editie 17 / september 2005

Scenarioschrijvers en internet; het antwoord van Lira op nieuwe explotatiewijzen

Nieuwe tijden zorgen voor nieuwe manieren in de verspreiding van tv-uitzendingen en programma’s. Consumenten zullen ook via internet (en via internet op hun tv) naar dramaproducties kunnen kijken. Deze en andere programma’s waaraan Nederlandse auteurs hebben meegewerkt, zullen soms ook onder speciale voorwaarden via internet gedownload kunnen worden. Het is vooral op het terrein van de audiovisuele producties dat zich in een stevig tempo nieuwe ontwikkelingen aandienen, ontwikkelingen waarop de Stichting Lira ten behoeve van bij haar aangesloten auteurs, maar evenzeer ten behoeve van regelingen zoekende exploitanten en ongeduldig wachtende consumenten in moet spelen.

Deze nieuwe ontwikkelingen spelen zich af op een aantal niveaus. Daar is allereerst het niveau van de opslag en verspreiding van werken. Opslagmogelijkheden zijn door de digitalisering praktisch onbeperkt geworden. Er hoeven geen enorme hallen met celluloid films op spoelen meer gebouwd en in stand gehouden te worden. 

Voor wat de verspreiding betreft: de kabel is eigenlijk al een ouderwets, in elk geval traditioneel soort distributiemiddel aan het worden. Breedband via internet (ADSL) en digitale etherverspreiding (Digitenne) vormen slechts een paar van de nieuwe distributiewijzen in een spectrum dat voortdurend zal blijven veranderen. De laatste uitvinding op deze aarde is immers nog niet gedaan.

Maar evenzeer valt een groei in het aantal exploitanten waar te nemen, instellingen en bedrijven die zich op verschillende manieren bezig willen houden met de verspreiding van auteursrechtelijk beschermde werken. Zij richten hun aandacht vooral op televisiezenders en  interactieve diensten (internet). Bij de bestaande kabelexploitanten, verenigd in de Vecai, voegen zich publieke en commerciële omroepen en bedrijven als Digitenne, Versatel, Scarlet en KPN. Een essentiële voorwaarde voor hun succes is het verkrijgen van rechten, lees: toestemming van rechthebbenden voor het gebruik en hergebruik van werken. Vandaar dat er momenteel druk onderhandeld wordt tussen rechthebbenden en exploitanten over de voorwaarden, vooral de financiële voorwaarden, waaronder toestemming kan worden verleend. 

Noodzakelijkerwijs zijn dit - zoals bij andere vormen van collectief beheer van rechten - collectieve onderhandelingen. Wie tevoren met alle rechthebbenden op één avond tv, zelfs al zou het maar om één zender gaan, op individuele basis afspraken over de vergoeding zou willen maken, is misschien wel een maand met een flink kantoor onafgebroken bezig met individuele onderhandelingen met veel Nederlandse en nog veel meer buitenlandse rechthebbenden. Alleen al op praktische gronden is het noodzakelijk collectief te onderhandelen. Ook de Nederlandse Auteurswet voorziet sinds kort in die praktische behoefte en wel in het betrekkelijk nieuwe artikel 26a in de Auteurswet. Om over de gelijktijdige, ongewijzigde en onverkorte uitzending als daarin bedoeld te kunnen onderhandelen moet Lira ook wel iets in handen hebben om over te onderhandelen, dus kabelrechten. Nog dwingender wordt die eis als het gaat om de verspreiding van werken buiten het verband van de gelijktijdige doorgifte. Denk aan de toegang tot tv- en filmwerken via streaming en de online terbeschikkingstelling met de mogelijkheid het programma te downloaden.

Hoe staat het met breedband tot nu toe?

Op de NOS in samenwerking met de Wereldomroep rust ingevolge artikel 16 lid 2 sub 1 van de Mediawet de wettelijke taak voor losse medewerkers van de publieke omroepen de honorering (lees: arbeidsvoorwaarden) vast te stellen. Als goed werk- en opdrachtgever doet de NOS dat in overleg met vertegenwoordigers van de diverse groepen van losse medewerkers. Zo ook met het Netwerk Scenarioschrijvers namens de scenarioschrijvers. De uitkomsten van dat overleg worden vastgelegd in de regelingen van het NOS-Honorarium College waaraan de publieke omroepen en de losse medewerkers zich op grond van de Mediawet hebben te houden.

Al tijdens de onderhandelingen in 2001 tussen het Netwerk Scenarioschrijvers enerzijds en de publieke omroepen, verenigd in de NOS, anderzijds, uitlopend op de zogenoemde Scenario-raamovereenkomst met een looptijd tot 1 juli 2006, is het internetgebruik van tv-drama uitdrukkelijk aan de orde geweest. Toen is voor wat tv-drama betreft afgesproken dat er een aparte regeling voor internetgebruik van kracht is tot het moment dat de breedbandtechnologie zich overal als verspreidingsmiddel aan zou dienen. Dan zouden  partijen zich inspannen om tot nieuwe afspraken te komen. Dat moment lijkt thans volop te zijn gekomen. 

Tot zolang gold volgens de Scenario-raamovereenkomst een licentie tot gelijktijdige en niet-gelijktijdige (on demand)  internetverspreiding van werken die onder de regeling vallen onder een aantal strikte voorwaarden. Die voorwaarden hielden in dat de via internet verspreide werken integraal (dus niet in gedeeltes) zouden worden vertoond, dat de internetuitzendingen niet plaats zouden vinden via een zogenaamd ander organisme dan de publieke omroep en niet via sublicenties van de publieke omroepen aan derden, en dat uitgezonden programma’s niet te downloaden zouden zijn.

Overig internetgebruik zou ingevolge de Scenario-raamovereenkomst in het oog gehouden worden door een paritair uit NOS- en Netwerk/Lira-vertegenwoordigers samengestelde werkgroep die het gebruik en de ontwikkelingen in kaart zou brengen en die steeds per jaar zou rapporteren, waarna het onderwerp voor nader beraad weer op de agenda voor de jaarlijkse evaluatievergadering zou verschijnen.

Onder de Scenario-raamovereenkomst tussen NOS en het Netwerk Scenarioschrijvers/VSenV vielen niet de speciaal voor internet gemaakte programma’s en voor internet bewerkte programma’s. Daarover stond en staat het omroepen en auteurs vrij naar eigen inzicht individuele afspraken te maken.

Nu ontwikkelingen zich uitermate snel voltrekken is door het Netwerk Scenarioschrijvers en Lira besloten een gezamenlijke delegatie te vormen die overleg gaat voeren met de NOS als vertegenwoordiger van de publieke omroepen. Het gaat daarbij om de hernieuwde invulling van wat in artikel 16 lid 2 sub i van de Mediawet tot de wettelijke taak van de NOS wordt gerekend: het vaststellen van de honorering van losse medewerkers, in casu scenarioschrijvers.

Ook is er recent (2005) een bijeenkomst met scenarioschrijvers geweest in het Van Deysselhuis in Amsterdam met de vraag of zij iets zouden zien in het verstrekken van een machtiging, inhoudende dat Lira met betrekking tot bestaand opgenomen werk het internet-hergebruik namens auteurs zou kunnen regelen. Dat wil zeggen dat Lira onder voorwaarden toestemming zou kunnen gaan verlenen tot hergebruik, gelden zou gaan incasseren voor dat hergebruik en binnengekomen gelden onder auteurs zou gaan verdelen. De reactie van aanwezige auteurs was overwegend positief.

Om Lira een juridische positie te geven bij het collectief regelen van dit hergebruik via internet hebben bij Lira aangesloten scenarioschrijvers een verzoek van Lira gekregen hun rechten en aanspraken op dit terrein, zowel ten aanzien van streaming van programma’s via internet als ook download via internet, aan Lira toe te vertrouwen. Daarmee zal Lira in de meeste gevallen niet in haar eentje toestemming kunnen geven, want bij audiovisuele producties zijn veel meer soorten rechthebbenden dan alleen scenarioschrijvers betrokken. Al die rechthebbenden kunnen een zekere contractuele of wettelijke bevoegdheid of een eigen financiële aanspraak op een billijke vergoeding hebben. Maar Lira zal wel samen met die andere soorten rechthebbenden in collectieve onderhandelingen voor háár deel van het geheel onder voorwaarden toestemming kunnen geven en op die wijze het beoogde hergebruik mede mogelijk kunnen maken, zoals dat ook in de collectieve onderhandelingen over kabelgelden gebruikelijk is.

Het is dan ook van groot belang dat scenarioschrijvers en andere auteurs van uitgezonden werken hun rechten en financiële aanspraken voor wat betreft internet-hergebruik (streaming en download) aan Lira toevertrouwen door hun handtekening te zetten op het toegezonden machtigingsformulier. Dat maakt Lira tot één van de gesprekspartners voor exploitanten die graag veel meer met deze schat aan anders onvertoond blijvende programma’s zouden willen gaan doen. We hopen dan ook op een ruime en positieve respons op de door Lira en het Netwerk Scenarioschrijvers rondgezonden brieven. Dan kunnen de onderhandelingen beginnen.

KH

 

Kabelonderhandelingen

Eerst even terug in de geschiedenis. In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw bestreden rechthebbenden en kabelexploitanten elkaar voor de rechter. De exploitanten van, zoals dat toen nog heette, centrale antenne-inrichtingen, waren van mening dat zij gebruik maakten van niets meer of minder dan een bundeling privé-antennes. Het enige dat zij in hun eigen optiek deden, was het ontvangen van signalen die toch al in de ether aanwezig waren en het doorgeven van die programma’s aan degenen die op hun centrale antenne waren aangesloten. Toestemming van rechthebbenden was naar hun mening dan ook niet nodig.

Rechthebbenden stonden op het standpunt dat de beheerders van die ontvangstinrichtingen tegen betaling van een vergoeding aan abonnees televisie- en radioprogramma’s leverden en dan ook moesten worden beschouwd als commerciële exploitanten van die programma’s. Dat waren auteursrechtelijk relevante handelingen waarvoor de toestemming van de rechthebbenden op de werken in die omroepprogramma’s vereist was.

