Het kan een pijnlijk misverstand blijken: denken dat je aangesloten bent bij Lira en dan merken dat dit niet het geval is en dat je geen aanspraak kunt maken op bijvoorbeeld de diensten die de Stichting Rechtshulp Auteurs aan Lira-aangeslotenen verleent of de steun die het P.C.Boutensfonds geeft aan de opbouw van een oudedagsvoorziening voor aangeslotenen.
Soms doet het misverstand geen zeer, omdat de tegenvaller wordt gecompenseerd door het lidmaatschap van de Vereniging voor Schrijvers of Vertalers (VSenV) en de aan dat lidmaatschap verbonden faciliteiten. Maar niet iedereen is lid.
Wie zich aansluit bij Lira, doet dat door ondertekening en terugzending van het Lira-aansluitingscontract. In dat contract vertrouwt de aangeslotene aan Lira bepaalde auteursrechten toe. Lira's positie wordt daardoor versterkt, er kan meer geld geïncasseerd worden en in ruil daarvoor heeft de Lira-aangeslotene toegang tot meer faciliteiten.
Jarenlang leenvergoedingen van Lira ontvangen wil niet zeggen dat de ontvanger bij Lira aangesloten is, ook al staat de leengeldontvanger met een eigen relatienummer bij Lira geregistreerd. Dat relatienummer is geen nummer waaraan noodzakelijk een aansluiting hangt. Dat een auteur bij Lira aangesloten is, blijkt uit het feit dat er een aansluitingscontract is ondertekend en opgestuurd. Wie van dat ondertekende aansluitingscontract zelf een kopie behoudt en in zijn contractenmap, -ordner of –lade opbergt, weet precies wanneer aansluiting heeft plaatsgevonden en wat die aansluiting inhoudt. Want Lira biedt met name ten aanzien van digitale exploitaties facultatieve mogelijkheden aan, opties waaruit een auteur kan kiezen en dan is het zaak even goed vast te leggen waarvoor gekozen is.
Wie twijfelt of hij/zij is aangesloten, of wie zich dat niet herinnert, kan zich tijdens kantooruren telefonisch met het bureau van Lira in verbinding stellen of een mailbericht sturen. Dan volgt er spoedig een mededeling die elke twijfel weg zal nemen.
Straks, na voltooiing van een thans ingezette automatiseringsactie, is het de bedoeling dat auteurs met behoud van hun privacy zelf via internet bij Lira na kunnen kijken of ze bij Lira aangesloten zijn en voor welke rechten. Maar dat gaat nog even duren, en te vrezen valt dat af en toe opnieuw het pijnlijke misverstand op zal treden waarvan ik in de aanhef van deze waarschuwing melding maakte.
Dus: aansluiting bij Lira vraagt om een getekend aansluitingscontract.
KEES HOLIERHOEK
voorzitter Stichting Lira
Het is een interview met hindernissen: tijdens onze eerste afspraak meldt Digitenne zich met een voorstel waarmee ze het kort geding willen afwenden dat Hein van Leeuwen onder meer namens Lira tegen KPN heeft aangespannen. Of ik hem maar even wil excuseren. Vanuit Boston, waar hij twee dagen later is voor een vergadering van de International Federation of Reproduction Rights Organisations, laat hij telefonisch weten dat het bod uiteindelijk niet hoog genoeg was, het onderhandelingsspel gaat nog even door. ‘Digitenne zal met iets beters moeten komen, anders zien we ze in de rechtszaal. Maar vertel, wat had je verder nog willen weten?’
Van Leeuwen (45) is pas iets meer dan een halfjaar directeur van Cedar, het bureau dat onder andere de uitvoerende taken voor Lira verricht. Daarvoor was hij werkzaam in de film- en later in de muziekwereld, zijn laatste functie was vice-president Global Royalties van de Universal Music Group. Dat hij bij Cedar terecht is gekomen, is eigenlijk toeval, zoals hij zijn hele leven nooit ver vooruit heeft gepland.
‘Bij Universal was een outsourcing-project in gang gezet waar ik het helemaal niet mee eens was en toen ben ik om me heen gaan kijken. Toevallig zag ik de advertentie van Cedar in de krant staan en die was me op het lijf geschreven. Enfin, ik schrijf een brief, laat die aan mijn vrouw lezen en die heeft de hele avond over de grond liggen rollen van het lachen. Zo’n slechte brief had ik volgens haar nog nooit geschreven. Dat was de dag voor de deadline, dus ik liet het er verder bij zitten, jammer dan. De volgende dag had ik een afspraak met drie Engelsen en die hadden vertraging. In een uur heb ik toen toch nog een nieuwe brief geschreven. En nu zit ik hier.’
Verschillende werelden verbinden is een drijfveer van Van Leeuwen. ‘Ik heb het altijd leuk gevonden om structuur te brengen in de licht anarchistische film- en muziekwereld. Het is een kick om creatieve mensen die niet van structuur houden, toch zover te krijgen dat er lijn in komt. Dat vereist dat je aan de ene kant zorgt dat mensen hun vrijheid houden en aan de andere kant dat je alles standaardiseert wat kan, zodat er zo min mogelijk ruis ontstaat.’ En dan helpt het om de werkelijkheid in een model te vangen. ‘Woorden zijn mooi, maar als je er cijfers op weet te plakken, kun je scenario’s opstellen en toekomstverkenningen maken.’
Zijn talent daarvoor ontdekte hij, min of meer bij toeval, al in een vroeg stadium. Toen hij in Groningen bedrijfskunde studeerde, was hij de eerste van zijn generatie met een computer – ‘Een Laser, met een amberkleurig scherm en van die grote floppy’s’ – en daarop schreef hij met een studiegenoot een succesvol rekenmodel voor een beddenreductieprogramma voor het toenmalige Algemeen Provinciaal Fries Ziekenfonds.
Van Leeuwen is een joviale man, die graag lacht en de wereld met geamuseerde verbazing bekijkt. Een man ook, die de collectieve beheerorganisaties met de nodige afstand bekijkt. ‘De tijd is voorbij dat we kunnen volstaan met de mededeling: “Wij hebben de rechten en of u maar even wilt betalen.” Het auteursrecht staat aan alle kanten onder druk en als we zelf niet aan de bak gaan, dan verliezen we op termijn de politieke rugdekking. Lira zal een warmere organisatie moeten worden waarmee de aangeslotenen zich verbonden voelen. Want zij zijn onze ambassadeurs, alleen zij kunnen de boodschap goed uitdragen dat auteurs recht hebben op een eerlijke vergoeding voor hun werk.’
Dat vorig jaar het Platform Makers is opgericht om goodwill te kweken, vindt Van Leeuwen een zwaktebod: ‘De aangeslotenen van Lira zíjn toch de makers, waarom heb je dan een andere club nodig om je naar buiten te vertegenwoordigen?’ En hij vertelt over een Portugese collega die hij sprak op het congres in Boston: ‘Die vrouw heeft vorig jaar een dag georganiseerd waarop tweeduizend jongeren samenwerkten met allerlei soorten makers. Op die manier maak je je belangrijkste doelgroep spelenderwijs bewust van het belang van auteursrecht. Zulke positieve acties mis ik in Nederland, we zijn nog veel te defensief en technisch. Om de boodschap uit te dragen zullen we echt wat meer Jip-en-Janneketaal moeten gebruiken.’
