editie 2 / september 2000

Het Lira Fonds

Ook u vraagt zich ongetwijfeld wel eens af wat er eigenlijk gebeurt met het geld dat LIRA - verplicht - inhoudt op de u toekomende leenrecht- en andere vergoedingen. En dan heb ik het niet over de administratiekosten. Het zal (bijna) iedereen duidelijk zijn dat LIRA, om geld te kunnen uitkeren, een bureau en een innings- en repartitiesysteem moet bekostigen om dat geld binnen te krijgen en te verdelen. En die kosten moeten vanzelfsprekend worden betaald door `de rechthebbenden' - u dus. Daar gaat dit stukje niet over.

Het gaat over de 5% (leenrecht) en 9% (kabelrechten) die worden ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doelen. Laat ik eerst het verschil tussen 5% en 9% verklaren. LIRA is wat kabelrechten betreft aangesloten bij de internationale auteursrechtenorganisatie CISAC en binnen die organisatie is al heel lang geleden overeengekomen dat voor deze doelen van de kabelrechten 9% wordt ingehouden - een regeling waarmee alle aangesloten internationale organisaties zich akkoord hebben verklaard. 

Bij het leenrecht ligt de zaak anders. Dat is een nationale aangelegenheid, onder toezicht van het ministerie van Justitie, dat inhouding voor deze doeleinden verplicht stelt, maar een `bandbreedte' biedt van 5% tot 15% - LIRA heeft dus voorlopig voor het laagste tarief gekozen. Dat is een groot verschil met andere landen - veel zijn het er niet, helaas - waar een vorm van leenrecht bestaat en waar de inhouding in veel gevallen 50% of zelfs 100% bedraagt en wordt aangewend voor collectieve doeleinden als oudedagsvoorzieningen of educatieve doelstellingen. Heel lofwaardig natuurlijk, maar de individuele auteur heeft weinig zeggenschap meer over het geld dat hem of haar toekomt. Daarnaast is het zo dat het overgrote deel van de Nederlandse kabel- en thuiskopiegelden bestemd is voor buitenlandse auteurs; daarom leveren Nederlandse auteurs in verhouding dus maar een betrekkelijk kleine bijdrage aan de gelden die voor sociale en culturele doeleinden zijn bestemd.

Nu terug naar de kern van de zaak. Op welke manier en waarvoor gebruikt LIRA het geld dat zij inhoudt op de auteursrechtelijke uitkeringen die aan u en buitenlandse auteurs toekomen? De helft van dat geld (tegenwoordig ongeveer fl. 500.000 per jaar) wordt gebruikt voor sociale doelen. De voornaamste daarvan zijn 

- de Stichting Rechtshulp Auteurs die onder bepaalde voorwaarden in professionele geschillen rechtsbijstand verleent aan auteurs die daaraan behoefte hebben;

- het Netwerk Scenarioschrijvers dat de belangen van scenarioschrijvers behartigt in een nog nieuwe en ongeordende markt, met name tegenover de publieke omroepen;

- de Woutertje Pieterse Prijs, voor kinder- en jeugdliteratuur;

- een jaarlijkse bijdrage aan de VSenV, de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, ten behoeve van bijzondere activiteiten;

- een reeks kleinere bijdragen aan o.m. PEN Emergency Fund (Stichting Schrijvers in Nood), het Studiefonds van 't Colofon, de Stichting Dramaastricht, de CEATL (overkoepelende organisatie van Europese vertalersverenigingen) en nog zo het een en ander.

Voor de besteding van de gelden ten behoeve van culturele doelen (tegenwoordig eveneens bijna fl. 500.000.-) heeft LIRA al in 1991 het LIRA Fonds opgericht. Het bestuur van het LIRA Fonds is identiek aan het bestuur van de Stichting LIRA, maar wordt bijgestaan door de Adviescommissie, die het bestuur adviseert inzake de ontvangen subsidieverzoeken. Deze Adviescommissie bestaat uit vier deskundigen van buitenaf (op het ogenblik Nicolaas Matsier, Barber van de Pol, Marlies Cordia, Ad de Bont) en twee LIRA-bestuursleden (Rien Verhoef en Nelleke van Maaren). De Adviescommissie vergadert vier maal per jaar en behandelt nu jaarlijks ongeveer 150 subsidieverzoeken, een aantal dat nog steeds toeneemt.

Sinds 1998 is ongeveer een derde deel van de gelden afkomstig uit de leengeldrepartitie. Deze gelden komen ten goede aan specifiek literaire projecten. U moet daarbij denken aan poëzie- en andere literaire manifestaties, bijzondere projecten en publicaties. De rest, voornamelijk afkomstig uit kabel- en thuiskopiegelden, wordt besteed aan dramatische projecten. De doorslaggevende criteria voor de beoordeling van subsidieaanvragen zijn de kwaliteit en de oorspronkelijkheid van een project. Daarnaast streeft het Fonds ernaar jonge auteurs te stimuleren. Bij dramatische projecten worden uitsluitend die kosten gesubsidieerd die direct betrekking hebben op auteurs (het schrijfhonorarium of de vertaalkosten bijvoorbeeld). Verder tracht het Fonds te vermijden dat LIRA als enige subsidiënt van een bepaald project optreedt, tenzij het een aanvraag van heel beperkte omvang - zeg een paar honderd gulden - betreft.