Dagvaarding en uitspraak

Rechthebbenden hebben de exploitant van het kabelnet te Amstelveen gedagvaard. Er liepen twee parallelle zaken: van de kant van rechthebbenden op een film die door de Duitse televisie was uitgezonden en vervolgens via kabelnet Amstelveen was verspreid, en van de kant van rechthebbenden op een film die door de NOS was uitgezonden en gelijktijdig via de kabel was doorgegeven. Die twee casussen waren nodig om vast te stellen of er een mogelijk verschil was in het auteursrechtelijke regime bij het door de kabel openbaar maken van programma’s van de binnenlandse omroep en de verspreiding van buitenlandse zenders.

De Hoge Raad heeft in de zogenaamde ‘Amstelveen-arresten’ heel duidelijk gemaakt dat de kabelexploitanten, zoals dat heet, openbaar maken en daarvoor de toestemming van rechthebbenden moeten verwerven. De kabel behoort niet tot de instantie die de oorspronkelijke uitzending verzorgt (de omroeporganisatie) en de kabel is geen privé-persoon die voor het eigen gebruik een antenne beheert.

Overeenkomst: begin en einde

Na die arresten hebben rechthebbenden (omroepen, film- en televisieproducenten en auteursrechtorganisaties) zich verenigd in een samenwerkingsverband om te onderhandelen met de vereniging van kabelexploitanten Vecai. Die gesprekken leidden tot een overeenkomst die in 1984 tot stand kwam en sinds dat jaar heeft gegolden. Dat contract regelde de toestemming voor het doorgeven van alle programma’s van de binnen- en buitenlandse publieke omroepen. De kabelexploitanten hebben er echter voor gekozen om deze efficiënte regeling te beëindigen. Zij hebben op 1 maart 2004 het contract opgezegd met een opzegtermijn van een jaar. Vanaf die tijd worden er pogingen ondernomen om tot nieuwe bevredigende afspraken te komen. Partijen hadden dus tot 1 maart 2005 om een nieuwe regeling overeen te komen.

De gesprekken over een nieuwe regeling lopen helaas nogal moeizaam. Vecai heeft er voor gekozen om geen modelovereenkomst met alle auteursrechthebbenden te sluiten, maar afzonderlijke gesprekken te voeren met individuele omroepen en andere organisaties. Rechthebbenden blijven op het standpunt staan dat een modelovereenkomst op een efficiënte wijze de toestemming regelt voor een grote groep rechthebbenden op vele werken in een groot aantal televisiezenders. Zij kunnen Vecai echter niet dwingen om van dat collectief gebruik te maken.

Tussenstand

Individuele omroepen hebben nu individuele (tijdelijke) regelingen met Vecai getroffen. Het gaat daarbij in nagenoeg alle gevallen om de eigen rechten van de omroep. Vecai probeert echter de omroepen te dwingen een ‘schoon product’ aan te leveren. Alle rechten, ook die voor doorgifte via Nederlandse kabelnetten, zouden door de omroepen met de rechtenorganisaties moeten worden geregeld en de kabelexploitanten maken dan vervolgens wel afspraken met die omroepen. 

Rechtenorganisaties staan echter op het standpunt dat zij de toestemming willen leveren aan degenen die feitelijk openbaar maken, de programmapakketten samenstellen, de relatie met de consument hebben en de abonnementsgelden incasseren. Kortom: de kabelexploitant. De meeste omroepen delen ons standpunt, maar een enkele (buitenlandse) omroep is bereid als agent voor de kabelexploitant op te treden.

Het volgende obstakel is dat Vecai geen regeling wil treffen voor de verspreiding van de binnenlandse publieke zenders: Nederland 1, 2 en 3. Kabelexploitanten betwisten niet dat zij openbaar maken en dat rechthebbenden recht hebben op een vergoeding, maar dat moet de Publieke Omroep of de overheid maar regelen.

Kort geding

Over deze zaken werden wij het dan ook niet eens. De datum van 1 maart 2005 naderde en rechthebbenden waren niet van plan om een periode zonder enige regeling te accepteren. Film- en televisieproducenten (Agicoa/Sekam) en de auteursrechtorganisaties Buma, Lira, Beeldrecht en Burafo hebben een dagvaarding uitgebracht aan alle kabelexploitanten met de eis van een voorschot op een schadevergoeding vanaf 1 maart 2005.

De rechtbank deed in deze zaak op 7 april 2005 uitspraak. De rechter verlengde de modelovereenkomst tussen de eisers en de exploitanten tot 1 oktober 2005 om zo meer tijd te creëren voor het voeren van realistische onderhandelingen. Maar de rechter stelde ook dat het rechthebbenden vrij staat om voor hun toestemming voor het verspreiden van Nederland 1, 2 en 3 een vergoeding van de exploitanten te verlangen. Ook bepaalde hij dat rechthebbenden niet kunnen worden gedwongen om hun toestemming voor de kabelverspreiding via de omroep aan de exploitanten te verstrekken. Met die steun in de rug werden de gesprekken voortgezet.

De Staatssecretaris

Helaas volhardt Vecai in de vertragingstactiek. Kabelexploitanten blijven namelijk pogingen doen om via de Tweede Kamer de verspreiding van de Nederlandse zenders buiten de werking van de Auteurswet te houden. Hun politieke pogingen zijn vooralsnog gestrand. De staatssecretaris van OCW, mw. Medy van der Laan, heeft op aangenomen moties met de strekking dat ook de NOS niet de eigen rechten mag exploiteren, krachtig gereageerd. Kabelexploitanten zijn in haar optiek commerciële bedrijven die goed geld verdienen aan de verspreiding van omroepprogramma’s. Zij ziet dan ook niet in waarom de Publieke Omroep (en natuurlijk ook de andere rechthebbenden) geen vergoeding zou mogen ontvangen voor die auteursrechtelijk relevante handeling van deze commerciële bedrijven. Daar voegde zij nog terecht toe dat internationale afspraken en regelgeving het voor de Nederlandse overheid onmogelijk maken om de omroep en andere rechthebbenden te verbieden hun rechten ten opzichte van kabelexploitanten te handhaven.

Perspectief

Wij blijven, met andere groepen rechthebbenden, dan ook krachtig strijden om voor onze auteurs een rechtvaardige regeling te treffen met kabelexploitanten. In die strijd worden wij geholpen door nieuwe ontwikkelingen. Voorheen hadden kabelexploitanten een de facto monopoliepositie voor het aanbieden van omroepprogramma’s aan consumenten. Natuurlijk is het altijd lastig om met een partij met een dominante positie te onderhandelen en het is dan ook een goede ontwikkeling dat zich nieuwe partijen in de markt aanmelden. Enige tijd geleden is Digitenne begonnen met digitale etherverspreiding van omroepzenders. Daarna kondigden KPN en Versatel aan via hun DSL-netwerken televisie- en radioprogramma’s aan de consument te willen aanbieden. 

Met deze partijen is gesproken over de auteursrechtelijke consequenties van hun (voorgenomen) activiteiten. Die gesprekken verliepen zeer constructief en wij zijn zeer tevreden met het feit dat goede afspraken met deze nieuwe aanbieders in de markt zijn gemaakt. Deze partijen zullen zich natuurlijk nog in de markt moeten bewijzen, maar het is een zeer gezonde zaak dat nu meer aanbieders tot de markt toetreden. Het is vervolgens verheugend om te constateren dat zij het van groot belang achten om goede afspraken te maken met de auteursrechthebbenden. Het zijn immers de werken van die auteurs, die voor de consument een toegevoegde waarde hebben en waarmee deze exploitanten vervolgens de vele geïnvesteerde euro’s willen terugverdienen.

De gesprekken met kabelexploitanten en beheerders van andere infrastructuren zullen intensief worden voortgezet. De technologische ontwikkelingen en de toenemende concurrentie op de markt zullen er de komende jaren voor zorgen dat steeds weer nieuwe businessmodellen op de consumenten zullen worden losgelaten. Het is zaak om die ontwikkelingen te blijven volgen en voor onze rechthebbenden de beste regelingen te treffen die deze ontwikkelingen mogelijk blijven maken, met het volledige behoud van de juridische en monetaire positie van onze auteurs.

André Beemsterboer, directeur Stichting Lira tevens voorzitter van de onderhandelingsdelegatie van rechthebbenden

 

leenrecht 2005

Individuele uitkomsten van de komende leenrechtrepartitie 2005 die tegen het eind van het jaar plaats zal vinden, vallen als altijd moeilijk te voorspellen, maar de vooruitzichten in collectieve zin zijn niet slecht. Voor de uitleningen die vooral schrijvers en vertalers aangaan, dus voor geschriften, geldt dat ook in 2005 het bij bibliotheken gefactureerde bedrag weer hoger is dan in voorgaande jaren. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de 4% stijging van het tarief per boekuitlening dat de Nederlandse openbare bibliotheken in 2005 aan de Stichting Leenrecht moeten betalen.

Zoals eerder gemeld betekent deze 4% wel de laatste structurele verhoging van de vergoeding. In het vervolg is het de inflatiecorrectie die voor nominaal hogere bedragen moet zorgen. Alleen bij hogere aantallen uitgeleende boeken gaan de inkomsten voor schrijvers en vertalers uit het leenrecht weer wezenlijk omhoog. Nederland moet dus aan het lezen gebracht worden, en voor zover Nederland al leest: graag méér...

Tarieven 2005

Uitleningen van openbare bibliotheken in Nederland bestaan niet alleen uit boeken, maar uit allerlei soorten werken. Ook tijdschriften, bladmuziek, muziek-cd’s, video’s, dvd’s en diverse andere auteursrechtelijk beschermde producten gaan over de toonbank. Als je het desbetreffende lijstje ziet, is dat verrassend lang en gevarieerd. Voor al deze uitleningen incasseert de Stichting Leenrecht vergoedingen. In 2005 ging het daarbij per uitlening in de rubriek geschriften om een bedrag van e. 0,1106;, bij muziek-cd’s die goed scoorden in de hitparade om een bedrag van e. 1,0172; bij muziek-cd’s die wat minder scoorden om een bedrag per uitlening van e.  0,2543. Uitgeleende video’s die populair waren, brachten de rechthebbenden per uitlening een bruto-bedrag op van e. 1,0172, en minder populaire video’s deden 0,2543 per uitlening. Dvd’s leverden evenveel op als video’s. Omdat er soms meer filmwerken op een dvd zijn vastgelegd en het leenrecht een auteursrechtelijke basis heeft, dus bij voorkeur rekening houdt met het aantal uitgeleende werken, wordt dat surplus aan werken gecompenseerd door een aanvullend bedrag dat bibliotheken aan de Stichting Leenrecht betalen, uitgedrukt in een tijdelijke afspraak dat het aantal dvd-uitleningen met 5% wordt verhoogd totdat uit komend onderzoek definitieve gegevens tevoorschijn komen die eventueel tot een andere vergoedingsregeling voor audiovisuele dvd’s leiden.

