editie 16 / mei 2005

Een woord van de voorzitter (16)

Voor de hoogte van het uitleentarief voor boeken wordt 2005 een soort afsluitend jaar. Afgesloten wordt de sinds enkele jaren met de openbare bibliotheken afgesproken geleidelijke stijging van het tarief. In het jaar 2005 gaat het tarief per uitgeleend boek voor het laatst met een structureel percentage van 4% omhoog. Daarmee bereikt het zijn definitieve niveau.

 Ik herinner me nog dat ik ooit aan het begin van de onderhandelingen tussen openbare bibliotheken en leenrechthebbenden in een lange schriftelijke uiteenzetting uitkwam op een wenselijk en beredeneerd tarief voor geschriften van 25 cent, een kwartje per uitlening. Dat was nog in de tijd dat de gulden in dit land regeerde. Door de komst van de euro veranderde dat gedurende de onderhandelingen in een afspraak over een eurodubbeltje in 2005, gedurende een aantal jaren te verhogen met een deel van de tussentijdse inflatiecorrectie, waardoor dan toch weer het oorspronkelijk bedoelde kwartje (in guldencenten) ongeveer bereikt zou worden. In 2005 is het zover. Hierna brengt alleen nog een inmiddels volledige jaarlijkse inflatiecorrectie het tarief nominaal gestaag omhoog. Dat zal naar verwachting langzaam gaan, want het inflatieniveau is niet zo hoog meer als het ooit is geweest.

De financiële uitkomst van het leenrecht zal daarmee nog duidelijker dan voorheen bepaald worden door het aantal uitleningen in combinatie met de prijs van het boek. De uitkomst van die rekensom kan individueel van jaar tot jaar verschillen. Over de hele linie zal er alleen nog een opwaartse financiële beweging zijn in het geval dat over een brede linie het aantal uitleningen toe zou gaan nemen. Een dergelijke groei is misschien niet zo waarschijnlijk, maar niet onmogelijk. Auteurs en bibliotheken hebben ook in het leenrecht een gezamenlijk belang bij het bevorderen van een bloeiende leescultuur.

Negatieve effecten van de nieuwe situatie zullen in belangrijke mate gecompenseerd worden door de oude, nog onverdeeld gebleven leenrechtgelden systematisch, jaar voor jaar, tot uitkering te brengen. Daarbij gaat het vooral om gelden waarvoor de bijpassende rechthebbenden ondanks alle jarenlange inspanningen niet zijn gevonden. De aanwezigheid van die even in reserve gehouden gelden stelt het LIRA-bestuur in de gelegenheid het totaal van de jaarlijkse leenrechtuitkering zeker de komende jaren op een wenselijk niveau te houden, zonder dat daar voor de eeuwigheid wonderen van verwacht mogen worden.

KH



Verlsag klachtencommissie leenrechtrepartitie 2004

Op 15 februari 2005 kwam de klachtencommissie van de Stichting LIRA bijeen om zich te beraden over klachten die bij de commissie werden ingediend naar aanleiding van de leenrechtrepartitie 2004.

De klachtencommissie van LIRA is een bestuurscommissie die het bestuur van LIRA adviseert over de afhandeling van de klacht en eventueel verder te nemen maatregelen. Het bestuur van LIRA neemt naar aanleiding van het uitgebrachte advies een besluit over de klacht. Tegen dit bestuursbesluit is volgens artikel 15e van de Auteurswet beroep mogelijk bij de arrondissementsrechtbank in Den Haag.

Van een klacht is sprake als een auteur bezwaar maakt tegen een aspect van de uitvoering van de leenrechtregeling zoals die door de Stichting Leenrecht is opgedragen aan de Stichting LIRA, dat bezwaar van de auteur door interventie van het LIRA-bureau niet wordt weggenomen en dat bezwaar door de auteur binnen de gestelde termijn van twee maanden na de leenrechtrepartitie schriftelijk is voorgelegd aan de leenrechtklachtencommissie van de Stichting LIRA. 

Dit keer ging het in totaal om vier klachten, waarvan er twee betrekking bleken te hebben, niet zozeer op de leenrechtrepartitie van eind 2004, maar op tussentijdse correcties in het geschriftenbestand dat voor de jaarlijkse verdeling wordt gebruikt, en twee op nog weer een andere zaak: de correctie van ooit teveel uitbetaalde leenrechtgelden. 

Ten aanzien van deze laatste twee klachten formuleerde de klachtencommissie, ofschoon van oordeel dat het strikt genomen niet om klachten ging die betrekking hadden op de leenrechtrepartitie van eind 2004, twee adviezen die voor gewone besluitvorming aan het LIRA-bestuur zullen worden voorgelegd, beide positief voor de auteur.

Ten aanzien van de twee klachten die betrekking hadden op correcties in het geschriftenbestand, in casu de samenvoeging van twee relatienummers tot één nieuw relatienummer, waardoor een verrekening tussen twee gescheiden gehouden rijtjes financiële gegevens plaats moest vinden waartegen klagers om uiteenlopende redenen bezwaren hadden, kwam de klachtencommissie tot het advies om in één geval coulance te betrachten en in het andere geval de verrekening, net als dat in andere soortgelijke gevallen gebeurt, voort te zetten. 

De in dit verslag vermelde adviezen zijn ter besluitvorming voorgelegd aan het bestuur van de Stichting LIRA. Aangenomen mag worden dat het bestuur van de Stichting LIRA van de voorgelegde adviezen besluiten zal maken.

LB/CPAH

 

 

Repartities in 2004

Leenrecht

LIRA heeft eind 2004 een bedrag van 4.387.000,- aan leenrechtvergoedingen onder 12.332 auteurs verdeeld. Hierin is nog niet begrepen de narepartitie 2004, die in mei 2005 plaats zal vinden. In 2005 vindt namelijk – eenmalig – een vervroegde narepartitie in mei plaats, omdat daarna naar verwachting op een nieuw automatiseringsprogramma zal worden overgeschakeld. Het is handig om dan de narepartitie al achter de rug te hebben en zo min mogelijk ‘oude ballast’ mee te nemen. In dat verband moet vooral ook gedacht worden aan boektitels die niet verbonden kunnen worden met individuele leenrechthebbenden.. Zo is er bijvoorbeeld een bestandje titels dat door sommige bibliotheken vroeger werd gemeld als ‘bouquet’. Geen auteur, geen vertaler, geen ISBN-nummer, geen uitgever. Die zijn met de beste wil van de wereld niet meer te verbinden met individuele rechthebbenden. Intussen komen zulke kwesties niet of nauwelijks meer voor. De bibliotheken hebben al jaren, soms dankzij enige financiële steun van de Stichting Leenrecht, een veel betere registratie dan in de beginjaren van de leenrechtrepartitie. 

De narepartitie in mei is nog niet verwerkt in de cijfers voor 2004 en daarom is het moeilijk om bovenstaande cijfers te vergelijken met die van 2003 (waarin ze wel zijn verwerkt). Het ziet er echter naar uit dat voor het eerst in jaren het aantal uitleningen, en dus het te verdelen bedrag, een lichte stijging vertoont. Dit alles onder voorbehoud, want in de afgelopen weken hebben veel bibliotheken hun opgegeven aantallen uitleningen alsnog bijgesteld. 

De steekproef waarop de repartitie 2004 was gebaseerd, bestond uit 75% van alle bibliotheken. Voor een steekproef is dat een heel hoog percentage, dat eigenlijk nauwelijks meer als steekproef kan worden gekwalificeerd. Het streven is nog steeds 100%, maar dat wordt bemoeilijkt door gebrek aan automatisering of incompatibele automatiseringssystemen. En 100% is ook niet strikt nodig om een goede leenrechtrepartitie uit te kunnen voeren.

Belgisch leenrecht

Na de royale uitkering aan Belgisch leengeld in 2003 – gebaseerd op de aanwezigheid van boeken in de Belgische bibliotheken - was er dit jaar een teleurstelling. Het Belgische systeem is veranderd en de beschikbare hoeveelheid geld geminimaliseerd. Een (minimale) uitkering zal naar verwachting pas weer plaatsvinden in 2005. Natuurlijk is daar ook van de kant van LIRA bezwaar tegen gemaakt. Zie hiervoor het hierna volgende artikel van Rien Verhoef.

Kabel

Verder heeft LIRA in 2004 aan kabelrechtgeld over 2003 3.464.570,- voor televisie en 329.000,- voor radio gereparteerd aan 375 auteurs. Dat is ongeveer 200.000,- meer dan in 2003 werd verdeeld. Over de uitkering over 2004 valt nog niets te zeggen, omdat de aanmeldingsformulieren voor 2004 nog maar net binnen zijn.

NVM

 

Stand van zaken belgische leenrechtrepartitie

In 1992 kwam er een Europese richtlijn betreffende het verhuurrecht en het uitleenrecht. Het auteursrecht (en dus ook het leenrecht) is in België een grondwettelijke bevoegdheid van de federale overheid en het kan dus niet worden uitgevoerd door de overheid van de Gemeenschappen (= de Vlaamse en Waalse deelregering). De Belgische auteurswet van 1994 regelt deze aangelegenheden, maar omdat er acht jaar lang geen uitvoerend koninklijk besluit werd uitgevaardigd, bleef de regeling een dode letter.

Om in afwachting van een regeling een zekere tegemoetkoming aan de auteurs te bieden besliste de Vlaamse overheid (in 2003) om hun een subsidie te verlenen die gebaseerd was op de aanwezigheid van hun werken in de openbare uitleenbibliotheken. Maar toen in 2004 ten slotte een federale wettelijke beschikking inzake een leenrecht werd uitgevaardigd (zoals bepaald door de Europese richtlijn 92/100), kon de Vlaamse overheid de verstrekking van een leensubsidie als tussenmaatregel niet voortzetten. De leensubsidie zal dus een eenmalig initiatief blijven.

