De steekproef is een wonderlijk fenomeen. Op grond van betrekkelijk weinig gegevens kunnen vérgaande conclusies worden getrokken. Maar de steekproef geeft ook aanleiding tot misverstanden, zoals bij de leenrechtrepartitie die eind 2002 plaats vond, weer eens is gebleken.
Die misverstanden bleken ook dit keer van tweeërlei aard. Sommige schrijvers en vertalers zagen het aantal uitleningen op de uitbetalingsspecificatie voor het werkelijke aantal uitleningen aan. Dat is natuurlijk niet juist. Op de uitbetalingsspecificatie staat niet het aantal feitelijke uitleningen vermeld, maar het aantal keren dat een boek in de steekproef is uitgeleend.
Doordat de omvang van de steekproef sterk kan wisselen, recent van zo’n 38% in 2001 tot wel 75% in 2002, kan het op grond van dit misverstand lijken alsof het aantal feitelijke uitleningen van één en hetzelfde boek van het ene jaar op het andere enorm schommelt. Schommelingen in het aantal uitleningen zijn onvermijdelijk, maar zulke sterke schommelingen betreffen het aantal uitleningen in de steekproef, niet het aantal feitelijke uitleningen. Ondanks zulke sterke schommelingen in het aantal uitleningen in de steekproef kunnen de feitelijke uitleningen heel goed op het zelfde niveau gebleven zijn.
Vooral een tweede misverstand kwam heel sterk naar voren in de leenrechtrepartitie van eind 2002. Dat misverstand betreft schommelingen in de hoogte van de puntwaarde. Variaties in de hoogte van de puntwaarde zijn een direct gevolg van de omvang van de steekproef. Als de steekproef omvangrijk is en dus veel uitleningen omvat, zal het aantal punten hoog zijn. Als vervolgens het voor verdeling beschikbare bedrag gedeeld wordt door dat aantal punten, zal bij een omvangrijke steekproef de puntwaarde relatief dalen. Dat betekent niet dat de leenrechtver-goeding voor een individuele auteur daarmee automatisch ook lager wordt. De hoogte van de leenrechtvergoe-ding hangt nog altijd direct samen met het aantal uitleningen van een boek op het totaal van de uitleningen in de steekproef, en met de prijs van het uitgeleende boek in verhouding tot de prijs van de andere boeken in de steekproef.
Over de wijze waarop die steekproef van uitgeleende geschriften idealiter samengesteld zou moeten zijn, is door het bestuur van de Stichting Leenrecht het oordeel gevraagd van de Stichting Economisch Onderzoek (SEO) van de Universiteit van Amsterdam. De bedoeling is dat daarmee een wetenschappelijk fundament wordt gelegd onder de discussie over de wenselijke omvang en spreiding van de steekproef. Binnenkort wordt dat onderzoek gepubliceerd. Ik zal u erover berichten.
KH
Op 17 maart 2003 kwam de klachtencommissie van de Stichting lira bijeen om zich te beraden over klachten die bij de commissie werden ingediend naar aanleiding van de leenrecht-repartitie 2002. Waren het er vorig jaar nog zevenendertig, dit jaar bleef het aantal beperkt tot zeven. Van een klacht is sprake als een auteur bezwaar maakt tegen een aspect van de uitvoering van de leenrechtregeling en dat bezwaar na interventie van het lira-bureau niet weggenomen wordt, maar schriftelijk wordt voorgelegd aan de leenrecht-klachtencommissie van de Stichting lira.
Een tweetal klachten kan als representatief gezien worden voor de reacties die de leenrechtrepar-titie van eind 2002 opriep. Uit brieven, telefoontjes en e-mails sprak vaak enige verwondering, zo niet ergernis, dat bij een steekproef van tot nu toe ongekende omvang (zo’n 75% van het totaal aantal boekuitleningen) de puntwaarde die bij de berekening van de leenrechtuitkering een belangrijke rol speelt, zo sterk was gedaald, en daarmee ook, zo luidde de veronderstelling, de hoogte van de uitkering.
