De laatste maanden timmert de Stichting Reprorecht flink aan de weg: berichten via de radio over een nieuw reprorecht voor het bedrijfsleven, paginagrote advertenties, voorlichtingsmateriaal, persberichten, interviews, artikelen, ophef, protesten en commentaren.
De aanleiding is het feit dat sinds 1 februari 2003 de wetgeving inzake reprorecht gewijzigd is. Vanaf die datum zijn alle rechtspersonen in Nederland, dus ook het bedrijfsleven, verplicht een vergoeding te betalen voor het in beperkte mate toegestane kopiëren van auteursrechtelijk beschermde werken. Al enige tientallen jaren wordt er op grond van wezenlijk dezelfde wet een reprorechtvergoeding van zo’n vijf miljoen euro per jaar betaald door ministeries, provincies, gemeenten, bibliotheken, waterschappen, universiteiten, het basis- en voortgezet onderwijs, het hoger beroepsonderwijs en andere instellingen die werkzaam zijn in het algemeen belang. Daar is nu dus het bedrijfsleven bij gekomen. Er zouden voor het jaar 2003 enkele tientallen miljoenen euro’s door het bedrijfsleven verschuldigd zijn. Dat geeft dus tumult.
Is dat alles voor LIRA en haar relaties van belang? Ja, dat is weliswaar voor LIRA niet van doorslaggevend belang, maar wel van belang. Want sinds enige jaren verdeelt LIRA een deel van de reprorechtvergoedingen onder schrijvers en vertalers van wat in het officiële verdeelreglement van de Stichting Reprorecht genoemd wordt ‘bellettrie’ of ‘bellettristische werken’. Die termen dekken zo ongeveer de werken waarvoor LIRA in de sfeer van het leenrecht al een flink aantal jaren de verdeling voor doet. Daarom is dan ook besloten geen nieuw repartitiesysteem voor dit soort bellettristische reprorechtvergoedingen op te zetten, maar deze gelden te voegen bij de elk jaar door LIRA te verdelen leenrechtgelden.
Financiële wonderen mogen van de uitbreiding met het reprorecht voor LIRA-relaties niet worden verwacht Daarvoor wordt er jammer genoeg te weinig in de sfeer van literaire en verwante werken gekopieerd, zoals ook dit keer een groot onderzoek heeft aangetoond. Bij bedrijven ligt het ook voor de hand dat het merendeel van de kopieën professionele informatie uit tijdschriften betreft. Maar welkom is deze literaire aanvulling natuurlijk altijd.
Als LIRA de Stichting Reprorecht dan ook veel succes toewenst bij de uitoefening van haar door de minister van Justitie opgedragen wettelijk gefundeerde taak, dan gebeurt dat niet geheel belangeloos. Dat maakt deze wens echter niet minder gemeend.
KH
Op zaterdag 24 mei 2003 vond de LIRA-jaarvergadering plaats in het Hilton Hotel aan de Apollolaan in Amsterdam. De vergadering was bedoeld voor alle schrijvers en vertalers die in enige relatie tot LIRA staan, in het bijzonder voor stemrechthebbende LIRA-aangeslotenen aan wie gevraagd werd zich over het gevoerde en te voeren beleid uit te spreken. De jaarvergadering werd bezocht door 28 aangeslotenen waarvan 23 stemgerechtigd. Het beleid werd goedgekeurd.
Stemrechthebbende LIRA-aangeslotenen zijn de inmiddels meer dan 2.000 schrijvers en vertalers die met LIRA een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten waarin zij bepaalde rechten, zoals kabelrechten, aan LIRA ter exploitatie toevertrouwen. Stemrecht krijgen ze, als ze van LIRA uit hoofde van hun aansluitingscontract aan inkomsten een bedrag van gemiddeld ten minste 10 euro per jaar hebben genoten gedurende drie aaneengesloten kalenderjaren.
De voorzitter van het bestuur, de heer Holierhoek, opent de vergadering en heet alle aanwezigen van harte welkom, in het bijzonder de heer Van Ryckeghem, directeur afdeling Muziek, Letteren en Podiumkunsten van de Administratie Cultuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, die de vergadering later toe zou spreken over de nieuw ingevoerde leensubsidie-regeling in Vlaanderen.
Naar aanleiding van de door de vergadering onveranderd vastgestelde notulen van de jaarvergadering van 2002 roert de voorzitter het onderwerp Digitenne aan. De heer Beemsterboer, directeur van LIRA, laat weten dat Digitenne een pakket aan door te geven zenders heeft samengesteld met daarin onder meer de BRT en Duitse en Nederlandse publieke omroepen en dat zij binnenkort, zonder toestemming van de rechthebbenden, van start zou gaan met uitzenden. Digitenne was en is nog altijd van mening dat het daarmee niet aan openbaarmaking doet, maar slechts de infrastructuur levert voor een toegestane uitzending. Om een kans op commercieel succes te hebben was Digitenne doelbewust onder de tarieven van de kabelexploitanten gaan zitten, maar wel op kosten van rechthebbenden. Dit meningsverschil tussen Digitenne en rechthebbenden zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een juridische procedure die inmiddels wordt voorbereid.
