliceerde teksten. Uitgevers – zo was de afspraak- zouden hun auteurs aanraden zich omwille van deze doelstelling bij Lira aan te sluiten. Auteurs van sterk uiteen lopende soorten werken hebben ook zonder kennis van dat nogal geheim gehouden uitgeversadvies de juiste weg weten te vinden: Lira telt inmiddels meer dan 12.000 aangesloten auteurs en journalisten.
Waardoor loopt zoiets als het Convenant fout? Waarom zijn er de laatste vijf jaar geen voor Lira relevante exploitatievormen bijgekomen, maar lijken er zelfs opties uit het lijstje van in het Convenant met name genoemde exploitaties spoorloos verdwenen te zijn? Waarom ligt bijvoorbeeld Blendle al lange tijd dwars? Zijn ze daar niet gewend aan de contractcultuur die we in Nederland bij andere uitgeefgenres ontwikkeld hebben? Om de centen kan het toch nauwelijks gaan…
Het Lira-bestuur botste bij het platform Blendle op een ernstige onevenwichtigheid in het Convenant. De daarin vervatte poging om instemming van de zijde van uitgevers tot voorwaarde te maken alvorens een dergelijke exploitatie collectief genoemd mocht worden, bleek niet te rijmen met de alleszins gerechtvaardigde wens van freelancejournalisten dat zij op zijn minst een vergoeding voor het hergebruik van hun tekst zouden ontvangen.
En zo kijken we terug op twee recent ernstig overhoop gehaalde werkterreinen van Lira: de audiovisuele markt en de geschriftenmarkt. Beide kregen wettelijke steun toen op 30 juni 2015 de nieuwe auteurscontractrechtelijke artikelen in de Auteurswet werden voorzien van een handtekening van de koning der Nederlanden en daarmee op 1 juli 2015 kracht van wet kregen. Want vergeet niet dat per 1 juli de positie van makers in de zin van de Auteurswet op zijn minst in theorie danig is versterkt. Het begint al met de exclusieve licentie waarop de meeste uitgeefovereenkomsten gebaseerd zijn. Die licentie moet voortaan op schrift gesteld worden om een geldige werking te hebben. Daarnaast hebben makers een wettelijk recht gekregen op een billijke vergoeding zodra hun werk wordt geëxploiteerd. De vraag is natuurlijk: wat is billijk?
Zo zijn er veel wettelijke verbeteringen tot stand gekomen die positief uitwerken op de positie van schrijvers en journalisten. In veel gevallen dienen die verbeteringen nog handen en voeten te krijgen, maar de grondslagen zijn gelegd. En als het moet, roepen we de hulp in van hogere instanties.
KH
Ongeveer vijf jaar geleden kwam er tussen Lira en het NUV een convenant tot stand, een overeenkomst waar beide partijen zich aan zouden houden. Het was op een moment dat het Lira-bestuur zich al geruime tijd afvroeg wat het aan moest met exploitaties die zichzelf aan het digitaliseren waren, zoals de LiteROM, een verzameling van recensies uit dag- en weekbladen. Om zich ten overstaan van snel opkomende digitale exploitaties niet te laten marginaliseren zou Lira moeten proberen een voet aan de grond te krijgen door zich open te stellen voor de digitale rechten van auteurs, liefst in goede samenwerking met uitgevers. Ondanks die hardop geuite, nogal gematigde intentie reageerden uitgevers onverwacht heftig op Lira's stap in de richting van die digitale toekomst. Zij hielden het digitale veld graag in eigen exclusieve hand. Daar viel in moeilijke tijden bijvoorbeeld in samenwerking met bibliotheken misschien nog iets aan te verdienen.
Om een botsing van krachten vóór te zijn is toen uit langdurige onderhandelingen het Convenant geboren: een regulering van collectieve exploitaties inclusief die van digitale aard en in toenemende mate ook die van gemengde samenstelling. Ook achteraf gezien blijft dat een goed ding. Toch ging het niet goed.
Aan uitgevers werd achteraf gezien misschien een al te zware rol toebedeeld in het Convenant. Vrijwel alles werd namelijk afhankelijk gemaakt van hun instemming. En jammer genoeg begon het Convenant vooral daardoor als een producent van veto's te werken. De ene na de andere digitale exploitatie werd door het NUV als niet-collectief bestempeld. Het leek er op het laatst op dat er verder helemaal geen collectieve exploitaties meer op deze wereld waren en dat alle nieuwe digitale gebruiksvormen als individueel bestempeld moesten worden. Want zeg nou zelf: per slot van rekening kwam het geld uit de leenrechtverdeling ook helemaal aan het slot bij twee individuen terecht: een auteur en een uitgever. En zo ook bij het reprorecht.
Het collectief dreigde zich op te lossen in heel veel individuen en daar kwam Lira niet meer aan te pas, terwijl bij veel gebruiksvormen alle kenmerken van een collectieve exploitatie aanwezig waren. Zoals daar zijn: de onmogelijkheid om te zeggen wiens werk gebruikt wordt en de daaruit voortvloeiende noodzaak van collectieve mandatering en vrijwaring (zie reprorecht) of de praktische noodzaak om collectief te opereren om redenen van efficiëntie en effectiviteit (zie leenrecht).
Toen Lira zich ten behoeve van de journalistieke aangeslotenen bij Blendle meldde om in ruil voor een door Lira te verstrekken licentie namens de auteurs vergoedingen ten behoeve van Lira-aangeslotenen in ontvangst te nemen, verklaarde het NUV deze exploitatie tot een niet-collectieve exploitatie wat vervolgens in zou inhouden dat Lira niet voor aangesloten journalisten op zou kunnen treden. Toen het NUV daarbij een beroep deed op het Convenant, was het Lira-besluit redelijk gauw tot stand gebracht: het Lira-bestuur zag geen heil meer in voortzetting van het Convenant en besloot de overeenkomst op te zeggen.
Het is alleszins redelijk dat auteurs en journalisten meer over hun eigen geld te vertellen willen krijgen. Ook over hun digitale geld. In een werkelijk door beide partijen gedragen systeem hebben beide partners een even belangrijke, zij het onderling verschillende rol. Je kunt er alleen maar van dromen, maar zowel auteurs als uitgevers zouden in dienen te stemmen met het verlenen van het kenmerk 'collectief' alvorens een bepaalde exploitatie de kenmerken en status van zo'n collectieve exploitatie krijgt. Beider instemming of afwijzing wordt in die omstandigheden geen voorwerp van oneigenlijke argumenten. Vervolgens wordt de te verdelen som geld aan de top in een overeengekomen verdeelsleutel verdeeld. Bij het leenrecht is dat –om een voorbeeld te geven- in een 70-30-verhouding: 70% voor de auteur, 30% voor de uitgever waarbij automatisch het non-shopping-beginsel van toepassing wordt verklaard: wie als uitgever langs het uitbetalingsloket voor leenvergoedingen is gegaan om zijn geld te krijgen, kan niet ook nog eens bij hetzelfde loket een aanvraag in de rol van auteur in gaan dienen. Op zo'n manier wordt voorkomen dat de sterkste partij zich door rechtenoverdracht een unieke want overheersende positie verwerft.
In een eventuele nieuwe opzet zou een bestuursbesluit van Lira om met een bepaalde digitale exploitatie onder nader overeen te komen voorwaarden mee te gaan bijna automatisch moeten leiden tot overeenstemming over de vergoedingen en het beheer over die vergoedingen. In dat geval zou Blendle bij Lira langsgekomen moeten zijn om tarieven af te spreken voor het hergebruik van journalistieke werken in de Blendle-exploitatie.
Nu betrokken exploitanten dat niet gedaan hebben, kun je de opzegging van het Convenant ook zien als vrijmaking van de weg naar een gerechtelijke procedure, iets waarmee wellicht niet alleen het journalistieke veld gediend zou zijn.
KH
De wetswijziging die op 1 juli 2015 van kracht is geworden, heeft gevolgen voor de positie van scenarioschrijvers. Een op onderdelen nieuw artikel 45d waarin ogenschijnlijk niet eens zo vreselijk revolutionaire aanpassingen hebben plaatsgevonden vergeleken met het vroegere artikel 45d, -zo blijft een wettelijk vermoeden van overdracht van bepaalde rechten de basis van de Nederlandse wet terzake van filmwerken- blijkt in zijn toepassing grote gevolgen te hebben voor iedereen die met audiovisuele werken te maken heeft, van producent tot maker, van omroep tot kabelexploitant. Onwetendheid en onwil over die veranderingen veroorzaken soms blokkades in de contractpraktijk. Dat valt zeer te betreuren en lijkt ook niet nodig, omdat er tussen partijen een voorlopige voorziening is getroffen die in het contract opgenomen kan worden. Die voorlopige voorziening heet 'tijdelijke clausule.'
Lira heeft al eens heel beknopt uit de doeken gedaan hoe volgens haar dringend noodzakelijke nieuwe wetgeving met betrekking tot tv-series en films eruit zou moeten zien.