Eind 2003 werd de Belgische federale overheid door Europa verplicht om in een leenrechtelijke regeling te voorzien. Ze kreeg 6 maanden de tijd om een KB uit te vaardigen. Dit op straffe van een dwangsom per dag.

In januari 2004 werd op voorstel van minister Moerman door de ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd rond "de vergoedingsrechten voor openbare uitlening van de auteurs, vertolkende of uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en producenten van eerste vastleggingen van films". Het ontwerp legde de bedragen van de leenrechtvergoeding vast op 1 euro per volwassen lener en op 0,50 euro per minderjarige. Ook bepaalde het de categorieën van instellingen die zullen worden vrijgesteld van de verplichting een vergoeding te betalen. Het gaat hier onder meer om onderwijsinstellingen, wetenschappelijke instellingen en zorginstellingen. Tot slot is er, ondanks het drukke lobbywerk van de Vlaamse uitgeversvereniging VUV, geen speciale clausule voor de uitgevers voorzien. De VUV adviseerde haar leden dan ook meteen om in de contracten met de auteurs steeds op te nemen dat een bepaald percentage (bijvoorbeeld 30%) van het bedrag dat de auteur als leenvergoeding ontvangt aan de uitgever wordt overgedragen.

Hoewel het KB dus is goedgekeurd door de ministerraad, is bij een ontmoeting met Alain Andries van de Europese Commissie gebleken dat het nog niet in het Belgisch Staatsblad is verschenen. Vanaf juni 2004 kan de Europese Commissie dan ook een dagelijkse boete innen. Verder heeft de Raad van State naar verluidt een negatief advies op het KB gegeven, aangezien het voorziet in een forfaitaire vergoeding en daarmee de realiteit geweld aandoet.

Door het uitblijven van een koninklijk besluit in verband met de regeling van deze vergoeding blijft België dus nog altijd achter op zijn plicht uitleenrecht te betalen. Het is evident dat de Belgische, maar ook de Nederlandse auteurs hierdoor schade lijden. Daarom heeft de Vereniging van Educatieve en Wetenschappelijke Auteurs Vewa bij de Europese Commissie een klacht tegen de Belgische Staat ingediend wegens niet-uitvoering van de leenvergoeding. Om dezelfde reden heeft Vewa, samen met andere auteursverenigingen, de Belgische staat gedagvaard. Het proces loopt nog steeds. De Europese Commissie heeft beslist België wegens niet-naleving van de Europese wet terzake voor het Europese Hof van Justitie te dagvaarden.

In het huidige voorstel is dus geen uitgeversaandeel voorzien (in Nederland gaat 30% van de leengelden naar de uitgevers en 70% naar de auteurs) en de Vlaamse uitgevers willen daarom samen met de auteurs de strijd aangaan, mits er voor de uitgever ook een vergoeding wordt gegarandeerd. Binnen Reprobel - de organisatie die waarschijnlijk verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van het Belgische leenrecht - wordt er nu gewerkt aan een regeling volgens de 30-70 verdeling, die voorlopig nog geen concreet resultaat heeft opgeleverd aangezien de Franstalige uitgevers, verenigd in Copiebel, niet akkoord gaan. Zij eisen 50-50.

Zodra het KB in het Belgisch Staatsblad is verschenen, kan eventueel op Europees niveau weer nieuw lobbywerk beginnen. De Europese Commissie kan namelijk tussenbeide komen, bijvoorbeeld als de auteurs kunnen aantonen dat het beoogde doel van het leenrecht, zoals geformuleerd in de Europese richtlijn, niet bereikt wordt. De beslissing van de federale overheid bepaalt overigens wel dat in 2005 een leenrecht zal worden toegekend en uitbetaald aan de auteurs, op grond van de uitleengegevens in de openbare bibliotheken van 2004.

Wat moet er nog gebeuren?

- De federale minister van Economie wijst een beheersvennootschap aan. Dit kan Reprobel zijn.

- De Gemeenschappen en de Federale Staat moeten op korte termijn beslissen of zij de verplichtingen van de openbare instellingen die onder hun bevoegdheid vallen, overnemen of niet. In het licht van de administratieve vereenvoudiging (en van de zeer bescheiden bedragen die aan de rechthebbenden zullen toekomen) lijkt die overname logisch. Een formele beslissing is er echter nog niet.

Er bestaat een aantal websites waarop de ontwikkelingen rond het Belgisch leenrecht te volgen zijn:

<http://www.cer-leuven.be/Vewa/Leenrecht.htm> (regelgeving leenrecht door Vereniging van Educatieve en Wetenschappelijke Auteurs; dit is een zeer goede website, die ook up-to-date wordt gehouden en tevens gerelateerde websites vermeldt)
<http://www.schuyesmans.be/leenrecht/links.htm> (websites i.v.m. leenrecht)
<http://www.reprobel.be/nl/index_nl.htm> (website van REPROBEL)

RV

 

Erasmus/Descartes conferentie 2004/leenrecht in Frankrijk

Op 26 en 27 november vond in Parijs de tweejaarlijkse Erasmus/Descartes Conferentie plaats, een dialoog tussen Nederland en Frankrijk op cultureel en zakelijk gebied. Deze keer was het onderwerp van de conferentie ‘Cultuur als economische uitdaging’.

Het spreekt vanzelf dat binnen dat thema ook het auteursrecht, het intellectueel eigendom in de ruimste zin van het woord, dus inclusief patenten en octrooien, een belangrijke rol speelt. Uit een onderzoek van enige jaren geleden is gebleken dat deze aanspraken ongeveer 6% aan het Bruto Nationaal Product (BNP) bijdragen – meer dan bij voorbeeld de bancaire sector. Nu vormen literaire auteursrechten daar maar een klein onderdeel van. Niettemin gaan ook daar miljoenen in om.

De conferentie werd, na een openingsavond waar onder meer staatssecretaris Medy van der Laan een openingsspeech hield, opgedeeld in werkgroepen. Film, muziek, dans, letteren etc. De werkgroep Letteren, voor LIRA interessant, bestond uit ongeveer twintig vertegenwoordigers – steeds Nederlandse en Franse tegenhangers – van de verschillende belanghebbende en geïnteresseerde groepen.. Bibliotheken, ministeries, auteursrechtorganisaties, uitgevers, boekhandelaars, critici e.d. en de discussie stond onder leiding van Margot Dijkgraaf, vooral bekend als criticus van de NRC. Vanzelfsprekend kwam in de discussie de kwestie van het leenrecht aan de orde. Nederland heeft zich al jaren aangepast aan de Europese richtlijn die de invoering van een auteursrechtelijke vergoeding voorschrijft (dat wil zeggen – simpel samengevat -: hoe vaak is een boek uitgeleend en wat is de billijke vergoeding voor dat uitlenen?) Daarbij is in Nederland een verdeling tussen buitenlandse auteurs en Nederlandse vertalers afgesproken (30%/70%). In Frankrijk is tot nu toe niets geregeld. 

Wel bleek tijdens deze conferentie, bij monde van Guillaume Husson van het Franse Ministerie van Cultuur en Communicatie, dat men in Frankrijk al geruime tijd bezig is met het voorbereiden van een wet waarin uitsluitend de rechten van Franse auteurs worden geregeld. Ook dat stuit al op grote tegenstand van de Franse bibliotheken. Buitenlandse auteurs zouden kunnen fluiten naar welke vergoeding dan ook, uit angst dat het merendeel van het beschikbare geld naar Amerikaanse en Engelse auteurs zal gaan. Helaas slaat Frankrijk daarmee de weg in die ook de Scandinavische landen hebben gekozen – uitsluitend een regeling voor de ‘eigen’ auteurs. LIRA zal dus voorlopig niet overdreven veel haast maken om de gelden die voor Franse auteurs zijn gereserveerd, daadwerkelijk uit te keren, ook al vanwege het feit dat er nog geen organisatie in Frankrijk bestaat die de verdeling daarvan op zich zou kunnen nemen. Wellicht was de slotrede van de Franse onderminister van Cultuur en Communicatie Catherine Ahmadi-Ruggeri een goede aanbeveling. Zij pleitte voor een belangrijker rol van de Europese Unie in de sociale en economische processen die met cultuur samenhangen, maar niet in het oordelen over kunst en cultuur.

NVM

 

Nieuw reglement kabelrechten TV

Wie zich aansluit bij LIRA, draagt zogenoemde kabelrechten in bredere zin in beheer aan LIRA over. Daarmee verwerft LIRA de eigendom van de zogenoemde kabel-, digitale en satellietrechten. In onderhandeling tredend met de exploitanten van de diverse relevante doorgiftesystemen (kabel, digitenne, satelliet en dergelijke) bedingt LIRA vervolgens zo veel mogelijk een vergoeding voor schrijvers, vertalers en bewerkers van de op deze onderscheiden manieren verspreide werken.

Bij de huidige verdeelpraktijk van kabelgelden door LIRA gaat het om auteursrechtelijke beschermde literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken en de daarop gebaseerde audio- en audiovisuele producties die door Nederlandse en buitenlandse publieke omroepen, inclusief de regionale omroepen. via de radio of de tv worden uitgezonden en die gelijktijdig met de etheruitzending door diverse exploitanten van doorgiftesystemen worden doorgegeven aan hun abonnees. Daarbij moet het - om voor vergoeding door LIRA in aanmerking te komen - gaan om uitgezonden en gelijktijdig doorgegeven werken die door of in opdracht van Nederlandse publieke omroepen, inclusief de regionale omroepen, via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt, vertaald of ondertiteld. Ook moet de betreffende schrijver, bewerker of vertaler zijn kabelrechten tegenover zijn opdrachtgever hebben voorbehouden door ze via een aansluitingscontract bij LIRA onder te brengen en daarvan melding te maken in de overeenkomst die hij met zijn opdrachtgever sluit.