De vergadering spreekt eensgezind haar instemming uit met het plan om verder namens de rechthebbenden van LIRA met Digitenne te onderhandelen en indien die onderhandelingen nergens toe zouden leiden, met andere rechtenorganisaties over te gaan tot het voeren van een gerechtelijke procedure.
De verdeling van leenrechtgelden die eind 2002 plaats vond, is goed verlopen. De repartitie was gebaseerd op een steekproef van ongekende omvang: 105 miljoen uitleningen. Dat is zo’n 75% van alle uitleningen van boeken in Nederlandse openbare bibliotheken. Circa 12.500 schrijvers en vertalers ontvingen een vergoeding, Belgische auteurs daaronder begrepen. Het aantal officiële klachten beliep 8.
Vastgesteld moest worden dat nog steeds niet alle auteurs of hun erven achterhaald zijn. Dat viel ook niet te verwachten, gezien de enorme hoeveelheid oude en nieuwe geschriften die de Nederlandse openbare bibliotheken herbergen. Het bureau van de Stichting LIRA blijft desondanks naarstig op zoek naar de adressen van deze rechthebbenden. Tegelijk is duidelijk dat deze zoektocht niet eindeloos door kan blijven gaan. Het LIRA-bestuur zal waarschijnlijk in de komende tijd besluiten leenrechtgelden die in 1997 beschikbaar kwamen en die nog steeds niet verdeeld kunnen worden, voor een deel te gaan toevoegen aan de leenrechtgelden die eind 2003 verdeeld zullen worden, en voor een ander deel nog even vast te houden ten behoeve van eventuele nakomende claims, dat alles afgezien nog van gelden die aan buitenlandse auteurs toekomen en die in een aantal gevallen nog niet verdeeld zijn.
Voor het kopiëren uit uitgegeven geschriften incasseert de Stichting Reprorecht als door de minister van Justitie aangewezen eigen-recht-organisatie een billijke vergoeding per kopie. In de loop van 2003 zal het werkterrein van Reprorecht uitgebreid worden. Naast de bestaande incasso in de publieke sector zal Reprorecht ook vergoedingen gaan ontvangen van het bedrijfsleven, en wel op grond van een per 1 februari 2003 ingegane wetswijziging. Omdat voor een klein deel de door reprorecht geïncasseerde gelden betrekking hebben op ‘bellettristische werken’, zal ook een klein deel van deze reprorechtgelden via LIRA door toevoeging aan de leenrechtgelden onder schrijvers en vertalers verdeeld worden. Die toevoeging zal jaarlijks leiden tot een lichte stijging van uit te keren leenrechtgelden.
De voorzitter meldt dat het Pensioenfonds der VSenV erin is geslaagd het pand De Lairessestraat 125 in Amsterdam te kopen om er de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), de moedervereniging van LIRA, in te huisvesten. De financiering vond voor ongeveer de helft plaats door de VSenV en direct aan de VSenV verwante organisaties, voor de andere helft door een lening van LIRA, afkomstig uit het Sociaal Fonds in overeenstemming met één van de doeleinden van dat fonds: versterking van de sociale infrastructuur van schrijvers en vertalers in Nederland. LIRA verstrekte dat geld in de vorm van een renteloze lening, waarbij tegenover de renteloosheid staat dat ooit bij verkoop naar rato van de investering. meegedeeld wordt in de waardestijging van het pand Om de waarde van de investering te bewaken is bepaald dat voor verhuur of verkoop de instemming nodig is van het LIRA-bestuur. Dit vetorecht wordt in het bestuur van het Pensioenfonds, de eigenaar van het pand, uitgeoefend door de penningmeester van het Pensioenfonds die daartoe door het bestuur van LIRA wordt aangewezen.
Bij de bestuursverkiezingen werden Kees Holierhoek (op voordracht van de VSenV) en Marjan Berk (op voordracht van de vergadering van aangeslotenen) elk voor een periode van drie jaar herbenoemd. Ter vervanging van de afgetreden Nicolaas Matsier werd Tijs van den Boomen (op voordracht van de VSenV) voor eenzelfde periode tot lid van het bestuur van LIRA gekozen.
De heer Van Ryckeghem hield vervolgens een zeer interessante en onderhoudend gebrachte lezing over de Vlaamse leensubsidie-regeling. Voor meer daarover zij verwezen naar elders in dit Bulletin.