Al deze tarieven en voorwaarden worden jaarlijks overeengekomen in de bij wet in het leven geroepen Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (afgekort StOL) waarin betalingsplichtige openbare bibliotheken samenkomen met de namens rechthebbenden optredende Stichting Leenrecht onder leiding van een onafhankelijke voorzitter die bij blijvende onenigheid tussen partijen als arbiter op kan treden. Traditiegetrouw is deze onafhankelijke voorzitter afkomstig uit de Raad van State en worden de onderhandelingen ten kantore van de Raad van State gevoerd.

Multimediale cd’s

Tot slot zijn er nog de multimedia, dat zijn de cd’s waarop geen muziek staat, maar bijvoorbeeld computersoftware en spelletjes en educatieve programma’s enzovoort. Daarvoor wordt wel door de Stichting Leenrecht geïnd, tegen een tarief van e. 0,4616 per uitlening, maar het geld wordt voorlopig nog even niet uitbetaald. Dat komt door de onzekerheid die al vanaf het begin van de nieuwe leenrechtwetgeving bestaat over de vraag welke uitleningen in deze sector wettelijk zijn toegestaan en welke niet. Met andere woorden: welke uitleningen mogen conform de wettelijke regels zonder toestemming van rechthebbenden plaats vinden en welke zijn voorbehouden aan de toestemming van de producent namens de rechthebbenden? Tussen producenten van deze multimedia-cd’s en de openbare bibliotheken bestaat al enkele jaren onenigheid over de interpretatie van de desbetreffende wetgeving. Een proefproces heeft weliswaar een nogal principiële uitspraak opgeleverd, maar het kost partijen behoorlijk wat tijd om dat principe in de praktijk toe te passen en over die praktische toepassing overeenstemming te bereiken.

Het antwoord op de vraag welke specifieke multimediale cd’s mogen worden uitgeleend en welke niet, heeft nogal wat consequenties voor reeds geïncasseerde gelden. Daarbij gaat het ook om geld voor auteurs, voor zover zij een creatieve bijdrage aan deze multimediale cd’s hebben geleverd. Het feit dat er nog met uitbetaling gewacht wordt, vertraagt ook hun uitbetaling en valt vanuit dat perspectief zeer te betreuren.

Registratie uitgeleende tv- en filmwerken

Schrijvers en vertalers hebben niet alleen recht op hun aandeel in boeken (waarvoor Lira de verdeelorganisatie is) en hun aandeel in tijdschriften en andere periodieke uitgaven (waarvoor Nieuwswaarde de verdeelorganisatie is), maar ook op een vergoeding als het om andere producten gaat die door openbare bibliotheken worden uitgeleend, onder de voorwaarde dat werk van hun hand in die andere producten is opgenomen. Tekstdichters en songwriters van uitgeleende muziek-cd’s ontvangen hun leenrechtaandeel van Buma/Stemra. Maar schrijvers die hun bijvoorbeeld voor de publieke omroep gemaakte werken op video en steeds vaker op dvd gezet en uitgeleend zien worden, kunnen aanspraak maken op een deel van de voor die uitlening aan de Stichting Leenrecht betaalde leenvergoeding. Het andere deel gaat naar de andere rechthebbenden, zoals eventuele collega-auteurs, de regisseur, de componist van de muziek en de producent.

Het is met het oog op het schrijversaandeel in uitgeleende audiovisuele producties dat Lira is begonnen om aan schrijvers die van Lira kabelgelden en thuiskopievergoedingen ontvangen en die dus veelal in de audiovisuele sector werkzaam zullen zijn, gegevens te vragen over hun op video en dvd vastgelegde werken. Het ligt in de bedoeling is om langs deze weg een registratie op te bouwen die over niet al te lange tijd kan helpen bij het bepalen van ieders aanspraken op leenrechtgelden in de audiovisuele sector. 

Dat verzamelen van gegevens is geen eenvoudige zaak, en dan heb ik het over degene die een formulier in moet vullen, niet zozeer over de verzendende instantie. Het is voor de meesten onder ons ook geen leuke bezigheid, maar er valt niet aan te ontkomen. Zonder registratie weten we straks niet waar we de rechthebbenden moeten zoeken. 

Een ingewikkeld ogend formulier lokt ook altijd vragen uit. Aarzel niet die aan Lira te stellen. Als het antwoord niet meteen door het bureau te geven valt, buigt het bestuur zich over uw probleem. Misschien is het wel iets waar we niet aan gedacht hebben en vraagt de lacune om een besluit.

Ondertitelaar en vertaler

De recent begonnen actie om scenaristen, vertalers en ondertitelaars van uitgeleende video’s en dvd’s in de audiovisuele sector op te sporen riep een vraag op van een ondertitelaar: of hij niet beschouwd moest worden als vertaler om daarmee aanspraak te maken op een hogere vergoeding. 

LIRA ziet als de vertaler van een literair-dramatisch werk, zoals een toneelstuk of een scenario, degene die de gehele tekst van het werk vertaalt. De ondertitelaar vertaalt slechts een deel, de dialogen, en die dan in een speciaal kader dat te maken heeft met tijd en beschikbare ruimte. Zijn bijdrage van onmiskenbaar creatieve aard wordt op die grond anders gewaardeerd, waarbij voor de hoogte van zijn percentuele aandeel in het geheel van de vergoeding onder meer naar internationale gebruiken wordt gekeken, concreet: hoe gaan Lira’s zusterorganisaties grosso modo met dat aandeel van de ondertitelaar om? 

Als het maken van de ondertiteling een vertaling van de film zou zijn, zoals wel eens wordt gesteld, zou ook het schrijven van de film beperkt kunnen blijven tot de dialogen. Dat laatste is niet het geval en dus ook het eerste niet. De schrijver van de film, de scenarioschrijver, schrijft beduidend meer dan de dialogen. Hij schrijft een heel verhaal, van begin tot eind, met een hoofdconflict en met nevenconflicten, een verhaal waarvan de dialogen een bestanddeel zijn.

Op die manier valt er een duidelijk onderscheid te maken tussen een vertaler van het scenario en een vertaler van de dialogen. Het is op die grond redelijk en billijk beider prestaties ook verschillend te honoreren.

Voor wie het graag juridisch geformuleerd wil hebben: wat de ondertitelaar doet, valt juridisch te beschouwen als een partiële verveelvoudiging in gewijzigde vorm van het filmwerk dat op zijn beurt een verveelvoudiging in gewijzigde vorm van het scenario vormt, zoals elke vertaling juridisch een verveelvoudiging van het werk in gewijzigde vorm is. De ondertiteling staat niet los van het filmwerk, maar stapelt een ander recht (met een nieuwe financiële aanspraak) bovenop de rechten op het werk die er al zijn. Rechtmatige uitoefening van het recht om te ondertitelen vereist dan ook eigenlijk toestemming van de makers van het filmwerk, respectievelijk toestemming van de producent die bijvoorbeeld door overdracht de auteursrechten van die makers heeft verworven of op grond van een wettelijke maatregel tot bepaalde handelingen, zoals het aanbrengen van ondertiteling, bevoegd is (Nederlandse situatie). Door de (rechtmatige) ondertitelaar een percentuele aanspraak op bijvoorbeeld de vergoeding per uitlening toe te kennen nemen de opbrengsten van andere rechthebbenden evenredig af. 

KH

 

Auteursnamen in Gris; geschriften repartitie informatie systeem

Zes jaar geleden, toen ik in dienst trad van Cedar, maakte ik kennis met GRIS. In het geheel niet gehinderd door enig kennis van informatietechnologie, laat staan door enige kennis van welke database dan ook, brak me al spoedig het koude zweet uit bij het lezen van het Handboek voor Mutaties, de handleiding voor het bedienen van het programma. Deze database pretendeerde alle werken van schrijvers en vertalers uit binnen- en buitenland die in Nederlandse openbare bibliotheken worden uitgeleend, vanaf 1997 bij te houden, inclusief de 16 à 17.000 titels die er elk jaar bijkomen, en die te koppelen aan een betalingssysteem. Onbegonnen of op zijn minst monnikenwerk, zo leek het.

Ik werd aangenomen om mijn kennis van het boekenvak met de specifieke opdracht om namen van auteurs te matchen met boektitels, waarna in dit megabestand namen en adressen werden gekoppeld aan een betalingssysteem. Het was dus zaak om de juiste gegevens in het systeem in te brengen, een systeem dat op dat moment ernstig tekort schoot in volledigheid en accuraatheid. 

Brinkman

GRIS was aanvankelijk opgebouwd uit een aantal bestanden: één afkomstig van het toenmalige Ministerie van OC&W dat oeuvrelijsten van een aantal voornamelijk literaire auteurs en vertalers had geleverd, aangevuld met de bibliografische gegevens en uitleencijfers van titels die de openbare bibliotheken zelf leverden, en daarbij nog de kolossale stapel fotokopieën van colofons die elke schrijver toen moest opsturen. Met die fotokopieën werd de juistheid van de gegevens geverifieerd. Die moesten wel allemaal handmatig in het systeem worden ingevoerd. 