Sinds een arrest van de Hoge Raad uit de jaren tachtig geldt de gelijktijdige kabeldoorgifte als een nieuwe openbaarmaking waarvoor toestemming moet worden verkregen van rechthebbenden. Rond dat arrest hebben rechthebbenden van velerlei aard zich indertijd verenigd om in onderhandelingen met de kabelexploitanten tegen vergoeding hun toestemming voor de gelijktijdige kabeldistributie te geven. LIRA is één van de organisaties van rechthebbenden die kabelgelden verdeelt, en wel onder de eigen doelgroep, te weten Nederlandse en buitenlandse schrijvers, vertalers en bewerkers.

Schrijvers en vertalers van literaire boeken die vinden dat ook hun uitgever bijvoorbeeld bij verfilming van hun boek en uitzending van het filmwerk door een publieke omroep aanspraak zou moeten kunnen maken op een deel van de kabelgelden, kunnen in hun uitgeefovereenkomst met de uitgever een verdeelsleutel overeenkomen en zich zelfs door de uitgever aan laten sluiten bij LIRA. De uitgever moet van die aansluiting dan wel melding maken aan LIRA. Deze andere, indirecte toegang voor de auteur tot LIRA heeft vooral een principiële en theoretische waarde, want in de praktijk blijken bijna alle werken die voor kabelgeld in aanmerking komen, speciaal voor de tv of de radio geschreven te zijn, zonder eerst te zijn uitgegeven.

De verdeling van kabel- en verwante gelden wordt geregeld in een zogenoemd repartitiereglement. Omdat omstandigheden en technieken veranderen behoeft zo’n verdelingsreglement geregeld aanpassing. In zijn vergadering van 7 september 2004 kwam het bestuur van de Stichting Lira tot de vaststelling van een op enkele punten gewijzigd kabelreglement-tv en kabelreglement-radio. Tegelijk werd de werking van het reglement uitgebreid tot de gelijktijdige en ongewijzigde secundaire verspreiding  van de in dit artikel beschreven werken, indien deze plaats vindt op digitale wijze (via digital video broadcasting-terrestrial, afgekort dvb-t) of via satelliet.

Op grond van een bestuursbesluit zijn de voorwaarden uit de repartitiereglementen kabelrechten televisie en radio ook van toepassing op uitzendingen van publieke regionale omroepen. Voor dit soort uitzendingen  geldt zowel voor tv als voor radio een tarief per minuut uitzending dat 25% beloopt van het gewone tarief per minuut uitzending, zoals dat tot stand komt op grond van beide genoemde reglementen.

Repartitiereglement kabelrechten televisie

als voor het laatst gewijzigd door het bestuur van de Stichting LIRA op 7 september 2004

Ter introductie:

In zijn vergadering van 5 augustus 1997 heeft het bestuur van de Stichting LIRA het hieronder volgende repartitiereglement inzake auteursrechtgelden (kabelgelden) voor de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding van Nederlandse televisieprogramma’s via kabelnetten vastgesteld. In zijn vergadering van 13 januari 2004 heeft het bestuur een wijziging ten aanzien van artikel 5 (hieronder artikel 6) aangebracht en in zijn vergadering van 7 september 2004 - naast kleine redactionele aanpassingen - wijzigingen ten aanzien van de onderstaande artikelen 1, 2, 4, 15, 17, 18 en 19.

WERKINGSTERREIN

1.Dit repartitiereglement heeft betrekking op de verdeling van door LIRA van kabelexploitanten ontvangen auteursrechtelijke gelden (kabelgelden) inzake de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding via kabelnetten van televisieprogramma’s waarin literaire en literair-dramatische werken van schrijvers, bewerkers en vertalers alsmede muziek-dramatische werken van librettisten, componisten, bewerkers en vertalers alsook op deze literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken gebaseerde audiovisuele producties secundair worden openbaar gemaakt.

Dit repartitiereglement is van overeenkomstige toepassing op door LIRA ontvangen auteursrechtelijke gelden, indien de gelijktijdige en ongewijzigde secundaire verspreiding  van de in dit artikel beschreven werken plaats vindt op digitale wijze (via digital video broadcasting-terrestrial, afgekort dvb-t) of via satelliet.

2. Zolang de werking van het huidige kabelcontract, gesloten tussen Nederlandse kabelexploitanten en rechthebbenden, beperkt blijft tot uitzendingen van publieke omroepen, geldt als afbakening van LIRA’s werkterrein (naast de werkterreinen van VEVAM en Nieuwswaarde) dat het bij de gelijktijdige doorgifte moet gaan om werken die door of in opdracht van Nederlandse of bij het kabelcontract betrokken buitenlandse publieke omroepen via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt, vertaald of ondertiteld.

BEREKENING VAN IEDERS AANDEEL

3. Basis voor de berekening van de repartitie is de tijdsduur van de uitzending van het werk.

4. Bij de voor de repartitie in aanmerking komende werken kunnen de volgende categorieën repartitiegerechtigden worden onderscheiden: 

- de schrijver van het format
- de schrijver van de synopsis
- de schrijver van het oorspronkelijke werk, zoals de scenario- of toneelschrijver
- de bewerker van het oorspronkelijke en/of vertaalde werk 
- de vertaler van het oorspronkelijke en/of bewerkte werk en de daaraan gelijk te stellen maker van de nasynchronisatieteksten
- de ondertitelaar van het oorspronkelijke, bewerkte of  vertaalde werk.

5. Indien er geen andere repartitiegerechtigden zijn ontvangt de schrijver van het oorspronkelijke werk 100%.

6. Zijn ten aanzien van een literair-dramatisch werk (zoals een scenario) zowel de schrijver van het format, als ook de schrijver van de synopsis alsmede de schrijver van het scenario repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

a. de schrijver van het format: 10%
b. de schrijver van de synopsis: 15%
c. de schrijver van het scenario: 75%

7. Zijn er ten aanzien van een literair-dramatisch werk zowel de schrijver van de synopsis als de schrijver van het scenario repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

a. de schrijver van de synopsis: 25%
b. de schrijver van het scenario: 75%

8. Zijn ten aanzien van een literair-dramatisch werk zowel de schrijver van het oorspronkelijke werk als de vertaler of bewerker repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

de schrijver van het oorspronkelijke werk: 66,66%
de bewerker of vertaler:               33,34%

9. Zijn ten aanzien van een literair–dramatisch werk zowel de schrijver van het oorspronkelijke werk als de ondertitelaar repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats: 

de schrijver van het in een vreemde taal geproduceerde werk: 90%
de ondertitelaar daarvan:                                                       10%

10. Ligt aan het werk een prozawerk ten grondslag welke – voor zover het een beschermd werk betreft met toestemming van de schrijver van het oorspronkelijke werk of zijn rechtverkrijgenden - door een bewerker tot dramatisch werk is herschreven, dan geldt de volgende verdeling:

de schrijver van het oorspronkelijke prozawerk:   50%

de bewerker die het dramawerk heeft gecreëerd: 50%

11. Is een oorspronkelijk proza- of dramawerk zowel vertaald als bewerkt, dan geldt de volgende verdeling:

de schrijver van het oorspronkelijke proza- of dramawerk: 50% 
de bewerker: 25%
de vertaler:                                                                           25%

 12. Indien bij de totstandkoming van enig werk meerdere schrijvers, bewerkers, vertalers en/of ondertitelaars zijn betrokken dan wordt de 100% pro rata verdeeld.

13. Indien het aandeel van de schrijver, bewerker of vertaler als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt en dit aandeel als zodanig tot het publiek domein zou behoren, wordt dit niet in de uitkering betrokken. Voor het overige gelden de bepalingen van dit Reglement onverkort. 

14. Indien er sprake is van cabaret, revue of theatershow met enerzijds een bestanddeel aan prozawerken (conférences) of dramawerken (sketches) en anderzijds een bestanddeel aan liedjes, dan wordt 50% van de tijdsduur voor repartitie in aanmerking genomen en aan de rechthebbenden van de proza- en dramawerken uitgekeerd. De andere 50% wordt geacht deel uit te maken van het rechtenpakket dat BUMA vertegenwoordigt (kleinrecht).

GEEN RECHT OP EEN UITKERING

15. Geen recht op een repartitievergoeding kunnen doen gelden: schrijvers, bewerkers, vertalers of ondertitelaars die zich het recht van kabeldoorgifte van hun door de televisie uitgezonden werken niet hebben voorbehouden.

Onder hen worden begrepen de schrijvers, bewerkers of vertalers, bij wie - als gevolg van hun in dienstverband verrichte arbeid en hun nalatigheid ten opzichte van artikel 8, lid 4 van hun aansluitingscontract met LIRA  terzake een afwijkend beding in hun arbeidsovereenkomst op te doen nemen - de werkgever auteursrechtelijk als maker van het werk moet worden aangemerkt.

16. Uitgesloten worden, tenzij anders overeengekomen, filmscenario’s die zijn geschreven/bewerkt/vertaald primair met het oog op openbaarmaking van het werk in bioscooptheaters.

17. Uitgesloten zijn eveneens, tenzij anders overeengekomen, oorspronkelijke of vertaalde werken gelijk te stellen met filmscenario’s, zoals

- tekenfilms en animatiefilms, tenzij deze films door of in opdracht van Nederlandse of bij het Nederlandse kabelcontract betrokken buitenlandse publieke omroepen via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt, vertaald of ondertiteld

- muziekvideo’s

- reclameboodschappen

- documentaires

- interviews of vraaggesprekken

- inleidende of verbindende commentaren

- journalistieke bijdragen

- alle andere werken die -hoewel auteursrechtelijk beschermd- naar het bindend oordeel van het bestuur niet gerekend kunnen worden tot de werken waarop dit Reglement betrekking heeft.