LB/KH
Op uitnodiging van de Stichting LIRA werd tijdens de jaarvergadering van aangeslotenen op 24 mei in het Amsterdamse Hilton-hotel het woord gevoerd door de heer Dirk van Ryckeghem, verantwoordelijk voor de sector letteren van de Administratie Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Hij sprak over de onlangs ingevoerde vergoedingsregeling voor de uitleen van boeken door Vlaamse openbare bibliotheken.
Nadat de Europese Commissie in 1992 een richtlijn had uitgevaardigd die de EU-lidstaten tot invoering van het leenrecht verplichtte, erkende ook België in 1994 het principe; het beriep zich alleen wel op vrijstellingen voor educatieve en culturele doeleinden.
Maar zo'n tien jaar later had België nog altijd niets gedaan met de richtlijn uit 1992, vooral ten gevolge van onenigheid tussen Wallonië en Vlaanderen. Onder de dreiging van een aanklacht van de Europese Commissie heeft het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap nu - in afwachting van een auteursrechtelijke regeling - besloten tot de invoering van een vergoedingenstelsel in de vorm van een overheidssubsidie waarop auteurs en uitgevers - op aanvraag - een beroep kunnen doen.
Onder tijdsdruk is ter vereenvoudiging van de uitvoering gekozen voor een ruw maar gemakkelijk te meten basisgegeven: een titel telt mee als hij voorkomt in een steekproef bestaande uit het boekenbestand van de 13 grootste bibliotheken in Vlaanderen én als hij valt onder een zeer ruime definitie van een ‘‘literair werk’’ (de rubrieken 25-28 en 32-33 uit de UNESCO-classificatie en 270-370 uit de NUR-classificatie). In hoeveel exemplaren de titel zich in de Vlaamse bibliotheken bevindt en of - en zo ja, hoe vaak - hij wordt uitgeleend, doet in de systematiek niet terzake.
Van de subsidie per titel gaat, net als in Nederland, 30% naar de uitgever en 70% naar de auteur. Een vertaler krijgt hetzelfde als een Nederlandstalige auteur (net als in de vroegere vergoedingsregeling in Nederland deelt de buitenlandse auteur niet mee in zijn vertaling). Per boek worden maximaal 5 medeauteurs erkend, mits hun aandeel niet minder is dan 10%. Ook de illustrators van strips zijn medeauteur. Tenzij de rechthebbenden anders aangeven, wordt uitgegaan van gelijke aandelen.
Het beschikbare jaarbedrag is met ingang van 2003 e. 2.464.000,--. Tot de (verlengde) sluitingsdatum van 30 maart hadden 170 uitgevers en 2300 auteurs een subsidie aangevraagd - die laatsten verrassenderwijs voor 70% Nederlanders.
Naar verwachting zullen er 40 àà 50 duizend titels voor een vergoeding in aanmerking komen. In dat geval zou de auteursvergoeding op circa e. 35,-- per titel kunnen uitkomen.
Het ligt in de bedoeling dat alles voor 15 november aanstaande is verwerkt, zodat we na die datum meer weten.
RV
Op zaterdagmiddag 24 mei 2003 opende scenarioschrijver Robert Alberdingk Thijm het nieuwe onderkomen van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) op het adres De Lairessestraat 125 te Amsterdam. Hij deed dat met een korte toespraak over de waardering in zijn familie voor de beroemde tachtiger Lodewijk van Deyssel, schuilnaam van Karel Alberdingk Thijm en in 1905 de eerste voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen (VVL).
Nieuwe huisvesting was voor de VSenV nodig geworden, nadat de vereniging vanwege uitbreidingsplannen van het Fonds voor de Letteren uit Het Schrijvershuis aan de Huddestraat in Amsterdam moest vertrekken. Na een zwervend bestaan van enkele jaren heeft de VSenV een nieuw en permanent onderkomen gevonden, en wel dankzij een gezamenlijke financiële inspanning van de VSenV zelf, het Pensioenfonds der VSenV, de stichting Charlotte Köhler en het Sociaal Fonds van de Stichting LIRA.
De aanschafprijs was niet gering: 1,3 miljoen euro. Met de gebruikelijke 10% kosten koper gaf dat een totale aankoopsom van 1.430.000 euro. Voor de verbouwing en inrichting kwam daar nog eens een bedrag bij van 320.000 euro.
Met het oog op de financiering van koop, verbouwing en inrichting besloot het bestuur van de VSenV na overleg met de notaris de gelden van het Pensioenfonds van de VSenV, ontstaan uit een legaat van lang geleden met nogal beperkende regels over de besteding van de erin ondergebrachte gelden, anders te gaan beleggen. Zo ongeveer op het hoogtepunt van de aandelenmarkt werden de aandelen verkocht en ingeruild voor contante gelden, waarmee voor de aankoop van het Van Deyssel Huis een eerste bedrag van 450.000 euro beschikbaar kwam.