We hebben die gedachten ook al eens op een Lira-bijeenkomst geformuleerd. Heel in het kort kwamen Lira's wensen vooral op het volgende neer:
Het nieuwe artikel 45d van de Auteurswet heeft betrekking op filmwerken (tv-producties inbegrepen) en luidt sinds de inwerkingtreding van het auteurscontractenrecht op 1 juli 2015:
Artikel 45d
1. Tenzij de makers en de producent van een filmwerk schriftelijk anders zijn overeengekomen, worden de makers geacht aan de producent het recht overgedragen te hebben om vanaf het in artikel 45c bedoelde tijdstip [d.w.z. het moment waarop veelal de producent beslist wanneer het werk vertoningsgereed is] het filmwerk te verhuren en anderszins openbaar te maken, dit te verveelvoudigen in de zin van artikel 14, er ondertitels bij aan te brengen en de teksten ervan na te synchroniseren. Het vorenstaande geldt niet ten aanzien van degene die ten behoeve van het filmwerk de muziek heeft gemaakt en degene die de bij de muziek behorende tekst heeft gemaakt. Ongeacht de wijze van overdracht is de producent aan de makers voor de overdracht van rechten en de exploitatie van het filmwerk een billijke vergoeding verschuldigd. Van het recht op een billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.
2. Onverminderd het in artikel 26a bepaalde is een ieder die het filmwerk uitzendt of doet uitzenden of op enige andere wijze mededeelt aan het publiek, per draad of draadloos, met uitzondering van de beschikbaarstelling van het filmwerk op zodanige wijze dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk is, aan de hoofdregisseur en de scenarioschrijver van het filmwerk die deze rechten aan de producent heeft overgedragen een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Van het recht op een proportionele billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.
3. Het recht op de vergoeding bedoeld in het tweede lid wordt uitgeoefend door representatieve rechtspersonen die zich ingevolge hun statuten ten doel stellen de belangen van hoofdregisseurs of scenarioschrijvers te behartigen door de uitoefening van dat recht. Artikel 26a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Degene die de in tweede lid bedoelde vergoeding verschuldigd is, is gehouden aan de rechtspersonen bedoeld in het derde lid de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan de kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid, de hoogte en de verdeling van de vergoeding.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over de uitoefening van het recht bedoeld in het tweede lid.
6. Het recht op een proportionele billijke vergoeding bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing op een filmwerk waarvan de exploitatie niet het hoofddoel is.
7. Artikel 25d en 25e zijn overeenkomstige toepassing Artikel 25c, tweede tot en met zesde lid, en artikel 25g zijn van overeenkomstige toepassing op de billijke vergoeding bedoeld in het eerste lid.
Aldus heeft de wetgever gemeend de rechtenverlening en vergoedingsaanspraken in wetgevende taal te moeten herzien.
Om het gewicht van de veranderingen op juiste waarde te kunnen schatten dient melding gemaakt te worden van het feit dat Lira (samen met Vevam en Norma) een Convenant gesloten heeft met RODAP (het samenwerkingsverband van producenten, omroepen en distributeurs). In dit Convenant zijn afspraken vastgelegd over een nieuw vergoedingssysteem voor de filmmakers (scenaristen, regisseurs en acteurs). De definitie van elk van deze drie soorten makers zal via de repartitiereglementen ongetwijfeld haar invloed hebben op ‘omringende’ of verwante groepen.
In het Convenant en in de thans nog gevoerde onderhandelingen worden er twee soorten rechten onderscheiden. Laten we voor het gemak maar zeggen: kabelrechten (art.45d-2) en video-on-demand-rechten (art.45d-1), ook wel in het snel om zich heen grijpende jargon BMS-rechten en EMS-rechten genoemd. BMS is een afkorting van Basic Media Services, EMS is een afkorting van Extra Media Services.
Het verschil is belangrijk, omdat bij de BMS-rechten verplicht collectief beheer een rol speelt. Denk aan Lira dat het incassoadres is voor de kabelgelden van haar scenarioschrijvers.
Het is de bedoeling dat EMS-rechten op basis van vrijwillig collectief beheer worden gereguleerd. Voor het regelen van de rechten blijkt 'vrijwillig' opeens een stuk lastiger dan 'verplicht', zo wijst de praktijk van de onderhandelingen uit.
In het nieuwe Auteurscontractenrecht krijgen de hoofdfilmmakers (scenaristen, regisseurs en hoofdrolspelers) een niet voor afstand vatbare aanspraak op een billijke en proportionele vergoeding voor de ‘lineaire doorgifte’ (uitzendingen en doorgifte via bijvoorbeeld kabel en satelliet) van de films en tv-programma’s van hun hand. Deze vergoedingen worden verplicht collectief geïncasseerd. Die incasso geldt conform het Convenant met RODAP voor zowel de lineaire televisie-uitzendingen als voor ‘uitzending gemist’-diensten tot 14 dagen na de uitzending, mits de consument niet extra betaalt. Alle Nederlandse distributeurs dienen op grond van het Convenant de komende vijf jaar aan Lira, Vevam en Norma een bedrag per abonnee per maand te betalen.
Voor video-on-demand-diensten zoals tv-programma’s en films op bestelling via verschillende platforms en schermen (televisie, tablets, smartphones, home cinema’s etc.) is voor 2015 een lumpsum-vergoeding overeengekomen. RODAP betaalt een vaste vergoeding aan Lira, Vevam en Norma. Een expertgroep zal de markt van on-demand-diensten in kaart brengen om te komen tot een tariefstelsel vanaf 1 januari 2016. Het is de bedoeling dat de filmmakers voortaan meedelen in de exploitatie via een omzet-gerelateerde (proportionele) vergoeding.
Feit is – en de rechtbank van Amsterdam is het daarmee eens gebleken – dat bepaalde exploitatierechten van scenarioschrijvers bij Lira berusten. Dit is een gevolg van het aansluitingscontract dat de scenarioschrijver met Lira heeft gesloten. Voor zover de nieuwe wet voor de betreffende exploitaties in vergoedingsaanspraken voorziet, zullen deze rechten moeten worden terugovergedragen, om die wettelijke vergoedingsaanspraken te doen ontstaan. Voorwaarde voor de vergoedingsaanspraak is immers dat deze rechten aan de producent worden overgedragen, en dat kan niet als die bij LIRa berusten. Die belangrijke rechtenoperatie wordt momenteel voorbereid. Aan het slot van dat proces is de scenarioschrijver aangesloten bij Lira gebleven. Hij krijgt de met RODAP overeengekomen (kabel)vergoedingen van Lira en daarnaast mogelijk andere vergoedingsaanspraken, die nog uitonderhandeld moeten worden. Daarnaast houdt hij, naast zijn honorarium, aanspraak jegens de producent op vergoeding voor o.a. verfilming van zijn werk en vergoedingen voor exploitaties waarvoor LIRA niet optreedt (zoals bioscoopexploitatie).
Reagerend op de per 1 juli 2015 van kracht geworden wetswijzigingen heeft het Lira-bestuur op 7 juli besloten in ieder geval de rechten bedoeld in artikel 45d lid 2 aan aangesloten scenarioschrijvers terug over te dragen, zodat deze schrijvers vervolgens in staat zijn producenten van deze gevraagde rechten te voorzien.
In de komende periode zullen de afspraken over zowel de vergoedingen als de terugoverdracht van rechten nader worden uitgewerkt. Dat vergt tijd. Daarom is een tijdelijke clausule opgesteld voor individuele productiecontracten, die alvast verwijst naar de afspraken in het convenant, vooruitlopend op de nadere uitwerking. Producenten en filmmakers worden geadviseerd deze clausule op te nemen:
Er zijn afspraken tot stand gebracht tussen LIRA/ VEVAM/ NORMA enerzijds en alle omroepen, producenten en distributeurs verenigd in RODAP, inclusief de bij StOPnl aangesloten Nederlandse producenten anderzijds, het convenant dd. 22 januari 2015, welke afspraken thans verder worden uitgewerkt. Voor zover discussie bestaat bij Partijen over het bepaalde in deze Overeenkomst verwijzen Partijen naar deze afspraken.
De uitwerking zal onder meer voorzien in een aantal voorwaarden (hierna: de Voorwaarden) die Opdrachtnemer en Opdrachtgever in hun overeenkomst dienen op te nemen. Zodra de Voorwaarden door RODAP en LIRA/VEVAM/ NORMA zijn uitgewerkt en akkoord bevonden, zullen deze met terugwerkende kracht onderdeel uitmaken van de onderhavige Overeenkomst tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer. Indien onenigheid ontstaat tussen Partijen over de uitleg van deze Overeenkomst ten opzichte van de Voorwaarden, zullen de Voorwaarden prevaleren.
Met deze tijdelijke clausule in de hand moeten ook scenarioschrijvers in hun eigen contractpraktijk uit de voeten kunnen tot de laatste stappen in de onderhandelingen tussen de drie PAM-cbo's en de verenigde wederpartijen (zoals Rodap) zijn gezet.
KH
Nadat de Amsterdamse rechter Lira in augustus 2014 grotendeels in het gelijk stelde en de kabelmaatschappijen UPC, Ziggo en Delta/Zeelandnet veroordeelde tot het betalen van kabelvergoedingen, hebben de kabelaars en RODAP hoger beroep aangetekend. De vergoedingen die door RODAP op basis van het PAM-RODAP-Convenant moeten worden betaald, gaan in vanaf 1 januari 2015. Voor de vergoedingen die nu nog ontbreken voor de periode vanaf 1 oktober 2012, zal verder moeten worden geprocedeerd om tot vaststelling van de door Lira geleden schade te komen.
De uitspraak in hoger beroep lijkt aanstaande te zijn en mag in de loop van 2016 verwacht worden.
De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) is een procedure tegen de Stichting Leenrecht begonnen, niet uit vijandigheid jegens bibliotheken en wat ze doen, maar je zou kunnen zeggen: juist uit sympathie voor het soort van uitleningen waarvoor Stichting Leenrecht ooit is opgericht. Onmiddellijk na deze dagvaarding zijn de Stichting Lira en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) daaropvolgend 'tussengekomen' zoals dat heet. Dat wil zeggen dat ze volop als belanghebbende partijen in de procedure meedoen.