Lira is een van de zes stichtingen die samen gebruik maken van de diensten van Cedar en het is daarbij een buitenbeentje: het Lira-bestuur bestaat geheel uit auteurs. In de meeste andere besturen zijn, omdat de wet dat eist, naast makers ook uitgevers vertegenwoordigd. Zo zijn uitgevers en auteurs in Stichting Reprorecht samen verantwoordelijk voor de kopieerregeling bij het bedrijfsleven en de overheid en in Stichting Leenrecht voor de inning van de uitleenvergoedingen van bibliotheken.
Van Leeuwen is blij met die combinatie: ‘Uiteindelijk zullen auteurs en uitgevers er samen uit moeten komen, want hun belangen zijn nauw verbonden. In wezen is het simpel: een auteur heeft iemand nodig die zijn werk weegt en positioneert en die de marketing op zich neemt. Alleen heel bekende auteurs kunnen dat zelf.’
Auteurs en uitgevers als natuurlijke bondgenoten, het idee is even wennen. Van Leeuwen is optimistisch: ‘Vergeet niet dat de positie van uitgevers snel verandert. Met de digitalisering zullen de grote organisaties verdwijnen die uitgevers nu nog met zich meetorsen, zoals de drukkerijen en de distributieapparaten. Dan blijven er dus twee partijen over die samen een winstmarge moeten uitonderhandelen bij de platforms die hun creatieve product verspreiden, of dat nu kabelbedrijven zijn, internetproviders of online-winkels. In de muziekwereld hebben we die ontwikkeling al gezien, de muziekproducenten hebben zich radicaal moeten omvormen. Daar was overigens wel een nieuwe generatie voor nodig, die is teruggekeerd naar de essentie van A&R, Artist and Repertoire Management, en marketing.’
Van Leeuwen heeft haast met de strategie die hij voorstaat: ‘Net als in de muziekwereld kunnen uitgevers het zich niet permitteren rustig achterover te leunen en te denken dat het hun tijd wel zal duren. Alle ogen zijn nu gericht op de e-books en ik snap de angsten die daarbij spelen heel goed. Op het moment dat je je product digitaal maakt, is het ook makkelijker te stelen. Maar het e-book is niet het begin van een verandering, maar eerder de logische uitkomst van een proces dat veel langer speelt. Kijk naar de wetenschappelijke en de medische wereld, die hebben de overstap naar de digitale uitgeverij allang gemaakt, met de bijbehorende verdienmodellen.’
Je verzetten tegen de digitale ontwikkelingen vindt Van Leeuwen onzin: ‘We zullen moeten leren ermee om te gaan en een manier moeten verzinnen om ze commercieel te exploiteren, alleen dan kunnen auteurs hun onafhankelijkheid bewaren. Let wel, elke grote ontwikkeling is gepaard gegaan met broodroof: toen Amerika onafhankelijk werd, begon het op grote schaal producten te kopiëren, nu doet China hetzelfde. Bij technische ontwikkelingen zie je hetzelfde, of het nu om Napster gaat, dat gratis muziek begon te verspreiden of Google, dat teksten ter beschikking stelt zonder zich te bekommeren om het auteursrecht. Daar kun je boos om worden, maar dat is niet genoeg, we zullen er samen een antwoord op moeten vinden. Dat zie ik als mijn opgave.’
TvdB
In het ingewikkelde spel van de auteursrechten houdt Lira er een filosofie opna waarin de eigen taak van uitgevers en producenten ten volle wordt gerespecteerd en waar mogelijk graag ondersteund, maar tegelijkertijd de vergoedingen voor schrijvers, vertalers, scenarioschrijvers en journalisten veilig worden gesteld, en dat laatste vooral door het innemen van een eigen zelfstandige positie in collectieve exploitaties.
Onder collectieve exploitaties dienen daarbij te worden verstaan: al dan niet commerciële exploitaties die om een gezamenlijke en vaak grootscheepse aanpak vragen, zoals bij het leenrecht, het reprorecht, de thuiskopieregeling, de kabelgelden en sinds het recente convenant met het Nederlands Uitgeversverbond ook in de digitale sfeer zoals ten aanzien van de digitalisering en beschikbaarstelling van het cultureel erfgoed waar we nog jaren mee bezig zullen zijn om dat te regelen.Lira’s wens om ook op digitaal terrein met uitgevers vanuit een zelfstandige positie samen te werken, heeft geleid tot de afspraken die Lira sinds februari 2010 met het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) heeft gemaakt. Op 8 juli 2010 vond ten kantore van het NUV in Amsterdam de ondertekening plaats van het convenant waarin die afspraken zijn vastgelegd. Sindsdien is er nogal wat juridisch water onder de brug door gestroomd. Het bleek niet eenvoudig een passende formulering te vinden voor wat Lira en het NUV voor ogen stond en voor wat in het convenant in goed Nederlands al was afgesproken. Het had er soms veel van weg dat het instrumentarium van de nationale wetgeving niet helemaal toegerust was op dit soort van overeenkomsten. Ik zal de lezer de juridische details besparen, maar het was wel even bikkelen.
Over de betekenis van het convenant worden (of zijn) Lira-aangeslotenen die hun digitale rechten aan Lira hebben toevertrouwd, per brief ingelicht. Heel kort gezegd komt het erop neer dat het de auteur die zijn digitale rechten conform het aansluitingscontract aan Lira heeft toevertrouwd, vrij staat met uitgevers eigen contracten met betrekking tot individuele exploitaties af te sluiten, terwijl Lira uit de rechtenoverdracht een bevoegdheid overhoudt om voor auteurs in collectieve exploitaties collectief op te treden.
Een verstandig auteur sluit zich voor wat die individuele contracten betreft natuurlijk bij voorkeur zo nauw mogelijk aan bij de modelcontracten die de Vereniging van Letterkundigen (VvL) met uitgevers heeft ontwikkeld. Met betrekking tot individuele digitale exploitaties is de VvL aan een nieuwe ronde van gesprekken met de uitgevers begonnen die naar te verwachten valt hun neerslag in nieuwe modelformuleringen zullen vinden. Modelcontracten staan op de website van genoemde Vereniging van Letterkundigen: www.vvl.nu onder ‘informatie’.
Het maken van digitale afspraken met de Nederlandse uitgevers, verenigd in het NUV, heeft langer geduurd dan voorzien. Dat heeft ook het proces van de ontwikkeling van journalistieke aansluitingscontracten vertraagd. Inmiddels is het overleg daarover hervat. Er tekent zich aan de kant van de journalisten een communis opinio af die waarschijnlijk tot een contractaanbod aan Lira’s kant zal leiden dat veel weg heeft van het bestaande Lira-aansluitingscontract en waarin dus het collectieve optreden van Lira centraal zal staan.
In de praktijk is Lira als één van de ondertekenaars van het contract met de Koninklijke Bibliotheek inzake het grote krantenproject al actief bezig om collectief voor journalisten en andere auteurs op te treden. Waar mogelijk worden in dat krantenproject licenties verstrekt, waar nodig vrijwaringen gegeven, en dat alles rond een drietal centrale stellingen: het moet gaan om auteursrechtelijk beschermde werken die niet meer commercieel verkrijgbaar zijn, de maker heeft een recht van opt-out; dat wil zeggen: hij kan de online-beschikbaarstelling ook verbieden, maar staat hij welomschreven online-beschikbaarstelling toe, dan kan hij bij Lira aanspraak maken op een vergoeding.
Hoge verwachtingen ten aanzien van de hoogte van die vergoeding zijn niet op hun plaats. Het gaat voor de komende tien jaar om een bescheiden bedrag voor ontzettend veel werken, in Lira’s geval teksten. Het bewijst eens te meer wat ervaringen opgedaan in de digitale sfeer uitwijzen: dat op het digitale terrein alleen heel veel kleintjes pas een grote maken. Micro-vergoedingen zijn daar vaak de bouwstof voor wat een passende beloning genoemd mag worden.