De VSenV zelf droeg verder een bedrag van 125.000 euro bij in de vorm van een renteloze lening. Van de Stichting Charlotte Köhler werd 250.000 euro verkregen in de vorm van een laagrentende lening. Tenslotte droeg het Sociaal Fonds van de Stichting LIRA, eveneens in de vorm van een renteloze lening, 605.000 euro bij aan de aankoop van het pand, en tot een maximum van 320.000 euro aan de kosten van verbouwing en inrichting, onder de voorwaarde dat ooit bij verkoop van het pand het Sociaal Fonds van LIRA mee zou delen in een eventuele waardestijging van het pand ter compensatie van gederfde rente-inkomsten.
Het bestuur van LIRA feliciteert het bestuur van de VSenV met het nieuwe, buitengewoon stijlvol ingerichte Van Deysselhuis. Het zal een belangrijke stimulans vormen voor de rijk-geschakeerde activiteiten van de vereniging, de drie afdelingen en niet te vergeten de negen aanhangende stichtingen die voorzien in vele behoeften van de meer dan 1.000 schrijvers en vertalers die lid zijn van de beroepsvereniging.
KH
De Stichting Literaire Rechten Auteurs (LIRA) int en verdeelt voor schrijvers en vertalers bestemde kabelgelden, thuiskopievergoedingen. leenrechtgelden en reprorechtgelden.
Een beperkt deel van deze gelden wordt ingevolge internationale afspraken en door de overheid goedgekeurde repartitiereglementen ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doeleinden.
De Stichting LIRA Fonds beheert de ingehouden gelden die bestemd zijn voor culturele doeleinden, en verdeelt deze in de vorm van subsidies voor activiteiten onder meer op het gebied van literatuur, theater en in een enkel geval audiovisuele producties. Zij wordt daarin bijgestaan door een Adviescommissie bestaande uit vier externe deskundigen en twee LIRA-bestuursleden. De Adviescommissie vergadert een maal per kwartaal en brengt advies uit over de binnengekomen aanvragen aan het bestuur van het LIRA Fonds.
In het algemeen gesproken: het stimuleren van het tot stand komen en uitdragen van Nederlands literair en literair-dramatisch werk in de breedste zin. Bijzondere aandacht gaat uit naar projecten die moeilijk binnen de voorwaarden van de bestaande overheidsfondsen zijn in te passen. Het belangrijkste criterium voor subsidiering is kwaliteit.
In het algemeen kunnen alleen rechtspersonen (verenigingen, stichtingen en soortgelijke verbanden) subsidie aanvragen, geen individuele personen. De subsidies zijn in de eerste plaats bestemd voor auteursvergoedingen (auteurshonoraria voor schrijfopdrachten, toneel-vertalingen, literaire manifestaties e.d.) ten behoeve van incidentele projecten en vormen een bijdrage aan het tekort op de begroting. Subsidies worden verleend in de vorm van een garantiesubsidie, waarop eventueel een voorschot mogelijk is.
Aanvragen dienen uiterlijk 3 weken voor de vergaderingen van de Adviescommissie in achtvoud te worden ingediend bij het bureau van de Stichting LIRA Fonds en voorzien te zijn van een duidelijke begroting.
Na de vergadering van 4 september 2003 volgt in het jaar 2003 nog een vergadering van de Adviescommissie op donderdag 4 december 2003.
De hoeveelheid aanvragen voor subsidie van het LIRA Fonds is het laatste jaar sterk toegenomen. Al deze aanvragen moeten worden beoordeeld door de Adviescommissie van het Fonds. Dit betekent dat de vier vergaderingen per jaar die de Adviescommissie de afgelopen tien jaar traditioneel op de eerste donderdag van de maanden maart, juni, september en december belegde, in feite niet meer toereikend zijn om alle aanvragen naar behoren af te handelen. Er moeten nu een kleine zestig aanvragen per vergadering worden besproken, waardoor de vergaderingen extreem lang duren. Daarnaast vragen ook de voorbereidende werkzaamheden - het lezen van de (vaak uitvoerige) aanvragen, meegezonden teksten, begrotingen e.d. - erg veel tijd.
Het bestuur van het LIRA Fonds heeft daarom besloten vanaf 2004 de vergaderfrequentie te verhogen naar zes maal per jaar. De exacte data voor 2004 - van belang in verband met het sluiten van de inzendingstermijn drie weken ervoor - zullen in het volgende LIRA Bulletin worden gepubliceerd, maar de eerste vergadering zal in elk geval op 5 februari 2004 plaatsvinden . De resterende vergaderdata voor 2003 blijven gehandhaafd op 4 september en 4 december, om de eenvoudige reden dat deze al te vaak vermeld zijn om op zo korte termijn nog te kunnen worden veranderd.