De bedoeling van de advocaat van de VOB is duidelijk: hij wil op zo kort mogelijke termijn via zogenoemde prejudiciële vragen ten gunste van de bibliotheken de toestemming op Europees niveau afdwingen om ebooks onder de werking van de leenrechtexceptie uit te mogen lenen. Bibliotheken immers zouden het liefst zien dat ze ebooks als gewone boeken zouden mogen uitlenen, wellicht met bijvoorbeeld een tariefverschil dat dan -net als nu- in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) door betrokken partijen (bibliotheken, auteurs, uitgevers) zou moeten worden vastgesteld.
Gewone papieren boeken vallen zoals bekend al lang onder het gewone leenrecht. Een auteur kan zich niet met een beroep op de Auteurswet verzetten tegen de uitlening van zijn boek door openbare bibliotheken. Afrekening van het verschuldigde leengeld onder auteurs en uitgevers vindt plaats op grond van tarieven die via de paritair samengestelde in de Auteurswet beschreven Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) uiteindelijk door Stichting Leenrecht worden uitbetaald.
Genoemde gerechtelijke procedure zou zich volgens de VOB moeten blijven beperken tot het repertoire dat in de traditionele bibliotheek het meest wordt uitgeleend. Boeken dus, maar dan in digitale vorm.
De Stichting Leenrecht stelt zich passief maar tot medewerking bereid op. Het bestuur van deze uit schrijvers en uitgevers bestaande eigenrechtorganisatie is bereid om zodra partijen over de digitale uitleen overeenstemming zouden bereiken, de incasso en primaire repartitie van de vergoedingen op zich te nemen, zoals dat ook nu al vele jaren bij de uitleen van gewone (lees: papieren) geschriften gebeurt.
Uitgevers daarentegen lijken problemen te hebben met een onbeperkte bevoegdheid van bibliotheken om tot uitleen van gedigitaliseerde geschriften over te gaan, bevreesd als zij mogelijk zijn dat deze ontwikkeling hun commerciële verkoopmarkt ernstig zal verstoren.
Onder auteurs zal een belangrijke rol in de pro- of contra-houding gespeeld worden door het antwoord op de vraag welk uitleensysteem het beste effect op hun financiën heeft. Zij zullen nuchter kijken naar de opbrengsten en de hevigheid waarmee de prijs van het traditionele boek en daaruit voortvloeiende royalty's door de nieuwe uitleenvormen zouden kunnen worden bedreigd.
De Haagse rechtbank heeft in de zomer van 2014 een comparitie van partijen gehouden waarna kort geleden een uitspraak volgde waarin de rechters meedeelden prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie te hebben voorgelegd. Daardoor is het antwoord op de vraag 'vallen uitleningen van ebooks onder het leenrecht?' een Europees probleem geworden.
Het lijkt erop dat het niet zolang meer zal duren tot er op Europees niveau een uitspraak op de gestelde vragen zal komen. Er wordt in kringen van auteurs en uitgevers al gesproken over een autoreis naar het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Het is nog niet duidelijk of dat een gezamenlijke reis zal worden…
KH
PS: Schrijvers stellen ons regelmatig vragen over de totstandkoming van de leenrechtvergoeding. Lira heeft daarom een schematische weergave laten maken van dit proces, zodat het u hopelijk een stuk duidelijker wordt. Bekijk de infographic hier.
Nadat de Amsterdamse rechter Lira in augustus 2014 grotendeels in het gelijk stelde en de kabelmaatschappijen UPC, Ziggo en Delta/Zeelandnet veroordeelde tot het betalen van kabelvergoedingen, hebben de kabelaars en RODAP hoger beroep aangetekend. De vergoedingen die door RODAP op basis van het PAM-RODAP-Convenant moeten worden betaald, gaan in vanaf 1 januari 2015. Voor de vergoedingen die nu nog ontbreken voor de periode vanaf 1 oktober 2012, zal verder moeten worden geprocedeerd om tot vaststelling van de door Lira geleden schade te komen.
De uitspraak in hoger beroep lijkt aanstaande te zijn en mag in de loop van 2016 verwacht worden.
De bedoeling van de advocaat van de VOB is duidelijk: hij wil op zo kort mogelijke termijn via zogenoemde prejudiciële vragen ten gunste van de bibliotheken de toestemming op Europees niveau afdwingen om ebooks onder de werking van de leenrechtexceptie uit te mogen lenen. Bibliotheken immers zouden het liefst zien dat ze ebooks als gewone boeken zouden mogen uitlenen, wellicht met bijvoorbeeld een tariefverschil dat dan -net als nu- in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) door betrokken partijen (bibliotheken, auteurs, uitgevers) zou moeten worden vastgesteld.
Gewone papieren boeken vallen zoals bekend al lang onder het gewone leenrecht. Een auteur kan zich niet met een beroep op de Auteurswet verzetten tegen de uitlening van zijn boek door openbare bibliotheken. Afrekening van het verschuldigde leengeld onder auteurs en uitgevers vindt plaats op grond van tarieven die via de paritair samengestelde in de Auteurswet beschreven Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) uiteindelijk door Stichting Leenrecht worden uitbetaald.
Genoemde gerechtelijke procedure zou zich volgens de VOB moeten blijven beperken tot het repertoire dat in de traditionele bibliotheek het meest wordt uitgeleend. Boeken dus, maar dan in digitale vorm.
De Stichting Leenrecht stelt zich passief maar tot medewerking bereid op. Het bestuur van deze uit schrijvers en uitgevers bestaande eigenrechtorganisatie is bereid om zodra partijen over de digitale uitleen overeenstemming zouden bereiken, de incasso en primaire repartitie van de vergoedingen op zich te nemen, zoals dat ook nu al vele jaren bij de uitleen van gewone (lees: papieren) geschriften gebeurt.
Uitgevers daarentegen lijken problemen te hebben met een onbeperkte bevoegdheid van bibliotheken om tot uitleen van gedigitaliseerde geschriften over te gaan, bevreesd als zij mogelijk zijn dat deze ontwikkeling hun commerciële verkoopmarkt ernstig zal verstoren.
Onder auteurs zal een belangrijke rol in de pro- of contra-houding gespeeld worden door het antwoord op de vraag welk uitleensysteem het beste effect op hun financiën heeft. Zij zullen nuchter kijken naar de opbrengsten en de hevigheid waarmee de prijs van het traditionele boek en daaruit voortvloeiende royalty's door de nieuwe uitleenvormen zouden kunnen worden bedreigd.
De Haagse rechtbank heeft in de zomer van 2014 een comparitie van partijen gehouden waarna kort geleden een uitspraak volgde waarin de rechters meedeelden prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie te hebben voorgelegd. Daardoor is het antwoord op de vraag 'vallen uitleningen van ebooks onder het leenrecht?' een Europees probleem geworden.
Het lijkt erop dat het niet zolang meer zal duren tot er op Europees niveau een uitspraak op de gestelde vragen zal komen. Er wordt in kringen van auteurs en uitgevers al gesproken over een autoreis naar het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Het is nog niet duidelijk of dat een gezamenlijke reis zal worden…
KH
PS: Schrijvers stellen ons regelmatig vragen over de totstandkoming van de leenrechtvergoeding. Lira heeft daarom een schematische weergave laten maken van dit proces, zodat het u hopelijk een stuk duidelijker wordt. Bekijk de infographic hier.
In de recente jaarvergadering van Lira werd met grote meerderheid de inhouding voor sociale en culturele doelen door de aanwezige aangeslotenen ondersteund. De uitkomst van de stemming toonde de aanwezigheid aan van 7 leenrechtontvangers die tegen de socu-inhouding waren en beduidend meer dan 100 die vóór stemden. Aan dit besluit vooraf ging een correspondentie met enkele aangeslotenen die zich tot de opposanten rekenden. In onderstaand schrijven van Lira's juriste mevrouw mr. Vera van Buitenen wordt betoogd hoe al vanaf vrij vroeg in de geschiedenis van het leenrecht de gedachte aan fondsvorming van invloed is geweest. In het onderstaande wordt haar betoog uit de doeken gedaan.
Tijdens de behandeling van de leenrechtwetgeving bleek vanaf het begin van het auteursrechtelijke leenrecht dat het ministerie van OCW een redelijke mate van fondsvorming op het terrein van de leenrechtgelden van belang achtte. In de Memorie van Antwoord (Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23247, nr. 5) wordt hieraan gerefereerd. Daarbij geven de Minister en staatssecretaris aan dat door hen aan Stichting Leenrecht is meegedeeld dat de instrumenten om deze doeleinden te behalen mede behoren tot de criteria op basis waarvan over goedkeuring van het repartitiereglement zal worden beslist en dat de goedkeuring van het repartitiereglement mede afhankelijk zal zijn van de concretisering daarvan. Teneinde dit te realiseren is in het door de Minister van Justitie vervolgens goedgekeurde verdelingsreglement van de Stichting Leenrecht een artikel opgenomen dat verdeelorganisaties zoals Lira kan verplichten om een deel van het voor verdeling beschikbare bedrag niet in de vorm van individuele leenrechtuitkeringen uit te betalen, maar te bestemmen voor collectieve doeleinden in de sociale en culturele sfeer ten gunste van rechthebbenden. Het bestuur van Stichting Leenrecht kan van deze verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen (zie artikel 5 lid 4 van het Verdelingsreglement ten behoeve van de sectie geschriften van de Stichting Leenrecht, zoals goedgekeurd bij besluit van de Minister van Justitie in overeenstemming met de Minister van OCW van 30 oktober 1996, welk besluit is gepubliceerd in de Staatscourant). In het door Stichting Leenrecht goedgekeurde ‘repartitiereglement Leenrecht’ is hiertoe inderdaad in het tweede lid van artikel 7 opgenomen dat Stichting Lira een percentage van maximaal 15% kan inhouden voor deze sociale en culturele doeleinden voor zover de rechthebbenden geen bezwaar hebben tegen zo een inhouding.