IDENTIFICATIE RECHTHEBBENDEN

18. In beginsel zal als schrijver, bewerker of vertaler worden vermoed te zijn:

- de persoon of rechtspersoon die als zodanig in het werk wordt aangeduid;

- of als zulks niet duidelijk is of betwist wordt: de persoon of rechtspersoon die in de opdracht- en/of exploitatieovereenkomst terzake van het werk als zodanig genoemd is;

- of als er sprake is van een pseudoniem: de persoon of rechtspersoon die naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hij zich van dat pseudoniem heeft bediend;

- of de persoon of rechtspersoon die anderszins naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hem ook daadwerkelijk de kwaliteit van schrijver, bewerker of vertaler toekomt.

VERJARING VAN AANSPRAKEN

19. Aanspraken van rechthebbenden op kabelgelden komen te vervallen na verloop van vijf jaar na het jaar waarin de primaire uitzending en gelijktijdige secundaire doorgifte van werken waarop de aanspraken betrekking hebben, hebben plaats gevonden.

TOT SLOT

20. In alle gevallen waarin dit Reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

-0-0-0-0-

Repartitiereglement kabelrechten radio

als laatstelijk vastgesteld op 7 september 2004

Ter introductie: 

In 1988 heeft het bestuur van de Stichting LIRA het hierna volgende repartitiereglement inzake auteursrechtgelden met betrekking tot de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding van radioprogramma's via kabelnetten vastgesteld. Op 7 september 2004 heeft het bestuur besloten tot wijzigingen ten aanzien van de hieronder staande artikelen 1, 2, 11, 13 en 14 naast enkele redactionele aanpassingen van geringe betekenis.

WERKINGTERREIN

1.Dit repartitiereglement heeft betrekking op de verdeling van door LIRA van kabelexploitanten ontvangen auteursrechtelijke gelden (kabelgelden) inzake de gelijktijdige en ongewijzigde verspreiding via kabelnetten van radioprogramma’s waarin literaire en literair-dramatische werken van schrijvers, bewerkers en vertalers en daarop gebaseerde audio-producties secundair worden openbaar gemaakt en waarvoor de Stichting LIRA van kabelexploitanten vergoedingen ontvangt.

Dit repartitiereglement is van overeenkomstige toepassing op door LIRA ontvangen auteursrechtelijke gelden, indien de gelijktijdige en ongewijzigde secundaire verspreiding  van de in dit artikel beschreven werken plaats vindt op digitale wijze (via digital video broadcasting-terrestrial, afgekort dvb-t) of via satelliet.

2. Zolang de werking van het huidige kabelcontract, gesloten tussen Nederlandse kabelexploitanten en rechthebbenden, beperkt blijft tot uitzendingen van publieke omroepen, geldt als afbakening van LIRA’s werkterrein (naast de werkterreinen van VEVAM en Nieuwswaarde) dat het bij de gelijktijdige doorgifte moet gaan om werken die door of in opdracht van Nederlandse of bij het kabelcontract betrokken buitenlandse publieke omroepen via een substantiële investering zijn geproduceerd, bewerkt of vertaald.

BEREKENING VAN IEDERS AANDEEL

3. Basis voor de berekening van de repartitie is de tijdsduur van de uitzending van het werk.

4. Bij de voor de repartitie in aanmerking komende literaire, literair-dramatische em muziek-dramatische werken kunnen de volgende categorieën repartitiegerechtigden worden onderscheiden: 

a. de schrijver van het oorspronkelijke werk;
b. de bewerker van het oorspronkelijke of vertaalde werk;
c. de vertaler van het oorspronkelijke of bewerkte werk.

5. Indien er geen andere repartitiegerechtigden zijn ontvangt de schrijver van het oorspronkelijke werk 100 %.

6. Zijn ten aanzien van een literair-dramatisch werk zowel de schrijver als de vertaler of bewerker repartitiegerechtigd, dan vindt de verdeling als volgt plaats:

a. de schrijver van het oorspronkelijke dramatische werk: 66.66 % 
b. de vertaler of bewerker daarvan:  33.33 %

 7. Ligt aan het werk een prozawerk ten grondslag welke - voor zover het een beschermd werk betreft met toestemming van de schrijver van het oorspronkelijke werk of zijn rechtverkrijgenden - door een bewerker tot dramatisch werk is herschreven, dan geldt de volgende verdeling:

a. de schrijver van het oorspronkelijke prozawerk: 50%
b. de bewerker die het dramawerk heeft gecreëerd: 50%

8. Is een oorspronkelijk proza- of dramawerk zowel bewerkt als vertaald, dan geldt de volgende verdeling:

a. de schrijver van het oorspronkelijke proza- of dramawerk: 50 %
b. de bewerker: 25 %
c. de vertaler: 25 %

9. Indien bij de totstandkoming van enig werk meer schrijvers, bewerkers of vertalers zijn betrokken, dan wordt de 100 % pro rata verdeeld.

10. Indien het aandeel van de schrijver, bewerker of vertaler als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt en dit aandeel als zodanig tot het publiek domein zou behoren, wordt dit niet in de uitkering betrokken. Voor het overige gelden de bepalingen van dit Reglement onverkort.

11. Indien er sprake is van het ten gehore brengen van cabaret, revue of theatershow met enerzijds een bestanddeel aan prozawerken (conférences) of dramawerken (sketches) en anderzijds een bestanddeel aan liedjes, dan wordt 50 % van de tijdsduur voor repartitie in aanmerking genomen en aan de rechthebbenden van de proza- en dramawerken uitgekeerd. De andere 50 % wordt geacht deel uit te maken van het rechtenpakket dat BUMA vertegenwoordigt (kleinrecht).

GEEN RECHT OP EEN UITKERING

12.Geen recht op een repartitievergoeding kunnen doen gelden: schrijvers, bewerkers of vertalers die zich het recht op kabeldoorgifte van hun door de radio uitgezonden werken niet hebben voorbehouden. 

Onder hen worden begrepen de schrijvers, bewerkers of vertalers, bij wie - als gevolg van hun in dienstverband verrichte arbeid en hun nalatigheid ten opzichte van artikel 8, lid 4 van hun aansluitingscontract met LIRA  terzake een afwijkend beding in hun arbeidsovereenkomst op te doen nemen - de werkgever auteursrechtelijk als maker van het werk moet worden aangemerkt.

13.Uitgesloten van repartitie zijn oorspronkelijke of vertaalde:

a. documentaires
b. interviews of vraaggesprekken
c. inleidende of verbindende commentaren
d. reclameboodschappen
e. journalistieke bijdragen
f. alle andere werken die -hoewel auteursrechtelijk beschermd- naar het bindend oordeel van het bestuur niet gerekend kunnen worden tot de groep van werken waarop dit reglement betrekking heeft.

IDENTIFICATIE RECHTHEBBENDEN

14. In beginsel zal als schrijver, bewerker of vertaler worden vermoed te zijn:

- de persoon of rechtspersoon die als zodanig rond of in het werk wordt aangeduid;

- of als zulks niet duidelijk is of betwist wordt: de persoon of rechtspersoon die in de opdracht- en/of exploitatieovereenkomst terzake van het werk als zodanig genoemd is;

- of als er sprake is van een pseudoniem: de persoon of rechtspersoon die naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hij zich van dat pseudoniem heeft bediend;

- of de persoon of rechtspersoon die anderszins naar het oordeel van het bestuur van LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hem ook daadwerkelijk de kwaliteit van schrijver, bewerker of vertaler toekomt.

VERJARING VAN AANSPRAKEN

15. Aanspraken van rechthebbenden op kabelgelden komen te vervallen na verloop van vijf jaar na het jaar waarin de primaire uitzending en gelijktijdige secundaire doorgifte van werken waarop de aanspraken betrekking hebben, hebben plaats gevonden.

TOT SLOT

16.In alle gevallen waarin dit Reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

KH

 

Besluiten en mededelingen van het Lira-Bestuur

- LIRA in het bestuur van CISAC gekozen.

Op 20 oktober 2004 is de Stichting LIRA tijdens een CISAC-vergadering in Seoel, Zuid-Korea, na een succesvol verlopen stemming in het bestuur van CISAC gekozen. André Beemsterboer, LIRA’s directeur, zal LIRA’s plaats in het CISAC-bestuur innemen. CISAC, een afkorting van Confédération Internationale des Sociétés d’Auteurs et Compositeurs, is de internationale overkoepeling van landelijke auteursrechtorganisaties op het terrein van de muziek, de film, het geschreven woord en de visuele werken.

- Statutenherziening per 12 november 2004

De notaris heeft LIRA’s gewijzigde statuten in een akte vastgelegd, zodat vanaf 12 november 2004 de nieuwe statuten van kracht zijn. Erg belangrijke wijzigingen zijn er niet in aangebracht. Het betrof meer een aanpassing aan nieuwe realiteiten, zoals de euro, en op een aantal plaatsen redactionele aanpassingen. De nieuwe statuten zijn in een gedrukte versie op te vragen bij het bureau van de Stichting LIRA. Tevens zijn de statuten in te zien op de LIRA website: www.lira.nl

- Samenwerking met Nieuwswaarde

Het bestuur van LIRA heeft besloten de banden met de zusterorganisatie voor journalisten, de Stichting Nieuwswaarde, zoveel mogelijk aan te halen. Op het terrein van de verdeling van LiteROM-gelden verloopt de samenwerking al enige jaren erg goed. De tijd lijkt rijp ook bestuurlijk tot grotere coöperatie te komen en van daaruit tot nieuwe, misschien gezamenlijke initiatieven.