Het kan zijn dat auteurs soms een lager leenrechtbedrag hebben ontvangen, maar dat komt niet door een daling in de puntwaarde. Omdat er twee factoren een alles overheersende rol in de berekening van de uitkering spelen, het aantal uitleningen en de prijs van het boek bij eerste verschijnen, moeten die twee factoren bij elkaar gebracht worden in een getal dat de puntwaarde wordt genoemd, voordat tot een berekening van de uitkering per titel kan worden overgegaan. . Dat bij elkaar brengen gebeurt door het totaal aantal uitleningen dat in de steekproef aanwezig is, te vermenigvuldigen met de som van alle in de steekproef aanwezige prijzen. Dat levert een puntentotaal op. Het voor verdeling beschikbare bedrag wordt vervolgens gedeeld door dit puntentotaal en de uitkomst daarvan is de puntwaarde: zoveel eurocent per punt.
Er zijn auteurs die ten onrechte deze puntwaarde (zoveel eurocent per punt) beschouwen als de leenrechtvergoeding per feitelijke uitlening. Dat is niet juist. Het gaat bij de puntwaarde niet om de leenrechtvergoeding per feitelijke uitlening. De puntwaarde is slechts een tussenstap in een nog onvoltooide berekening die altijd beperkt blijft tot uitleningen in de steekproef.
Om vervolgens op individueel niveau te komen tot een berekening van het leenrechtbedrag per titel wordt het aantal uitleningen van die titel van een specifieke auteur vermenigvuldigd met de voor die titel in het systeem aanwezige prijs bij eerste verschijnen (of bij een daaropvolgende gewijzigde editie met een ander ISB-nummer.) De uitkomst van die vermenigvuldiging levert het aantal punten op dat aan het totaal van de uitleningen van die specifieke titel wordt toegekend. Tot slot wordt het aan deze titel toegekende aantal punten vermenigvuldigd met de puntwaarde die we eerder hebben berekend. De uitkomst is het bedrag dat per specifieke uitgeleende titel -naar gelang het aantal uitleningen in de steekproef en naar gelang de verkoopprijs bij eerste verschijnen- als slotsom wordt berekend. Als deze bedragen aan het eind van de berekening bij elkaar worden opgeteld, verschijnt onder de streep het aan een schrijver of vertaler uit te betalen leenrechtbedrag.
Resumerend: de hoogte van puntwaarde schommelt naar gelang de omvang van de steekproef. Als de steekproef omvangrijk is en veel uitleningen omvat, zal het aantal punten hoog zijn. Als vervolgens het voor verdeling beschikbare bedrag gedeeld wordt door het aantal punten, zal bij een omvangrijke steekproef de puntwaarde dalen. Dat betekent niet, zoals vaak gevreesd wordt, dat de leenrechtvergoeding daarmee automatisch ook lager wordt.
De hoogte van de leenrechtvergoeding hangt nog altijd direct samen met het aantal uitleningen van een titel op het totaal van de uitleningen in de steekproef en de prijs van het uitgeleende boek in verhouding tot de prijs van de andere boeken in de steekproef.
De klachtencommissie heeft het bestuur van lira geadviseerd klachten over een daling van de leenrechtuitkering die hun grond vinden in dit misverstand, af te wijzen.
Uit de reacties die bij het lira-bureau binnen kwamen en uit één klacht, bleek ook dat soms auteurs zich kwaad maakten over het feit dat een hoger aantal uitleningen op de uitbetalingsspecificatie gepaard ging met een lagere uitkering.
Sommige rechthebbenden kennen het aantal uitleningen in de steekproef een absolute waarde toe waar een relatieve waardetoekenning op zijn plaats zou zijn. Zoals in het begeleidend schrijven bij de specificatie leenrechtvergoedingen 2002 gememoreerd: de steekproef waar de leenrechtrepartitie eind 2002 op gebaseerd was, bestreek ca. 75 % van alle geregistreerde uitleningen in de periode van 1 juli 2001 tot 1 juli 2002. Over eenzelfde periode in 2000/2001wist Stichting Leenrecht, voor dit soort gegevens de toeleverancier van de Stichting lira, slechts 38 % van alle feitelijke uitleningen bij wijze van steekproef te vergaren. Dat is nog altijd wel zo’n drie keer zoveel als voorheen het ministerie van WVC, later OCW als steekproef bij elkaar kreeg, maar qua niveau lager dan wat Leenrecht de afgelopen jaren presteerde. Sterke schommelingen in de omvang van de steekproeven bemoeilijken het vergelijken van de uitleenresultaten van de jaren 2001 en 2002. Zo’n vergelijking kan slechts met een kans op succes uitgevoerd worden, als het centrale gegeven, een in omvang sterk wisselende steekproef, constant in het oog wordt gehouden.