Om teleurstelling te voorkomen zij hier meteen aan toegevoegd dat er geen aanvragen door individuele personen ingediend kunnen worden. Aanvragen dienen afkomstig te zijn van rechtspersonen, dus stichtingen, BV’s, culturele centra, toneelgroepen, producenten, instellingen en organisaties.  

Van de aangevraagde subsidies wordt in het algemeen ongeveer de helft geheel of gedeeltelijk gehonoreerd, in de vorm van een garantiesubsidie (d.w.z. een subsidie achteraf aan de hand van overgelegde stukken). Het voert te ver hier een uitvoerige lijst van alle gesubsidieerde projecten te geven - die overigens in detail in de jaarverslagen van de Stichting Lira vermeld staan - maar in grote lijnen kunnen we zeggen dat het in de huidige situatie zo is dat betrekkelijk veel en zeer uiteenlopende projecten (ongeveer 75 à 80) met betrekkelijk weinig geld worden gesteund. Ook dat is relatief, omdat voor het ene project 4000 gulden van levensbelang kan zijn, terwijl voor het andere 10.000 gulden een miniem percentage van de totale kosten is.

Binnen het LIRA-bestuur en de Adviescommissie is op het ogenblik dan ook een discussie gaande over de oriëntatie van het LIRA Fonds. De beschikbare gelden zullen, naar het zich laat aanzien, de komende jaren stijgen, al is het alleen al omdat het geld dat voor de leengeldrepartitie beschikbaar is volgens de afspraken met de bibliotheken tot 2005 zullen blijven groeien. Daarnaast ligt het in de bedoeling langzaam maar zeker de inhouding op het internationaal gebruikelijke niveau te brengen van rond de 10%.. Dat betekent dat het Fonds, dat in 1991 begon als een fondsje, geleidelijk aan tot een substantiëler fonds uitgroeit. En dus moet het Fonds nadenken over de vraag of het in de toekomst `passief' wil blijven wachten op de aanvragen die binnenkomen - meer dan genoeg, daar niet van, maar erg uiteenlopend van aard en kwaliteit - of dat het beter een `actieve' rol kan gaan spelen in het nadrukkelijk stimuleren van bepaalde projecten en ontwikkelingen. 

Ook de vraag of er grotere bekendheid aan het Fonds moet worden gegeven - en zo ja, op welke manier - staat ter discussie. Tot nu toe is er nooit formeel bekend gemaakt dat er subsidie bij het Fonds kan worden aangevraagd, en toch stromen de aanvragen binnen. Aan de ene kant zouden advertenties in de grote dagbladen de meest transparante (en duurste) procedure zijn, aan de andere kant lopen we het risico daarmee een lawine van aanvragen over ons af te roepen waarvoor de financiële middelen allerminst toereikend zijn. Een tussenweg zou het adverteren in vakbladen zijn. Moeten we ernaar streven minder projecten met meer geld te steunen of juist meer projecten met bescheiden bedragen? Er is veel voor te zeggen om voor het laatste in elk geval een deel van het budget te reserveren, omdat juist voor heel kleine, `goedkope' projecten van (in het algemeen) heel jonge en enthousiaste kunstenaars en organisatoren moeilijk via de grote subsidiesystemen geld te krijgen is. Het is net als bij de grote banken - als je een miljoen leent, leggen ze de rode loper voor je uit, maar wil je   gulden lenen, dan kijken ze je achterdochtig aan. Maar ook grote projecten die in een lacune voorzien - ik denk nu bijvoorbeeld aan het plan voor het Nederlands audiovisueel archief: `hoorspelen uit de schatkamer van de Nederlandse radio' - zijn zeer de moeite waard om te steunen. 

De discussie over al deze vragen is volop gaande en zal nog wel even voortduren. We houden u op de hoogte.

NvM

 

Jaarvergaderig Lira

Zo’n vijftigtal aangeslotenen nam op zaterdag 17 juni 2000 deel aan de jaarlijkse aangeslotenen-bijeenkomst in het Okura Hotel te Amsterdam. Bestuursvoorzitter Kees Holierhoek introduceerde zichzelf en de andere leden van het bestuur van LIRA, dat er sinds het aftreden van Ton Oosterhuis als secretaris/penningmeester eind 1999 als volgt uitziet: Willem Capteyn (vice-voorzitter), Nelleke van Maaren (secretaris), Rien Verhoef (penningmeester) en Peter Smit. Daarnaast introduceerde hij André Beemsterboer, directeur van LIRA, Renate Sijm - de nieuwe account manager en opvolgster van Marja Kok - alsook enkele medewerkers van het LIRA bureau, te weten Maureen Arnhem, Chantal van Sluis en Martin van Dam.