De Nederlandse openbare bibliotheken spannen zich in om op zo kort mogelijke termijn een regulier aanbod aan digitale boeken te kunnen leveren.
Juridisch kan zo’n aanbod op twee pijlers rusten: op het feit dat het auteursrecht op die boeken wettelijk verlopen zou zijn. Dat gebeurt –kort gezegd- bij elk boek, papier of digitaal, 70 jaar na het overlijden van de auteur.
Een tweede mogelijkheid is dat distributie door bibliotheken plaats vindt met instemming van rechthebbenden. Bij het thans bestaande leenrecht ligt dat anders. Daarvoor is geen toestemming van rechthebbenden meer vereist. Het verbodsrecht dat standaard aan het auteursrecht is verbonden, is door wetgeving gereduceerd tot een aanspraak op een billijke vergoeding. Schrijvers kunnen uitleen van hun papieren boeken niet verbieden.
Onder deze twee beperkingen wordt er door openbare bibliotheken druk gezocht naar mogelijkheden om een ruimer aanbod van e-books tot stand te brengen. Europese besluitvorming waardoor digitale bevoegdheden (nog) niet onder de beperkende werking van het leenrecht vallen, maakt een en ander er niet gemakkelijker op. Maar het schijnt dat interessante ontwikkelingen aanstaande zijn, en Lira ziet die met belangstelling tegemoet.
Nabestaanden van auteurs aan wie gevraagd wordt om niet (gratis) toestemming te verlenen voor digitale publicatie van boeken die nog auteursrechtelijk beschermd zijn, kunnen maar beter even wachten met het plaatsen van hun handtekening of het geven van hun akkoord. Hun instemming mag gezien worden als een actie die niet altijd tot voordeel strekt van andere auteurs die wél een redelijke vergoeding verlangen. Onverstandig omgaan met digitalisering kan leiden tot de beschuldiging van gebrek aan solidariteit, gegeven de doelstelling dat nieuwe ontwikkelingen niet zouden mogen leiden tot waardevermindering of zelfs waardevernietiging van tekst in het algemeen. Dat zou cultureel en economisch buitengewoon schadelijk kunnen zijn.
Een aantal collectieve beheersorganisaties (cbo’s) waaronder Lira, zijn in een partijtje juridisch knokken beland met Digitenne/KPN over de vergoeding voor het doorgeven van programma’s van zenders aan betalende abonnees. Het wachten is op een uitspraak in een aangespannen kort geding.
Ook de verlenging van het kabelcontract dat aan het eind van 2010 aan de orde is, vraagt momenteel volop de aandacht van Lira en andere auteursrechtorganisaties.
Het is niet onmogelijk dat Lira in samenwerking met het Netwerk Scenarioschrijvers en het Contractenbureau extra inspanningen zal moeten leveren, ook juridische inspanningen, om de positie van scenarioschrijvers in Nederland veilig te stellen. Belanghebbenden, te weten publieke en commerciële omroepen, binnen- en buitenlandse producenten alsook auteursrechtorganisaties als Lira, zijn zich aan het hergroeperen in een strijd om de rechten en de daarbij horende vergoedingen. Lira is daarbij in navolging van de European Broadcasting Union (EBU), de vereniging van Europese publieke omroepen, voorstander van een collectieve rechtenregeling waardoor de distributie van tv-series, speelfilms en documentaire wordt bevorderd, terwijl de rechtenvergoeding voor scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs veilig wordt gesteld. De audiovisuele wereld zou er heel wat eenvoudiger en rechtvaardiger uit komen te zien als rechten collectief zouden worden afgerekend.
Met Vevam, de Nederlandse collectieve beheersorganisatie die per 1 april 2010 afscheid heeft genomen van een groep leden/scenarioschrijvers ten voordele van een veel grotere groep leden/regisseurs, wordt nog steeds gesproken over het onderbrengen van de in het geding zijnde scenarioschrijvers bij Lira. Het probleem dat opgelost moet worden, is de vraag hoeveel van het Vevam-repertoire, vergezeld van welk geld, met de overgang van deze groep van scenarioschrijvers naar Lira meekomt.
Met de Belgische audiovisuele producent Studio 100 worden gesprekken gevoerd om te zien of het mogelijk is de onderlinge verstandhouding te verbeteren. Die mogelijkheid lijkt aanwezig.
Ook met Sabam en deAuteurs, beide Belgische cbo’s, zijn de contacten aangehaald.
KH
Stichting Lira verwacht begin volgend jaar het Meldpunt Digitalisering volledig in gebruik te nemen. Het Meldpunt Digitalisering is een initiatief van de Commissie Digiti©E bestaande uit vertegenwoordigers van auteursrechtorganisaties verenigd in VOI©E en vertegenwoordigers van allerlei soorten bibliotheken die ook met cultureel erfgoed te maken hebben, verenigd in FOBID. Stichting Lira is één van de participerende auteursrechtorganisaties binnen deze paritaire commissie.
De Commissie Digiti©E is opgericht om uitvoering te geven aan een door VOI©E en FOBID in april 2008 getekende intentieverklaring over het digitaliseren en beschikbaar stellen van collecties van culturele erfgoedinstellingen. Deze intentieverklaring is ondertekend door beide partijen aan het slot van een internationaal symposium over het auteursrecht dat eind april 2008 in het kader van Amsterdam Wereldboekenstad in de Openbare Bibliotheek Amsterdam werd gehouden.
In januari 2009 is er vervolgens een principeakkoord bereikt binnen de Commissie Digiti©E over de voorwaarden waaronder digitalisering en beschikbaarstelling van collecties behorend tot het cultureel erfgoed plaats kan vinden. Het akkoord moet een houvast aan instellingen bieden waarmee enerzijds wordt voorkomen dat instellingen onnodig veel kosten besteden aan het zoeken van in de praktijk vaak onvindbare rechthebbenden, terwijl anderzijds de rechten van de makers niet worden geschaad. Met het principeakkoord zijn de contouren voor een regeling uitgezet die uitgevoerd gaat worden door het Meldpunt Digitalisering.
Aan de digitalisering van de collecties van culturele erfgoedinstellingen zijn vrijwel automatisch auteursrechtelijke aspecten verbonden, tenzij het gaat om auteursrechtvrije werken of om conservering bij ingetreden verval van bestanddelen van de collectie. Het Meldpunt Digitalisering is het loket waar deze instellingen hun digitaliseringprojecten kunnen aanmelden. Het Meldpunt toetst of het aangemelde project aan de gestelde voorwaarden voldoet en inventariseert de betrokken auteursrechtorganisaties voor een tijdige samenwerking.
Indien een project aan de voorwaarden voldoet, kan de instelling via het Meldpunt vaak eenvoudig toestemming verkrijgen van betrokken auteursrechtorganisaties om de auteursrechtelijk beschermde werken te digitaliseren en beschikbaar te stellen. De regeling maakt onderscheid in beschikbaarstelling van werken binnen de eigen muren van een instelling (onsite) en buiten de eigen muren van de instelling (online).