Er was anno 1999 geen andere onafhankelijk bron om te controleren hoe het zat met die gegevens. Het werd me gauw duidelijk dat Gods wegen al even ondoorgrondelijk leken te zijn als die van het GRIS. In overleg met mijn toenmalig cluster coördinator Maureen Arnhem had ik besloten een pro-actieve houding aan te nemen bij het opschonen van het GRIS-bestand. Zodoende vroegen mijn ook uit het boekenvak afkomstige collega Bart Schomaker en ik ons in de zomer van 1999 af of er niet een exemplaar van Brinkman’s Cumulatieve Index voorhanden was. Ik als voormalig redacteur/uitgever en hij als boekhandelaar hadden dit naslagwerk regelmatig gebruikt bij het opsporen van bepaalde titels - meestal om na te gaan welke nog leverbaar waren. Op dat moment had niemand op de werkvloer er nog van gehoord. Er werd uitgezocht hoe dat zat en al snel bleek dat wat vroeger een groot in zwart leer gebonden boekwerk met goudopdruk was, nu op cd-rom beschikbaar was en wel in een MS-DOS-format. Aanvankelijk schafte LIRA de eerste cd-rom-schijven aan met titels vanaf 1980 tot 1999. Dat bestand werd aanvankelijk op een stand-alone computer geïnstalleerd en diende - zo men wil - als een soort schaduwbestand voor GRIS. Het bevatte een goudmijn aan gegevens die geraadpleegd konden worden om verbeteringen in onze eigen database aan te brengen. Het werd dan ook tijdens de repartitieperiode bij het nakijken en corrigeren van de teruggestuurde controle-specificaties door alle bureaumedewerkers driftig gebruikt. In de loop van 2001 werd Brinkman als Windows-systeem geleverd en kon het bestand rechtstreeks op ons netwerk worden aangesloten. 

Werden in 1998 nog zo’n 3.000 controlespecificaties ter correctie teruggestuurd, al gauw daalde dat aantal jaarlijks gestaag tot onder de 2.000. Ook de hoeveelheid correcties die per teruggestuurde controle-specificaties moesten worden aangebracht, werd steeds minder. Thans worden jaarlijks zo’n 15.000 uitbetalingsspecificaties aan Nederlandstalige schrijvers en vertalers toegestuurd. 

Controleren en opschonen

De eerste CAT- of zo men wil MRI-scans - die het GRIS-brein van binnenuit moesten verkennen,  werden uitgevoerd met behulp van een “business report” programma en later met wat thans “crystal reports”  heet. Het betrof de top-100 van de uitgeleende titels in het bestand, later de top-100 van de uitgeleende auteurs, toen de top-200 en uiteindelijk kwam er een lijst van alle in het GRIS-bestand opgenomen auteurs die elk meer dan 10.000 uitleningen op hun naam hadden staan. Al deze lijsten werden handmatig nagekeken om te zien of de percentages van hun aandeel klopten, en in het geval van een buitenlandse auteur: of de vertaler en diens aandeel ook juist waren. Alles bij elkaar leverde dit een lijst op met zo’n 2.800 namen. 

Veel van de meest uitgeleende schrijvers waren buitenlanders en daar kwamen dus veel vertalers aan te pas. Een auteur kon meerdere vertalers hebben, en als de vertaler gevonden werd, kon de vertaler ook verscheidene titels op zijn of haar naam hebben staan. Zodoende was er een soort olievlek ontstaan. Dat wil zeggen, bij het handmatig behandelen en corrigeren van de gegevens werden er vaak veel meer namen ontdekt die niet goed in GRIS vermeld stonden. De vertaler werd er soms bij vermeld, soms niet; soms klopten de percentages of de aandelen niet. Met het gebruik van Brinkman kon worden geverifieerd wie wat had gedaan. Die 2.800 namen leverden ongeveer 18.000 tot 20.000 verbeteringen op in het bestand. Het doornemen en verwerken van deze lijst heeft anderhalf jaar in beslag genomen. 

De achterliggende gedachte was om te beginnen met datgene op te schonen in GRIS waar de meeste uitleningen mee waren gemoeid. Deze actie had tot resultaat dat veel fouten in ouder werk en in klassieke titels werden gecorrigeerd. Ook leverde dat een lijst op van voornamelijk vertalers die in het adressenbestand onbekend waren en werk hadden geleverd tussen 1975-1990. Hoe recenter de titel, des te meer kans dat de vertaler had zich al bij Lira had aangemeld. Hieruit kon een zogenaamde opsporingslijst gedestilleerd worden die onder de hoede kwam van Odile van der Tweel. Doel was: de NAW-gegeven in GRIS uitbreiden en opschonen. 

Buitenlandse Auteurs in GRIS  

Een logische volgende stap was het in kaart brengen van de buitenlandse auteurs in GRIS die  verantwoordelijk waren voor een niet onzienlijk deel van de uitleningen. Met het oog op toekomstige en huidige wederkerigheidscontracten met buitenlandse zusterorganisaties is het interessant om te weten welke buitenlandse auteurs in GRIS opgenomen zijn en dus uitgeleend worden door de Nederlandse openbare bibliotheken. Hierbij bleek Brinkman opnieuw een goede bron om lijsten te genereren die vergeleken konden worden met wat al in GRIS vermeld stond.

Brinkman kent een rubriek in zijn index die Taal van origineel heet. Deze rubriek bevat per taal de namen van auteurs en titels die vertaald zijn in het Nederlands en die aanwezig zijn in de Koninklijke Bibliotheek. We hebben een lijst in Excel gegenereerd met de namen van die auteurs en die vergeleken met namen die al in GRIS stonden. In het geval van Frans, Duits en Engels (de meeste gelezen buitenlandse talen in het origineel zowel als in vertaling) troffen we ook schrijvers in GRIS aan die inderdaad uitgeleend waren in de oorspronkelijke taal. 

Inmiddels zijn er iets meer dan 35.000 buitenlandse auteurs geïdentificeerd in het GRIS-bestand, verdeeld over 33 talen. Het zal niemand verbazen dat het grootste aantal afkomstig is uit het Engels (25. 859), gevolgd door het Duits (4.435) en het Frans (2.519).

Scott Rollins, medewerker van Lira
tekst geredigeerd door Bart Schomaker

Lijst van buitenlandse talen met daarin werkzame auteurs zoals deze voorkomen in het GRIS-bestand, in volgorde van aantal:

01  Engels – 25859
02. Duits – 4435
03. Frans - 2519
04. Italiaans – 485
05. Spaans – 331
06. Zweeds -  327
07. Deens – 207
08. Russisch – 181
09. Noors – 115
10. Tsjechisch – 93
11. Chinees – 91
12. Japans – 89
13. Portugees – 79
14. Arabische – 62
15. Hebreeuws – 56
16. Turks – 51
17. Afrikaans – 42
18  Hongaars – 41
19  Grieks – 36
20. Servo-Kroatisch – 26
21. Catalaans – 25
22. Fins – 23
23. Indonesisch – 18
24. Hindi – 17
25. Perzische – 17
26. Jiddisch – 14
27. Tibetaans – 12
28. Roemeens – 10
29. Vietnamees – 6
30. Koreaans - 4
31. Sloveens - 4
32. Slovaaks - 3
33. Albanees - 3

 

Lira prijs 2005 voor 'De Enclave' van Alma Popeyus en Hein Schütz

Op 19 mei 2005 is voor de zevende keer de tweejaarlijkse LIRA Prijs voor scenarioschrijvers uitgereikt. Het genre was deze keer zeer ruim gedefinieerd, namelijk ´van docudrama tot politieke fictie’ en er kwamen 19 scenario´s voor in aanmerking.

De drie werken die in april al werden genomineerd, waren `Judaskus’ van Tomas Ross, ´Mevrouw de minister’ van Frank Ketelaar en ´De Enclave’ van Alma Popeyus en Hein Schütz.

De uiteindelijke keuze van de jury viel op de indrukwekkende driedelige serie van Popeyus en Schütz over de gruwelijke gebeurtenissen in Srebrenica, omdat de auteurs – volgens het juryrapport - daarmee zowel een morele daad stelden als een scenario van een technisch zeer hoog niveau leverden. Maar over de kwaliteiten van het winnende scenario zal ik hier niet verder uitweiden, want elders in dit nummer treft u het volledige rapport met alle overwegingen van de jury aan. De prijs bestaat uit een geldbedrag van 15.000 euro en een oorkonde.

De bekendmaking, de prijsuitreiking en de Lira-lezing, die intussen een traditioneel onderdeel van de uitreiking is geworden, vonden voor de tweede keer plaats in het stijlvolle West Indisch Huis in Amsterdam en werden bijgewoond door ongeveer 125 genodigden. 

De Lira-lezing werd deze keer gehouden door Ed van Thijn, schrijver, ex-minister en oud-burgemeester van Amsterdam. Zijn onderwerp sloot wonderwel aan bij het scenariogenre dat dit jaar in de schijnwerpers stond: ‘Media en Politiek: Een titanenstrijd?’ In een onderhoudende en zeer scherpzinnige analyse van de gecompliceerde relatie tussen journalistiek en politiek – Den Haag en de media dus – gaf hij zijn visie op de moeizame relatie tussen beide enerzijds en hun onderlinge afhankelijkheid anderzijds. Wat hem zorgen baart is de ´dramademocratie’ – politiek die is verworden tot theater, waarin beeldvorming belangrijker is dan het zoeken naar echte oplossingen. Dat leidt tot ´spierballentaal’, waarin beleidsvoornemens zich stapelen op beleidsvoornemens die dikwijls in de praktijk onuitvoerbaar zijn. Daaruit worden steeds opnieuw ‘ affaires ’ geboren, waardoor het parlement zich laat leiden door de waan van de dag. Anderzijds concentreren de media zich – onder meer door de moordende onderlinge concurrentie – vooral op personen, conflicten en affaires. Deze hypes gaan, in steeds snellere opeenvolging, meer en meer de politiek en het nieuws beheersen. En dat is reden tot zorg. 

Dit is een heel korte samenvatting van de boeiende lezing van Van Thijn, die niet werkelijk recht doet aan zijn genuanceerde betoog. Ieder die zijn interessante en scherpzinnige analyse wil nalezen en nog geen exemplaar van de tekst heeft ontvangen, kan deze aanvragen bij het bureau van LIRA.

De bijeenkomst werd besloten met een geanimeerde borrel, waar menig glas op de nieuwe laureaten werd geheven. Zij mogen zich nu voegen in de belangrijke reeks namen van Lira-scenarioprijswinnaars: Wim T. Schippers, Arthur Japin, Maria Goos, Ger Beukenkamp, Tamara Bos en Mieke de Jong. En dat hebben ze ten volle verdiend.