Om het voorbereidende werk voor de Adviescommissie en het bureau te vergemakkelijken, is daarnaast een standaardformulier ontwikkeld waarop aanvragers de belangrijkste gegevens van hun aanvrage overzichtelijk kunnen noteren
Op zich is de toename van het aantal aanvragen verheugend. Deze tendens strookt ook met de ontwikkeling van het Fonds, dat ruim tien jaar geleden als heel klein fondsje (met weinig publiciteit en een navenant klein groepje aanvragers) is begonnen, maar inmiddels organisch is uitgegroeid tot een middelgroot fonds met een veel ruimer bereik. De financiële middelen zijn in de loop der jaren toegenomen - vooral door gelden die uit de leenrechtrepartitie afkomstig zijn. Een keerzijde is dat bij een toename van het aantal aanvragen ook het aantal afwijzingen in evenredige mate stijgt, want de laatste jaren nemen de financiële middelen nauwelijks meer toe. Gemiddeld wordt ongeveer de helft van het aantal aanvragen afgewezen. Kwaliteit is daarbij het doorslaggevend criterium.
NVM
Op 22 mei werd voor de zesde keer de LIRA Prijs uitgereikt. Deze tweejaarlijkse prijs is afwisselend bestemd voor de schrijver van een tv-scenario in het genre ‘gewoon tv-drama’ en de schrijver van een speciaal genre scenario’s - hoorspelen, kinderfilms e.d.. Deze keer ging het weer om een bijzonder genre: de langere tv-film, die in de jaren 1998-2002 op een van de Nederlandse zenders Nederland 1, 2. 3. RTL4, RTL5, SBS6, Yorin, V8 en NET5 waren uitgezonden. In april werden voor de prijs al genomineerd Maria Goos met Familie, Helena van der Meulen met Tussenland en Mieke de Jong met Ochtendzwemmers.
De grote dag was dus 22 mei, toen de uiteindelijke winnaar bekend zou worden gemaakt. De gelukkige bleek Mieke de Jong te zijn. Haar scenario van Ochtendzwemmers werd door de jury zo origineel, charmant en lichtvoetig bevonden dat men “met de grootst mogelijke meerderheid” van mening was dat haar de prijs (15.000 euro) toekwam. Het is een origineel soort televisiespel waarin vooral de verrassende overgangen van gesproken dialogen naar geplaybackte song- en schlagerfragmenten opvallen. Tijdens de feestelijke bijeenkomst in Christofori in Amsterdam werden fragmenten vertoond van het werk van alle drie de genomineerden, zodat ook de aanwezigen zich een mening konden vormen. De voorzitter van de jury, Stefan Felsenthal, ging in het juryrapport uitvoerig in op de stand van zaken op het gebied van televisiedrama. Opvallend was dat de genomineerde scenaristen alle drie vrouwen zijn (die in twee gevallen ook met vrouwelijke regisseurs samenwerkten) en dat hun werk steeds is ontstaan in het kader van het Telefilm-project.
Het Telefilm-project is in 1997 begonnen en kan een succes worden genoemd. Ik citeer het juryrapport: “De inhoudelijke kenmerken van een Telefilm zijn: oorspronkelijk, Nederlandstalig, van speelfilmlengte en inspelend op actuele maatschappelijke zaken. Vooral door de beide laatstgenoemde kenmerken mag het Telefilm-project als een soort tweesnijdend zwaard worden beschouwd: de films bevorderen het dichten van de kloof tussen de overweldigende [...] feitenlawine die de omroep afscheidt en de verbeeldende kracht van fictie die, door het documenteren van de beweegredenen van uitvergrote individuen, actuele, politieke, maatschappelijke en persoonlijke processen kan verhelderen.” De keerzijde hiervan is evenwel dat het “vrije” auteursdrama in de knel komt en nog slechts films worden toegelaten onder thematisch en seriematig geordende koepelvormen, die ook tot dwangbuis kunnen verworden. Voortborduren op wat bekend is en zich bewezen heeft dreigt dan, want “elke onderneming die de ruimte voor research, voor verandering niet koestert, maar kiest voor varen op de koers van het conserveren en het exploiteren van het gekende, heeft geen toekomst en verdient die ook niet.” Het juryrapport pleit dan ook voor het centraal stellen van “diversiteit, durf, vindingrijkheid, samenwerking en bundeling van krachten” door de publieke omroepen op het gebied van drama.
De jury, die verder bestond uit Carolien Croon, Richard Fokker, Walter van der Kooi en Ernie Tee, wenste nog drie producties eervol te vermelden - Roos en Rana van Paula van der Oest, Ganzen van Bouke Oldenhof en Achterland van Dorothee van den Berge.