- Zeggenschap over Cedar BV

Op 10 maart 2005 bereikte een delegatie uit het zogenoemde Cedar Forum, onder wie de voorzitter van Lira, in beginsel overeenstemming met Buma over het overnemen van de zeggenschap over Cedar BV. Cedar BV is de stichting waarvan Lira en zes andere stichtingen betaalde diensten afnemen ten behoeve van de uitvoering van hun werkzaamheden. Cedar BV is een volle dochter van de Vereniging Buma. In het Cedar Forum is elk van de zeven Cedar-stichtingen vertegenwoordigd. De concept-overeenkomst van 10 maart is nu ter goedkeuring voorgelegd aan de besturen van de diverse stichtingen. Als zij en andere betrokkenen akkoord gaan, zou de overgang van de zeggenschap (en daarmee de overgang van het risico) met terugwerkende kracht per 1 januari 2005 plaatsvinden. Vanuit een oogpunt van emancipatie van ‘de andere rechten’ (waarmee bedoeld zijn alle andere rechten dan muziekauteursrechten) zou het een belangrijke stap vooruit zijn.

KH

 

Waar denken we over?

Het bestuur van LIRA denkt over:

- de juiste manier om uitgevers ertoe te bewegen om auteurs die zich via uitgeefovereenkomsten aansluiten bij LIRA, ook daadwerkelijk aan te melden bij LIRA;

- de wenselijkheid, nu er in steeds toenemende mate een beroep op het Sociaal Fonds wordt gedaan, de verdeling van de zogenoemde socugelden iets ten gunste van de sociale component ten laste van de culturele component te wijzigen;

 - een alternatief voor de wenselijke oudedagsvoorziening, nu aansluiting van LIRA bij het beroepspensioenfonds AENA niet erg effectief lijkt; het ligt voor de hand de budgettaire mogelijkheden van het P.C. Boutensfonds, dat bestuurd wordt door VSenV- en LIRA-vertegenwoordigers samen, te vergroten met maximaal de besparing die niet-aansluiting bij AENA oplevert. Met andere woorden: de gedachte aan steun voor oudedagsvoorzieningen ten behoeve van zelfstandig werkzame schrijvers en vertalers  wordt niet opgegeven, maar de oplossing wordt in een wat andere richting gezocht.

KH

 

Hoe kom ik als auteur aan hulp en advies?

- Voor zaken die LIRA, de repartities en het aansluitingscontract tussen een auteur en LIRA betreffen: neem contact op met de Stichting LIRA, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp; bezoekadres: Siriusdreef 22-28, Hoofddorp; tel: 023-799 78 06; e-mail: lira@cedar.nl

- Voor gewone adviezen over contracten, voorwaarden en dergelijke: word lid van één van de drie afdelingen van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, De Lairessestraat 125, 1075 HH Amsterdam, tel: 020-6240803, e-mail: bureau@vsenv.nl. Die drie afdelingen zijn: de Vereniging van Letterkundigen voor literaire en verwante auteurs, het Netwerk Scenarioschrijvers voor schrijvers van tv-drama en filmscenario’s, en de FreeLancers Associatie (FLA) voor freelance-journalisten, en stel vragen aan de medewerkers van deze drie afdelingen van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers

- Voor juridische adviezen en hulp in professionele geschillen met uitgevers, andere producenten en andere gebruikers van iemands werk, bijvoorbeeld wanneer een contract niet wordt nageleefd of wanneer inbreuk wordt gepleegd op iemands auteursrechten: zorg voor aansluiting bij de Stichting LIRA door het ondertekenen van een aansluitingscontract of word lid van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers of nog beter: doe allebei en stuur bij een conflict een schriftelijk verzoek om financiële ondersteuning (met relevante stukken zoals het contract en de correspondentie) naar het bestuur van de Stichting Rechtshulp Auteurs, p/a Bureau van de VSenV, De Lairessestraat 125, 1075 HH Amsterdam, tel: 020-6240803, e-mail: rechtshulp@vsenv.nl. 

Het kernbegrip in dit alles is het begrip ‘professioneel geschil’, dat wil zeggen: een conflict als auteur (en niet in een andere hoedanigheid) met een wederpartij. Rechtshulp geeft geen adviezen over het sluiten van contracten, dat is werk voor de beroepsverenigingen. Het ondersteunt ook geen geschillen die al heel oud zijn, en ook geen geschillen die niet of slechts heel indirect met het auteurschap te maken hebben.

Het bestuur van de Stichting Rechtshulp Auteurs vergadert maandelijks om de aanvragen aan de hand van een reglement te beoordelen. Bij een positief besluit wordt de aanvrager doorverwezen naar een aantal advocaten, met wie de stichting langdurig relaties onderhoudt. In dat geval wordt de eerste 1.000 euro (inclusief BTW) aan advocaatkosten voor 100% door de stichting vergoed. Bij kosten boven de 1.000 euro wordt een eigen bijdrage van 5% over het meerdere gevraagd. In de regel zullen de kosten van eenvoudige adviezen van een advocaat niet hoger dan 1.000 euro zijn; in dat geval zijn zij dus voor de cliënt gratis. Blijkt de zaak wat ingewikkelder en stijgen de kosten bijvoorbeeld door de noodzaak van een gerechtelijke procedure tot meer dan 1.000 euro, dan treedt de 5%-eigen-bijdrageregeling in werking.

LIRA-aangeslotenen kennen boven de 1.000 euro daarnaast een eigen risico van 225 euro dat echter kan komen te vervallen, indien zij lid worden van de VSenV. Als uit een juridische actie een opbrengst voortvloeit van meer dan 4.500 euro, dan geldt tot slot een terugbetalingsregeling van 10% van dat meerdere tot maximaal de bijdrage van Rechtshulp.

- Bent u scenarioschrijver en wilt u dat de onderhandelingen over al uw scenariocontracten gedaan worden door een deskundig onderhandelaar: word dan lid van het Netwerk Scenarioschrijvers (een afdeling van de VSenV) en/of zorg voor aansluiting bij LIRA door een aansluitingscontract te ondertekenen, en meldt u vervolgens bij het Contractenbureau, Postbus 15530,  1001 NA Amsterdam; bezoekadres: Singel 104, Amsterdam, tel: 020-530 55 05; e-mail: office@contractenbureau.nl. De twee advocaten die voor het Contractenbureau werkzaam zijn, voeren namens u de onderhandelingen met producenten en omroepen tegen (voor u als aangeslotene) een vergoeding van 5% van de waarde van de overeenkomst die zij tot stand weten te brengen. 

KH

 

Lira Fonds-aanvragen in 2005

Wat is LIRA?

De Stichting Literaire Rechten Auteurs (LIRA) int en verdeelt voor schrijvers en vertalers

bestemde kabelgelden, thuiskopievergoedingen, leenrechtgelden en reprorechtgelden.

 

Een beperkt deel van deze gelden wordt ingevolge internationale afspraken of op grond van door de overheid goedgekeurde repartitiereglementen ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doeleinden.

 

Wat is de Stichting LIRA Fonds?

De Stichting LIRA Fonds beheert de ingehouden gelden die bestemd zijn voor culturele doeleinden, en verdeelt deze in de vorm van subsidies voor activiteiten onder meer op het gebied van literatuur, theater en in een enkel geval audiovisuele producties. Zij wordt daarin bijgestaan door een Adviescommissie bestaande uit vier externe deskundigen en twee LIRA-bestuursleden.

De Adviescommissie vergadert in het jaar 2005 een maal per twee maanden en brengt advies uit over de binnengekomen aanvragen aan het bestuur van het LIRA Fonds.

 

Wat zijn de doelstellingen van het LIRA Fonds?

In het algemeen gesproken: het stimuleren van het tot stand komen en uitdragen van Nederlands literair, literair-dramatisch en muziekdramatisch werk en daarop gebaseerde producties in de breedste zin. Bijzondere aandacht gaat uit naar projecten die moeilijk binnen de voorwaarden van de bestaande overheidsfondsen zijn in te passen. Het belangrijkste criterium voor subsidiëring is kwaliteit. 

 

Wie kunnen waarvoor subsidie aanvragen?

In het algemeen kunnen alleen rechtspersonen (verenigingen, stichtingen en soortgelijke

verbanden) subsidie aanvragen, geen individuele personen. De subsidies zijn bestemd als bijdrage aan professionele auteursvergoedingen, zoals auteurshonoraria voor literaire manifestaties, schrijfopdrachten, toneelvertalingen e.d. ten behoeve van incidentele projecten. Zij worden alleen gegeven ter dekking van een tekort op de begroting. Niet gehonoreerd worden aanvragen voor debutanten en amateurproducties. 

Subsidies worden verleend in de vorm van een garantiesubsidie waarop eventueel een voorschot mogelijk is.

 

Hoe subsidie aan te vragen?

Aanvragen dienen uiterlijk 3 weken voor de vergaderingen van de Adviescommissie in achtvoud te worden ingediend bij het bureau van de Stichting LIRA Fonds en voorzien te zijn van een ingevuld aanvraagformulier, een beschrijving van het project met -indien aanwezig- graag een tekst of tekstfragment, een duidelijke begroting en CV’s van de auteurs voor wie geld wordt gevraagd. Nadere informatie hierover is te vinden op www.lira.nl/lirafonds.

De vergaderingen van de adviescommissie worden in de regel steeds op de eerste donderdag van de even maanden gehouden. De vergaderingen in 2005 staan genoteerd voor donderdag 3 februari, donderdag 7 april 2005, donderdag 2 juni, donderdag 4 augustus, donderdag 6 oktober en donderdag 1 december.

 

 

Lira-Fonds: wijziging beleid toneelopdrachten

Met ingang van 1 januari 2005 gelden enigszins andere regels voor het aanvragen bij het LIRA Fonds van subsidies ten behoeve van schrijfopdrachten bij het toneel. Die nieuwe regels blijken nog niet tot iedereen te zijn doorgedrongen. Daarom herhalen we ze hier in het kort.

Vanaf 1 januari 2005 stelt het LIRA Fonds aan de hoogte van het schrijfhonorarium financiële minimumvoorwaarden. Als aan die financiële minimumvoorwaarden is voldaan, betaalt het LIRA Fonds bij een positief besluit over de subsidieaanvraag b deel van het schrijfhonorarium, onder de voorwaarde dat de opdrachtgever zelf uit eigen middelen of anderszins a deel betaalt.