De vergoeding voor onsite-beschikbaarstelling is mede op grond van de zogenoemde preserveringsuitzondering in de Auteurswet op nihil gesteld, mits voor verdere beschikbaarstelling instellingen wél een redelijke vergoeding betalen. Binnen de commissie Digiti©E vindt momenteel nog overleg plaats over de hoogte van deze vergoeding voor verdere beschikbaarstelling. Vertegenwoordigers van rechthebbenden zullen daarbij altijd rekening houden met de culturele doelstellingen en in dat kader zoveel mogelijk een relatie leggen met de aan het digitaliseringproject toe te rekenen investerings- en exploitatiekosten.
De auteursrechtorganisaties verlenen toestemming voor de bij hen aangesloten rechthebbenden middels een licentie die in de regel voor een beperkte duur wordt verstrekt. Om de regeling dekkend te doen zijn verstrekken auteursrechtorganisaties daarnaast een vrijwaring voor het gebruik van werken die niet onder het beheer van de desbetreffende auteursrechtorganisatie vallen. Daarnaast behouden rechthebbenden te allen tijde een opt-out mogelijkheid. Dit wil zeggen dat wanneer een rechthebbende niet wil dat zijn of haar werk online ter beschikking wordt gesteld, er bezwaar kan worden gemaakt waarna de erfgoedinstelling/archief/bibliotheek het werk dient te verwijderen.
De voorbereidingen voor de ingebruikname van het Meldpunt Digitalisering zijn al geruime tijd in volle gang. Onlangs is de website van het Meldpunt Digitalisering live gegaan. Deze website is te bereiken via www.meldpuntdigitalisering.nl. In het laatste kwartaal van 2010 zal Stichting Lira het bestaan van het Meldpunt Digitalisering met de bijbehorende website bij alle relevante spelers in de markt introduceren om vervolgens begin 2011 te beginnen met het benaderen van instellingen die reeds digitaliseren of dit in de nabije toekomst van plan zijn.
SB
Achter soms eenvoudige tarieven gaat een vaak ingewikkelde calculatie schuil. Indertijd ging het om tarieven voor het leenrecht: wat was een billijke vergoeding? Tegenwoordig spelen de discussie en de onderhandelingen zich vooral af op het digitale terrein.
Een onderdeel van dat heel erg brede digitale terrein wordt gevormd door de sector cultureel erfgoed. Dat cultureel erfgoed wordt sinds enige tijd massaal en grootscheeps onderworpen aan digitale reproductie, onsite- en online-beschikbaarstelling. Het gaat daarbij om commercieel niet meer verkrijgbare maar nog altijd auteursrechtelijk beschermde boeken, kranten, tijdschriften enzovoort.In de gesprekken die Lira hierover met digitaliserende instellingen voert, geldt als vanzelfsprekend een opt-out-recht voor alle rechthebbende makers. Dat wil zeggen dat het recht van de maker om de beschikbaarstelling en publicatie van zijn werk te verbieden, door de openbaar makende instelling wordt geëerbiedigd. Wie zijn werk niet gepubliceerd wil zien, kan -indien de maker rechthebbend is- verlangen dat zijn werk wordt verwijderd. Betreft het een journalist die het werk in dienstverband heeft geschreven, dan heeft in de regel niet hij maar zijn werkgever het auteursrecht op het werk en daarmee het verbodsrecht. Dat is de consequentie van het in Nederland van kracht zijnde werkgeversauteursrecht. Freelancers die hun digitale rechten niet hebben weggegeven, kunnen zelf beslissen wat ze doen: hun werk online laten publiceren of niet. Ze kunnen die houding voortzetten tot het auteursrecht op hun werk is beëindigd. Vrijwel zeker zullen ze dat zelf niet meer meemaken...
In het bestek van deze introductie kunnen niet alle stappen met achterliggende overwegingen aan bod komen die door een organisatie als Lira worden gezet om tot een tariefstelling te komen. Ze zijn ook niet op iedere vorm van beschikbaarstelling toepasbaar. Maar voor de eerste stap in de toestemming tot beschikbaarstelling van een auteursrechtelijk beschermd werk in digitale vorm (het vervaardigen van digitale reproducties) is Lira van mening dat eenmalig een vergoeding dient te worden betaald, reproductievergoeding genoemd.
Als tweede stap voor de toestemming tot online-beschikbaarstelling en gebruik van het werk dient zolang als het werk auteursrechtelijke beschermd is en beschikbaar gesteld of gebruikt wordt, een tweede vergoeding te worden betaald, de openbaarmakingsvergoeding.
Het is niet noodzakelijk dat de betaalplichtige digitaliserende instelling deze eerste en tweede stap expliciet accepteert. Het is eigenlijk niet meer dan de manier waarop een organisatie als Lira de vraag: wat gaat het kosten? benadert. Een rekenmodel.
Als maat voor de omvang van de beschikbaarstelling geldt in Lira’s optiek een reproductievergoeding per pagina.
Als maat voor de commerciële online-beschikbaarstelling van het werk geldt een vergoeding naargelang het commerciële resultaat (netto-winst) respectievelijk een percentage van de bruto-omzet respectievelijk een tarief per hit/pageview.
Als maat voor de niet-commerciële online-beschikbaarstelling van het werk wordt gebruik gemaakt van een deel van het in redelijkheid toe te rekenen budget, eventueel uitgedrukt in een vergoeding per hit/pageview of via een voor partijen aanvaardbaar alternatief.
Bij de eenmalig verschuldigde reproductievergoeding wordt uitgegaan van het wettelijk reprorecht-tarief van 4,5 eurocent per A4-pagina, met bij andere formaten proportionele afwijkingen naar boven (krantenformaat: 18 eurocent per pagina) en beneden (pockets: 2 eurocent per pagina).
Bij de gebruiksvergoeding, te betalen zolang beschikbaarstelling of ander gebruik plaatsvindt, wordt in commerciële exploitaties uitgegaan van in beginsel 50% van de netto-winst voor alle betrokken rechthebbenden gezamenlijk, bij voorkeur te vertalen in een percentage van de bruto-omzet, niet hoger dan 10%, waardoor op termijn genoemd beginsel van winstdeling zoveel mogelijk wordt gerealiseerd, respectievelijk een geïndexeerd tarief per hit/pageview.
Bij niet-commercieel gebruik wordt uitgegaan van een aandeel voor alle betrokkenen rechthebbenden gezamenlijk van vaak 5% van alle inkomsten op de niet-commerciële activiteit (inclusief in redelijkheid toerekenbare subsidies), bij voorkeur te vertalen in een vergoeding per hit/pageview.
De reproductievergoeding is eenmalig verschuldigd aan het begin van het online-traject, uiterlijk op de datum dat het systeem online toegankelijk wordt gemaakt. Door de reproductievergoeding wordt naast het gebruik ook de omvang van het digitaliseringsproject maatgevend voor de vergoeding; een boek van 300 pagina's heeft langs die weg een eenmalig wat groter aandeel in de vergoeding dan een dichtbundel van twintig pagina's.
Lira wendt deze reproductievergoeding geheel of gedeeltelijk aan ter dekking van de door Lira gemaakte initiële administratiekosten in ruime zin, verbonden aan de inventarisatie van het project, het onderhandelingstraject, juridische adviezen, raadpleging van/voorlichting aan betrokkenen en de administratieve uitvoering van de overeenkomst.
De gebruiksvergoeding is standaard gebaseerd op een overeen te komen tarief per hit/pageview en is verschuldigd zolang auteursrechtelijk relevant gebruik plaats vindt.
Bij een commerciële doelstelling van de exploitatie wordt ervan uitgegaan dat het partnerschap van rechthebbenden en exploitant ertoe leidt dat elk van hen voor de helft participeert in de netto-winst van deze exploitatie.