Een steekproef van de omvang als die van het jaar 2002 levert op de uitbetalingsspecificatie veelal veel hogere aantallen uitleningen op dan in 2001, maar dit zijn uitsluitend uitleningen in de steekproef. Uit die stijging alleen kan niet de conclusie getrokken worden dat het feitelijke aantal uitleningen ook omhoog is gegaan.
De klachtencommissie hoopt dat misverstanden als waarvan in deze klachten kennelijk sprake is, door voortdurende uitleg uit de weg worden geholpen. Klachten die als fundament dit misverstand hebben,dienen te worden afgewezen.
Ook zijn er opmerkingen gemaakt en is er één klacht binnengekomen over de lengte van de procedure: van het moment dat de controlespecificatie wordt ontvangen tot het moment dat het leenrechtgeld op de bank- of girorekening wordt bijgeschreven. Als men wordt verzocht zijn aanvullingen en correcties op de controlespecificatie uiterlijk 12 november in te dienen, waarom moet het dan tot de derde week van december duren eer er geld wordt overgeschreven?
Het antwoord is eenvoudig: er moet tussen beiden momenten heel veel werk verzet worden. Vanaf het versturen van de controlespecificaties moeten er op het bureau van de Stichting lira in relatief korte tijd heel veel reacties van leenrechthebbenden verwerkt worden. De opzet is alle tijdig binnengekomen reacties in de databank op te nemen. Dat moet met de hand gebeuren. Dat kost veel tijd. Vervolgens moet het geautomatiseerde rekenprogramma de berekening van de leenrechtvergoedingen van alle rechthebbenden tot een goed einde brengen. In die geautomatiseerde verwerking zit een testfase die eerst met succes doorlopen moet worden, voordat uiteindelijk de overschrijvingsopdrachten door de financiële administratie in monsterbestanden naar de bank kunnen worden gezonden.
De klachtencommissie komt tot de conclusie dat in de meest recente leenrechtrepartitie een redelijke termijn tussen het uitgaan van de controlespecificaties, de verwerking van opgestuurde aanvullingen en correcties en het moment dat leenrechthebbenden hun leenrechtbedragen ontvangen, is gerealiseerd.
Een tweetal officiële klachten had betrekking op Grote Letter- en pocket-edities. Helaas komt het nog steeds voor dat auteurs andere edities van reeds eerder ingevoerde boektitels op hun uitbetalingsspecificatie en bij de berekening missen. Daarbij moet met name denken aan pocket-edities en Grote Letter-edities van eerder uitgegeven boeken.
De klachtencommissie heeft geconstateerd dat het lira-bureau dit probleem heeft onderkend en dat er intern een werkgroep is opgericht die tot taak heeft de geautomatiseerde inleesmethode van de titelbestanden te verbeteren. Totdat die verbetering is bereikt, worden de ontbrekende edities na aanmelding door de auteur handmatig door het bureau van Stichting lira verwerkt. De klachtencommissie ondersteunt deze aanpak en adviseert auteurs die als gevolg van dit euvel benadeeld zijn, financieel te compenseren.
Één officiële klacht had betrekking op de positie van vertalers in het Nederlandse leenrecht. Een Engelstalige schrijver, woonachtig in Nederland, vroeg om herziening van een toegekende verdeling. In die verdeling kreeg deze Engelstalige schrijver, samen met zijn co-auteur, in totaal 30% van de auteursvergoeding, en de vertaler die zijn in het Engels geschreven tekst voor boekpublicatie in het Nederlands had vertaald,70% . Hij meende dat zijn vertaler geen aandeel moest worden toegekend en aan hemzelf en zijn co-auteur ieder 50%.
De klachtencommissie reageerde op zijn verzoek negatief. Vertalers krijgen 70% van de leenrechtvergoeding per uitlening. Deze 70% is met instemming van de minister van Justitie in overeenstemming met zijn collega van OCW vastgelegd in het repartitiereglement van de Sectie geschriften van de Stichting Leenrecht. De argumentatie is gelegen in het feit dat de prestatie van de vertaler de in een vreemde taal gestelde tekst ontsluit voor de Nederlandse lezersmarkt.