Het LIRA Fonds maakt er geen geheim van dat het de bedoeling van deze maatregel is om de schrijfvergoeding voor toneelauteurs op een wat hoger en redelijker niveau te brengen, zonder de verhoging alleen ten laste van de opdrachtgever te laten komen.

Het LIRA Fonds verstrekt alleen schrijfsubsidies, indien de aanvrager aan de toneelschrijver op zijn minst de relevante minimumtarieven betaalt. Is het aan de toneelschrijver geboden honorarium hoger dan genoemde minimumtarieven, dan kan het LIRA Fonds besluiten een hogere bijdrage te betalen dan uit het minimumtarief zou volgen, maar nooit meer dan b deel van het totale honorarium.

Voor het schrijven van oorspronkelijke toneelstukken zijn de minimumcondities ontleend aan de enkele jaren geleden (in 2001) tot stand gekomen afspraken over vergoedingsrichtlijnen tussen de Werkgroep Theater van de Vereniging van Letterkundigen (VVL) met de Vereniging van Nederlandse Theatergezelschappen (VNT). Door het LIRA Fonds is gekozen  voor de zogenoemde lage variant, de richtlijn die geldt voor voorstellingen in kleine zalen. Op de aldus gevonden bedragen is door de in de afspraak participerende organisaties sinds 2001 geen inflatiecorrectie toegepast. Bovendien is in deze honoraria begrepen de toestemming van de toneelauteur aan het gezelschap voor 40 voorstellingen. Pas na de 40e voorstelling is een vergoeding per voorstelling verschuldigd. 

Waarmee gezegd wil zijn dat deze tarieven werkelijk de karakterisering minimumtarieven ten volle verdienen. Als van de zijde van de partijen die bij de regeling betrokken waren geen inflatiecorrectie plaats vindt, behoudt het LIRA Fonds zich het recht voor zelf over te gaan tot aanpassing van de gebruikte tarieven.

Bij oorspronkelijke toneelstukken gaat het LIRA Fonds uit van de volgende minimumtarieven:

- tot en met een speelduur van 30 minuten: e. 3.405
- van 30 tot en met 60 minuten: e. 5.670
- langer dan 60 minuten: e. 7.940

Ten aanzien van schrijfopdrachten voor toneelbewerkingen en toneelvertalingen worden door het LIRA Fonds de zojuist aangeduide minimumtarieven voor toneelschrijfopdrachten voor oorspronkelijke stukken gehanteerd verminderd met 40%.

Bij bewerkingen en vertalingen, dus toneelstukken naar een bestaande tekst, gelden op grond daarvan de volgende minima: 

- tot en met een speelduur van 30 minuten: e. 2.043
- van 30 tot en met 60 minuten e. 3.402
- langer dan 60 minuten: e. 4.764

In bijzondere gevallen kan het LIRA Fonds van deze uitgangspunten afwijken als er naar zijn oordeel een goede aanleiding toe bestaat.

Dit alles moet gezien worden in het licht van de vraag: hoe kan de werkwijze van het LIRA Fonds zo ingericht worden dat er redelijke normen voor de honorering van Nederlandse schrijvers en dichters in de markt geplaatst worden en Nederlandse schrijvers en dichters tegelijk mede door toedoen van het LIRA Fonds een betere honorering krijgen? Voor het antwoord: zie hierboven.

Nadere informatie over een en ander is te vinden op www.lira.nl/lirafonds en telefonisch te verkrijgen bij mw. Sabina Stol die het secretariaat over het Fonds voert: telefoon 023-799 78 07 of per e-mail: sabina.stol@cedar.nl.

KH

 

Tijds Nietichheit (of het honderdjarigbestaan van de vvl)

Flus is wegh, Nu nu oock, ’T aenstaende en is noch niet. (Zoëven is weg, nu nu ook, het aanstaande is nog niet)

Dit zijn de titel en de eerste regel van een gedicht van Constantijn Huygens over het verglijden van de ongrijpbare tijd dat ter sprake kwam tijdens het jubileumsymposium over poëzie ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de VVL en wonderwel leek te passen bij de gelegenheid. Honderd jaar sinds schrijvers zich verenigden in de Vereniging van Letterkundigen om gezamenlijk op te komen voor hun maatschappelijke belangen en Lodewijk van Deyssel tot hun eerste voorzitter kozen.

Deze mijlpaal werd, zoals gezegd, op 19 februari j.l. herdacht met een indrukwekkend poëziesymposium in de Amstelkerk in Amsterdam. Vijf bekende dichters spraken over andere bekende dichters die zij bewonderden. De vijf sprekers waren Marjoleine de Vos (over C.O. Jellema), Martin Reints (over Constantijn Huygens), Piet Gerbrandy (over Willem Bilderdijk), Anneke Brassinga (over J.H. Leopold) en K. Michel (over Paul van Ostaijen en Herman Gorter). Voorbereiding en voorbeeldige presentatie waren het werk van Nicolaas Matsier en Arie van den Berg.

De gedegen soberheid van de dag deed weldadig aan. Geen ‘leuke dingen voor de mensen’, geen entertainment, maar vijf compacte, heldere lezingen van dichters die ook voor publiek uitstekend bleken te kunnen spreken en aan de hand van hun bewondering voor een bepaalde dichter hun poëzieopvatting duidelijk maakten. 

De dag werd geopend door VVL-voorzitter René Appel  (de aangekondigde burgemeester Job Cohen was verhinderd, maar mevrouw Cohen was wel aanwezig) en besloten door VSenV-voorzitter Gerda Meijerink. Beiden spraken uiteraard over de geschiedenis van de VVL, in bepaalde perioden nogal tumultueus, in andere meer het verhaal van een rustige gezelligheidsvereniging. In september a.s. zal een boek van de hand van Pauline Micheels verschijnen over de geschiedenis van de VVL. 

Wat de toekomst betreft: in de doelstellingen van de vereniging is sinds 1905 niets veranderd, zij blijft op de bres staan voor de maatschappelijke belangen van auteurs, die in beginsel nog steeds dezelfde zijn als honderd jaar geleden. Om nog maar eens Huygens te citeren: Daer ’s altoos wat verbij, en altoos wat te komen. Zo is het maar net.

Het symposium werd in de late namiddag gevolgd door een drukbezochte gezamenlijke nieuwjaars- en jubileumreceptie van VSenV en LIRA in De Duif op de Prinsengracht, tegenover de Amstelkerk.

NVM

 

Woutertje Pieterseprijs 2005 voor boek zonder woorden

Op 1 maart j.l. is voor de achttiende keer de Woutertje Pieterse Prijs voor het mooiste kinder- en jeugdboek uitgereikt. Unaniem was de jury van mening dat de prijs dit jaar moest worden toegekend aan de illustrator en tekenaar Thé Tjong-Khing (1933) voor zijn boek Waar is de taart.

Het is bestemd voor kinderen die nog niet kunnen lezen, dus tussen de drie en zes jaar oud, en bestaat uitsluitend uit grote, heel gedetailleerde tekeningen die het verhaal vertellen van twee misdadige ratten die een taart roven, waarna de rechtmatige eigenaars, meneer en mevrouw hond, allerlei pogingen in het werk stellen om de taart terug te halen. Dat verhaal wordt weer uitgebreid met allerlei kleine, grappige nevenverhaaltjes. De kleuter kan de verhalen aan de hand van de tekeningen precies volgen. De dieren krijgen geleidelijk aan duidelijke karakters door hun reacties en handelingen. Het boek, dat bij kinderen van die leeftijd natuurlijk vaak samen met een volwassene wordt ‘gelezen’, zet aan tot het in woorden vertalen van wat het kind ziet en stimuleert op die manier de taalontwikkeling. Maar de bedoeling van het boek is zeker niet in de eerste plaats educatief, het is bovenal een bron van gedeeld plezier voor ouder en kind. In de termen van het juryrapport: ‘[de prijs] gaat naar iemand die zeer welsprekend, zonder een woord te gebruiken, een verhaal vertelt. Meerdere verhalen. Verhalen die beginnen op het omslag en binnen in het boek allemaal hun vervolg krijgen en tot een bevredigend eind komen. Het boek kan het af zonder woorden, de woorden worden geen moment gemist … Een veelzijdig man, deze illustrator.’

 

Thé Tjong-Khing – wie zijn leeftijd niet aan te zien is – heeft een lange staat van dienst. Hij werkte als striptekenaar bij de Toonder Studio’s en tekende voor kindertijdschriften als Taptoe en Tina. Daarnaast illustreerde hij tal van kinderboeken, onder meer van Guus Kuijer, Els Pelgrom, Miep Diekman, Burny Bos, Dolf Verroen en Nannie Kuiper. In de loop van zijn carrière heeft hij veel prijzen– Gouden Penselen, Vlag en Wimpels e.d.– voor zijn tekeningen in de wacht gesleept, maar de Woutertje Pieterse Prijs is de eerste literaire prijs die hem ten deel valt. De prijs bestaat overigens uit een oorkonde en een geldbedrag van 15.000. In zijn dankwoord meldde de prijswinnaar zijn voornemen het geld te gebruiken om er een verre reis van te maken.