Bij niet-commercieel gebruik geldt als principe dat vanwege het publieke belang een mildere prijs (in de regel de helft van de commerciële) wordt berekend.
Omdat op het moment van online-beschikbaarstelling nog niet bekend is hoe hoog de gebruiksvergoeding zal zijn en tot welk niveau deze vergoeding zich op grond van het bezoek aan de website zal ontwikkelen, kan er een overgangsregeling in werking treden, bestaande uit de volgende stappen:
(1) betaling van de gehele eenmalig verschuldigde reproductievergoeding
(2) in ruil daarvoor wordt gedurende een periode van twee jaar na betaling online-gebruik toegestaan
(3) na die twee jaar vindt meting plaats van het aantal hits/pageviews in de voorafgaande twee jaar en wordt een eerste factuur opgesteld
(4) daarna volgt elk jaar een volgende factuur naargelang het aantal hits/pageviews tegen het overeengekomen geïndexeerde tarief, zolang relevant gebruik plaats vindt, met een geleidelijke afname naar gelang auteursrechtelijk beschermde werken hun wettelijke bescherming verliezen
(5) een eerste uitbetaling aan rechthebbenden die een vergoeding claimen, vindt plaats voor het eind van het derde jaar, en vervolgens steeds per jaar.
Als mogelijk relevante aspecten in de cultureel-erfgoedsector bij dit alles worden beschouwd:
- de aard van het werk: de vraag of het om kranten, boeken, tijdschriften, ander tekstmateriaal, foto's, audiovisuele werken of iets anders gaat
- de wijze van exploitatie/beschikbaarstelling
- het doel van de exploitatie/beschikbaarstelling
- het aantal gebruikers
- de soort van gebruikers
- of gebruikers iets anders met het werk kunnen doen dan alleen raadplegen
- het bereik van de onsite- en online-beschikbaarstelling: is er sprake van beperkte toegang via pasje en/of wachtwoord of van onbeperkte toegang voor iedereen?
- de ouderdom van werken
- of er sprake is van noodzakelijke digitale reproductie vanuit actuele preserverings-redenen
- of verzamelingen als afgesloten en voltooid beschouwd moeten worden of dat er steeds nieuwe werken aan worden toegevoegd
- of er bijzondere redenen zijn om een degressief en/of tijdelijk vergoedingssysteem toe te passen
- of er sprake is van een niet-commercieel project binnen een overigens commerciële omgeving
- in welke omstandigheden afkoop van de gebruiksvergoeding mogelijk zou kunnen zijn en hoe die dan te berekenen zou vallen.
Pas op grond van opgedane ervaringen is het mogelijk tot een eenvoudige tariefstructuur te komen. Dat is nóg een reden om als cbo alleen contracten te sluiten met een beperkte duur waardoor het mogelijk wordt na enige tijd nieuwe relevante feiten in het geheel te betrekken.
KH
In 2008 heeft Lira de website www.liratheaterteksten.nl gelanceerd, een digitaal platform voor Nederlandse toneelschrijvers. De site stelt toneelschrijvers in staat om hun teksten te verkopen of gratis beschikbaar te stellen. Daarnaast is op de site actuele informatie te vinden over voorstellingen, theaterprijzen, wedstrijden en speciale evenementen. Lira wil met deze website toneelteksten toegankelijker maken en het oneigenlijk gebruik van toneelteksten tegengaan.
Niet alleen Nederlandse theaterschrijvers, ook (amateur)toneelgezelschappen weten Lira Theaterteksten inmiddels te vinden. Maar hoewel het zoeken en kopen van theaterteksten voor deze gezelschappen met Lira’s website nu heel eenvoudig is geworden, moet voor openbare opvoeringen van de theaterteksten nog altijd wel toestemming worden gevraagd aan de betreffende toneelauteur en dienen opvoeringsrechten te worden betaald.Vanaf de introductie heeft Lira voor ogen gehad om door middel van licenties gezelschappen de mogelijkheid te bieden om de benodigde toestemming voor de opvoeringen te regelen via www.liratheaterteksten.nl. Hiertoe zou Lira eerst het mandaat van de auteurs die hun teksten op Lira Theaterteksten hebben geplaatst moeten verwerven. Daarnaast is het van belang dat er een inzichtelijke tariefstructuur voor de opvoeringsvergoedingen tot stand komt. Maar voordat Lira overgaat tot deze uitbreiding van haar dienstverlening, willen wij eerst een haalbaarheidsonderzoek laten uitvoeren.
Lira heeft hiertoe adviesbureau Scompany in de arm genomen. Scompany is een adviesbureau van en door derdejaars studenten, dat vanuit de Hogeschool Utrecht (HU) werkt voor externe opdrachtgevers. De studiegroep van Scompany verwacht in januari 2011 hun adviesrapport aan Lira te kunnen overhandigen. Daarna zal het Lira-bestuur een beslissing nemen over de licensering van opvoeringsrechten. Vanzelfsprekend houden wij u op de hoogte.
SB/HV
Evenals andere collectieve beheersorganisaties (Buma/Stemra, Norma, Pictoright, Sena en Vevam) en tal van beroepsorganisaties (zoals de VSenV) is Lira door SEO Economisch Onderzoek benaderd in verband met een onderzoek naar de positie, opvattingen en belangen van makers en uitvoerende kunstenaars in het veranderende cultuurlandschap. SEO Economisch Onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam en doet wetenschappelijk onderzoek in opdracht van derden. Het onderhavige onderzoek werd verricht in opdracht van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Justitie.
De begeleidende tekst van de enquête spreekt van de opkomst van het internet als een ‘nieuw distributie- en exploitatiemedium voor werken en uitvoeringen’, met ‘talrijke gevolgen voor creatieve makers en uitvoerende kunstenaars en daarmee ook voor onze cultuur’, en wijst daarbij optimistisch op ‘allerlei veranderingen die raken aan de wijze waarop zij hun creatieve uitingen kunnen exploiteren’, ‘nieuwe mogelijkheden om rechten zelf te exploiteren en te beheren’ en ‘nieuwe partners voor de exploitatie van werken en uitvoeringen’.
Lira heeft in de voorbereiding van deze enquête bezwaar gemaakt tegen de opzet en vraagstelling. Zo werd naar Lira’s inzicht de wijdverbreide inbreuk op het auteursrecht in de digitale omgeving veel te zeer als een voldongen feit gepresenteerd, in plaats van iets waarin de overheid haar taak als hoeder van het auteursrecht tegen piraterij al jarenlang schromelijk verzaakt. Ook in de gratuite negatieve toon die over collectieve beheersorganisaties werd aangeslagen (‘met de opkomst van het internet als exploitatieplatform komt het collectief rechtenbeheer volgens sommigen in een ander licht te staan’), kon Lira – ook een cbo – zich niet herkennen.
Hoewel in de uiteindelijke enquête aan sommige bezwaren tegemoet werd gekomen, heeft Lira ten slotte besloten niet aan de verspreiding van de enquête mee te werken. Wie de digitale omgeving vooral als kans en niet als bedreiging wenst voor te stellen, gaat voorbij aan het gegeven dat dit alleen geldt in een klimaat dat makers niet vijandig is en waarin het besef leeft dat ongevraagd en onbetaald gebruik van hun werk ongeoorloofd is. En waarin een overheid dus niet laks toestaat dat roof de norm is.
Wel heeft Lira zich er ten slotte in kunnen vinden dat de enquête door de Vereniging van Schrijvers en Vertalers onder haar achterban werd uitgevoerd. Doorslaggevend was hierbij dat de VSenV bij uitstek professionele schrijvers en vertalers vertegenwoordigt en dat zij moeten worden geacht zelf een verantwoorde afweging te kunnen maken.