 

Beleid en activiteiten 1999 en 2000


Door LIRA-voorzitter  Kees Holierhoek werd teruggeblikt op het gevoerde beleid in 1999 en werden de reeds in gang gezette en voorgenomen activiteiten voor het jaar 2000 toegelicht.

Hij stond stil bij twee belangrijke feiten in 1999, namelijk de leenrechtrepartitie die eind 1999 plaats vond en de afspraken die met de bibliotheken zijn gemaakt voor wat betreft de vergoeding voor de uitleen van geschriften. Geconstateerd kon worden dat de repartitie al weer beter was verlopen dan het jaar ervoor, maar nog lang niet optimaal. Er zal in 2000 veel energie worden gestoken om fouten (m.n. over 1997 en 1998) te herstellen en het repartitieproces verder te verbeteren. Lastig hierbij is dat nog niet alle schrijvers en vertalers die aanspraak kunnen doen gelden op een leenrechtvergoeding, bij LIRA met naam, adres en rekeningnummer bekend zijn. Daarnaast tekent zich af dat het aandeel voor buitenlandse schrijvers en vertalers in de totaal voor verdeling beschikbare leenrechtgelden circa 15% tot 20% bedraagt.
 

Verheugend voor LIRA was dat eind 1999 in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (STOL) overeenstemming is bereikt over de leenvergoeding voor geschriften (dus: boeken, tijdschriften, maar ook van bijv. bladmuziek) voor de periode 2000 tot en met 2005. Was voorheen een zogenoemde lumpsum op jaarbasis het vertrekpunt, vanaf het jaar 2000 wordt uitgegaan van een tarief per uitlening, per 1 januari 2000 gesteld op één Eurodubbeltje (ƒ 0,220371) waarop een afnemend kortingspercentage wordt toegepast, totdat  het niveau van één Eurodubbeltje met ingang van 2005 zal zijn bereikt. Voor de periode van 2000 tot 2005 wordt daarnaast een indexering toegepast. Het totaal voor verdeling onder makers en uitgevers van boeken, tijdschriften en bladmuziek beschikbare bedrag zal – bij een gelijk blijvend aantal uitleningen van 160 miljoen – in de richting van de 40 miljoen gulden per jaar gaan. 

 

De voorzitter memoreerde voorts dat de verdeling van LiteROM-gelden ter hand was genomen. De eerste vijfhonderd recensenten hebben inmiddels een vergoeding voor de van hen opgenomen recensies ontvangen. Inspanningen blijven erop gericht alle rechthebbende auteurs te traceren.

Eind 2000 zal LIRA naar verwachting worden betrokken bij het verdelen van bij de Stichting Reprorecht gereserveerde gelden voor auteurs van algemene boeken. Deze gelden zullen om praktische redenen gevoegd worden bij de te verdelen leenrechtgelden, omdat er geen andere bruikbare gegevens voorhanden zijn om het geld bij individuele rechthebbenden te krijgen.

De voorbereidingen voor de – tweejaarlijkse - LIRA Prijs en LIRA Lezing 2001 zijn gestart. Prijs en Lezing zullen in dat jaar in het teken staan van het genre televisiedrama. Het ligt in de bedoeling de prijs uit te reiken aan een schrijver van een origineel televisie-dramawerk dat zich bijzonder heeft onderscheiden en is uitgezonden in de periode 1997 tot en met 2000.

 

Hierop volgde de nodige reacties uit de zaal. Vragen waren onder meer: hoe zit het met mijn leenrechtvergoeding als ik werk in eigen beheer uitgeef? Zijn er wel duidelijke richtlijnen voor de bibliotheken in verband met door hen aan te leveren uitleeninformatie? Waarom wordt geen rente over leenrechtuitkeringen vergoed? Hoe weet ik als rechthebbende zeker dat de leenrechtregistratie klopt?

Als antwoord op deze en vele andere vragen werd gesteld dat aanspraken op  uitleningen als uitgever in eigen beheer tevoorschijn moeten komen in de steekproef. Men wende zich als uitgever in eigen beheer dan ook voor een uitkering tot de Stichting PRO, de organisatie die voor uitgevers diverse rechten verdeelt. Voor wat betreft het niet uitkeren van rente, lichtte LIRA-penningmeester Rien Verhoef toe dat de rentebaten gevoegd worden bij de voor verdeling beschikbare gelden. André Beemsterboer, directeur van LIRA, zette uiteen dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt met de bibliotheken over het aanleveren van informatie. Het aanleveren van titelspecifieke informatie is echter geen wettelijke plicht voor de bibliotheken. Ook is dergelijke informatie niet relevant voor hun bedrijfsvoering. LIRA kan geen sancties hanteren.
 