 

De prijsuitreiking zelf, in De Balie in Amsterdam, is altijd een waar genoegen. Dit jaar hield Imme Dros de Woutertje Pieterse Prijs -lezing – een korte, geestige voordracht, filosofisch en humoristisch tegelijk, over taal en vertalen in de ruimste zin van het woord. Daarna las Jan Terlouw, voorzitter van de jury, het juryrapport voor. Daarin werd, voordat de winnaar bekend werd gemaakt, met lof gesproken over de fraai in cadans vertelde Griekse mythen van Imme Dros, de roman Negen open armen van Benny Lindelauf, het Papieren museum van Ted van Lieshout, Waarom een buitenboordmotor eenzaam is van Joke van Leeuwen en Land in zicht, de verhalen over Nederlandse ontdekkingsreizigers van Vibeke Roeper. Ook het prentenboek De diamant van opa van Ceseli Josephus Jitta werd lovend vermeld door de jury. Bovendien ging het juryrapport uitvoerig en zinnig in op de verschillende vormen van communicatie – muziek, beeld, taal – en concludeert dat ‘het meest precieze, het gedetailleerdste communicatiemiddel de geschreven en gesproken taal [is], misschien omdat daarmee ook abstracties kunnen worden benoemd met een nauwkeurigheid die met andere communicatiemiddelen niet mogelijk is.’ Anderzijds ‘kunnen prentenboeken voor kleine kinderen warm en uitnodigend zijn, ze kunnen zonder woorden bijdragen aan de taalontwikkeling van kinderen. […] “Adam gaf de dieren namen”. Ouders doen het hem na. Dit is een aap. Dit is een stoel. … Gretig leren kinderen de woorden … Veel prentenboeken bieden de mogelijkheid om met een kind ontdekkingen te doen die in woorden kunnen worden vertaald, op het gebied van mensen en dieren, maar ook als het gaat om handelingen, om goed, kwaad, ondeugend, geestig, behulpzaam en hinderlijk.’

 

Hierna volgden de traditionele nieuwe uitvoering van het ‘Rooverslied’ van Woutertje Pieterse, dat dit jaar aanstekelijk wild en woest werd vertolkt door Frederique Spigt en Jan van der Meij, en een kort interview met de prijswinnaar aan de hand van levensgrote projecties van de tekeningen uit zijn prachtige boek. Thé Tjong-Khing demonstreerde zelfs voor de hele zaal zijn fenomenale vaardigheid in het karakteriseren van figuurtjes door een baby in enkele minuten alle levensstadia te laten doorlopen en te laten eindigen als een hoogbejaarde grijsaard. Vanzelfsprekend werd de geanimeerde prijsuitreiking besloten met het heffen van een glaasje op de nieuwe prijswinnaar.

 

De jury beoordeelde boeken die tussen 1 januari en 31 december 2004 zijn verschenen. De uitgevers stuurden 166 titels ter beoordeling in. Naast voorzitter Jan Terlouw bestond de jury verder uit Johan Dockx, art director van De Standaard, Doeschka Meijsing, schrijver en Jan Smeekens, recensent voor de Provinciale Zeeuwse Courant. De Woutertje Pieterse Prijs wordt sinds 1998 gesponsord door de Stichting LIRA.

NVM

 

Struisvogels op de Coolsingel

U weet dat wij u af en toe op de hoogte willen houden van de uiteenlopende instellingen en projecten waaraan het LIRA Fonds – via de voorgeschreven Socu-inhouding – een financiële bijdrage levert. Dat gebeurt, zoals u eveneens weet, door een Adviescommissie, bestaande uit vier deskundigen en twee bestuursleden, die elke twee maanden bijeenkomt om de binnengekomen aanvragen te beoordelen. De adviezen van de commissie gaan daarna naar het bestuur en worden over het algemeen gevolgd. Deze keer willen we u theater Bonheur in Rotterdam voorstellen dat onlangs van het LIRA Fonds een bescheiden bijdrage ten behoeve van de auteurshonoraria ontving voor het project ‘Struisvogels op de Coolsingel’ dat op 12 mei 2005 in première zal gaan en op een heel eigen manier, in door Anna Enquist, Anne Vegter en Antoine Uitdehaag geschreven monologen, het bombardement op Rotterdam in de meidagen van 1940 zal herdenken.

Theater Bonheur bestaat ruim twintig jaar. Het is in 1984 in Arnhem opgericht door de onlangs veel te vroeg overleden Annekee van Blokland en de beeldend kunstenaar Trudy Maan. De naam Bonheur is ontleend aan de eerste voorstelling, een toneelbewerking van Hotel Bonheur van Anna Blaman. In 1988 trad de groep in Rotterdam op tijdens een festival, op verschillende locaties, en maakte zoveel indruk dat de gemeente Rotterdam een (vervallen, intussen gerenoveerd) gebouw en subsidie ter beschikking stelde. Bonheur heeft sindsdien dus een eigen klein theater, in de buurt rond de Witte de Withstraat die in de loop der jaren is uitgegroeid tot het hart van progressief artistiek Rotterdam. 

 

Annekee van Blokland, tot vorig jaar artistiek leider en hart en ziel van het theater, was een gedreven lezer. Zij specialiseerde zich vooral in toneelbewerkingen van - soms bij het grote publiek nagenoeg onbekende – romans en verhalen. Ze hanteerde daarbij een vruchtbare en praktische drie fasen-benadering: dit is de inhoud – wat wil je vertellen – wat is daarvoor op het toneel nodig? 

 

Bonheur richt zich in eerste instantie op een Rotterdams publiek en is sinds jaren helemaal in Rotterdam geworteld. Daarin spelen verhalen van Rotterdammers een grote rol – een verhalenreservoir van nu, zoals het wordt genoemd door Peter Sonneveld, die sinds januari 2005 de nieuwe artistiek leider van Bonheur is. Naast toneelbewerkingen van bestaande romans krijgt bij Bonheur van oudsher juist dit verhalen-aspect speciale nadruk. Zo zijn er de afgelopen jaren verhalenmiddagen, ‘high teas’ en een ‘diner’ georganiseerd waarbij acteurs aan verschillende tafels zorgvuldig gecomponeerde en geregisseerde verhalen ‘vertelden’. Een hoogtepunt in deze verhalenontwikkeling was de voorstelling ‘Lazarus’ die in 2001, toen Rotterdam Culturele Hoofdstad was, te zien was in zes loodsen op het westelijk haventerrein. Concept en regie waren van Peter Sonneveld. Tien auteurs schreven daarvoor 21 monologen. Daarin werd de geschiedenis van bekende en onbekende dode Rotterdammers in poëtische teksten tot leven gewekt. Het nieuwe project ‘Struisvogels op de Coolsingel’ sluit daar naar concept logisch bij aan. Zeven monologen over een historische helse gebeurtenis die voor de stad rampzalig is geweest en waarvan de gevolgen voor altijd zichtbaar zullen blijven in de stad. En zolang er nog mensen leven die het hebben meegemaakt, zolang het nog in de herinnering voortleeft, is de geschiedenis nog steeds heel dichtbij. 

 

Sonneveld werkt graag met dichters en verhalen. Hij zegt wat minder gericht te zijn op toneelbewerkingen van romans en wat meer op poëzie en bestaande toneelteksten. Het is dus te verwachten dat Bonheur zich in de komende jaren in die richting zal ontwikkelen.

 

‘Struisvogels op de Coolsingel’ zal alleen in Rotterdam te zien zijn. Met andere producties reist Bonheur wel door het land.

NVM

 

Berichten en adviezen van het bureau

- Nieuwe LIRA brochure

Binnen afzienbare tijd zal er een nieuwe LIRA Brochure verschijnen, een bijgewerkte en sterk gewijzigde versie van de oude. Alle veranderingen in door LIRA behandelde rechten en wijzigingen in beleid zijn er in opgenomen, alsmede informatie over het Sociaal Fonds, de Stichting LIRA Fonds, de Stichting Rechtshulp Auteurs en de Stichting Contractenbureau. 

LIRA is van plan aan het verschijnen van de nieuwe brochure een campagne te verbinden tot vergroting van het aantal aangesloten schrijvers en vertalers. Dat aantal ligt nu iets boven de 2.000, terwijl LIRA uitbetalingen doet aan tegen de 15.000 auteurs. 

KH

 

- Betrekkingen met buitenlandse zusterorganisaties

LIRA ontplooit haar activiteiten in Nederland. Maar ook in andere landen zijn auteursrechtorganisaties actief op het terrein van literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken en de daarop gebaseerde audio- en audiovisuele producties. Met een aantal zusterorganisaties heeft LIRA wederkerigheidscontracten gesloten. Deze contracten houden in dat LIRA de rechten van de bij die buitenlandse zusterorganisaties aangesloten auteurs in Nederland vertegenwoordigt. Op deze wijze treedt LIRA op voor de exploitatie van rechten verbonden aan het gebruik van werken van buitenlandse auteurs. Daarbij keert LIRA in principe alleen uit aan die buitenlandse zusterorganisaties, niet aan individuele buitenlandse auteurs.

 

Andersom wordt in die wederkerigheidscontracten met buitenlandse zusterorganisaties vastgelegd, dat de bij LIRA aangesloten schrijvers, bewerkers en vertalers voor wat betreft de openbaarmaking en verveelvoudiging van hun werk in het buitenland door de daar actieve zusterorganisatie worden vertegenwoordigd.

 

Het Nederlandse leenrechtsysteem is een auteursrechtelijke regeling. Dit betekent onder meer dat LIRA voor alle auteurs wier boeken zijn uitgeleend in Nederlandse bibliotheken, reglementair gedurende 5 jaar een leenrechtvergoeding reserveert en daarbij op zoek gaat naar mogelijkheden om die gereserveerde gelden uit te keren. Nationaliteit speelt hierbij geen rol. Ook buitenlandse auteurs hebben een aanspraak op een leenrechtvergoeding.

 

In andere landen wordt de leenvergoeding soms gebruikt als een vorm van subsidie voor de eigen schrijvers. Het geld wordt door de overheid beschikbaar gesteld en verdeeld onder de binnenlandse schrijvers als stimulans voor het schrijven in de eigen taal. Buitenlandse  auteurs, onder wie Nederlandse, komen niet voor die subsidie in aanmerking.