RV
Het Lira Fonds, waaruit tal van sociale en culturele bestemmingen voor auteurs en vertalers worden bekostigd, wordt gevoed door een inhouding op de gelden die Lira aan hen uitkeert. Deze inhouding voor sociale en culturele doeleinden geschiedt niet alleen op grond van sinds jaar en dag door de vergadering van aangeslotenen goedgekeurd bestuursbeleid, maar ook krachtens het reciprociteitsbeginsel binnen internationale afspraken tussen auteursrechtorganisaties, waarbij Nederland netto overigens gebaat is.
Op het vele kabelgeld dat uit Nederland naar buitenlandse rechthebbenden gaat (beduidend meer dan omgekeerd), mag Nederland deze zogeheten socu-inhouding toepassen, mits het dit dan ook maar doet bij de rechthebbenden uit eigen land. Ook op de bedragen die buitenlandse auteurs ontvangen als vergoeding voor de uitleen van hun werk in vertaling door de Nederlandse openbare bibliotheken, wordt deze inhouding toegepast en ook hier is het netto-resultaat positief: de Nederlandse bibliotheken lenen aanzienlijk meer vertalingen uit dan er van Nederlandse schrijvers in het buitenland worden uitgeleend. Uit de aldus gevormde fondsen worden tal van zaken bekostigd die het belang van alle Nederlandse auteurs en vertalers dienen.Met de komst naar Lira van een groot aantal aangeslotenen van het voormalige Nieuwswaarde is evenwel een groep journalisten tot Lira toegetreden op wier uitkering – nog – geen socu-inhouding wordt toegepast. Achtergrond hiervan is dat de administratiekosten voor de verwerking van hun uitkering relatief hoog zijn en dat Lira hun netto-uitkering niet meteen structureel wilde verlagen door er een socu-inhouding over te heffen terwijl Nieuwswaarde dit in het verleden niet deed. Maar hiermee ligt het voorlopig ook niet voor de hand gelden uit het Lira Fonds ten gunste van deze groep aan te wenden. Aldus werd door NVJ en Lira bij Lira’s overname van de activiteiten van Nieuwswaarde ook afgesproken.
Naar aanleiding van de aanmelding van enkele voormalige Nieuwswaarde-aangeslotenen voor een subsidie van het P.C. Boutensfonds – dat schrijvers en vertalers bij de opbouw van een oudedagsvoorziening helpt en dat voor een belangrijk deel uit het Lira Fonds wordt gesubsidieerd – rees evenwel de vraag of Lira toch niet iets voor deze groep zou kunnen doen. Besloten is nu het PCB de – vooralsnog bescheiden – vereiste middelen ter beschikking te stellen uit het Auteursfonds Reprorecht, waarvan Lira het beheer per 1 januari 2010 op verzoek van de Stichting Reprorecht heeft overgenomen.
Ook is besloten middelen uit het Auteursfonds ter beschikking te stellen van de Stichting Rechtshulp Auteurs, die daarmee haar werkterrein van aangeslotenen van Lira en leden van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers kan uitbreiden tot leden van de Vereniging van Educatieve Auteurs. Ook deze auteurs dragen immers niet of nauwelijks bij tot de socu-heffing die het Lira Fonds voedt, maar wel tot de voeding van het Auteursfonds.
RV
Misschien lag het aan de hoofdgast, Michael Hirst, man achter de populaire serie The Tudors. Misschien kwam het door het thema, Zelf Doen, dat scenaristen opriep zelf te gaan produceren. Wat het ook was, De Dag van Scenario op het Nederlands Filmfestival in Utrecht trok dit jaar een afgeladen zaal, waaronder veel jonge mensen die actief mee deden aan de anders soms wat timide discussie.
De bedaarde Engelsman Hirst vertelde over de ontstaansgeschiedenis van The Tudors. Hij had er een respectabele carrière opzitten als schrijver van historische drama’s, toen het Amerikaanse netwerk Showtime hem benaderde voor een serie over de trouwlustige Britse vorst Henry VIII. Hij werd niet alleen schrijver, maar ook nog eens showrunner, een positie die is komen overwaaien uit de V.S. en die inhoudt dat niet de regisseurs, die nooit langer dan drie afleveringen bleven, maar hij het laatste woord had in alle artistieke beslissingen over scènes, acteurs en zelfs kostuums. Een positie waar alle scenarioschrijver naar snakken, wellicht, maar ook, een loodzware verantwoordelijkheid. Hoe film je bijvoorbeeld een orgie-scène in het katholieke Ierland?Na Michael Hirst was het woord aan Sietze van der Laan, die vertelde over de opleiding tot creative producer die hij aan het opzetten is op de Filmacademie en Jeroen Koopman legde het concept uit van zijn nieuwe interactieve internetserie Who’s In Who’s Out. Ook te gast waren Peter Römer, Robert Alberdingk Thijm en Tamara Bos, Nederlandse scenarioschrijvers die hun zinnen hebben gezet op produceren. Presentator Paul Ruven kon hierover ook meepraten. Bos riep regisseurs op meer met scenaristen samen te werken tijdens de opnames en de montage. “Wij hebben jullie nodig, jazeker. Maar jullie hebben ons ook nodig!”
Het hoogtepunt van de middag was de levendige paneldiscussie over de vraag of schrijvers hun film niet moeten loslaten als het scenario af is. Maria Goos kwam met een treffende vergelijking, “Als je kinderen op kamers gaan, ga je ze toch ook niet iedere dag opzoeken.” “Maar je laat ze toch niet helemaal aan hun lot over,” wierp Tamara Bos tegen. Kortom, men bleef verdeeld.
De middag werd traditiegetrouw afgesloten met de uitreiking van De Zilveren Krulstaart voor het beste televisiedrama. Die werd toegekend aan Tomas Ross voor Bernhard, Schavuit van Oranje. Regisseur Pim Verhoeven nam de prijs in ontvangst voor de afwezige Ross.
BJ
Voor de journalistieke uitkeringen hanteert Lira een naclaim-termijn van drie jaar. Dat wil zeggen dat in 2010, het jaar waarin Lira de vergoedingen over 2009 uitkeert, ook claims over de jaren 2008 en 2007 nog in behandeling kunnen worden genomen. Voor 2007 sluit de termijn voor het inbrengen van claims echter op 31 december 2010.
Hierbij roepen wij journalisten die nog geen opgave hebben gedaan over 2007 maar dit wel van plan zijn, dan ook op om te zorgen dat hun claims voor het einde van dit jaar (einde 2010) binnen zijn. Opgaven die na 31 december 2010 binnenkomen, kunnen wij helaas niet meer honoreren.
De journalistieke repartitie over 2009 zal in de laatste maanden van dit jaar plaatsvinden. Lira heeft tot en met medio oktober ruim 1100 opgavenformulieren ontvangen en verwerkt. Dat is ten opzichte van vorig jaar (circa 1050 opgaven) een lichte stijging. In de eerste helft van 2011 zal Lira de narepartitie verzorgen over de jaren 2007, 2008 en 2009. Hoewel de claimtermijn voor 2008 nog niet is verstreken, is het daarom voor journalisten de moeite waard om ook eventuele naclaims over 2008 nu alvast in te dienen.