Hierbij moet worden bedacht dat het in de steekproef om zo’n 80 miljoen uitleningen, 400.000 titels en ca. 14.000 rechthebbende auteurs gaat. Hoewel de bibliotheken loyaal aan het leenrecht meewerken en zich grote inspanningen getroosten, kan worden geconstateerd dat er soms foutief door bibliotheken wordt aangeleverd. Dat is derhalve één van de redenen om controlespecificaties aan auteurs voor te leggen! Hij benadrukte nog eens dat LIRA dringend. behoefte heeft aan auteurs én bibliotheken om een correct bestand op te bouwen.

 

Bestuursverkiezingen

Vervolgens waren de bestuursverkiezingen aan de orde. De voorzitter van het bestuur, Kees Holierhoek, door de VsenV voorgedragen voor herbenoeming voor een periode van 3 jaar , werd zonder tegenstemmen en onthoudingen benoemd. 

Leenrecht buitenland
 

André Beemsterboer hield een inleiding over het leenrecht buitenland. Het leenrecht heeft een internationaal karakter. Een belangrijke basis is te vinden in een Europese richtlijn. Op grond van die richtlijn hebben de verschillende nationale overheden binnen de Europese Unie de vrijheid om hieraan in hun eigen staten een eigen invulling te geven. Consequentie is dat de situatie binnen de onderscheiden Europese landen nogal uiteenloopt, zowel voor wat betreft het tempo waarin ee en ander gebeurt alsook voor wat betreft de juridische basis van de leenvergoeding (auteursrecht, welzijnswet, bibliotheekwet etc).

Vastgesteld kan worden dat de mogelijkheden van de Europese richtlijn op dit punt in  Nederland gelukkig voortvarend en auteursrechtelijk door de wetgever zijn benut. Feitelijk heeft Nederland alleen in buurland Duitsland een “sterke broeder” als het gaat om een stevige auteursrechtelijke verankering van het leenrecht. Doel is om dit jaar de voor Nederlandse leenrechthebbenden bij de Duitse zusterorganisatie VG Wort gereserveerde leenrechtgelden te gaan incasseren. Door LIRA worden daartoe administratieve voorbereidingen getroffen, zodat relevante bestanden uitgewisseld kunnen worden.

 

Dat dit onderwerp onder de aangeslotenen leeft, bleek uit de vele vragen die op de inleiding volgden. Zo wilde een aanwezige weten hoe de situatie in Ierland op dit punt is. André Beemsterboer lichtte toe dat Ierland wel een zogenaamd “public lending right” –systeem kent, maar noch de bibliotheken noch de overheid financiële middelen beschikbaar stellen.

De boeiende vraag werd opgeworpen of je als individuele auteur kunt verbieden dat Belgische bibliotheken je boek uitlenen. Het antwoord was even ontnuchterend als helder: je moet een recht hebben om het te kunnen uitoefenen en in België zijn tot op heden geen wettelijke maatregelen op dit punt van kracht.  Het is kortom vooralsnog aan een ieder in België toegestaan boeken uit te lenen zonder verplichting tot het betalen van een vergoeding aan rechthebbenden.

Conflict NOS-NSS TC \l1 "

Willem Capteyn schetste een beeld van het slepende conflict van het Netwerk Scenarioschrijvers (NSS) met de publieke omroepen over de naleving van de enige jaren geleden overeengekomen Honorariumregeling voor het schrijven en uitzenden van Nederlands drama. Verderop treft u een korte uiteenzetting van zijn hand aan.

 

Naar aanleiding van de inleiding van Willem Capteyn ontspon zich een discussie over

hoe LIRA op bepaalde terreinen schrijvers het beste van dienst kon zijn. De voorzitter bracht  als actueel vraagstuk naar voren of LIRA nu of op langere termijn over zou moeten gaan tot collectieve exploitatie van rechten op audiovisuele werken, dus tv-drama en film, en zo ja, hoe je dat dan met de grootste kans op succes doet.  

Dit ontlokte een reactie vanuit de aangeslotenen waarom al niet eerder tot collectieve exploitatie van audiovisuele en toneelrechten is overgegaan. Vanachter de LIRA-tafel werd opgemerkt dat je, om als organisatie succes te hebben, wel een substantieel deel van de rechten in handen dient te krijgen.


Rondvraag

Desgevraagd bracht Kees Holierhoek naar voren dat alle ontwikkelingen rondom het Internet en nieuwe technologieën in relatie tot het auteursrecht volop de aandacht van LIRA hebben. Hierbij moet worden gedacht aan het auteursrechtelijk goed regelen van contracten met betrekking tot elektronische uitgaven (zoals het E-book en databanken), digitale uitzendmogelijkheden en het idee om bij wijze van proef, samen met Sabam en de Italiaanse zuster-organisatie SIAE,  een toneeldatabank op te zetten. Dit soort onderwerpen zal de komende jaren hoog op de agenda van LIRA blijven.