 

LIRA kan alleen een wederkerigheidsovereenkomst afsluiten met landen die daadwerkelijk gelden hebben gereserveerd voor buitenlandse auteurs. Als er in het buitenland volgens de daar geldende regels niets wordt gereserveerd, valt er immers ook niets te halen. Dat neemt echter niet de verplichting weg dat LIRA de auteurs uit de betreffende landen op grond van het Nederlandse leenrecht hun leenrechtvergoeding dient uit te betalen. Ter compensatie wordt in zo’n situatie wel afgesproken dat er een hoger percentage (bijvoorbeeld 15%) aan inhoudingen voor sociaal-culturele doelen op naar het buitenland over te maken gelden wordt ingehouden, met daarnaast, als de administratieve inspanningen die geleverd moeten worden, groter zijn dan normaal, een iets hogere inhouding aan administratiekosten, normaal 5%, dan bijvoorbeeld 10%.

 

Sinds 2003 betaalt en ontvangt LIRA leenrechtgelden uit Engeland. Met Literar Mechana (Oostenrijk) is recent een wederkerigheidsovereenkomst afgesloten en met VG Wort uit Duitsland is LIRA bijna rond over de voorwaarden waaronder leenrechtgelden uitgekeerd kunnen worden. Met zusterorganisaties uit Australië, Canada en Nieuw Zeeland zijn contacten gelegd, evenals met alle Scandinavische landen. 

 

In het geval van Australië, Canada en Nieuw Zeeland geldt dat er geen sprake zal zijn van wederkerigheid. Hier zal LIRA dan ook het hogere percentage aan socu-inhoudingen bedingen ter compensatie van gemiste inkomsten uit het buitenland, plus een iets hogere vergoeding voor administratiekosten wegens meer dan normale inspanningen: overmaking van gelden met specificaties ten aanzien van titels, auteurs en aantal uitleningen.

LB

  

-Leenrecht uit Groot-Brittannië

Nederlandse auteurs van wie boeken in het Engels zijn vertaald, boeken die in Groot-Brittannië door de openbare bibliotheken worden uitgeleend, kunnen zich op grond van de Britse leenrechtregeling via LIRA bij de Britse zusterorganisatie PLR (Public Lending Right) inschrijven. De Britse leenrechtregeling heeft een beperkte werking. Zo komen erfgenamen van schrijvers niet voor het Britse leenrecht in aanmerking. 

 

Alleen boeken die na aanmelding bij PLR geregistreerd staan, kunnen een Britse

leenrechtvergoeding krijgen. Eenmaal geregistreerde titels blijven geregistreerd staan. Nieuw

verschenen titels moeten steeds even worden aangemeld. De jaarlijkse einddatum voor

aanmeldingen bij PLR is 30 juni. Meldt u zich dus bijtijds bij LIRA aan voor het verkrijgen van een aanmeldingsformulier.

 

- Mechanische Reproductierechten

Schrijvers, bewerkers en vertalers worden geregeld geconfronteerd met publicaties van hun werk in een vorm waarvoor de auteur aan de oorspronkelijke opdrachtgever geen toestemming heeft gegeven. Met name vertalers van tekenfilmseries die hun vertalingen maken ten behoeve van nasynchronisaties, zien hun werk veelvuldig tot hun eigen verrassing in de winkels liggen. 

 

Deze inbreuken op het auteursrecht betreffen vaak het mechanisch reproductierecht: het vastleggen van werken op allerlei informatiedragers. Denk in dit verband aan de video- of dvd-uitgave van televisieseries en toneel- en cabaretvoorstellingen.Voor het maken en te koop aanbieden van vastleggingen als hier bedoeld is expliciete toestemming vereist van de auteur. Aan het geven van die toestemming kan de schrijver of vertaler de voorwaarde van een passende vergoeding verbinden. LIRA maakt ten aanzien van deze toestemming voor aangesloten auteurs die hun mechanisch reproductierecht aan LIRA hebben toevertrouwd, afspraken met gebruikers en keert geïncasseerde gelden vervolgens individueel aan de auteur uit. 

 

Het aandeel aan LIRA-repertoire op de video of dvd wordt berekend aan de hand van de totale tijdsduur van de video- of dvd-productie, dus met aftrek van bijvoorbeeld het muziekrepertoire waarvoor aan STEMRA betaald dient te worden. Dat percentage van de totale tijdsduur  wordt vermenigvuldig met de bruto-opbrengsten en daarvan wordt 7,25% genomen. Onder bruto-opbrengsten wordt in dit verband verstaan: de feitelijke opbrengsten zonder BTW zoals die door de detailhandel worden ontvangen, ook wel aangeduid met ppd, dat wil zeggen: price per distributor. Anders geformuleerd: LIRA rekent voor het LIRA-repertoire op een video of dvd pro rata temporis (naar gelang de tijd) 7,25% van de bruto-opbrengsten zoals die door de distributeur/detailhandel ontvangen worden. Neemt het werk van een auteur de helft van de tijd in, dan wordt het percentage 7,25, gedeeld door 2, is 3,625% van de verkoopopbrengsten van de informatiedrager.

 

- Kabelrechten buitenland

Kabelrechtgelden voor in het buitenland uitgezonden werken op radio en tv van onze

aangeslotenen kunnen vaak via onze zusterorganisaties worden geïnd. Met de volgende landen heeft de Stichting LIRA op dit punt een wederkerigheidscontract gesloten:

België

Brazilië

Duitsland

Frankrijk

Groot-Brittannië

Israël

Italië

Polen

Portugal

Spanje

Zwitserland

 

LIRA's Duitse zusterorganisatie Wort keert alleen kabelgelden uit voor uitgegeven werken, dus voor boeken en daarop gebaseerde producties. 

 

Wij verzoeken u vriendelijk, indien uw werk in één van bovenstaande landen is uitgezonden,

LIRA daarvan op de hoogte te stellen.

 

Meer informatie over mechanische rechten en kabelrechten buitenland kunt u krijgen bij:

Marianne Bovet (023-7997023) en Nancy den Dekker (023-7997033) of via LIRA@cedar.nl. Op datzelfde e-mailadres kunt u terecht voor het aanvragen van LIRA-aansluitcontracten.

 

 

Gezocht: leenrechthebbende schrijvers en vertalers (of hun erven)

Allereerst willen de medewerkers van Stichting LIRA u, de lezers van het LIRA Bulletin, weer hartelijk bedanken voor alle reacties op de vorige rubriek ‘GEZOCHT’. Dankzij uw tips en reacties hebben wij inmiddels al 74 van de 200 gezochte auteurs en vertalers (of hun erven) uit de lijst van het vorige Bulletin weten op te sporen en kunnen verblijden met een leenrechtvergoeding.

 

Wij blijven op zoek naar adressen van auteurs en vertalers, bewerkers en samenstellers (of hun erven) wier titels worden uitgeleend door de Nederlandse openbare bibliotheken. Hiertoe benaderen wij ook de uitgeverijen, die ons vaak aan de juiste adressen helpen, waarvoor dank. Wanneer het echter om personen gaat die in de jaren tachtig of negentig geschreven of vertaald hebben, zijn de adresgegevens vaak verouderd of niet meer te achterhalen en daarom roepen wij ook graag de hulp van onze lezers in. 

 

Deze keer geen nieuwe lijst, de lijst van vorige keer is te vinden op onze site, www.lira.nl. Er staat al een bedrag aan leenrechtvergoeding gereserveerd voor de personen (of hun erven) die worden genoemd. Kent u het adres van een of meer van deze personen (of hun erven), of heeft u een tip hierover, mailt, schrijft of belt u LIRA dan a.u.b.:

 

Odile.van.der.Tweel@Cedar.nl,  telefoonnummer 023-7997024

 

Zegt het voort! Kent u mensen die weliswaar niet in onderstaande lijst staan, maar wier werk wel wordt uitgeleend door de Nederlandse openbare bibliotheken, dan kunnen zij LIRA mailen, schrijven of bellen, of onze site bezoeken (www.lira.nl) voor een aanmeldingsformulier. 

 

Uw reactie wordt zeer op prijs gesteld.

 

Bestuur en bureau van de stichting Lira

 

De Stichting LIRA beheert als auteursrechtorganisatie op collectieve wijze auteursrechten en

auteursrechtelijke aanspraken van schrijvers en vertalers die door hen individueel niet, of slechts met de grootst denkbare moeite, te gelde kunnen worden gemaakt.

 

Postadres:

Stichting LIRA

Postbus 3060

2130 KB Hoofddorp

 

Bezoekadres:

Siriusdreef 22-28

2132 WT Hoofddorp

 

Telefoon: 023 - 799 78 06

Fax: 023 - 799 77 00

E-mail: lira@cedar.nl

Website: www.cedar.nl

 

Bankrekeningnummers:

ABN: 54 64 92 665

Postbank: 50 01 51

 

Bestuur Stichting LIRA:

Kees Holierhoek, voorzitter

Willem Capteyn, vice-voorzitter

Nelleke van Maaren, secretaris

Rien Verhoef, penningmeester

Marjan Berk, lid

Tijs van den Boomen, lid

 

Bureau Stichting LIRA:

directeur:

André Beemsterboer

 

accountmanager:

Lennart Bosker

 

secretariaat:

Marquerite Boerlage

Sabina Stol

commercieel-administratief medewerker:

Maureen Arnhem

Marianne Bovet

Martin van Dam

Nancy den Dekker

Mariska Kolman

Martijn van Noort

Scott Rollins

Bart Schomaker

Odile van der Tweel

 

informatiebeheerder:

Jeroen van den Bergh

   

Colofon

Dit is een uitgave van de Stichting LIRA,

Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp

Telefoon: 023 - 799 78 06

Fax: 023 - 799 77 00

E-mail:.    lira@cedar.nl

Website: www.lira.nl

Redactie:     Nelleke van Maaren

           Lennart Bosker

Kees Holierhoek (eindredactie)

Tekstbijdragen: Rien Verhoef

Illustraties: Ram Katzir

Ontwerp: Rutger Fuchs, Amsterdam