Auteurs krijgen tijdens de jaarvergadering van aangeslotenen, waar Lira de auteurs jaarlijks over informeert en voor uitnodigt, de kans om zich uit te spreken over het gevoerde en te voeren socu-beleid. Het beleid met betrekking tot de socu-gelden wordt gevoerd door de Stichtingen Lira en het Lira Fonds. In de op de website van Lira gepubliceerde notulen van de vergadering van 2014 wordt aangegeven dat de aangeslotenen in de gelegenheid zijn gesteld vragen te stellen en hun oordeel uit te spreken over onder andere het door Stichting Lira en het Lira Fonds gevoerde en te voeren beleid inzake sociale en culturele doelen. In dezelfde notulen is opgenomen dat dit gevoerde en te voeren beleid unaniem is goedgekeurd door de aangeslotenen. Hoe en wanneer een auteur de status van stemgerechtigde verkrijgt is opgenomen in artikelen 5 tot en met 9 van de statuten van Stichting Lira. Uiteraard zijn de notulen een beknopt verslag van een vaak anderhalf uur durende vergadering, waarvan wij hopen dat een belangrijk deel van de rechthebbenden ter plaatse aanwezig waren. Het gevoerde beleid kunt u overigens uitgebreid teruglezen in de jaarverslagen van de Stichtingen Lira en Lira Fonds, die tevens op de website zijn gepubliceerd.
Voor de goede orde: het socu-beleid van Stichting Lira is tevens onderdeel van de voorwaarden van het aansluitingscontract van Lira (zie artikel 5 lid 3 van de Voorwaarden van het aansluitingscontract). Belanghebbenden hebben bij hun aansluiting dus expliciet ingestemd met door het bestuur reeds genomen en in de toekomst nog te nemen besluiten met betrekking tot de vaststelling van de hoogte en de bestemming van deze inhoudingen, welke het percentage van 15% niet zullen overstijgen.
Lira houdt hierbij overigens een percentage van 10% aan, terwijl inmiddels het College van Toezicht Auteursrechten een inhoudingspercentage van maximaal 15% aanhoudt. Ook voldoet Stichting Lira aan de overige vereisten die de Wet Toezicht op Collectieve Beheersorganisaties stelt met betrekking tot het socu-beleid, transparantie en informatieverstrekking aan rechthebbenden. Bovendien is Stichting Lira gecertificeerd met het CBO-keurmerk, waarin veelal nog verdergaande eisen met betrekking tot transparantie, informatieverstrekking, voorlichting en socu-beleid zijn opgenomen. Dit CBO-Keurmerk wordt verleend nadat een onafhankelijke certificeerder, het Keurmerkinstituut, een bindend certificatieadvies heeft afgegeven. Jaarlijks wordt door het instituut gecontroleerd of de betreffende CBO nog steeds aan de eisen voldoet.
Het socu-beleid is ook in overeenstemming met de nationale en internationale wet- en regelgeving. Het is sinds jaar en dag internationaal staande praktijk om een percentage voor sociale en culturele bestemmingen in te houden en daarover zijn internationaal ook (wederkerige) afspraken gemaakt binnen koepelorganisaties en met buitenlandse zusterorganisaties. Op basis van deze afspraken trekken buitenlandse zusterorganisaties socu-inhoudingen af van gelden voor Nederlandse auteurs. Teneinde Nederlandse auteurs niet achter te stellen, doet Lira dit ook. Op zichzelf leidt dat niet automatisch tot de conclusie dat de socu-inhouding voor Nederlandse rechthebbenden hiermee een gegeven is, omdat deze inhoudingen ook alleen op de gelden voor buitenlandse auteurs ingehouden zouden kunnen worden. Echter, uit dezelfde wederkerige en internationale afspraken vloeit tevens de verplichting voort om non-discriminatoir om te gaan met buitenlandse auteurs en deze dus gelijk te behandelen als auteurs uit eigen land. Dat betekent dus dat wanneer socu-inhoudingen gedaan worden op gelden voor buitenlandse auteurs, dezelfde inhoudingen ook moeten plaatsvinden op de gelden voor Nederlandse auteurs.
VvB
Schrijvers stellen ons regelmatig vragen over de totstandkoming van de leenrechtvergoeding. Lira heeft daarom een schematische weergave laten maken van dit proces, zodat het u hopelijk een stuk duidelijker wordt. Bekijk de infographic hieronder.
Klik hier om de afbeelding te vergroten.
Wie wil begrijpen hoe en waarom jaarlijks de leenrechtgelden verdeeld worden zoals ze worden verdeeld, moet noodzakelijkwijs rekening houden met de verdeelsleutel tussen auteurs en uitgevers die in de jaren negentig tussen partijen is overeengekomen en die – net als de daarmee samenhangende fondsvorming – door de minister van Justitie via Stichting Leenrecht is bekrachtigd.
Om dat begrip te bevorderen ben ik in mijn gedachten ver in het verleden teruggegaan, naar de jaren negentig van de vorige eeuw. Uit mijn herinnering puttend realiseerde ik me dat de door auteurs te betalen 10%-socuheffing op de leenrechtuitkeringen in relatie moet worden gezien tot de basisverdeling tussen auteur en uitgever. Ik onderhandelde in die tijd vanuit Stichting Leenrecht namens de Lira-auteurs met de uitgevers. Aansluitend bij wat toen in bijvoorbeeld Reprorecht gebruikelijk was, zou de verdeelsleutel tussen auteur en uitgever 50-50 geweest zijn. Mede omdat de Tweede Kamer en de betreffende bewindspersoon fondsvorming als voorwaarde voor de invoering van het nieuwe auteursrechtelijke leenrecht stelden, werd er tussen auteurs en uitgevers een 70-30-verdeling overeengekomen. Het werd een hoger percentage voor auteurs dan gebruikelijk, vooral omdat het juist de groep van auteurs was van wie een bijdrage aan de fondsvorming zou worden gevraagd.
In die nieuwe verdeelsleutel (70-30) was dus de socu-inhouding financieel al verdisconteerd. In plaats van 50% van het uitleentarief kregen literaire en visuele auteurs 70% minus (10% van 70) 7% socu = 63% van het op 100% te stellen uitleentarief. Uitgevers pasten geen socu-inhouding toe en bleven dus op hun aandeel van 30% staan. Zij hadden hun eigen steunverlening en infrastructuur al jarenlang uit andere eigen inkomsten opgebouwd, bijvoorbeeld door hun collectieve besteding van reprorechtgelden voor algemene boeken.
Bij het leenrecht is de uitgeversrepartitie beduidend minder omvangrijk dan de auteursrepartitie. Het gaat om enkele honderden uitgeversontvangers tegenover 10.000 à 15.000 auteursontvangers. Daarmee konden uitgevers hun verdeelkosten beperkt houden tot rond de 5%. Zij kwamen daarmee uit op de ontvangst van circa 25% van het uitleentarief, tegenover de literaire en visuele auteurs op 63% minus hun 10% repartitiekosten = 6.3% = 56.7% van het uitleentarief.
Globaal gezegd: de 70-30-verdeling waarmee begonnen werd, mondde uit in een 56.7%-25%-verhouding ten gunste van auteurs die – laten we dat vooral niet vergeten – daarnaast dus ook de voordelen genoten van de sociaal-culturele, voor auteurs bestemde uitgaven uit de hiervoor genoemde fondsvorming die onder druk van de Tweede Kamer tot stand was gekomen.
Met andere woorden: de auteurs die de socu-inhouding betaalden, deden ondanks die socu-kosten goede zaken. Zij konden onder meer een infrastructuur helpen bouwen in de vorm van een Lira Fonds, een VSenV en haar afdelingen, een stichting Rechtshulp Auteurs, een stichting Contractenbureau, een P.C.Boutensfonds voor de oude dag en ga zo maar door. Ook konden vanuit het Lira Fonds allerlei culturele activiteiten worden ondersteund die ten gunste kwamen van boeken, gedichten, filmwerken, toneel en zo verder.
Het moge duidelijk zijn: wie in huidige tijden van bezuiniging verder aan dit socu-bouwwerk wil gaan knutselen, moet wel erg voorzichtig zijn dat de hele o zo belangrijke piramide niet in elkaar stort.
KH
Een stralende zomerdag, deze zaterdag 6 juni – en veel zijn het er nog niet geweest. Dat belooft niet veel goeds voor de opkomst bij de jaarlijkse Lira-vergadering. Maar de belangstelling en trouw van Lira’s aangeslotenen moet nooit worden onderschat, blijkt maar weer. Weliswaar zijn ze niet alle twaalfduizend opgekomen, maar de grote zaal van De Balie in Amsterdam stroomt aardig vol. Dat de bijeenkomst wordt voorafgegaan door de ledenvergaderingen van de VSenV en haar afdelingen helpt natuurlijk. En dat er na afloop bij de borrel en het diner volop gelegenheid is om collega's te ontmoeten ook. Zo vaak spreken schrijvers en vertalers elkaar niet. Voor hen geen koffieautomaat waar dagelijks nieuwtjes, prietpraat of serieuze zaken uitgewisseld kunnen worden.