 

RS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Klachtencommissie leenrecht

Op 28 maart 2000 kwam een uit het bestuur van de Stichting LIRA gevormde klachtencommissie bijeen om schriftelijk ingediende klachten naar aanleiding van de leenrechtrepartities 1999, de na-repartitie 1997 en de na-repartitie 1998 te bespreken en het LIRA-bestuur over de concrete behandeling en eventuele maatregelen te adviseren. De ca. 40 voorgelegde klachten vielen grosso modo als volgt te rubriceren.

Fouten in de verrekening van uitkeringen en voorschotten

In de na-repartities 1997 en 1998 zijn vooral bij leenrechthebbenden die bij LIRA nog in het krijt stonden als gevolg van eerder verstrekte, te hoog gebleken voorschotten, fouten opgetreden in de verrekening van na-uitkeringen. Het ging daarbij om enkele honderden personen op een totaal van meer dan 2000 leenrechthebbenden.

 

Het feit dat deze fouten zich hebben voorgedaan, valt ernstig te noemen. Ze zullen worden hersteld in een volgende repartitie-ronde die volgens plan halverwege het jaar 2000 plaats zal vinden, ongeveer tegelijk met de na-repartitie 1999.

 

Niet tijdig overgenomen correcties en aanvullingen

Als ernstig beoordeelde de klachtencommissie ook het feit dat auteurs die - met veel inspanningen - nog binnen de wel uiterst krap geworden inzendtermijn hun correcties en aanvullingen op de controle-specificaties 1999 hebben ingezonden, deze door tijdgebrek niet overgenomen zagen op de definitieve specificaties. Dat dit te wijten viel aan problemen met het computersysteem, waardoor oorspronkelijk beoogde data waarop controle-specificaties zouden worden verzonden, steeds verder in de tijd opschoven, zal door velen nog slechts met heel veel moeite als excuus aanvaard kunnen worden.

 

Niet overgenomen correcties en aanvullingen zullen alsnog worden overgenomen met het oog op de na-repartitie 1999 die voor halverwege 2000 op het programma staat. De inspanningen zijn dus niet voor niets geweest, maar de klachtencommissie kan zich voorstellen dat dat als een geringe troost wordt ervaren.

 

Tussentijds verhoogde boekenprijzen

In een betrekkelijk groot aantal gevallen vroegen auteurs in hun schriftelijk neergelegde klacht om een verhoging van de prijzen die bij de berekening van de leenrechtvergoeding een rol spelen. 

 

Als het daarbij ging om tussentijdse verhogingen van de verkoopprijs bij een gelijkblijvend ISBN-nummer, kon op dat verzoek reglementair niet worden ingegaan. Immers, de leenrechtuitkering wordt berekend op grond van het aantal uitleningen in de steekproef alsmede op grond van de officiële verkoopprijs die bij eerste aanbieding door de uitgever aan het boek is meegegeven. Latere verhogingen van de prijs spelen pas weer een rol in de berekening, als die verhoging gepaard gaat met een nieuw ISBN-nummer. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn bij een gewijzigde herdruk of het uitkomen van een pocketeditie. 

 

Om principiële redenen van evenredige compensatie is de prijsfactor indertijd in het reglement opgenomen. Om praktische redenen is tegelijk besloten niet elk jaar tot een zeer arbeidsintensieve en daardoor kostbare aanpassing van prijzen over te gaan.

 

Oeuvre-lijst

In een betrekkelijk groot aantal gevallen waren auteurs van mening dat ten onrechte geen aandacht was besteed aan door hen opgestuurde titels, aangezien die titels niet op de specificaties voorkwamen.

 

Om het systeem niet onnodig te belasten worden in de regel alleen titels ingevoerd die zijn uitgeleend. Of ze zijn uitgeleend, blijkt uit de steekproef. Opgegeven titels die niet als uitgeleend in het systeem zitten, worden, wanneer ze worden aangemeld, door de computer langs een groep uitgeleende titels geleid die nog niet aan een bepaalde auteur gekoppeld konden worden, bijvoorbeeld door het ontbreken van een ISBN-nummer. Komt de door de auteur opgegeven titel in dat nog niet gekoppelde bestand voor, dan zal deze titel promoveren naar de gekoppelde en uitgeleende titels en voortaan op de specificaties van de auteur verschijnen. Valt er echter geen koppeling te maken, dan trekt het systeem de conclusie dat het een niet uitgeleende titel betreft en dan verschijnt deze titel niet op de specificaties. Met andere woorden: de specificaties zijn geen oeuvre-lijsten, maar lijsten van uitgeleende titels. 

 

Het kan in een enkel geval voorkomen dat titels die aanvankelijk waren uitgeleend, niet meer worden uitgeleend. In dat geval zal zo'n titel nog wel op de controle-specificatie blijven voorkomen, maar niet meer op de 'definitieve specificatie'.