NVM

 

Tekst van het juryrapport Lira prijs 2005

Voor de tweejaarlijkse Lira-scenarioprijs wijst het Lira-bestuur per keer een categorie aan waarbinnen de bekroning moet vallen. De zevende Lira-prijs kreeg als genreaanduiding ‘van docudrama tot politieke fictie’ mee, onder het motto ‘de grenzen tussen feit en fictie’. Een tamelijk breed en grillig terrein dus dat zich uitstrekt van reconstructie van ‘ware gebeurtenissen’ in dramavorm tot vrij verzonnen verhalen – zij het verhalen die geïnspireerd zijn door historie of actualiteit, en die de intentie hebben iets over de maatschappelijke of politieke werkelijkheid te vertellen. 

De producties moesten gemaakt zijn voor en in première gegaan zijn op de Nederlandse publieke of commerciële televisiezenders in de periode 2000-2004. 

Het juryberaad richtte zich allereerst op de vraag welke producties van de door Lira opgestelde voorlopige groslijst ook werkelijk binnen de genrecriteria vielen. Dat leidde tot een precisering: het moest gaan om fictie waarin een herkenbare werkelijkheid een belangrijke rol speelt. Die herkenbare werkelijkheid kon bestaan uit: een historische of bestaande persoon, een historische situatie of een specifieke (politieke) context.

Zo bleven 19 enkelvoudige spelen, reeksen en series over – van comedy tot biopic; van thriller tot casus van de Nationale Ombudsman; van Antilliaans verzetsman tot Mokums zanger van het levenslied; van getrouwe reconstructie tot wilde speculatie en daar tussenin. Niet minder dan vijf producties speelden letterlijk in Haagse Politieke Kringen; twee andere  respectievelijk in Suriname en voormalig Joegoslavië, maar ook daarin speelde Haagse politiek een rol in de historische gebeurtenissen en de dramatische ontwikkeling; een andere productie toonde de Amsterdamse bestuurlijke driehoek tijdens de Eurotop; en weer een ander  burgerlijke en legerautoriteiten betrokken bij het verongelukken van een militair vliegtuig. In maar liefst negen producties stonden dus de politiek en degenen die boven ons gesteld zijn, door verkiezing, benoeming of erfelijkheid, centraal. De jury zag zowel Wilhelmina als Maxima voorbijkomen; zowel Willem Drees als Joris Voorhoeve; en zowel het 1e Kabinet Derek de Lint toen Kees Holierhoek nog voorzitter van de 2e Kamer was, als tv-chef Huub Stapel die op vuige wijze staatssecretaris werd dankzij PvdA-leider Krijn ter Braak. Sowieso veel Krijn ter Braak zag de jury, steeds als ‘ouder staatsman’; en veel Kim van Kooten, meest als onderzoeksjournaliste die misstanden in achterkamertjes en erger te lijf gaat. Overigens maakten deze acteurs die herhaalde keuze met hun spel waar. 

De jury bedoelt deze opsomming niet ironisch. Zoals in de literatuurkritiek van tijd tot tijd de roep om meer straatrumoer klinkt, zo hebben televisiekijkers en -kritiek decennia lang gewacht op zowel straat- als Binnenhofrumoer. Toen in Engeland, Duitsland en de Scandinavische landen tv-drama zich regelmatig bezig hield met de eigen geschiedenis en politiek, gebeurde dat in Nederland om allerlei redenen nauwelijks. De jury acht het verheugend dat die ooit zelden beoefende genres in het laatste decennium meer en meer aan bod kwamen. In de laatste vier jaar dus voldoende voor een flinke groslijst, vaak van redelijke kwaliteit met bovendien een aantal goede tot zeer goede producties. Tegelijk beseft de jury dat dit genre onder druk staat, zoals na de bloei van de negentiger jaren alle kwaliteitsdrama onder druk staat. Het wordt te duur geacht en het bereik te klein. Significant is dat alle 19 beoordeelde producties afkomstig zijn van de publieke omroep. De commerciële omroep maakt dit soort maatschappelijk relevant drama letterlijk nooit, wat een van de vele argumenten is voor het behoud van een sterke publieke omroep. Die moet dan kwaliteitsdrama wel als een van haar kerntaken zien, daarnaar handelen, daartoe zonodig samenwerken en tot dat handelen in staat gesteld worden. 

Verder opvallend is dat in ‘de groep van 19’ vier auteurs voor meer dan één productie verantwoordelijk waren; één van hen zelfs voor drie. Er is dus een groep professionals ontstaan met bewezen verdiensten. Ook de eerbiedwaardige groep van voorgaande winnaars van de Lira-prijs telt immers louter scenaristen met grote staat van dienst: Wim T. Schippers, Arthur Japin, Ger Beukenkamp, Tamara Bos, Maria Goos en Mieke de Jong. Debutanten waren onder de beoordeelde auteurs nauwelijks aanwezig. Het is een taak van de omroepen op het belangrijke terrein van het scenario kansen te bieden aan nieuw talent. NPS, VARA en VPRO waren op dat gebied, met Novellen, Twaalf steden, dertien ongelukken en Lolamoviola plus opvolgers, al systematisch actief. De bundeling van deze activiteiten in het ‘One Night Stand’-project van Nederland 3 is extra hoopgevend.

Het door de jury beoordeelde genre blijkt lastig. ‘Waar gebeurd’ is immers geen enkele garantie voor goed drama en onbetwistbare feiten kunnen een dramaturgische ontwikkeling behoorlijk in de weg zitten. Wie zorgvuldig wil reconstrueren, worstelt al gauw met een overdosis aan exposé en moet krampachtig proberen een hoofdlijn vast te houden in een woud van subplots. Anderzijds kan een smakelijke samenzweringstheorie, losgelaten op een historische gebeurtenis, een leuke thriller opleveren – maar in dat geval is de liefhebber van amusement gediend - de waarheidszoeker bepaald niet. Centraal staat dus het vinden van een balans tussen feit en fictie. De jury was het meest onder de indruk van die scenario’s waarin een creatieve, vaak verzonnen verhaallijn de al dan niet politieke werkelijkheid van destijds invoelbaar en  inzichtelijker maakte – daarmee tegelijk een universeler inzicht biedend dat het ‘daar en toen’ overstijgt. 

Alvorens over te gaan naar de drie genomineerden wil de jury eervol vermelden: 15.35 Spoor 1 van Anton Smit en Robert Jan Overeem, gemaakt voor BNN: een zoektocht naar mogelijke achtergronden van het ongeluk waarbij een Amsterdams meisje door de sneltram werd overreden. Over jongeren, voor jongeren, met middelen die jongeren aan kunnen spreken. En spelend in het mijnenveld van veelculturenland.

Komen we bij de drie genomineerden, verheugend gespreid over AVRO, VARA en VPRO. In alfabetische volgorde:

De Enclave van Alma Popeyus en Hein Schütz: Over Srbrenica en de rol van Nederland. 

Moedige keuze om een van de zwartste bladzijden uit de recente Europese en vaderlandse geschiedenis te behandelen. Fictie die erin slaagt de werkelijkheid voelbaar te maken door de kijker mee naar binnen te nemen, ver voorbij de hanteerbare kennis die Journaal en krantenartikel opleveren. Confronterend en door de thematiek onvermijdelijk loodzwaar. 

Judaskus van Tomas Ross: Over de gebeurtenissen rond de Eurotop in Amsterdam, 1997. 

Knappe mix van feit en fictie, waarin een spannend plot de kijker bij de les houdt van bestuurlijk/juridische opvattingen, dilemma’s en besluitvorming in tijden van spanning.  Waarbij aan de orde zijnde problemen en belangen die van de gemeentegrens ver overschrijden. Een van de weinige producties waarin archiefbeelden functioneel en overtuigend zijn ingezet.

Mevrouw de Minister van Frank Ketelaar: Over compromissen in de Haagse politiek.

Hoewel hooguit in de verte reconstructie van ware gebeurtenissen overtuigt het verhaal, zowel waar het mores en werking van het Haagse politieke bedrijf betreft, als waar het gaat om positie en problemen van vrouwen daarin. Het persoonlijke en het politieke zijn knap verweven. Hier is politiek niet het decor, maar werkelijk het onderwerp. Het geheel wordt bovendien gedragen door een sterke dramatische lijn. 

De jury heeft tot winnaar uitgeroepen een scenario dat zowel van technisch zeer hoog niveau is als een morele daad stelt. De auteurs, alle andere makers en de omroep verdienen lof voor een moedige productie die op het juiste moment is gemaakt en die een rol kan spelen bij de verwerking van een pijnlijk verleden. De winnaar is De Enclave van Alma Popeyus en Hein Schütz.

De jury van de Lira Prijs 2005 bestond uit Ally Derks, Stine Jensen, Jannie Langbroek en Walter van de Kooi onder voorzitterschap van Gerrit Jan Wolffensperger

 

Nieuwe editie van de auteursrechtengids

Wie zou zich willen verdiepen in een boek dat ingaat op een nogal essentieel juridisch aspect van de praktijk van de schrijver, de vertaler en de uitgever? Ik zou zeggen: in elk geval de schrijver, de vertaler en de uitgever. Ik heb het altijd vreemd gevonden dat mensen uit hartstocht of belangstelling of profijtelijk gewin een beroep uitoefenen waarvan ze niet alles zouden willen weten.

Auteursrecht en contracten horen daar zeker bij. Gebrek aan kennis kan desastreuze gevolgen hebben, zoals ik als voorzitter van de Stichting Rechtshulp Auteurs nog te vaak moet constateren. Zelfs iemands levenswerk kan door onkunde op dit terrein soms ernstig geschaad worden.

Enkele jaren terug, in 1999, verscheen er een Nederlands-Belgische Auteursrechtgids, geschreven door de Nederlander Michel Frequin en de Belg Hendrik Vanhees. Naast elkaar werden daarin de Belgische en Nederlandse auteursrechtwetgeving behandeld. Thans is er een geheel herschreven Auteursrechtgids verschenen die uitsluitend betrekking heeft op de Nederlandse auteursrechtelijk praktijk, toegespitst op het schrijven, vertalen en uitgeven van boeken, geschreven door Michel Frequin. De op zichzelf niet oninteressante vergelijking met België is komen te vervallen, op één hoofdstuk na dat speciaal aan het auteursrecht in België gewijd is gebleven.