In de jaarlijkse vergadering van aangeslotenen presenteert het bestuur, geflankeerd door Lira's accountmanager Hanneke Verschuur en de directeur van Cedar, Hein van Leeuwen, het beleid, de activiteiten en de ontwikkelingen van het afgelopen kalenderjaar. In het jaarverslag is daarover al schriftelijk gerapporteerd, op de vergadering wordt een en ander live nogmaals uiteengezet en is gelegenheid voor vragen en commentaar. Dit is immers het moment dat het bestuur formeel de goedkeuring van de aangeslotenen vraagt voor het gevoerde beleid.
Voorzitter Kees Holierhoek zet Lira's positie uiteen en schetst de brede ontwikkelingen van 2014. Op een aantal fronten heeft Lira winst geboekt, zoals voor de rechter in de zaak tegen Erfgoed Leiden en in de kabelprocedure, elders zijn gevechten nog volop aan de gang. Vechten met advocaten aan je zijde is kostbaar, en Lira had rekening gehouden met een flink verlies in 2014. Dat verlies, meldt ook penningmeester Willem Asman, is echter beperkt gebleven tot zo’n 59 duizend euro, onder andere dankzij de ontvangst van Thuiskopiegelden. De Hoge Raad veroordeelde de bevriezing van het Thuiskopiestelsel door de Nederlandse staat, waarop een schikking werd getroffen voor een schadevergoeding. Een deel van die schikking kon voor het eind van het jaar verwelkomd worden. Daarnaast zijn Lira’s bedrijfslasten in 2014 nog verder teruggebracht.
Tijs van den Boomen en Kees Schaepman laten hun licht schijnen op de Liradossiers met een journalistieke component: knipseldiensten, digitaliseringsprojecten van erfgoedinstellingen en de nieuwe journalistieke platforms op internet, zoals Blendle. Allemaal gebieden waar het individueel uitbaten van auteursrechten moeilijk, zo niet onmogelijk is en waar Lira de aangewezen partner is om mee tot overeenstemming te komen. Veel van Lira’s tegenspelers zijn daarvan doordrongen. Met verschillende partners zijn overeenkomsten gesloten waarmee op passende terreinen de collectieve inning van rechten geregeld wordt. Met sommige partijen echter moet heftig gestreden worden. De moeilijke positie van freelance-journalisten in de veranderende krantenwereld maakt die strijd des te noodzakelijker. De nieuwe algemene voorwaarden die De Persgroep haar freelancers oplegt, zijn daarvan een kwalijk teken.
Robert Alberdingk Thijm verhaalt van de aanhoudende schermutselingen tussen audiovisuele makers, verenigd in PAM, en producenten en kabelaars, opererend als Rodap. De overwinning voor de rechter betekende nog niet het einde van de problemen. Aan de onderhandelingstafel waren de geschillen nog niet overbrugd. Rond de jaarwisseling echter leken conflictpunten te zijn opgelost en begin 2015 kon een convenant worden getekend. In de uitwerking van afspraken blijken inmiddels toch duivelse details naar voren te komen die alsnog om oplossing vragen.
Lira is bezorgd om het teruglopen van de leenrechtvergoedingen. Tsead Bruinja licht de ontwikkeling toe. Naast sluiting van veel bibliotheken en vermindering van het aantal uitleningen, is een zorgelijke tendens dat collecties in schoolbibliotheken worden ondergebracht die geen leenrecht betalen. Met name de jeugdboekenschrijvers voelen de effecten. Stichting Leenrecht laat hier onderzoek naar doen. Enige verlichting kan misschien komen uit de betaling van Vlaamse leenrechtgelden, die ten langen leste vóór eind 2015 lijken te kunnen worden geïncasseerd.
Ook op het gebied van Reprorecht, in het bijzonder betreffende betalingen afgedragen door het bedrijfsleven voor het kopiëren van het werk van auteurs, is Lira bezig de positie van schrijvers te versterken. Historisch gegroeid was de praktijk dat uitgevers de Reprorechtgelden voor hun auteurs incasseerden en doorbetaalden, maar Lira meent dat zij vandaag de dag de juiste partij is om het geld onder schrijvers te verdelen. Door een commissie van wijze mannen wordt gezocht naar een oplossing.
Kees Schaepman kondigt aan dat het opgaan van Stichting Nieuwswaarde in Lira, vanaf 2009, zijn voleinding nadert. Nieuwswaarde hield geen socugelden in, maar wel een hoger bedrag dan Lira aan administratiekosten. In 2015 zullen de inhoudingen voor de journalisten gelijk worden getrokken.
Ten slotte passeren de internationale activiteiten van Lira de revue. Naast de wederkerigheidscontracten met zusterorganisaties in andere landen, is Lira actief in verschillende internationale organisaties. Exploitanten van het werk van schrijvers zijn vaak mondiaal georganiseerd, dus moeten schrijversorganisaties ook internationaal de handen ineenslaan. Dat gebeurt onder meer binnen Writers and Directors Worldwide van CISAC en binnen de SAA voor de audiovisuele makers.
Op verzoek van een groep aangeslotenen is het onderwerp van de socu-inhouding op de agenda gezet. Margreet Maljers-Kroes zet namens deze groep uiteen welke bezwaren er leven tegen (de hoogte van) de inhouding en de manier waarop Lira vormgeeft aan de regeling. De groep heeft problemen met de in haar ogen gebrekkige informatie die Lira haar aangeslotenen geeft. Veel auteurs zijn niet op de hoogte van de inhouding. Daarnaast bestaan er twijfels over de wettelijke en formele basis. Mag Lira dit geld inhouden? Voorwaarde is immers de instemming van de aangeslotenen? Hier wringt volgens de groep bovendien dat in het aansluitingscontract van de auteur een akkoordverklaring wordt verlangd, terwijl Lira anderzijds laat weten dat de aangeslotenen in de jaarlijkse vergadering hun goedkeuring aan de socu-inhouding geven of onthouden. Bij dit alles komt, dat de socu-inhouding niet de enige inhouding op het leenrecht is. Stichting Leenrecht houdt immers 5% en Lira nog eens 10% administratiekosten in. Dat moet, in deze tijd van automatisering, toch minder kunnen? Mevrouw Maljers-Kroes beklemtoont dat het niet gaat om het principe van solidariteit, maar dat er wel erg véél solidariteit gevraagd met een inhouding van in totaal 25%. De groep ziet als oplossing het instellen van een individuele opt-out regeling.
Voorzitter Kees Holierhoek stelt dat het Lirabestuur zeer hecht aan de socu-inhouding en de daarmee gefinancierde collectieve voorzieningen. Bijgestaan door voormalig penningmeester Rien Verhoef schetst hij de historische achtergrond van het huidige leenrechtstelsel. Vóór Stichting Leenrecht bestond, regelde het Ministerie van OC en W de leenvergoedingen. Met de inrichting van het stelsel zoals het nu is, werden van overheidswege twee zaken verlangd: dat de uitvoeringskosten voor incasso en repartitie door Stichting Leenrecht en Stichting Lira gedragen werden én dat er iets gedaan werd aan fondsvorming om de belangen van schrijvers, voor wie bijzonder weinig geregeld was als het ging om oudedagsvoorziening, rechtshulp of financiële ondersteuning bij nood, te dienen. Het eerste moest gefinancierd worden uit de in te houden administratiekosten, het tweede uit de socu-inhouding. Wat het leenrecht betreft werd er, mede vanwege deze eisen, een verdeling overeengekomen van 70% voor de auteurs en 30% voor de uitgevers.
Robert Alberdingk Thijm merkt op dat de socu-inhouding niet alleen over het leenrecht plaatsvindt. Ook scenaristen dragen een tiende af van hun kabelvergoedingen, waarmee de voorzieningen in stand worden gehouden die voor alle schrijvers van belang zijn. Maria Vlaar, voorzitter van de VSenV, noemt de beroepsvereniging als een van die voorzieningen. Voortgekomen uit de VvL is Lira nu subsidiënt van de beroepsvereniging. Abe Hartog is blij met de socu-inhouding en wat ermee gedaan wordt, maar pleit ervoor dat Lira zich sterk maakt om het leenrechttarief te verhogen.
Na wat juridische discussie tussen enkele schrijvers en een uitgever (!) in de zaal en vertegenwoordigers van Lira wordt ter stemming voorgelegd of het huidige stelsel van socu-inhouding gehandhaafd moet worden. Er zijn 5 tegenstemmers op de meer dan 100 aanwezige aangeslotenen, waarmee de socu-inhouding gered is. Op verzoek wordt daarna eveneens gestemd over de hoogte van de inhouding. Daarbij worden 7 stemmen geteld die de inhouding omlaag zouden willen brengen. Ook de 10% blijft dus gehandhaafd. Saskia Goldschmidt moet van het hart dat zij trots is te behoren tot een beroepsgroep die anno 2015 de collectiviteit nog hoog in het vaandel heeft.
Met 7 stemmen tegen gaat de vergadering met meer dan 100 vóór akkoord met het gevoerde en te voeren beleid van het Lirabestuur.
Voor de vergadering wordt gesloten rest nog het agendapunt samenstelling van het bestuur. Met spijt wordt afscheid genomen van Tijs van den Boomen, die namens de VSenV/FLA vele jaren lang bestuurslid was. In zijn plaats wordt voorgedragen Manon Smits, vertaalster. Daarbij zal bovendien Kees Schaepman, tot dusver bestuurslid namens de NVJ, in het bestuur óók de FLA gaan vertegenwoordigen, wat als een historisch moment van eenstemmigheid van beide verenigingen gezien mag worden. Als nieuw bestuurslid namens de Vereniging van Educatieve Auteurs wordt Atte Roskam voorgedragen. Kees Holierhoek, Kees Schaepman en Sophie Kassies worden voor herbenoeming voorgedragen. Tegen geen van de voordrachten bestaat bezwaar, waarmee het bestuur in zijn nieuwe samenstelling een feit is.