 

Raadplegingen en uitleningen

in een aantal gevallen werd gevraagd om uitkering van leenrechtgeld voor wat in feite raadpleging van naslagwerken in openbare bibliotheken betrof. In de nieuwe auteursrechtelijke leenrecht-wetgeving van eind 1995 worden alleen uitleningen, geen raadplegingen, tot de handelingen gerekend waarvoor openbare bibliotheken een billijke vergoeding verschuldigd zijn. Aan het verzoek om een aanvullende herberekening in verband met raadplegingen kon dan ook niet worden voldaan. Praktisch zou dat ook niet uitvoerbaar zijn, omdat bibliotheken geen informatie leveren over het aantal raadplegingen, uitsluitend over het aantal uitleningen.

 

Aandelen verzamelwerken

Een aantal klachten had betrekking op de percentuele verdeling van aandelen die schrijvers, vertalers en bewerkers hebben in de vergoeding voor de uitleen van verzamelwerken, werken gemaakt door meer dan één auteur. 

 

Op de leenrechtvergoeding zijn conform het LIRA-verdelingsreglement standaard verdeelsleutels van toepassing. Als er bijvoorbeeld meer dan één schrijver per boek is, ontvangt iedere schrijver een gelijk deel. Is een andere verdeling overeengekomen, dan kunnen rechthebbenden hiervan melding maken. Na ontvangst van de schriftelijke akkoordverklaring van alle betrokken auteurs met die onderlinge verdeling, wordt deze gecorrigeerd door middel van na-uitkeringen en zal de nieuwe verdeling voor de toekomst worden ingevoerd. In de regel blijft de beschikbare leenrechtvergoeding tot vijf jaar gereserveerd, daar leenrecht-aanspraken reglementair na deze periode vervallen. 

 

Sterk wisselende omvang van het aantal uitleningen

Een aantal auteurs is verwonderd over sterke schommelingen in het aantal vermelde uitleningen. Zij vergeleken cijfers van een aantal jaren met elkaar.

 

Vermelde getallen hadden echter niet betrekking op het totale aantal uitleningen, maar op het aantal uitleningen in een steekproef. Deze steekproef kan van jaar tot jaar beduidend in omvang verschillen, zodat de getallen sterk kunnen schommelen zonder dat het feitelijke aantal uitleningen dezelfde variatie hoeft te vertonen.

 

De steekproef in 1999 was kleiner dan die in 1997 en 1998. Voor volgende jaren wordt weer een groei verwacht naar het 'oude' niveau van tegen de 50%.

 

Vervanging van forfaitaire prijs van f 25,00

Waar bij de berekening van de leenrechtvergoeding de verkoopprijs onbekend is, wordt een gemiddelde prijs van in Nederland verkochte boeken aangehouden, in de repartities 1997, 1998 en 1999 steeds afgerond op ƒ 25,00.

 

Wanneer in een klachtenprocedure blijkt dat de tijdelijk aangehouden gemiddelde prijs van ƒ 25,-- kennelijk onbillijk is, kan deze worden vervangen door de prijs bij eerste aanbieding door de uitgever aan de bibliotheken. Voorwaarde is dan wel dat deze prijs naar het oordeel van het LIRA-bestuur langs andere objectieve weg kan worden vastgesteld (bij voorbeeld aan de hand van Brinkmans Catalogus). Overigens is deze regeling niet van toepassing met terugwerkende kracht.

 

Nog niet opgenomen recente uitgaven

Een aantal auteurs spreekt er zijn bevreemding over uit dat recent verschenen boeken niet op de controle-specificatie staan. Zij gaan ervan uit dat hun boek wel degelijk is uitgeleend.

 

Dat laatste is heel goed mogelijk. Het kan echter enige tijd in beslag nemen, voordat een in de handel gebracht boek, ook daadwerkelijk in bibliotheken voor uitlening beschikbaar is. Dat kan net lang genoeg duren om buiten de peilperiode te vallen die voor de leenrechtrepartitie 1999 loopt van 1 juli 1998 tot 1 juli 1999. Het zijn de uitleningen uit deze peilperiode die in de steekproeven opgenomen worden. Wordt een boek op 1 augustus 1999 uitgeleend, dan kan die uitlening dus ook niet in de steekproef verschijnen. Dus wordt deze feitelijke uitlening niet in de leenrechtrepartitie 1999 betrokken, maar pas in de volgende, die van eind 2000.

 

Bevestiging ontvangst van correcties/aanvullingen

Een aantal leenrechthebbenden deed zijn beklag over het uitblijven van antwoorden op opgestuurde correcties en opmerkingen.

 

Nader onderzoek wees uit dat dit probleem zich vooral voordeed ten aanzien van correcties en opmerkingen die pas op termijn in een na-uitkering of na-repartitie zouden kunnen worden verwerkt. Het uitblijven van een reactie van de zijde van het bureau kan de indruk wekken dat de gemaakte correcties en opmerkingen niet aan de orde zouden komen en voorgoed terzijde waren gelegd.