De aanleiding tot de volledige herschrijving is gelegen in een recente en nogal indringende aanpassing van de Nederlandse Auteurswet 1912. Die was nodig om de Europese Richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij te incorporeren in onze nationale wetgeving. En die richtlijn vond zijn aanleiding weer in wat in één woord aangeduid kan worden als de digitalisering: het verschijnsel dat auteursrechtelijk beschermde werken in hun gedigitaliseerde vorm op heel andere wijzen verspreid en ter beschikking van het publiek gesteld konden worden. Heel veel artikelen in de Auteurswet zijn sindsdien veranderd, aangevuld, ingekort, geschrapt, uitgebreid en nieuwe artikelen zijn erbij gekomen. Niet dat er wezenlijk een heel ander soort Auteursrecht is gekomen. Het was juist de bedoeling van de wetgever om datgene wat off line aan auteursrechtelijke beginselen van kracht was, ook online van kracht te doen zijn. Maar daarvoor moesten wel veel nieuwe formuleringen worden gevonden.

Aan de indeling van deze nieuwe Auteursrechtgids valt af te lezen op welk publiek het boek zich richt. Het boek bestaat uit vier delen. Het eerste deel heet Het totstandkomen van het werk. Het tweede deel verraadt in zijn titel de achtergrond van de auteur en de kern van zijn belangstelling: De relatie tussen auteur en uitgever. Het derde deel behandelt De exploitatie van het werk. Tot slot zijn in deel IV als bijlagen onder meer de meest recente versie van de Auteurswet 1912 opgenomen en een reeks Bouwstenen voor de uitgeefovereenkomst, waarmee iedereen zijn eigen contract in elkaar zou kunnen knutselen.

In het eerste hoofdstuk van het eerste deel wordt antwoord gegeven op de vraag wat er allemaal door de Auteurswet beschermd wordt. In het antwoord wordt aandacht besteed aan ontwerpen en schetsen, lettertypes en grafische werken, titels en slogans, brieven, dagboeken en persoonlijke notities, journalistieke geschriften, interviews, personages, foto’s, computerprogramma’s, databanken en onpersoonlijke geschriften. Kortom: alles waar een schrijver, vertaler en uitgever mee te maken kan krijgen.

Dan passeren in het tweede hoofdstuk een hele reeks gestalten de revue die allemaal beoordeeld worden op hun auteursrechtelijke positie. Met andere woorden: wie heeft de rechten en hoe komt de uitgever aan zijn bevoegdheden? 

We weten bij het begin van hoofdstuk drie inmiddels dat het de maker is die tal van rechten bij het maken van een werk als vanzelf toegeworpen krijgt. Logisch dat vervolgens nader wordt ingegaan op de vraag waaruit die rechten eigenlijk bestaan, met als antwoord dat het om exploitatierechten kan gaan en om een soort rechten dat minder bekend is, maar op zijn minst even belangrijk: morele rechten. Ook databankrechten komen afsluitend aan de orde.

Niet alleen de eigen rechten van de maker van een werk krijgen aandacht, ook de vele manieren waarop men legaal van het werk van anderen gebruik kan maken. De Auteurswet geeft met de ene hand immers veel absolute rechten aan een auteur, maar neemt er via allerlei wettelijke bepalingen ook weer veel terug. In juridisch jargon: de exclusieve rechten van de maker worden nogal eens wettelijk beperkt. Daar vindt men dus een praktisch georiënteerde beschrijving van wat het citaatrecht inhoudt, hoe je uit het werk van iemand anders tekstgedeelten over mag nemen, en wat de media aan andere media mogen ontlenen (de persexceptie), en wat de onderwijsvrijstelling betekent, en het reportagerecht, en wat het nieuwe wetsartikel over de parodie aan beperkingen op het recht van de geparodieerde inhoudt. 

In het derde deel dat De exploitatie van het werk heet, komen alle zaken aan de orde die te maken hebben met vooral het diverse commerciële gebruik dat van auteursrechtelijk beschermde werken gemaakt wordt. Ook collectieve regelingen zoals bij het reprorecht, het leenrecht en soortgelijke exploitatiewijzen, worden uit de doeken gedaan. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de handhaving van rechten, vooral de civiele vordering. Dus wat kun je doen als iemand inbreuk pleegt op je auteursrechten?

Er zijn nogal wat boeken over het auteursrecht die als begin- en eindpunt de Auteurswet hebben. Deze Auteursrechtgids heeft als beginpunt meestal een nogal praktische vraag om vervolgens vaak bij de Auteurswet terecht te komen. Dat lijkt mij voor een praktijkgids een onmisbare en correcte richting.

Om de accuraatheid en actualiteit van de gids te testen heb wilde ik als voorzitter van Lira in het register de vindplaatsen van ‘Lira’ controleren, maar het register is slechts twee pagina’s groot. Dat is weinig voor zo’n dik boek, en Lira bleef in het register onvermeld. Al lezende bleek mij echter al gauw dat inhoudelijk wel degelijk ook Lira in tal van verbanden aan de orde kwam en naar aanleiding van vele onderwerpen, en tot nu toe heb ik daarin geen fout kunnen ontdekken.

De Auteursrechtgids voor de Nederlandse praktijk, geschreven door Michel Frequin, in het dagelijks leven secretaris juridische zaken van het Nederlands Uitgeversverbond,  heeft een omvang van 372 pagina’s, werd uitgegeven door SDU Uitgevers en kost de gewone consument e. 29,50. ISBN: 90 5409 428 1.

KH

 

Besluiten en mededelingen van het Lira-Bestuur

- Op 27 juni 2005 is de Stichting Lira officieel door het Dagelijks bestuur van de Stichting Reprorecht aanvaard als verdeelorganisatie van Reprorecht voor de categorie algemene boeken en overige geschriften. Diezelfde middag is dit besluit door het DB van Reprorecht meegedeeld aan het in vergadering bijeen zijnde Algemeen Bestuur en zonder op- of aanmerkingen door het algemeen bestuur van Reprorecht aanvaard. In de praktijk zal deze aanvaarding als verdeelorganisatie weinig verschil uitmaken, aangezien Lira al een aantal jaren reprorechtgelden onder auteurs van wat tot voor kort heette ‘bellettristische werken’ verzorgde, en wel door toevoeging van deze gelden aan de leenrechtrepartitie. 

- Ondanks het feit dat Lira een stichting is worden de bestuursleden benoemd door de vergadering van (stemrechthebbende) aangeslotenen. Er zijn in het bestuur twee soorten bestuursplaatsen: twee bestuursleden worden rechtstreeks door de vergadering van stemrechthebbende aangeslotenen benoemd, de andere bestuursleden worden eveneens door diezelfde vergadering benoemd, maar dan op bindende voordracht van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), rechtsopvolger van de Vereniging van Letterkundigen (VVL). 

Tijdens de jaarvergadering van 4 juni 2005, gehouden in het Okura Hotel in Amsterdam, is de bindende voordracht van de VSenV voor herbenoeming van Willem Capteyn en Tijs van den Boomen tot leden van het Lira-bestuur aan de orde gekomen. Beide zittende Lira-bestuurders zijn ter vergadering zonder tegenstemmen of onthoudingen tot bestuurslid van de Stichting Lira herbenoemd. Maar achteraf is gebleken dat het vereiste quorum voor een rechtsgeldig besluit tot herbenoeming niet aanwezig was. In dat geval schrijven de statuten in artikel 16 lid 2 voor dat er in een periode niet eerder dan veertien dagen na de gehouden vergadering maar uiterlijk binnen twee maanden een nieuwe vergadering van stemgerechtigde aangeslotenen bijeen wordt geroepen waarin alsnog tot herbenoeming kan worden besloten en wel ongeacht het aantal aanwezige stemgerechtigden. Die vervolgvergadering heeft op dinsdag 5 juli 2005 om 14.00 uur ten kantore van CEDAR, Siriusdreef 22-28, 2130 KB Hoofddorp plaatsgevonden. Tijdens deze vergadering zijn de voorgedragen bestuurskandidaten alsnog door de leden van het voltallig aanwezige Lira-bestuur, in hun hoedanigheid van stemgerechtigde Lira-aangeslotenen, voor een nieuwe periode van drie jaar herbenoemd.

KH

 

Waar denk we over?

- de juiste manier om uitgevers ertoe te bewegen om auteurs die zich via uitgeefovereenkomsten aansluiten bij Lira, ook daadwerkelijk bij Lira aan te melden;

- een alternatief voor een oudedagsvoorziening, nu aansluiting van Lira bij het beroepspensioenfonds AENA niet erg effectief lijkt; het ligt voor de hand de budgettaire mogelijkheden van het P.C. Boutensfonds, dat bestuurd wordt door VSenV- en Lira-vertegenwoordigers samen, te vergroten met maximaal de besparing die niet-aansluiting bij AENA oplevert. Met andere woorden: de gedachte aan steun voor oudedagsvoorzieningen ten behoeve van zelfstandig werkzame schrijvers en vertalers wordt niet opgegeven, maar de oplossing wordt in een wat andere richting gezocht.

KH

 

Hoe kom ik als auteur aan hulp en advies?

- Voor zaken die Lira, de repartities en het aansluitingscontract tussen een auteur en Lira betreffen: neem contact op met de Stichting Lira, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp; bezoekadres: Siriusdreef 22-28, Hoofddorp; tel: 023-799 78 06; e-mail: lira@cedar.nl

- Voor gewone adviezen over contracten en dergelijke: word lid van één van de drie afdelingen van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, De Lairessestraat 125, 1075 HH Amsterdam, tel: 020-6240803, e-mail: bureau@vsenv.nl. Die drie afdelingen zijn: de Vereniging van Letterkundigen voor literaire en verwante auteurs, het Netwerk Scenarioschrijvers voor schrijvers van tv-drama en filmscenario’s, en de FreeLancers Associatie (FLA) voor freelance-journalisten, en stel vragen aan de medewerkers van deze drie afdelingen van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV).

- Voor juridische adviezen en hulp in professionele geschillen met uitgevers, andere producenten en andere gebruikers van iemands werk, bijvoorbeeld wanneer een contract niet wordt nageleefd of wanneer inbreuk wordt gepleegd op iemands auteursrechten: zorg voor aansluiting bij de Stichting Lira door het ondertekenen van een aansluitingscontract of word lid van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers of nog beter: doe allebei en stuur bij een conflict een schriftelijk verzoek om financiële ondersteuning (met relevante stukken zoals het contract en de correspondentie) naar het bestuur van de Stichting Rechtshulp Auteurs, p/a Bureau van de VSenV, De Lairessestraat 125, 1075 HH Amsterdam, tel: 020-6240803, e-mail: rechtshulp@vsenv.nl. 