Gewoonlijk wordt de Lira jaarvergadering gevolgd door een informatieve bijeenkomst over een Nuttig Onderwerp, maar dit jaar is gekozen voor een vrolijke vlootschouw van door het Lirafonds, dus uit socu-inhoudingen gefinancierde zaken. Miek Smilde, bestuurslid van de Stichting Rechtshulp Auteurs, zet uiteen wat de stichting voor schrijvers doet, Frank Tazelaar van Literair Productiehuis De Wintertuin uit Nijmegen schetst een portret van De Wintertuin en het jaarlijkse Wintertuin Festival en Peer Wittenbols vertelt hoe zijn nieuwe toneelstuk Hartkuiltje tot stand kwam. Presentator Tsead Bruinja sluit het Liragedeelte af en maakt het podium vrij voor Peter Smit, Nico Arzbach en Roland Brunt. Het trio brengt een drietal liedjes ten gehore, waaronder Alleen met je talent, geschreven ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan van de VvL.
Gesterkt en gesticht door de muziek en de sappige anekdotes van Peter Smit zwermen de aanwezigen tenslotte de borrel tegemoet.
SK
Sinds Lira's jaarvergadering van 6 juni 2015 maken de volgende personen deel uit van het Lira-bestuur:
Kees Holierhoek, onafhankelijke zetel, voorzitter
Kees Schaepman, zetel van de NVJ, vice-voorzitter
Robert Alberdingk Thijm, zetel van het Netwerk Scenarioschrijvers/VSenV, secretaris
Willem Asman, onafhankelijke zetel, penningmeester
Mw. Sophie Kassies, zetel van de VvL/VSenV, lid
Mw. Manon Smits, zetel van de VvL/VSenV, lid
Tsead Bruinja, zetel van de VvL/VSenV, lid
Atte Roskam, zetel van de VvEA/VSenV, lid
KH
‘Een reportage over de avondvierdaagse in Broek in Waterland vergt toch echt wat minder voorbereiding en tijd dan een reportage over Syrië’, zei Remco Andersen, de winnaar van de Lira Correspondentenprijs 2015 in zijn dankwoord, ‘helaas zijn steeds minder hoofdredacteuren bereid voor dat laatste te betalen. Ze vinden een column van een paar honderd woorden vaak meer waard dan een buitenlandse reportage. Daarom ben ik zo blij met de aandacht van het Lira Fonds, dat helpt om meer geld voor onderzoeksjournalistiek vrij te maken.’
Boven: Monique Samuel ontvangt de Lira Aanmoedigingsprijs voor correspondenten tot dertig jaar. Onder: Remco Andersen, winnaar van de Lira Correspondentenprijs.
Ondanks de bezuinigingen bij de buitenlandredacties was de kwaliteit van de inzendingen volgens juryvoorzitter Margriet Brandsma dit jaar weer hoog. Van de veertig inzendingen staken er volgens de jury twaalf met kop en schouders boven de rest uit. ‘De buitenlandse correspondenten zijn een kostbaar sieraad van de Nederlandse journalistiek’, zei Brandsma, ‘en daar zijn wij, oud-correspondenten, trots op.’
Uiteindelijk bleven er vijf genomineerden op de zeef van de jury achter. Daaronder waren Caroline de Gruyter – ‘Wie schrijft er boeiender, origineler en beter ingevoerd over Europa?’ –, Marijn Kruk met zijn reportage over een Libische bootvluchteling – ‘Het is een verhaal dat eigenlijk alles vertelt’ –, Fred de Vries, die een serie schreef over de moord door de Zuid-Afrikaanse atleet Oscar Pistorius, – ‘Hij is erin geslaagd duidelijk te maken hoe dit bloedige drama het land kwetste en verwondde’ – en Guus Valk met zijn reportages over de Verenigde Staten – ‘Hij analyseert zonder dat je het door hebt.’
Maar de jury kende de prijs uiteindelijk ‘unaniem en vol overtuiging’ toe aan Midden-Oostencorrespondent Remco Andersen (onder andere de Volkskrant, Elsevier en De Morgen), die werkt ‘in de traditie van de klassieke oorlogscorrespondenten’. Brandsma: ‘Wij bewonderen zijn snelle, indringende, vaak aangrijpende reeks schetsen van personen, situaties, bombardementen, verwoestingen, die de lezer laten zien waar hij als correspondent getuige van was.’ Andersen is ‘altijd op stap, alert, in moeilijke, gevaarlijke omstandigheden, maar – en dat siert hem – enthousiast, bedachtzaam, onvermoeibaar op zoek naar de feiten en achtergronden.’
Net als Andersen onderstreepte ook de winnaar van de Lira Aanmoedigingsprijs voor correspondenten tot dertig jaar, Monique Samuel, in haar dankwoord de moeilijk positie waarin correspondenten verkeren: ‘Freelancers worden uitgebuit. Jij ben toch in de regio,' zegt een redactie, 'dan kun je toch wel even een stukje schrijven.’ Maar net als Remco Andersen laat ze zich door de uitbuiting niet uit het veld slaan: ‘Onze wereld wordt steeds kleiner, laat mij de sociale bewegingen beschrijven, over de grenzen van regio’s en krantenpagina’s heen.’
Monique Samuel schreef reportages over Iran, Tunesië en Israël vanuit het perspectief van haar leeftijdgenoten, onder andere voor De Groene Amsterdammer en De Correspondent. Brandsma: ‘Haar werk is verfrissend, hoopgevend en voor de mensen die ze beschrijft heb je respect, ze geven je hoop.’ Instemmend citeerde ze de woorden die mede-jurylid Peter Brusse over Samuel had gebezigd: ‘Wat mij trof was dat ze als een vlinder licht en sierlijk rondvliegt, ernstig, betrokken en toch met veel humor. En ze kijkt goed en scherp. Ze heeft iets van een chroniqueur, iemand die voorbijtrekt, wat het heel aantrekkelijk maakt. Ik dacht even aan de reisverhalen van ondernemende vrouwen uit 1900.’
Ondernemend en wars van conventies is Samuel zeker, want in haar dankwoord zei ze langs haar neus weg ook nog dat ze zich sinds een week Mounier noemt, omdat het etiket vrouw haar niet meer past. Kortom, een gedenkwaardige eerste winnaar van de Lira Aanmoedigingsprijs.
TvdB
Over de bijeenkomst “Wetenschap als verhaal” van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde Op vrijdag 29 mei 2015 organiseerde de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een bijeenkomst met als thema ‘Wetenschap als verhaal’. Vier prominente academici, Thomas von der Dunk, Dirk de Geest, Abram de Swaan en Natascha Veldhorst, hielden korte lezingen over de raakvlakken tussen de literatuur en de wetenschap.
Vertaalster en schrijfster Barber van de Pol opende de bijeenkomst met een korte bespiegeling op het onderwerp. Ze noemde zichzelf “te slordig, te luchtig en vooral niet methodologisch genoeg" voor een wetenschappelijke carrière en sprak daarna over de gevaren van het bedrijven van populaire wetenschap, waarbij ze de kritiek aanhaalde die Alain de Botton ten deel was gevallen. De filosoof werd door zijn collega’s smakeloos hard weggezet als "infantilisator" van de wetenschap.
Er werd vooral vermakelijk geklaagd door de sprekers, zowel over de wetenschap als de literatuur. P.C. Hooftprijswinnaar Abram de Swaan vond dat het de meeste academici aan stijlgevoel ontbreekt en noemde hun schrijven “uitermate gekunsteld”. Cultuurhistoricus en publicist Thomas von der Dunk opperde dat de kranten de kluts kwijt waren. Hij maakte zich zorgen over de vermarkting van de wetenschap en de opmars van het Engels tijdens Academische congressen, zelfs als het onderwerp de Duitse literatuur betrof. Hoogleraar Dirk de Geest was het wat de kranten betrof geheel eens met Von der Dunk. Volgens hem waren er de afgelopen tien jaar louter domme literatuurrecensies verschenen. Verder wond De Geest zich op over het feit dat recensenten zich leken te schamen voor hun studie. Over de wetenschapper als columnist zei hij: “Ik heb ook hobby’s.” Von der Dunk lachte.
De Geest heeft altijd geweigerd een biografie te schrijven omdat hij naar eigen zeggen “niet kan bedenken waar een schrijver aan dacht toen hij voor het raam stond.” Een soortgelijk probleem ondervond universitair onderzoekster Natascha Veldhorst. Voor haar boek Van Gogh en muziek, dat eind dit jaar zal verschijnen, reconstrueerde zij zo precies mogelijk hoe de schilder dacht over muziek en hoe dat zijn werk beïnvloedde. In haar studie wilde Veldhorst de peuter Vincent op de arm van zijn moeder laten balanceren, terwijl er op een orgel wordt gespeeld in de hervormde kerk van Zundert. De onderzoekster kon echter niet met zekerheid zeggen of het voorval werkelijk zo had plaatsgevonden. Vincent had als kind ongetwijfeld de kerk bezocht waar zijn vader preekte, maar van zijn bezoek bestaan geen verslagen. “Het had ook de arm van het kindermeisje kunnen zijn”. Het prachtige voorval paste niet in een wetenschappelijk boek en zou waarschijnlijk sneuvelen. De feiten bederven soms het verhaal, constateerde Veldhorst.