 

Overleg met het management heeft geleid tot het besluit om ten aanzien van correcties en opmerkingen die pas op termijn in een na-uitkering of na-repartitie aan de orde zouden kunnen komen, in ieder geval een ontvangstbevestiging te sturen. Dit voornemen betreft dus slechts een deel van de toegestuurde correcties en opmerkingen.

 

Definitieve specificatie niet echt definitief

Een aantal klachten had betrekking op het definitieve karakter van de zogenoemde definitieve specificatie, de specificatie die volgt op de controle-specificatie. Men was bang dat men na het ontvangen van een definitieve specificatie te laat was voor het claimen van uitgeleende titels en geld. 

 

Feit is dat de benaming 'definitieve specificatie' niet wil zeggen dat daarna geen correctie of aanvulling meer mogelijk zou zijn. Als iemands correcties of aanvullingen om wat voor reden dan ook niet meer verwerkt kunnen worden in de gewone repartitie op de definitieve specificatie, bestaat er altijd nog een na-repartitie, waarop die aanvullingen en correcties wel degelijk van invloed kunnen zijn. In die zin kan de benaming definitieve specificatie een verkeerde indruk wekken.

 

Aanspraken op leenrechtvergoedingen blijven vijf jaar geldig. Niet uitgekeerde gelden worden na verloop van die termijn weer bij de te verdelen gelden gevoegd, zoals LIRA dat ook doet met jaarlijkse exploitatie-overschotten.

 

KH

 

 

Adviezen van het bureau

Verwijzen naar aansluitingscontract

 

Niet zelden streven omroeporganisaties en uitgevers ernaar zoveel mogelijk rechten overgedragen te krijgen. Bij een opdracht voor een boek, artikel of scenario treft u dan meteen een concept-contract aan waarin is vastgelegd dat de maker zijn auteursrecht op dat werk aan de opdrachtgever overdraagt. Het is zelfs mogelijk dat u in een enkel contract het auteursrecht op al uw bestaande en toekomstige werken in een keer overdraagt. Dat betekent meestal dat tegelijk een belangrijke inkomstenbron, bedoeld voor de makers, overgaat naar de uitgever of omroep. Dit is een ongewenste ontwikkeling. Het is dus zaak uw contracten goed door te lezen en niet meer rechten over te dragen dan strikt noodzakelijk is, en bij voorkeur geen rechten over te dragen, maar een licentie te verlenen.

 

Regelmatig stellen schrijvers, scenaristen en vertalers ons in dat verband de vraag hoe op een eenduidige, heldere manier in een contract melding kan worden gemaakt van het feit dat bepaalde exploitatierechten reeds bij LIRA berusten.  In een voorliggend concept-contract ontbreekt vooralsnog maar al te vaak een verwijzing naar het feit dat betrokkene een aansluitingsovereenkomst heeft met LIRA. Ook komt het voor dat toepasselijke bepalingen in het modelcontract (het Modelcontract voor de uitgave van oorspronkelijk Nederlandstalig literair werk, zoals opgesteld door de Groep Algemene Uitgevers en de Vereniging van Letterkundigen alsook het GAU/VvL Modelcontract voor de uitgave van een vertaling van een literair werk) in minder gunstige zin zijn bijgesteld.

 

In antwoord hierop lijkt het raadzaam onderstaande tekst - of woorden van gelijke strekking - op te laten nemen aan het slot van het contract met uitgever of omroeporganisatie:

 

“Van deze overeenkomst zijn uitgesloten de auteursrechten en bevoegdheden waaromtrent de schrijver/vertaler/bewerker een aansluitingscontract met de Stichting LIRA heeft gesloten. Dit aansluitingscontract is partijen genoegzaam bekend.”

 

LiteROM-gelden

 

Nadat begin april van dit jaar de handtekeningen waren geplaatst onder het contract met uitgeverij Biblion, heeft LIRA ca. 1500 bij haar met naam en adres bekende recensenten aangeschreven met het oog op de uitkering van de vergoeding voor de op de LiteROM opgenomen recensies. Voor de goede orde: het gaat hierbij (nog) slechts om de vergoeding voor recensies die opgenomen zijn vóór 1 januari 1997 (zie ook het artikel “LiteROM-regeling voor literaire recensenten” p. 6-7 in het vorige bulletin).

Inmiddels hebben ruim 550 schrijvers de lastgeving en volmacht ondertekend geretourneerd en de vergoeding ontvangen. Dat is mooi, maar niet voldoende. Wij roepen u dus op – indien u weet of vermoedt dat recensies van uw hand op de LiteROM zijn opgenomen – zich te melden bij het bureau van onze stichting. Contactpersoon: Jimmy Veldwijk, tel. 020 – 34 70 591

 

Vaak wordt de vraag gesteld hoever de “lastgeving en volmacht LiteROM-regeling” zich uitstrekt. Deze volmacht houdt slechts in dat Stichting LIRA resp. Stichting Nieuwswaarde bevoegd is om namens u als maker op overeen te komen voorwaarden aan de producent van de LiteROM toestemming (een licentie) te verlenen tot opname en het opgenomen houden van de desbetreffende recensies uitsluitend voor zover het gaat om opname hiervan op de LiteROM. 