Het kernbegrip in dit alles is het begrip ‘professioneel geschil’, dat wil zeggen: een conflict als auteur (en niet in een andere hoedanigheid) met een wederpartij. Rechtshulp geeft geen adviezen over het sluiten van contracten, dat is werk voor de beroepsverenigingen. Het ondersteunt ook geen geschillen die al heel oud zijn, of geschillen waarbij de auteur zelf al een advocaat heeft betrokken, of geschillen die niet of slechts heel indirect met het auteurschap te maken hebben.

Het bestuur van de Stichting Rechtshulp Auteurs vergadert maandelijks om de aanvragen aan de hand van een reglement te beoordelen. Bij een positief besluit wordt de aanvrager doorverwezen naar een aantal advocaten, met wie de stichting langdurig relaties onderhoudt. In dat geval wordt de eerste 1.000 euro (inclusief BTW) aan advocaatkosten voor 100% door de stichting vergoed. Bij kosten boven de 1.000 euro wordt een eigen bijdrage van 5% over het meerdere gevraagd. In de regel zullen de kosten van eenvoudige adviezen van een advocaat niet hoger dan 1.000 euro zijn; in dat geval zijn zij dus voor de cliënt gratis. Blijkt de zaak wat ingewikkelder en stijgen de kosten bijvoorbeeld door de noodzaak van een gerechtelijke procedure tot meer dan 1.000 euro, dan treedt de 5%-eigen-bijdrageregeling in werking.

Lira-aangeslotenen kennen boven de 1.000 euro daarnaast een eigen risico van 225 euro dat echter kan komen te vervallen, indien zij lid worden van de VSenV. Als uit een juridische actie een opbrengst voortvloeit van meer dan 4.500 euro, dan geldt tot slot een terugbetalingsregeling van 10% van dat meerdere tot maximaal de bijdrage die door Rechtshulp is geleverd.

- Bent u scenarioschrijver en wilt u dat de onderhandelingen over al uw scenariocontracten gedaan worden door een deskundig onderhandelaar: word dan lid van het Netwerk Scenarioschrijvers (een afdeling van de VSenV) en/of zorg voor aansluiting bij Lira door een aansluitingscontract te ondertekenen, en meldt u vervolgens bij het Contractenbureau, Postbus 15530,  1001 NA Amsterdam; bezoekadres: Singel 104, Amsterdam, tel: 020-530 55 05; e-mail: office@contractenbureau.nl. De twee advocaten die voor het Contractenbureau werkzaam zijn, voeren namens u de individuele onderhandelingen met producenten en omroepen tegen (voor u als aangeslotene) een vergoeding van 5% van de waarde van de overeenkomst die zij tot stand weten te brengen en 2% van eventuele nakomende inkomsten op het contract. 

KH

 

Lira Fonds-aanvragen in 2005

Wat is Lira?

De Stichting Literaire Rechten Auteurs (Lira) int en verdeelt voor schrijvers en vertalers bestemde kabelgelden, thuiskopievergoedingen, leenrechtgelden en reprorechtgelden.

Een beperkt deel van deze gelden wordt ingevolge internationale afspraken of op grond van door de overheid goedgekeurde repartitiereglementen ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doeleinden.

Wat is de Stichting Lira Fonds?

De Stichting Lira Fonds beheert de ingehouden gelden die bestemd zijn voor culturele doeleinden, en verdeelt deze in de vorm van subsidies voor activiteiten onder meer op het gebied van literatuur, theater en in een enkel geval audiovisuele producties. Zij wordt daarin bijgestaan door een Adviescommissie bestaande uit vier externe deskundigen en twee leden van het Lira-bestuur. De Adviescommissie vergadert sinds het begin van het jaar 2005 eenmaal per twee maanden en brengt advies uit over de binnengekomen aanvragen aan het bestuur van het Lira Fonds.

Wat zijn de doelstellingen van het Lira Fonds?

In het algemeen gesproken: het stimuleren van het tot stand komen en uitdragen van Nederlands literair, literair-dramatisch en muziekdramatisch werk en daarop gebaseerde producties in de breedste zin. Bijzondere aandacht gaat uit naar projecten die moeilijk binnen de voorwaarden van de bestaande overheidsfondsen zijn in te passen. Het belangrijkste criterium voor subsidiëring is kwaliteit. 

Wie kunnen waarvoor subsidie aanvragen?

In het algemeen kunnen alleen rechtspersonen (verenigingen, stichtingen en soortgelijke verbanden) subsidie aanvragen, geen individuele personen. De subsidies zijn bestemd als bijdrage aan professionele auteursvergoedingen, zoals auteurshonoraria voor literaire manifestaties, schrijfopdrachten, toneelvertalingen e.d. ten behoeve van incidentele projecten. Zij worden alleen gegeven ter dekking van een tekort op de begroting. Niet gehonoreerd worden aanvragen voor debutanten en amateurproducties. Subsidies worden verleend in de vorm van een garantiesubsidie waarop eventueel een voorschot mogelijk is.

Hoe subsidie aan te vragen?

Aanvragen dienen uiterlijk 3 weken voor de vergaderingen van de Adviescommissie in achtvoud te worden ingediend bij het bureau van de Stichting Lira Fonds en voorzien te zijn van een ingevuld aanvraagformulier, een beschrijving van het project met -indien aanwezig- graag een tekst of tekstfragment, een duidelijke begroting en CV’s van de auteurs voor wie geld wordt gevraagd. Nadere informatie hierover is te vinden op www.lira.nl/lirafonds.

De vergaderingen van de adviescommissie worden in de regel steeds op de eerste donderdag van de even maanden gehouden. De laatste twee vergaderingen in het jaar 2005 staan genoteerd voor donderdag 6 oktober en donderdag 1 december.

 

Lira Fonds: beleid toneelopdrachten

Met ingang van 1 januari 2005 gelden enigszins andere regels voor het aanvragen bij het Lira Fonds van subsidies ten behoeve van schrijfopdrachten bij het toneel. Die nieuwe regels blijken nog niet tot iedereen te zijn doorgedrongen. Daarom herhalen we ze hier in het kort.

Vanaf 1 januari 2005 stelt het Lira Fonds aan de hoogte van het schrijfhonorarium financiële minimumvoorwaarden. Als aan die financiële minimumvoorwaarden is voldaan, betaalt het Lira Fonds bij een positief besluit over de subsidieaanvraag 2/3 deel van het schrijfhonorarium, onder de voorwaarde dat de opdrachtgever zelf uit eigen middelen of anderszins 1/3 deel betaalt.

Het Lira Fonds maakt er geen geheim van dat het de bedoeling van deze maatregel is om de schrijfvergoeding voor toneelauteurs op een wat hoger en redelijker niveau te brengen, zonder de verhoging alleen ten laste van de opdrachtgever te laten komen.

Het Lira Fonds verstrekt alleen schrijfsubsidies, indien de aanvrager aan de toneelschrijver op zijn minst de relevante minimumtarieven betaalt. Is het aan de toneelschrijver geboden honorarium hoger dan genoemde minimumtarieven, dan kan het Lira Fonds besluiten een hogere bijdrage te betalen dan uit het minimumtarief zou volgen, maar nooit meer dan b deel van het totale honorarium.

Bij oorspronkelijke toneelstukken gaat het Lira Fonds uit van de volgende minimumtarieven:

- tot en met een speelduur van 30 minuten: e. 3.405
- van 30 tot en met 60 minuten: e. 5.670
- langer dan 60 minuten: e. 7.940

Ten aanzien van schrijfopdrachten voor toneelbewerkingen en toneelvertalingen worden door het Lira Fonds de zojuist aangeduide minimumtarieven voor toneelschrijfopdrachten voor oorspronkelijke stukken gehanteerd verminderd met 40%.

Bij bewerkingen en vertalingen, dus toneelstukken naar een bestaande tekst, gelden op grond daarvan de volgende minima: 

- tot en met een speelduur van 30 minuten: e. 2.043
- van 30 tot en met 60 minuten e. 3.402
- langer dan 60 minuten: e. 4.764

In bijzondere gevallen kan het Lira Fonds van deze uitgangspunten afwijken als er naar zijn oordeel een goede aanleiding toe bestaat.

Nadere informatie over een en ander is te vinden op www.lira.nl/lirafonds en telefonisch te verkrijgen bij Bart Schomaker die als opvolger van Sabina Stol het secretariaat over het Fonds voert: telefoon 023-799 78 07 of per e-mail: bart.schomaker@cedar.nl.

KH

 

Toneelschrijversgids

In april 2005 is door het Theater Instituut Nederland een handig losbladig gidsje gepubliceerd dat veel praktische informatie en nuttige adressen voor professionele toneelauteurs bevat. De bedoeling van het boekje is de toneelschrijver wegwijs te maken `in het doolhof van fondsen, instanties en initiatieven´ die voor hem of haar van belang kunnen zijn.

Alle mogelijke vragen, variërend van ´Waar kan ik toneelschrijven leren?´ via ‘Waar kan ik mijn stukken naartoe sturen om te laten lezen en spelen´ en ‘Hoe regel ik mijn rechten?´ tot ‘Welke prijzen zijn er voor toneelschrijfkunst?´ komen aan de orde. En natuurlijk ook ‘Waar kan ik geld aanvragen?´

De Toneelschrijversgids is te bestellen via financien@tin.nl tegen administratie- en verzendkosten (3.40) of gratis te downloaden via de website van het TIN, www.tin.nl.  De papieren uitgave is eenmalig, de gegevens zullen via de website steeds worden geactualiseerd en eventuele nieuwe initiatieven worden daar vermeld. De uitgave is mede mogelijk gemaakt door een subsidie van Lira en de VVL/VSenV.