Tijdens het korte debat na afloop gloorde er onverwachts hoop voor de grote stilisten onder de wetenschappers. Ook al zijn zij gedwongen zich aan de feiten te houden, ze kunnen zich nog altijd uitleven in het bedenken van poëtische titels boven hun hoofdstukken.
TB
In 2015 staan de volgende (na)repartities op het programma:
Omschrijving (na)repartitie | Periode van uitkering |
Auteursfonds 2013 | oktober |
Kabel TV 2009-2013 | september |
Thuiskopie Video 2009-2013 | september |
Thuiskopie Video 2014 | december |
Thuiskopie Audio 2013 | september |
Thuiskopie Audio 2014 | december |
Leenrecht Geschriften 2015 | oktober |
Leenrecht Luisterboeken 2015 | oktober |
Leenrecht Multimedia 2015 | oktober |
Journalistieke gelden 2014 | december |
LiteROM 2009-2013 | november |
Zelfstandigen verenigen zich in een broodfonds. Buurtbewoners claimen een stukje grond en tuinieren samen. Iemand laat weten graag onbekenden aan tafel te ontvangen, tegen kostprijs. Mensen op zoek naar nieuwe gemeenschapszin, naar vormen van collectiviteit waar eigenbelang en gezamenlijk belang hand in hand gaan. Het zijn inspirerende initiatieven in een wereld waar voormalige woningbouwverenigingen worden opgekocht door investeringsmaatschappijen, waar geprivatiseerde nutsbedrijven vooral bezig moeten zijn met rendement, waar de participatiemaatschappij de verzorgingsstaat heeft doen vergeten en iedereen geacht wordt zelf zijn broek op te houden.
In dat licht mag Lira zich gelukkig prijzen met de solidariteit die onder auteurs leeft, zoals op de aangeslotenenvergadering van afgelopen juni opnieuw bleek. De meeste schrijvers leven van een bescheiden inkomen. Desondanks zijn ze bereid om van hun collectief geïnde vergoedingen 10% af te staan voor ’t Nut van het Algemeen. Misschien is de bron van die solidariteit de verbeeldingskracht van schrijvers. Het is immers niet moeilijk je voor te stellen dat het onheil dat nu die collega treft, jou ook boven het hoofd kan hangen.
Hoe het zij, dankzij die niet aflatende solidariteit kan Lira een satellietstelsel van collectieve voorzieningen in de lucht houden dat schrijvers desgewenst op allerlei terreinen ondersteunt. Zoals de schrijver die door het wegvallen van de kabelgelden – de helft van zijn inkomen – het hoofd niet langer boven water hield, en een beroep deed op het Sociaal Fonds Auteurs. De scenarist die een goed contract krijgt omdat het Contractenbureau hem vertegenwoordigt. De toneelschrijver die voor advies aanklopt bij de VvL en daarmee zijn rechten voor de toekomst niet verkwanselt. De educatief auteur die met hulp van Stichting Rechtshulp Auteurs zijn uitgever beweegt tot redelijke afspraken. Het is maar een willekeurige selectie. U, aangeslotene bij Lira, maakt het mogelijk, waarvoor dank!
SK
Het Lira Fonds kent voor de culturele aanvragen een adviescommissie die de culturele aanvragen bij het Fonds beoordeelt. Zij bestaat uit vier externe deskundigen en twee leden van het Lira Fonds-bestuur. Er wordt in de regel zes keer per jaar vergaderd. In het jaar 2015 wordt er waarschijnlijk nog vergaderd op 24 september en 3 december.
Mocht een vergadering op de geplande dag geen doorgang kunnen vinden, dan wordt in de regel alsnog een aantal dagen later vergaderd.
Aanvragen dienen uiterlijk drie weken voor de betreffende vergadering ten kantore van Lira in Hoofddorp te zijn ontvangen, in zesvoud, met een ingevuld aanvraagformulier, een beschrijving van het project, een duidelijke begroting en cv's van betrokken auteurs. Het zij nog maar eens met nadruk gezegd: omdat het Lira Fonds veelal auteurshonoraria financieel ondersteunt, dienen deze op de begroting met naam en bedrag gespecificeerd voor te komen. Anders ontbreekt een subsidiabele post en pakt de aanvraag vrijwel zeker negatief uit. Nadere informatie over een en ander is te vinden op www.lira.nl/lirafonds en telefonisch te verkrijgen bij Bart Schomaker die het secretariaat over het Fonds voert: telefoon 023-870 02 03 of per e-mail: bart.schomaker@cedar.nl.
KH
De Stichting Literaire Rechten Auteurs (Lira) int en verdeelt voor auteurs en journalisten bestemde kabelgelden, thuiskopievergoedingen, leenrechtgelden, reprorechtgelden en andere soorten auteursrechtelijke gelden.
In de regel wordt op deze uit te keren gelden, naast een inhouding voor administratiekosten, niet meer dan 10% ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doeleinden, zogeheten socu-gelden, terwijl maximaal 15% door het College van Toezicht Auteursrecht (CvTA) wordt toegestaan.
De Stichting Lira Fonds beheert en besteedt de ingehouden gelden die bestemd zijn voor sociale en culturele doeleinden.
Uit de sociale gelden worden kosten bestreden die verbonden zijn met ondersteunde organisaties die structureel of incidenteel algemene of specifieke belangen van schrijvers, vertalers en journalisten in hun beroepsuitoefening behartigen. Aanvragers zijn organisaties of instellingen – geen privé-personen – die aan belangenbehartiging doen of een duidelijk daarmee verbonden taak vervullen. Over zogeheten sociale aanvragen wordt rechtstreeks door het bestuur van het Lira Fonds besloten.
Culturele gelden worden door het bestuur van het Lira Fonds verdeeld in de vorm van bijdragen aan activiteiten onder meer op het gebied van literatuur, theater en in een enkel geval audiovisuele producties, de laatste bij voorkeur op het literaire terrein. Het bestuur wordt daarin bijgestaan door een Adviescommissie bestaande uit vier externe deskundigen en twee leden van het Lira Fonds-bestuur.
De Adviescommissie vergadert ongeveer eenmaal per twee maanden en brengt advies uit over de binnengekomen culturele aanvragen aan het bestuur van het Lira Fonds. Uitgebrachte adviezen worden in de regel conform het advies door het bestuur van het Lira Fonds bekrachtigd en daarmee tot besluiten gemaakt.
Zie voor het actuele beleid de website van het Lira Fonds: www.lira.nl/lirafonds.
In het algemeen gesproken: het stimuleren van het tot stand komen en uitdragen van Nederlands literair, literair-dramatisch en muziekdramatisch werk en daarop gebaseerde producties van velerlei aard. Bijzondere aandacht gaat uit naar projecten die moeilijk binnen de voorwaarden van de bestaande overheidsfondsen zijn in te passen. Het belangrijkste criterium voor subsidiëring is kwaliteit.
In het algemeen kunnen alleen rechtspersonen (verenigingen, stichtingen en soortgelijke verbanden) subsidie aanvragen uit de culturele gelden, geen individuele personen. De subsidies zijn veelal bestemd als bijdrage aan professionele auteursvergoedingen, zoals auteurshonoraria voor literaire manifestaties, schrijfopdrachten, toneelvertalingen e.d. ten behoeve van incidentele projecten. Zij worden alleen gegeven ter dekking van een tekort op de begroting. Niet gehonoreerd worden aanvragen voor debutanten, amateurproducties en culturele vormingsprojecten. Grote toneelgezelschappen worden geacht te putten uit hun eigen schrijversbudget.
Subsidies worden verleend in de vorm van een garantiesubsidie waarop eventueel een voorschot mogelijk is.
Aanvragen dienen uiterlijk 3 weken voor de vergaderingen van de Adviescommissie in zesvoud te worden ingediend bij het bureau van de Stichting Lira Fonds en voorzien te zijn van het per 1 januari 2007 ingevoerde nieuwe aanvraagformulier, een beschrijving van het project met – indien aanwezig – graag een tekst of tekstfragment, een duidelijke begroting en cv's van de auteurs voor wie geld wordt gevraagd. Indien het om een theaterproject gaat, verwacht de adviescommissie dat de naam en het adres van de auteur op het aanvraagformulier zijn ingevuld, zodat ook hij/zij geïnformeerd kan worden. Nadere informatie over een en ander is te vinden op www.lira.nl/lirafonds.
De vergaderingen van de adviescommissie worden in de regel ongeveer elke twee maanden gehouden. In het jaar 2015 komt de adviescommissie bij elkaar op 24 september en 3 december. Zie de website van het Lira Fonds voor de officiële data.
Mocht een vergadering geen doorgang kunnen vinden, dan wordt alsnog iets later vergaderd.
Door problemen met de kabelgelden die onverwacht na bijna 30 jaar door kabelexploitanten niet meer aan Lira werden betaald, zijn Lira's mogelijkheden om socu-gelden toe te kennen en uit te betalen – naar wij aannemen: tijdelijk – nogal beperkt.
Naast bezuinigingen op sociale doelen moet het Lira Fonds ook op culturele doelen bezuinigen. Vorig jaar kon het Lira Fonds de klap van het wegvallen van de kabelgelden per 1 oktober 2012 nog opvangen, maar vanaf 2014 is ons dat niet meer gelukt. De weigering van de kabelmaatschappijen om te betalen, heeft zich hard doen voelen, harder dan we in november 2013 al aankondigden. Na het behalen van de overwinning in Lira's rechtszaak bij de Amsterdamse rechtbank in het jaar 2014 is de lucht in belangrijke mate geklaard. Door de introductie van een nieuw wettelijk systeem voor de betaling van kabelrechten ziet de toekomst er veel beter uit. Het zijn vooral de uitgebreide en gecompliceerde onderhandelingen met afnemers die ervoor zorgen dat nog enig geduld moet worden geoefend. De verwachting is dat met ingang van het jaar 2016 de oude situatie zo ongeveer zal zijn hersteld, temeer omdat dan ook het spoedig herstel van de oude situatie zijn beslag zal hebben gekregen.