Onverbrekelijk verbonden met de LIRA Prijs is de LIRA Lezing. Daarvoor wordt een belangrijke buiten- of binnenlandse autoriteit uitgenodigd op het gebied van radio en televisie - hetzij in een artistieke, hetzij in een bestuurlijke of organisatorische capaciteit. Deze zesde LIRA Lezing werd gehouden door Gunnar Carlsson, die een indrukwekkende staat van dienst heeft in het Zweedse filmwezen - zo richtte hij het Gotenburg Film Festival op, was hoofd Drama bij STV, de Zweedse televisiezender, en is bij dezelfde omroep tegenwoordig degene die het programma en de opdrachten voor Drama en Film bepaalt. Daarnaast richtte hij het West Swedish Film Fund op, een van de meest succesvolle regionale filmfondsen in Europa en initieerde hij o.m. Zweeds-Zuid Afrikaanse co-producties. Op het moment is hij bezig een televisieserie te ontwikkelen met schrijvers uit beide landen.
De titel van zijn lezing was De publieke omroep - inhoud en visie en ging over de rol en taak van de publieke omroep - een kwestie die ook in Nederland sterk in de belangstelling staat sinds de enorme opkomst van commerciële zenders en de dictatuur van de kijkcijfers die daarmee gepaard gaat. Carlsson ontpopte zich als een vurig en overtuigend pleitbezorger van een sterke, onafhankelijke publieke omroep, die hij in de eerste plaats als hoeder van het democratisch proces en stimulator van het sociaal, politiek en cultureel engagement ziet. Verder dient de publieke omroep als kwaliteitsnorm voor commerciële zenders te gelden, en daarvoor is, in het woud van mogelijkheden dat nu bestaat, een duidelijke visie noodzakelijk waaraan elk besluit afgemeten kan worden. Als voorbeeld voor “inhoud” die strookt met een duidelijke visie noemde Carlsson twee publiekgerichte series, “Hammarkullen” en “Het nieuwe land” die in Zweden een grootschalig debat over integratie van allochtonen op gang hebben gebracht. Het voert te ver om hier een volledige samenvatting van zijn intelligente en genuanceerde pleidooi voor de publieke omroep te geven, maar voor geïnteresseerden is de uitgave van de volledige tekst van zijn lezing (in het Engels en Nederlands) aan te vragen bij het LIRA-bureau.
De prijsuitreiking werd besloten met een geanimeerde borrel, waar zowel over de bekroonde en de genomineerde films als over Carlssons lezing nog veel werd nagepraat.
NVM
In de afgelopen jaren bereikten het LIRA Fonds van verschillende kanten signalen dat er te weinig financiële middelen beschikbaar zijn om de vertaling van werk van Nederlandse toneelschrijvers in andere talen te kunnen subsidiëren. Die vertaling is nodig om het werk te kunnen aanbieden aan buitenlandse toneelgroepen of op te voeren bij internationale theaterfestivals.
Toneelteksten die uitsluitend in het Nederlands bestaan, zijn geen leven buiten Nederland beschoren - dat zal iedereen duidelijk zijn. Buitenlandse regisseurs en dramaturgen kunnen er geen kennis van nemen - wél van de opvoering natuurlijk, maar niet van de tekst. In de (internationale) toneelwereld is het niet gangbaar dat een gezelschap de rechten van een stuk in een "onbekende" taal verwerft zonder het te kunnen lezen, tenzij het een schrijver van wereldfaam betreft. Dit in tegenstelling tot de internationale literaire en niet-literaire uitgeverswereld, waarin men eerder afgaat op leesrapporten en (ter promotie) vertaalde recensies.
Er bestaan in Nederland twee overheidsfondsen die in aanmerking komen voor het subsidiëren van Nederlands toneelvertalingen in andere talen. In de eerste plaats is dat het Theater Instituut Nederland (TIN), waar het probleem maar al te zeer wordt onderkend, maar dat per jaar slechts middelen heeft om twee stukken te laten vertalen. Dat is heel weinig. Daarnaast wordt incidenteel wel eens geld aan dit Instituut toegekend via het ministerie van Buitenlandse Zaken om voor een bepaald internationaal festival een compleet stuk of fragmenten te laten vertalen. (Overigens heeft ook het LIRA Fonds in het verleden voor dergelijke aanvragen wel eens een kleine subsidie toegekend, als een vertaling zinvol leek.)
De situatie blijft evenwel zorgelijk en precair.
Het tweede overheidsfonds dat (meer in het algemeen) de kennis van Nederlandse literatuur in het buitenland bevordert via vertaalsubsidies is het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingen Fonds (NLPVF). Helaas subsidieert het NLPVF geen toneelvertalingen, vanuit het standpunt dat dit de taak van het TIN is, en vanwege het praktische probleem dat men de deskundigheid niet in huis heeft om aanvragen te beoordelen en contacten met de internationale toneelwereld te onderhouden, die nu eenmaal anders functioneert dan de literaire uitgeverswereld, waarmee het NLPVF uiterst succesvolle relaties heeft. Dat is een reële overweging, maar wellicht valt daar op termijn iets aan te veranderen, bij voorbeeld door een nauwere samenwerking met het TIN. Het blijft evenwel jammer dat op het moment door de huidige opzet toneel als genre ten onrechte volstrekt gescheiden wordt van de verdere literaire produktie in Nederland en verstoken blijft van toereikende subsidies.