NVM

 

Berichten en adviezen van het bureau

-Leenrecht uit Groot-Brittannië

Nederlandse auteurs van wie boeken in het Engels zijn vertaald, boeken die in Groot-Brittannië door de openbare bibliotheken worden uitgeleend, kunnen zich op grond van de Britse leenrechtregeling via Lira bij de Britse zusterorganisatie PLR (Public Lending Right) inschrijven. De Britse leenrechtregeling heeft een beperkte werking. Zo komen erfgenamen van schrijvers niet voor het Britse leenrecht in aanmerking. 

Alleen boeken die na aanmelding bij PLR geregistreerd staan, kunnen een Britse leenrechtvergoeding krijgen. Eenmaal geregistreerde titels blijven geregistreerd staan. Nieuw verschenen titels moeten steeds even worden aangemeld. De jaarlijkse einddatum voor aanmeldingen bij PLR is 30 juni. Meldt u zich dus bijtijds bij Lira aan voor het verkrijgen van een aanmeldingsformulier.

- Mechanische Reproductierechten

Schrijvers, bewerkers en vertalers worden geregeld geconfronteerd met publicaties van hun werk in een vorm waarvoor de auteur aan de oorspronkelijke opdrachtgever geen toestemming heeft gegeven. Met name vertalers van tekenfilmseries die hun vertalingen maken ten behoeve van nasynchronisaties, zien hun werk veelvuldig tot hun eigen verrassing in de winkels liggen. 

Deze inbreuken op het auteursrecht betreffen vaak het mechanisch reproductierecht: het vastleggen van werken op allerlei informatiedragers. Denk in dit verband aan de video- of dvd-uitgave van televisieseries en toneel- en cabaretvoorstellingen.Voor het maken en te koop aanbieden van vastleggingen als hier bedoeld is expliciete toestemming vereist van de auteur. Aan het geven van die toestemming kan de schrijver of vertaler de voorwaarde van een passende vergoeding verbinden. Lira maakt ten aanzien van deze toestemming voor aangesloten auteurs die hun mechanisch reproductierecht aan Lira hebben toevertrouwd, afspraken met gebruikers en keert geïncasseerde gelden vervolgens individueel aan de auteur uit. 

Het aandeel aan Lira-repertoire op de video of dvd wordt berekend aan de hand van de totale tijdsduur van de video- of dvd-productie, dus met aftrek van bijvoorbeeld het muziekrepertoire waarvoor aan Stemra betaald dient te worden. Dat percentage van de totale tijdsduur  wordt vermenigvuldig met de bruto-opbrengsten en daarvan wordt 7,25% genomen. Onder bruto-opbrengsten wordt in dit verband verstaan: de feitelijke opbrengsten zonder BTW zoals die door de detailhandel worden ontvangen, ook wel aangeduid met ppd, dat wil zeggen: price per distributor. Anders geformuleerd: Lira rekent voor het Lira-repertoire op een video of dvd pro rata temporis (naar gelang de tijd) 7,25% van de bruto-opbrengsten zoals die door de distributeur/detailhandel ontvangen worden. Neemt het werk van een auteur de helft van de tijd in, dan wordt het percentage 7,25, gedeeld door 2, is 3,625% van de verkoopopbrengsten van de informatiedrager.

 

Gezocht: leenrechthebbende schrijvers en vertalers (of hun erven)

Allereerst willen de medewerkers van Stichting Lira u, de lezers van het Lira Bulletin, weer hartelijk bedanken voor de vele reacties op de vorige rubriek ‘GEZOCHT’. Geweldig dat u elke keer de moeite neemt om te reageren: daardoor hebben wij inmiddels alweer 97 van de 200 gezochte auteurs en vertalers (of hun erven) uit de lijst van Bulletin 15 weten op te sporen en kunnen verblijden met een leenrechtvergoeding.

Wij blijven op zoek naar adressen van auteurs en vertalers, bewerkers en samenstellers (of hun erven) wier titels worden uitgeleend door de Nederlandse openbare bibliotheken. Uitgeverijen helpen ons vaak aan hun adressen, maar wanneer het om personen gaat die in de jaren tachtig of negentig geschreven of vertaald hebben, zijn de adresgegevens daar vaak niet meer te achterhalen en daarom roepen wij hierbij dan ook graag weer de hulp van u als lezer in.

Er staat vaak al een beduidend bedrag aan leenrechtvergoeding gereserveerd voor de gezochte auteurs en vertalers. Kent u het adres van een of meer van deze auteurs of vertalers (of hun erven), of heeft u een tip hierover, mailt, schrijft of belt u Lira dan a.u.b.:

Odile.van.der.Tweel@Cedar.nl,  telefoonnummer 023-7997024

Zegt het voort. Kent u mensen die weliswaar niet in onderstaande lijst staan, maar wier werk wel wordt uitgeleend door de Nederlandse openbare bibliotheken, dan kunnen zij LIRA mailen (lira@cedar.nl) schrijven of bellen, of onze site bezoeken (www.lira.nl) voor een aanmeldingsformulier. 

Lira keert met terugwerkende kracht (vanaf 1997) uit, vaak ook nog voor (populaire) titels uit de jaren tachtig. Veel uitgeleende genres zijn o.a. kinderboeken, kasteel- en doktersromans, misdaadromans, hobbyboeken, kookboeken, stripboeken. 

Uw reactie en medewerking worden zeer op prijs gesteld.

Gezocht:

Andreas van AKEN

Peter van ANTWERPEN

Dieneke BAANSTRA

Monica BADELT-PRZYBYLLA

Wouter BAECKENS

Ben BEEKMAN

Lodewijk van BEERESTEYN

Ton van BEERS

Frederikke BELMANS

Ineke van den BERG

Truus BOELHOUWER-GRIFHORST

Herman BOETS

C. BOUMAN

H.G. BREUKER

Cornelia BRINKMAN

N. BRINK-WESSELS

Hans BROEKMAN

A. De BROUWER

G.R. de BRUIN

Leni de BRUIN

H. BUITENZORG

Co COPPENS

Hans CORNELDER

Jan CRIJNS

Jannie DAANE

Aad van DIJK

W.C. DULFER-KLAASSEN

Sylvie van EIJCK

H. EVERSDIJK

Rik FOLKERSMA

André FRANSSE

F.J. FRANSSEN

Corrie de GIER

Trudy GROENEVELDT

Annelies HAAS-GRIENS

Else HANSSON

Jan HARTSEMA

Emma HAVANDER

Gertie van HEERDE

Marc HEKKERS

Josée HERMSEN

Arnout JACOBS

A. JANSONIUS

Marja de JONG

Anke JONGERDEN

Laurens KEFF

Kees KERSBERGEN

Elisabeth van KESSEL

Eva KING

Mehmet KIRIS

Inette KLOSTERS

Karolien KNOL

C. KROON-BAKKER

Hans KUIPERS

Martin LAMMES

Ton LAND

Anne LEBLANC

Geert van LEEUWEN

A.C.A. LEMMERS

Remy Jozef LIEVENS

Marlou LINSEN

Marian LUGTENBERG

Maaike LUITWIELER

J.M. van der MAALE

Aless MAGER

Andreas Van MELIS

L. MENDELSON-WOLSAK

Marlinde MERX

Jan van MIERT

Robert van der MOLEN

Hans Karel van NIEUWENHUIZEN

Joris van NISPEN

Ad den OTTER

Marianne PIERIK-BAKKER

Rob van der PLAS

Jan Dirk van der PLOEG

Carolien W. POLDERMAN-DE VRIES

Tom PRINS

Liesbeth van den REIJEN

Daniël ROEST

M.B. ROOIJAKKERS

Johan van SCHOTEN

Johan van SCHOTEN

Dirk SELS

Anneke SMOOK

Jozef SNEYERS

Antonius L. SPOORENBERG

HENK STAM

Ben STEENBERGEN

Annemiek STOOP-TIMMERMANS

Frans van der STRAATEN

Lex TEMPELMAN

Hannie van TILL

L. de TOMBE

Jan TROMMELMANS

H. TROMP

P. TROMP-PALMER

L. van der WAAL

Joke VAN DER MEIJ

Halbe van der VELDE

Anita C. van de VEN

Mona VERBUNT

MARLEEN VERHOEF

John M. VERMEYS

Riet VERRETH

Frank VISSER

Hans R. de VRIES

Hans de WAART

I. van der WANSUM

Johan van WIJK

K. De WITTE

Johanna P. ZOOMERS-VERMEER

Jaap ZUIDEMA

 

Bestuur en bureau van de stichting Lira

De Stichting Lira beheert als auteursrechtorganisatie op collectieve wijze auteursrechten en op het auteursrecht gebaseerde vergoedingsaanspraken van schrijvers en vertalers die door hen individueel niet, of slechts met de grootst denkbare moeite, te gelde kunnen worden gemaakt.

Postadres:

Stichting Lira
Postbus 3060
2130 KB Hoofddorp

Bezoekadres:
Siriusdreef 22-28
2132 WT Hoofddorp

Telefoon: 023 - 799 78 06
Fax: 023 - 799 77 00
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.cedar.nl

Bankrekeningnummers:
ABN: 54 64 92 665
Postbank: 50 01 51

Bestuur Stichting LIRA:
Kees Holierhoek, voorzitter
Willem Capteyn, vice-voorzitter
Nelleke van Maaren, secretaris
Rien Verhoef, penningmeester
Marjan Berk, lid
Tijs van den Boomen, lid

Bureau Stichting LIRA:

directeur:
André Beemsterboer

accountmanager:
Lennart Bosker

secretariaat:
Hester Fidder
Jolanda Overkleeft

commercieel-administratief medewerker:
Maureen Arnhem
Marianne Bovet
Martin van Dam
Nancy den Dekker
Mariska Kolman
Martijn van Noort
Scott Rollins
Bart Schomaker
Odile van der Tweel

informatiebeheerder:
Jeroen van den Bergh

 

Colofon

Dit is een uitgave van de Stichting LIRA

Postbus 3060
2130 KB Hoofddorp

Telefoon: 
023 - 799 78 06

Fax: 
023 - 799 77 00

E-mail:    
lira@cedar.nl

Website:

www.lira.nl

Redactie:

Nelleke van Maaren

Kees Holierhoek (eindredactie)

 

 

 

Lennart Bosker
 

Tekstbijdragen: Rien Verhoef, Scott Rollins en Andre Beemsterboer

Illustraties: Ram Katzir

Ontwerp: Rutger Fuchs, Amsterdam