 

RS

 

 

Berichten

Conflict scenarioschrijvers met de publieke omroepen

 

Het conflict tussen het Netwerk Scenarioschrijvers en de Publieke Omroepen sleept zich voort. Voor degenen die de materie niet meer zo paraat hebben, volgt hier een kort overzicht. In 1995 werd er na jarenlange onderhandelingen  een door beide partijen positief beoordeelde overeenkomst gesloten tussen het Netwerk en het HOCO, het Honorarium College van de NOS dat de condities vaststelt waaronder freelancers voor de publieke omroepen werken. Redelijke minimumtarieven en een regeling van de uitzendrechten vormden de belangrijkste punten in deze door het Netwerk als bindend aangegane regeling. In de jaren die volgden werd deze centrale regeling steeds vaker en steeds brutaler door publieke omroepen ontdoken. Het Netwerk heeft hiertegen veelvuldig geprotesteerd, maar deze protesten veranderden niets aan de gang van zaken. Uiteindelijk bleef er geen andere weg dan die naar de rechter. 

 

Er werd door het Netwerk een kort geding aangespannen. Dat diende op 20 mei van het vorig jaar. Op 10 juni volgde een uitspraak die bepaald niet rooskleurig was voor de scenarioschrijvers. Op advies van de raadsman en dankzij de financiële steun van de Stichting Rechtshulp Auteurs werd er beroep tegen de uitspraak aangetekend. Op 8 december van het vorig jaar diende de zaak in beroep. Tijdens de zitting toonde de president aanmerkelijk meer begrip te hebben voor de positie van scenarioschrijvers dan zijn collega ter eerste zitting. Toch voorzag hij dat beide partijen bij een uitspraak veren zouden moeten laten. Daarom gaf hij de opponenten ernstig in overweging om  nog een laatste poging te doen om tot een compromis te komen. 

 

Er volgden een aantal moeizame gesprekken tussen het Netwerk Scenarioschrijvers en vertegenwoordigers van de publieke omroepen,  maar al gauw werd duidelijk dat de posities zover uiteen lagen dat het heel moeilijk zou worden om tot een voor beide partijen bevredigend compromis te komen. Nieuwe voorstellen van de zijde van het HoCo hielden een ernstige verslechtering in van wat in 1995 bereikt was.

 

Inmiddels is er opnieuw een half jaar verstreken en rijst de vraag of er niet een geheel andere weg ingeslagen moet worden. LIRA trekt zich het lot van de scenarioschrijvers zeer aan. Er vindt momenteel intensief overleg plaats tussen de besturen van LIRA en het Netwerk Scenarioschrijvers om te bezien welke actie ondernomen kan worden.

 

WC

 

 

Bestuur en bureau van de stichting Lira

De Stichting LIRA beheert als auteursrechtorganisatie op collectieve wijze auteursrechten en auteursrechtelijke aanspraken van schrijvers en vertalers die door hen individueel niet, of slechts met de grootst denkbare moeite, te gelde kunnen worden gemaakt.

Postadres:

Stichting LIRA

Postbus 594

1180 AN Amstelveen

 

Bezoekadres:

Prof. E.M. Meijerslaan 3

1183 AV Amstelveen

 

Telefoon: 020 - 34 70 317

Fax: 020 - 34 70 453

E-mail: lira@cedar.nl

 

Bankrekeningnummers:

ABN: 54 64 92 665

Postbank: 50 01 51

 

Bestuur Stichting LIRA:

Kees Holierhoek, voorzitter

Willem Capteyn, vice-voorzitter

Nelleke van Maaren, secretaris

Rien Verhoef, penningmeester

Peter Smit, lid

 

Bureau Stichting LIRA:

André Beemsterboer, directeur

Renate Sijm, accountmanager

Marquerite Boerlage, secretariaat

Sabina Stol, secretariaat

Gerard Kamstra, hoofd administratie

Maureen Arnhem, administratief medewerker

Chantal van Sluis, administratief medewerker

Bart Schomaker, administratief medewerker

Jimmy Veldwijk, administratief medewerker

Maarten Rongen, administratief medewerker

Scott Rollins, administratief medewerker

Martin van Dam, administratief medewerker

Okke Visser, juridische dienst

Jeroen v/d Bergh, computerondersteuning

 

 

Colofon

Dit is een uitgave van de Stichting LIRA,

Postbus 594, 1180 AN Amstelveen, 

telefoon: 020 - 34 70 317

fax:         020 - 34 70 453

 

Redactie: Nelleke van Maaren

     Renate Sijm

     Kees Holierhoek

Bijdrage: Willem Capteyn

Foto's:        Nelleke van Maaren

 

Ontwerper:        Rutger Fuchs, Amsterdam