Om die reden is begin 2003 binnen het LIRA Fonds het idee ontstaan om als experiment een apart, experimenteel, klein fonds te creëren waaruit, bij wijze van "terugvorderbaar voorschot", vertalingen kunnen worden gefinancierd. Dat wil zeggen dat eventuele opbrengsten (wanneer de rechten worden verworven door een buitenlands gezelschap) zullen terugvloeien in dit kleine fonds. Natuurlijk is het mogelijk dat de opbrengsten zullen tegenvallen. Meer in het algemeen zelfs, dat er geen opbrengsten zullen zijn (bij festivals bijvoorbeeld). Het kapitaal van het fonds bedraagt e. 25.000.- . Het subsidiebedrag is gebonden aan een maximum van e. 5.000.- voor de vertaling van een avondvullend stuk. Er moet een duidelijke reden zijn waarom een bepaald stuk wordt vertaald, bijvoorbeeld aantoonbare belangstelling van buitenlandse theatermakers, een uitnodiging voor een festival etc. Dit om te voorkomen dat er in het wilde weg aanvragen worden ingediend. Binnen de Adviescommissie is deskundigheid op toneelgebied in ruime mate voor handen, maar te overwegen valt om voor de beoordeling van aanvragen in incidentele gevallen nog een deskundige, wellicht uit het TIN, in te schakelen. Ook de kwaliteit van de vertaler zal in de beoordeling worden betrokken. Dat kan inhouden dat een fragment als proefvertaling wordt opgevraagd, indien het gaat om een vertaler die bij het Fonds niet bekend is.
Wanneer een aanvraag wordt toegekend, ontvangen auteur en vertaler een brief, die door beiden dient te worden ondertekend en waarin zij zich verplichten van de eventuele inkomsten (recettes e.d.) die een direct gevolg zijn van de opvoering van het vertaalde stuk, steeds 1/3 deel terug te betalen totdat de bij wijze van voorschot uitgekeerde subsidie is gedelgd. Op dit moment zijn reeds twee aanvragen toegekend - één voor de vertaling van een avondvullend stuk van een bekende, succesvolle auteur en één voor de vertaling een kort stuk van een beginnende toneelschrijver die voor een internationaal festival voor jonge auteurs is uitgenodigd.
Het LIRA Fonds hoopt met de (voorlopige) instelling van dit experimentele toneelvertalingenfonds een bijdrage te leveren aan de verbetering van de moeilijke positie van Nederlandse toneelauteurs op de internationale markt. Het Fonds wil daarbij vooral samenwerken met het TIN, dat beschikt over de contacten en de deskundigheid op internationaal gebied die in dit verband onmisbaar zijn. Zo is het TIN op dit moment bijvoorbeeld bezig met het opzetten van een website waarop een inventarisatie van Nederlandse (professionele) toneelauteurs en fragmenten van hun werk in vertaling te zien zullen zijn. Wij wachten met veel belangstelling af wat de resultaten van deze gecombineerde inspanningen zullen zijn.
NVM
- Schrijvers van wie boeken in het Engels zijn vertaald die in Groot-Brittannië door de openbare bibliotheken worden uitgeleend, kunnen zich via LIRA bij de Britse zusterorganisatie PLR (Public Lending Right) inschrijven. Erfgenamen van schrijvers kunnen dat als gevolg van de beperkende Britse regelgeving helaas niet. Alleen boeken die na aanmelding bij PLR geregistreerd staan, komen in aanmerking voor een vergoeding. Eenmaal geregistreerde titels blijven geregistreerd staan. Nieuw verschenen titels moeten steeds worden aangemeld. De jaarlijkse einddatum voor aanmeldingen bij PLR is 30 juni. Meldt u zich dus bijtijds bij LIRA voor het verkrijgen van een aanmeldingsformulier.
Prettig om te melden is het feit dat het tarief per uitlening die auteurs ontvangen van het Engelse Public Lending Right (PLR), behoorlijk is gestegen. Het bedrag per uitlening is van 2,67 pence verhoogd tot 4,21 pence. Dit geldt voor elk boek dat is uitgeleend in de Engelse bibliotheken in de periode tussen juli 2001 en juni 2002.
Door de 4,21 pence per uitlening hebben meer Engelse auteurs dan ooit een PLR betaling gekregen. Het PLR systeem kent namelijk een minimum uitkering van £ 5,00 en een maximum uitkering van £ 6.000,00. Bijna 1500 auteurs méér hebben opd eze manier geprofiteerd van deze tariefsverhoging, Meer dan 100 zullen de maximale uitkering ontvangen.