In samenspraak met de adviescommissie heeft het Lira Fonds-bestuur besloten om de bijdragen voor toneelschrijfopdrachten te maximeren tot twee/derde deel van het adviestarief. Daarnaast wordt er een maximum gesteld aan het aantal toekenningen aan één en dezelfde auteur.
Ook voor literaire optredens vergoedt het Lira Fonds zolang de financiële beperkingen voortduren nog maar twee/derde van de honoraria, de rest moet het festival zelf financieren. Kleine festivals zijn van deze regeling uitgezonderd: zij kunnen wel het volledige honorarium aanvragen. De grens ligt bij vijf optredende auteurs en/of een totaal festivalbudget van 20.000 euro.
Is dan alles kommer en kwel? Nee natuurlijk. Er gloort goede hoop dat we de inhouding van socugelden op kabelgelden op redelijk korte termijn kunnen hervatten om de geldmiddelen van het Lira Fonds weer op het wenselijke peil te brengen. De vraag is vooral hoe lang het gaat duren voor het zover is.
KH
Voor zaken die Lira, de repartities en het aansluitingscontract tussen een auteur en Lira betreffen: neem contact op met de Stichting Lira, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp; bezoekadres: Kruisweg 793-795, 2132 NG Hoofddorp; tel: 023 870 02 02; e-mail: lira@cedar.nl; website: www.lira.nl.
Voor gewone adviezen over contracten en dergelijke: word lid van één van de afdelingen van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, De Lairessestraat 125, 1075 HH Amsterdam, tel: 020 624 08 03, e-mail: bureau@vsenv.nl. Literaire, toneel- en verwante auteurs zijn welkom bij de afdeling Vereniging van Letterkundigen (www.vvl.nu), schrijvers van tv-drama en filmscenario's zijn welkom bij het Netwerk Scenarioschrijvers (www.netwerkscenario.nl).
Of word als freelance-journalist lid van de FreeLancers Associatie (FLA) voor freelance-journalisten, afdeling van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) (www.fla.nl), of – naar keuze – van de Sectie freelance van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Johannes Vermeerstraat 22, Amsterdam, telefoon: 020 676 67 71; www.nvj.nl.
Voor juridische adviezen en hulp in professionele geschillen met uitgevers, omroepen, andere producenten en andere gebruikers van iemands werk, bijvoorbeeld wanneer een contract niet wordt nageleefd of wanneer inbreuk wordt gepleegd op iemands auteursrechten: zorg voor aansluiting bij de Stichting Lira door het ondertekenen van een aansluitingscontract of word lid van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) of word lid van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) of word lid van de Vereniging van Educatieve Auteurs (VvEA).
Leden van de NVJ doen een beroep voor rechtskundige bijstand op de juridische dienst van de NVJ. Leden van de VSenV, leden van de VvEA en aangeslotenen van Lira die geen lid zijn van de NVJ, sturen bij een conflict een schriftelijk verzoek om financiële ondersteuning (met relevante stukken zoals het contract en relevante correspondentie) naar het bestuur van de Stichting Rechtshulp Auteurs, p/a Bureau van de VSenV, De Lairessestraat 125, 1075 HH Amsterdam, tel: 020 624 08 03, e-mail: rechtshulp@vsenv.nl.
Het kernbegrip voor aanvragen bij Rechtshulp Auteurs is 'professioneel geschil', dat wil zeggen: een conflict als auteur (en niet in een andere hoedanigheid) met een wederpartij. Rechtshulp geeft geen adviezen over het sluiten van contracten, dat is het werkterrein van de beroepsverenigingen. Rechtshulp ondersteunt ook geen geschillen die al heel oud zijn, of geschillen waarbij de auteur zelf al een advocaat heeft betrokken, of geschillen die niet of slechts heel indirect met het auteurschap te maken hebben.
Het bestuur van de Stichting Rechtshulp Auteurs vergadert maandelijks om de aanvragen aan de hand van een reglement te beoordelen. Bij een positief besluit wordt de aanvrager doorverwezen naar een aantal advocaten, met wie de stichting langdurig relaties onderhoudt. In dat geval wordt maximaal de eerste 1000 euro (plus de BTW) aan advocaatkosten voor 100% door de stichting vergoed. Indien Rechtshulp besluit na het advies verdere acties te ondersteunen, wordt bij kosten boven de eerste 1000 euro een eigen bijdrage van 5% over het meerdere gevraagd. In de regel zullen de kosten van eenvoudige adviezen van een advocaat niet hoger dan 1000 euro zijn; in dat geval zijn zij dus voor de cliënt gratis. Blijkt de zaak wat ingewikkelder en weerbarstiger en stijgen de kosten tot meer dan 1000 euro (bijvoorbeeld door de noodzaak van een gerechtelijke procedure), dan treedt bij voortgezette steun de 5%-eigen-bijdrageregeling in werking, gerekend over de advocaatkosten.
Lira-aangeslotenen kennen boven de eerste 1000 euro daarnaast een eigen risico van 250 euro dat echter kan komen te vervallen, indien zij lid worden van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) of van de Vereniging van Educatieve Auteurs (VvEA).
Tot slot: als uit een juridische actie een opbrengst van welke aard dan ook (schadevergoeding, honorarium, royalty's) voortvloeit van meer dan 4500 euro, dan geldt een aanvullende eigen-bijdrageregeling van 10% van dat meerdere tot maximaal de bijdrage die door Rechtshulp voor advies en procedure is betaald.
Bent u scenarioschrijver of toneelschrijver en wilt u dat de onderhandelingen over al uw contracten gedaan worden door een deskundig onderhandelaar: word dan als scenarioschrijver lid van het Netwerk Scenarioschrijvers (een afdeling van de VSenV) of als toneelschrijver van de Vereniging van Letterkundigen en/of zorg voor aansluiting bij Lira door een aansluitingscontract te ondertekenen, en meldt u vervolgens bij het Contractenbureau, Postbus 15530, 1001 NA Amsterdam; bezoekadres: Piet Heinkade 135, vanaf 1 januari 2016: Van Deysselhuis, De Lairessestraat 125, Amsterdam, tel: 020 530 55 05; e-mail: office@contractenbureau.nl. De twee advocaten die voor het Contractenbureau werkzaam zijn, voeren namens u overeenkomstig uw wensen de individuele onderhandelingen met producenten, omroepen en toneelgezelschappen tegen (voor u als aangeslotene bij het Contractenbureau) een vergoeding van 7% van de waarde van de overeenkomst die zij tot stand weten te brengen en 2% van eventuele nakomende inkomsten op het contract.
KH
De Stichting Lira, opgericht op 23 oktober 1986, beheert als auteursrechtorganisatie op collectieve wijze auteursrechten en op het auteursrecht gebaseerde vergoedingsaanspraken van schrijvers, vertalers en journalisten die door hen individueel niet, of slechts met de grootst denkbare moeite, te gelde kunnen worden gemaakt.
Stichting Lira
Postbus 3060
2130 KB Hoofddorp
Holland Office Center
gebouw 5, 1e etage
Kruisweg 793-795
2132 NG Hoofddorp
Telefoon: 023 870 02 02
Fax: 023 870 02 10
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.lira.nl
NL49 INGB 0659 8049 72
41205902
Kees Holierhoek, voorzitter
Kees Schaepman, vice-voorzitter
Robert Alberdingk Thijm, secretaris
Willem Asman, penningmeester
Sophie Kassies, lid
Manon Smits, lid
Tsead Bruinja, lid
Atte Roskam, lid
directeur:
Hein van Leeuwen
accountmanager:
Hanneke Verschuur
beleidsmedewerkers:
Saskia Bakker
Dion Voeten
secretariaat:
Sonja Bemer
Cabriëlla Vinke
commercieel-administratief cluster:
Talitha van Hattem, teamleider
Marianne Bovet
Petra Daansen
Martin van Dam
Mariska Kolman
Hicran Maaskant
Bart Schomaker
Kim Timmers-Veenstra
Het Lira Bulletin is een uitgave van de Stichting Lira en wordt sinds nummer 34 (mei 2011) digitaal verspreid onder aangeslotenen en relaties van de Stichting Lira, ook onder de ontvangers van een leenvergoeding, waarvan de verdeling jaarlijks door Lira wordt uitgevoerd in opdracht van de Stichting Leenrecht. Wie dit Bulletin ontvangt, is daarmee niet automatisch bij Lira aangesloten. Aansluiting komt pas tot stand via een handtekening op een zogenoemd aansluitingscontract waarin de auteur bepaalde rechten zoals kabelrechten aan de Stichting Lira in beheer toevertrouwt. Aansluiting bij Lira is kosteloos.
Postbus 3060
2130 KB Hoofddorp
Telefoon: 023 870 02 02
Fax: 023 870 02 10
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.lira.nl
Sophie Kassies
Hanneke Verschuur
Tsead Bruinja
Kees Schaepman
Kees Holierhoek (eindredactie)
Vera van Buitenen
Tijs van den Boomen
Gabriel Kousbroek
Rutger Fuchs, Amsterdam
4net interactive, Maarn