HV
Sinds 2010 heeft Lira op verzoek van de Stichting Reprorecht het beheer overgenomen van het Auteursfonds Reprorecht. Het Auteursfonds keert jaarlijks namens Stichting Reprorecht reprorechtvergoedingen uit aan auteurs die publiceren in vak-, wetenschappelijke en educatieve boeken en tijdschriften, indien de auteurs deze vergoedingen niet via hun uitgever ontvangen. Daarnaast is een deel van het fonds bedoeld voor collectieve bestedingen. (Zie ook elders in dit Lira Bulletin het artikel over het Auteursfonds Reprorecht in relatie tot het PC Boutensfonds).
Uitgevers in de categorieën vak, wetenschap en onderwijs ontvangen van Stichting Reprorecht een vergoeding, onder de wettelijke voorwaarde dat minstens 50% van deze vergoeding door de uitgever wordt doorbetaald aan auteurs. Stichting Reprorecht voert jaarlijks steekproefgewijs controle uit op deze doorbetalingsverplichting. Deze controle toont aan dat, op enkele administratieve onvolkomenheden na, de doorbetaling door uitgevers aan auteurs in het algemeen gelukkig netjes plaats vindt. Uitgevers die om aantoonbare redenen niet aan hun verplichting jegens de auteurs kunnen voldoen, kunnen in overleg met Stichting Reprorecht en na hun auteurs hierover te hebben geïnformeerd, het auteursdeel van hun vergoeding in het Auteursfonds Reprorecht storten. Het Auteursfonds is dan ook eigenlijk een soort vangnet voor auteurs wier uitgever niet deelneemt aan de Reprorecht-repartitie of wier uitgever niet in staat is aan zijn verplichting te voldoen.
In de eerste helft van 2010 heeft Stichting Lira voor de eerste maal de repartitie verzorgd vanuit het Auteursfonds. Deze repartitie had betrekking op de gelden die door Stichting Reprorecht waren geïnd over publicaties uit 2008 c.q. over publicaties waarover de auteurs in 2008 royalty’s hadden ontvangen. Stichting Reprorecht reparteert namelijk altijd aan het einde van het jaar volgend op de incasso van de betreffende reprorechtgelden. Geld dat is geïncasseerd over publicaties uit 2009, wordt dus eind 2010 uitgekeerd aan de uitgevers. Pas nadat deze uitgeversrepartitie heeft plaatsgevonden, kan in kaart worden gebracht welke uitgevers hebben deelgenomen en welke niet.
Lira verzorgt daarom de repartities uit het Auteursfonds in het voorjaar volgend op de uitgeversrepartitie. In de eerste helft van 2011 zal Lira dus de Auteursfonds-repartitie over publicaties uit 2009 uitvoeren. Zodra de lijst van uitgevers die niet hebben deelgenomen aan de reguliere repartitie door Stichting Reprorecht, bekend is, zal deze op www.lira.nl worden geplaatst.
Bent u auteur van vak- of wetenschappelijke boeken of tijdschriften en/of educatieve geschriften? En ontvangt u via uw uitgever geen reprorechtvergoedingen? Houdt u dan onze website goed in de gaten in de eerste maanden van het volgende jaar (2011), want wij stellen u graag in de gelegenheid om u aan te melden voor een uitkering uit het Auteursfonds over het jaar 2009.
Bent u journalist? Dan ontvangt u van Lira in 2011 tijdig een opgavenformulier voor het Auteursfonds Reprorecht, tezamen met de opgavenformulieren voor uw journalistieke werkzaamheden die geen betrekking hebben op uw vak-, wetenschappelijke en educatieve publicaties.
HV
In het vorige Lira Bulletin kondigden wij aan dat Lira vanaf dit jaar de geldstroom ‘Leenrecht Audio’ toevoegt aan de kabel- en thuiskopierepartities. Inmiddels is ook voor de geldstroom ‘Leenrecht Video/DVD’ een dergelijk besluit genomen. De achtergrond van deze beslissingen is dat deze relatief kleine geldstromen, die betrekking hebben op een zeer specifiek repertoire, onmogelijk titelspecifiek kunnen worden uitgekeerd. Lira verdeelt het geld dat zij van de Stichting Leenrecht ontvangt, doorgaans op basis van uitleengegevens die wij via Stichting Leenrecht ontvangen van openbare bibliotheken. Maar helaas zijn, anders dan voor boeken en geschriften, de gegevens over de uitleningen van de werken in de categorieën ‘Audio’ en ‘Video/DVD’ door de bibliotheken nooit apart geregistreerd. Het bestuur heeft daarom uit overwegingen van doelmatigheid en effectiviteit besloten om ook de geldstroom Video/DVD toe te voegen aan de repartities van kabel en van thuiskopie. Immers, de door bibliotheken uitgeleende bandjes, CD’s en DVD’s bevatten veelal werk dat ook wordt uitgezonden op de televisie en de radio en dat bij uitzending ook wordt opgenomen. En voor die uitzendingen en opnames heeft Lira via de kabel- en thuiskopieuitkeringen wél de beschikking over gegevens van de rechthebbenden. Op die manier kan Lira alsnog bewerkstelligen dat de uitleenvergoedingen voor deze beide Leenrecht-geldstromen voortaan bij de juiste doelgroep terecht komen zonder dat voor deze verdeling onevenredig hoge kosten hoeven te worden gemaakt.
HV
In het Lira Bulletin van mei 2010 stond een verslag van de leenrecht-klachtencommissie, een bestuurscommissie van Lira. Over het verslag van klacht 1, ‘de juistheid van het aantal uitleningen’, op 22 januari 2010 bij Lira ingediend, is een klacht ingediend bij Stichting Leenrecht. De klager was van mening dat het artikel de behandeling van zijn klacht bij Lira onjuist en onvolledig weergaf. Daarom vroeg hij Stichting Leenrecht om een oordeel over de beschrijving van de klachtafhandeling door Stichting Lira op grond van artikel 14 van het Verdelingsreglement van Stichting Leenrecht, dat toeziet op een deugdelijke afhandeling van klachten terzake van de nadere verdeling. Het bestuur van Stichting Leenrecht heeft zich vervolgens onderhouden met Stichting Lira, waarbij de volgende zaken zijn geconcludeerd.
Met de verslaglegging van de leenrechtklachten in het Lira Bulletin wil Lira openheid betrachten. Bij deze verslaglegging streeft Lira naar een beknopte en anonieme weergave. De samenvatting in het Lira Bulletin is niet primair voor de klagers bedoeld, deze hebben immers al uitvoerig persoonlijk antwoord gekregen. De bedoeling is nu juist om alle andere leenrechthebbenden te laten zien welke klachten zijn ingediend en waarop die klachten betrekking hebben.
Bij het onderhavige verslag lag de nadruk in de samenvatting vooral op twee dingen. Ten eerste wilde Lira een langdurig en veel voorkomend misverstand uit de wereld helpen: dat alleen als Lira in haar databank over álle in Nederland uitgegeven titels beschikt, voor alle uitgeleende titels de leenrechtvergoeding berekend kan worden. Maar voor een correcte verdeling van de leenrechtvergoedingen heeft Lira voldoende aan de registratie van alle uitgeleende titels – een uitgangspunt dat wordt onderschreven door Stichting Leenrecht.
Ten tweede poogde Lira in de samenvatting van de klachtafhandeling aan te duiden dat wanneer in sommige gevallen opgaven van bibliotheken aan Stichting Leenrecht afwijken van de opgaven die particulieren ontvangen van diezelfde bibliotheken, dit een ernstige zaak is die aandacht behoeft. Stichting Leenrecht onderschrijft dit volledig en heeft daarom gezamenlijk met Stichting Lira onderzoek gedaan naar deze discrepanties.