De prestatie van de vertaler wordt op deze 70% van de leenrechtvergoeding gewaardeerd in elke omstandigheid, dat wil zeggen: ongeacht of er van het in het Nederlands vertaalde boek een boekuitgave in een vreemde taal bestaat of niet. De in Nederland wonende auteur van buitenlandse afkomst die zijn teksten in zijn moedertaal schrijft en die vervolgens al dan niet in zijn opdracht laat vertalen in het Nederlands, zal er dus mee moeten leren leven dat zijn vertaler 70% van het auteursaandeel van de leenrechtvergoeding krijgt, en hijzelf slechts 30%. Eventuele onderlinge afspraken of contracten verhinderen niet dat lira aan de vertaler70% van de leenrechtvergoeding overmaakt en aan de oorspronkelijke auteur(s) 30%.
De klachtencommissie adviseert het lira-bestuur de klacht af te wijzen en de indiener van de klacht conform het bovenstaande te berichten
Een van de hiervoor genoemde klachten betrof tevens een uitbetaling die niet meer in 2002, maar in 2003 plaatsgevonden zou hebben.
De klachtencommissie adviseert het bestuur van lira daarnaar een onderzoek in te laten stellen. Bij de financiële administratie van lira is bekend wanneer bedragen van lira’s rekening afgeschreven zijn. Als die afschrijvingsdatum in het jaar 2003 valt, zal nagegaan moeten worden hoe dat komt, want in de regel zijn betalingen ook eind 2002 tijdig bij leenrechthebbenden binnengekomen, dat wil zeggen: voor het eind van het jaar.
Uit de reacties die bij het lira-bureau binnenkwamen, bleek dat de leenrechtrepartitie 2001, dus van een jaar eerder, nog steeds aanleiding geeft tot kritiek. Die kritiek betreft de tegenvallende uitkomsten, vooral het gevolg van een beduidende terugloop in het aantal door Nederlandse openbare bibliotheken bij de Stichting Leenrecht aangemelde uitleningen en het daardoor verminderde voor verdeling beschikbare bedrag. Dat is jammer genoeg een aangelegenheid waarop noch het bestuur van lira noch dat van Leenrecht enige invloed hebben. Gevoegd bij een correctie van het beschikbare bedrag vanwege een overbedeling in het jaar 2000 gaf dat over het algemeen een teruggang in de hoogte van uitkeringen te zien die alleen te betreuren valt. Daarbij kwam het feit dat de Stichting Leenrecht van de zijde van bibliotheken een op zichzelf voldoende, maar qua regionale spreiding misschien niet helemaal toereikende toelevering van uitleengegevens ontving. Het inmiddels bijna voltooide en binnenkort te publiceren onderzoek naar de methode en de kwaliteit van de genomen steekproeven heeft geen incorrecte wijze van registreren en verwerken aan het licht gebracht, maar de regionale spreiding is natuurlijk wel een belangrijk aspect van de steekproef. Vandaar dat de contracten die de Stichting Leenrecht, verantwoordelijk voor de steekproef, met een groot aantal bibliotheken over de toelevering van gegevens wil sluiten, de volledige steun heeft van lira. Zo’n contractueel vastgelegd netwerk van informatieleveranciers kan alleen maar de hoeveelheid, spreiding en kwaliteit van aangeleverde uitleengegevens verbeteren.
Het verheugt de klachtencommissie dat de resultaten van eind 2002 mede dankzij de inspan-ningen van de bureau-medewerkers van de Stichting lira en van de Stichting Leenrecht tot een beduidend geringer aantal klachten aanleiding hebben gegeven dan bij de vorige repartitie het geval was.
BS/KH
Eind 2002 werd Vlaanderen verblijd met een leensubsidieregeling die ook bij Nederlandse schrijvers en vertalers veel belangstelling wekte. Al langer had zowel in Vlaanderen als in Nederland de mening postgevat dat België haar leenrechtverplichtingen die voortvloeiden uit de desbetreffende richtlijn van de Europese Unie, niet nakwam. Het werd tijd dat er iets ging gebeuren. Dat was ook de mening van een aantal Vlaamse auteursverenigingen die de Belgische regering met enige regelmaat aan de jas begonnen te trekken. Dat was ook de mening van de Europese Commissie die de Belgische regering in gebreke stelde. lira sloot zich daar graag bij aan, temeer omdat er wel Nederlands leenrechtgeld naar Vlaamse auteurs ging, maar niet omgekeerd.