De tariefsverhoging is te danken aan een inflatiecorrectie die in 2000 al was aangekondigd en nu dus wordt uitgevoerd. Met deze tariefsverhoging komt de totale PLR uitbetaling op £ 7 miljoen per jaar.
- Omroeporganisaties leggen auteursrechtelijk beschermde werken vast op beeld- en geluidsdragers. Zij doen dit niet alleen ten behoeven van hun uitzendingen. In toenemende mate verschijnen omroepproducties in de vorm van videobanden en dvd's op de consumentenmarkt. Mechanische vastlegging heet dit proces. Er is toestemming voor nodig van rechthebbenden.
Indien uw werk mechanisch is vastgelegd en deze vastlegging door de detailhandel wordt verkocht, kunt u daar vaak een vergoeding voor krijgen. Met name vertalers van tekenfilmseries die hun vertalingen maken ten behoeve van na-synchronisaties, zien hun werk veelvuldig in de winkels liggen. Een vergoeding kan echter alleen worden geïncasseerd, indien u de vastleggingsrechten op uw werk niet heeft afgestaan en u zich ook voor dit zogenoemde mechanisch reproductierecht via een aansluitingscontract bij LIRA heeft aangesloten.
- Kabelrechtgelden voor in het buitenland uitgezonden werken op radio en tv van onze aangeslotenen kunnen vaak via onze zusterorganisaties worden geïnd. Met de volgende landen heeft de Stichting LIRA op dit punt een wederkerigheidscontract gesloten:
België Italië
Brazilië Polen
Duitsland Portugal
Frankrijk Spanje
Groot-Brittannië Zwitserland
Israël
Onze Duitse zusterorganisatie Wort keert alleen kabelrechtgelden uit voor uitgegeven werken, dus voor boeken en daarop gebaseerde producties.
LIRA zelf keert onder nadere voorwaarden kabelgelden uit voor uitzendingen van televisiespelen, televisieseries, televisiefilms, radio-hoorspelen en overig literair- en literair-dramatisch werk, zoals gedichten, verhalen, romans, essays, columns, toneelstukken, sketches, conferences, alsook muziek-dramatische werken, zoals opera's, operettes en musicals.. Tot LIRA's verantwoordelijkheid horen niet: presentatieteksten, inleidende en verbindende commentaren, documentaires, interviews en andere journalistieke of journalistiek-getinte bijdragen. Evenmin: tekenfilms, muziekvideo's, animatiefilms en reclameboodschappen.
Wij verzoeken u vriendelijk, indien uw werk in één van bovenstaande landen is uitgezonden, LIRA daarvan op de hoogte te stellen.
Meer informatie over mechanische rechten en kabelrechten buitenland kunt u krijgen bij: Marianne Bovet (023-7997023) en Nancy den Dekker (023-7997033) of via LIRA@cedar.nl. Op datzelfde e-mail-adres kunt u terecht voor het aanvragen van LIRA-aansluitcontracten.
De Stichting LIRA beheert als auteursrechtorganisatie op collectieve wijze auteursrechten en auteursrechtelijke aanspraken van schrijvers en vertalers die door hen individueel niet, of slechts met de grootst denkbare moeite, te gelde kunnen worden gemaakt.
Postadres:
Stichting LIRA
Postbus 3060
2130 KB Hoofddorp
Bezoekadres:
Siriusdreef 22-28
2132 WT Hoofddorp
Telefoon: 023 - 799 78 06
Fax: 023 - 799 77 00
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.cedar.nl
Bankrekeningnummers:
ABN: 54 64 92 665
Postbank: 50 01 51
Bestuur Stichting LIRA:
Kees Holierhoek, voorzitter
Willem Capteyn, vice-voorzitter
Nelleke van Maaren, secretaris
Rien Verhoef, penningmeester
Marjan Berk, lid
Tijs van den Boomen, lid
Bureau Stichting LIRA:
directeur:
André Beemsterboer
accountmanager:
Lennart Bosker
secretariaat:
Marquerite Boerlage
Sabina Stol
commercieel-administratief medewerker:
Maureen Arnhem
Marianne Bovet
Martin van Dam
Nancy den Dekker
Maritska Kolman
Martijn van Noort
Scott Rollins
Bart Schomaker
Odile van der Tweel
informatiebeheerder:
Jeroen van den Bergh
Dit is een uitgave van de Stichting LIRA,
Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp
Telefoon: 023 - 799 78 06
Fax: 023 - 799 77 00
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.lira.nl
Redactie: Nelleke van Maaren
Lennart Bosker
Kees Holierhoek (eindredactie)
Tekstbijdragen: Rien Verhoef
Illustraties: Ram Katzir
Ontwerp: Rutger Fuchs, Amsterdam