De presentatie in samenvattende vorm leidde tot een beschrijving van de klachtafhandeling in soms wat ongelukkig gekozen bewoordingen. Graag verduidelijken wij daarom de volgende zaken. De in het artikel in het Lira Bulletin beschreven klacht had niet alleen maar betrekking op de klacht van januari 2010 over de leenrechtrepartitie 2009 ˗ zoals in de inleiding stond aangegeven ˗ maar betrof ook voor een groot deel een klacht die op 25 augustus 2009 bij Stichting Leenrecht was ingediend en die ging over ontbrekende uitleningen in eerdere jaren. De behandeling van beide klachten samen heeft geleid tot een uitkering van € 39,41 euro bovenop de eerder vastgestelde leenrechtvergoedingen.
HV
“Leenrechtgeld? Wat leuk! Maar, hoe wist u dat ik hier werkte?”
Zomaar een vraag van een rechthebbende die door de medewerkers van Stichting Lira gevonden werd. Tegenwoordig kunnen we vaak veel van mensen te weten komen met de hulp van het internet. Via LinkedIn, uw eigen blogpagina of wellicht via de website van de plaatselijke tennisclub: uw leven is soms transparanter dan u denkt.
Het zal u waarschijnlijk niet verbazen dat wij hier dan ook graag gebruik van maken bij onze zoektocht naar adressen van auteurs, vertalers, bewerkers en samenstellers (of hun erven) wier titels worden uitgeleend door de Nederlandse openbare bibliotheken.
Regelmatig is via internet een e-mailadres te achterhalen, heeft iemand een eigen website of valt er een werkgever te vinden. Zo kunnen we iemand, al dan niet via een omweg, op het bestaan van Stichting Lira wijzen.
Helaas zijn er echter nog vele rechthebbenden bij wie een zoektocht op het internet weinig soelaas biedt, en waar het boek dat zij geschreven of vertaald hebben, de enige leidraad blijft waar wij op af kunnen gaan.
Uitgevers zijn gelukkig vaak bereid adressen die bij hen bekend zijn, door te geven, en zij worden dan ook regelmatig door ons geraadpleegd. Zij hebben echter niet altijd gegevens van de gezochte personen meer, of de adressen zijn niet meer accuraat.
Wij roepen daarom graag uw hulp in. Niet alleen schriftelijk via dit Bulletin, maar sinds kort sturen wij onze ‘gezocht’ lijst ook digitaal via Twitter de wereld in. Wij hopen daardoor nog meer rechthebbenden te kunnen bereiken. Wilt u ons hierbij helpen? Volgt u ons dan op www.twitter.com/lirazoekt en zegt het voort!
Lira keert met terugwerkende kracht de leenrechtvergoeding uit, vaak ook nog voor (populaire) titels uit de jaren tachtig. Veel uitgeleende genres zijn o.a. kinderboeken, kasteel- en doktersromans, misdaadromans, hobbyboeken, kookboeken en stripboeken.
Er staat reeds een bedrag gereserveerd voor de gezochte rechthebbenden in bijgaande lijst. Dus kent u het adres van een of meer van deze Nederlandse of Vlaamse auteurs of vertalers (of hun erven), of heeft u een tip hierover, mailt, schrijft of belt u Lira dan a.u.b.:
e-mail lira@cedar.nl; telefoonnummer 023 799 7806
Ook als u mensen kent die niet op bijgaande lijst staan, maar wier werk wel in de Nederlandse openbare bibliotheken uitgeleend wordt, nodigen wij hen van harte uit contact met ons op te nemen via ons emailadres of telefoonnummer, of alvast een kijkje te nemen op onze website: www.lira.nl.
Wij hopen weer van u te horen. Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking.
Gezocht:
Alders, Jan Coenraad
Bakker, Jacqueline
Beerten, George
Boessenkool-Schrijver, Alice M.
Boven, Liesbeth van
Breukema, Thea
Bruining, Wanda
Bruns, J.
Carree, Ernst
Cock, Tom de
Cooper, John
Cornielje, Chantal
Dijk, Joep van
Duijser, Louis
Evers, Frans
Goderis, Wim K.
Greef, Linda de
Hartkamp, Jeroen
Hoorn, A. van
Jansen, Gemma
Jong, Erik de
Kajim, André
Kamer, H.N.
Kamp, Marc van de
Kempes, Wil
Kort-van Kaam, Evelyn
Krook, Koos
Kuiper, Yvette
Kylstra-Wielinga, Annemieke
Lievaart, Dick
Maat, Saskia van der
Mebius, Bert
Meerzicht, Henk
Meijer, J.J.
Nanninga, Simone
Noom, Corina
Noppen-de Vries, Beppie
Opstal, Leen van
Roelofs, F.
Rossum, Hanneke van
Schrijver, A.M.
Thomas, David
Tot, Jacob
Traa, Frederika van
Tuijnman, Lydia
Vandeweyer, Bieke
Waal, L. van der
Wit, Johan de
Zijlstra, Anne Wil
De Stichting Lira, opgericht op 23 oktober 1986, beheert als auteursrechtorganisatie op collectieve wijze auteursrechten en op het auteursrecht gebaseerde vergoedingsaanspraken van schrijvers, vertalers en journalisten die door hen individueel niet, of slechts met de grootst denkbare moeite, te gelde kunnen worden gemaakt.
Postadres:
Stichting Lira
Postbus 3060
2130 KB Hoofddorp
Bezoekadres:
Siriusdreef 22-28
2132 WT Hoofddorp
Telefoon: 023 - 799 78 06
Fax: 023 - 799 77 00
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.lira.nl
Bankrekeningnummers:
ING: 65 98 04 972
ING: 50 01 51
Kamer van Koophandel: 41205902
Kees Holierhoek, voorzitter
Tijs van den Boomen, vice-voorzitter
Robert Alberdingk Thijm, secretaris
Rien Verhoef, penningmeester
Maria Genova, lid
Tsead Bruinja, lid
directeur: Hein van Leeuwen
accountmanager:
Hanneke Verschuur
beleidsmedewerker:
Saskia Bakker
secretariaat:
Sonja Bemer
Cabriëlla Vinke
commercieel-administratief cluster:
Charlene de Feyter, teamleider
Marianne Bovet
Petra Daansen
Martin van Dam
Ana Lourenco Godinho
Mariska Griekspoor
Talitha van Hattem
Mariska Kolman
Vanessa van der Ploeg
Bart Schomaker
Odile van der Tweel
Kim Veenstra
Het Lira Bulletin is een uitgave van de Stichting Lira en wordt verspreid onder 18.500 relaties van de Stichting Lira, ook onder de ontvangers van een leenvergoeding, waarvan de verdeling jaarlijks door Lira wordt uitgevoerd in opdracht van de Stichting Leenrecht. Wie dit Bulletin ontvangt, is daarmee niet automatisch bij Lira aangesloten. Aansluiting komt pas tot stand via een zogenoemd aansluitingscontract waarin de auteur bepaalde rechten zoals kabelrechten aan de Stichting Lira in beheer toevertrouwt. Aansluiting bij Lira is kosteloos.
Postbus 3060, 2130 KB HoofddorpHanneke Verschuur
Tsead Bruinja
Rien Verhoef
Kees Holierhoek (eindredactie)
Saskia Bakker
Tijs van den Boomen
Bart Juttman
Vanessa van der Ploeg
Odile van der Tweel
Hanneke Verschuur
Gabriel Kousbroek
Christien Boeles.
Rutger Fuchs, Amsterdam