Nog steeds is het leenrecht in België niet echt goed geregeld, maar er kwam voor Vlaanderen tenminste een leensubsidieregeling. Het reglement weerspiegelt niet echt een auteursrechtelijk gefundeerd leenrecht. Daarvoor bevat het nog te veel beperkingen.
Zo is de regeling werkzaam op een beperkt gebied: het Vlaamse grondgebied inclusief Brussel. Het gaat om boeken die in openbare bibliotheken in Vlaanderen en in Brussel voor uitlening ter beschikking van het publiek worden gesteld. De regeling heeft ook een beperkte doelgroep. Ze is bestemd voor Nederlandstalige auteurs, vertalers die vanuit een vreemde taal in het Nederlands vertalen, de illustratoren van deze publicaties en de uitgevers die deze boeken op de markt brengen. Een verdere belangrijke beperking betreft het feit dat subsidie uitsluitend verleend kan worden aan literaire werken. Via codes zijn de voor subsidie in aanmerking komende soorten boeken in het reglement als volgt gedefinieerd:
Art. 3.
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder ‘literaire boek’ verstaan:
– een publicatie die ondergebracht is in een van de volgende rubrieken van de Unesco-classificatie: 25 (literatuurgeschiedenis en kritiek), 26 (dichtkunst), 27 (toneel), 28 (proza), 32 (kinderboeken), 33 (stripverhalen);
– of een publicatie die ondergebracht is in een van de volgende rubrieken van de NUR-classificatie: 270 (kinderboeken diverse), 280 (fictie kinder- en jeugdboeken), 290 (poëzie kinderen en jongeren), 300 (literaire fictie), 310 (pockets), 320 (literaire non-fictie), 330 (spannende boeken), 340 (populaire fictie), 350 (overige fictie), 360 (strips), 370 (cadeauboeken).
– Niet in aanmerking komen: handboeken, leerboeken, hobbyboeken, boeken over vrijetijdsbesteding, reisinformatie, natuur, koken, gezondheid, naslagwerken, periodieken, catalogi, repertoria, rapporten. Anthologieën en bloemlezingen die overlappen met uitgegeven boeken komen evenmin in aanmerking.
Tevens moeten boeken een minimum-omvang hebben van 48 pagina’s om voor subsidie in aanmerking te komen. Voor kinder-, jeugd- en poëzieboeken geldt een minimum van 24 pagina’s.
Daarmee houden de beperkingen niet op. Alleen levende auteurs komen voor subsidie in aanmerking. Dus geen erfgenamen. Subsidie moet worden aangevraagd via een formulier. Wie zich niet aanmeldt, krijgt geen subsidie. Uitbetaald wordt op grond van het aantal boeken dat van een auteur in de bibliotheken aanwezig is, dus niet op grond van het aantal uitleningen. Aan de hoogte van het uit te betalen bedrag is een maximum gesteld: 12.500 euro maximaal voor een auteur, 50.000 euro maximaal voor een uitgever.
Wie zijn formulier te laat opstuurt naar het centrale aanmeld-adres (Administratie Cultuur, Afdeling Muziek, Letteren en Podiumkunsten, Leensubsidie, Parochiaansstraat 15, b 1000 Brussel, België) zal zijn aanvraag pas een jaar later behandeld zien en hij zal zijn geld dus ook pas een jaar later ontvangen.
Kort na de introductie van de regeling werden er enkele wijzigingen in aangebracht, zoals in de uiterste datum dat men zich kon aanmelden. Die datum werd van eind januari 2003 opgeschoven naar eind maart 2003. Ook het drempelbedrag werd tussentijds verlaagd van 500 euro naar 125 euro. Je moet dus als auteur minimaal 125 euro subsidie te vorderen hebben, wil je voor een uitkering in aanmerking komen. Maar je merkt pas of je aan die grens voldoet, door het subsidie aan te vragen.
Voor nadere inlichtingen kan men zich wenden tot:
Dirk Van Ryckeghem: telefoon
+32 (0) 2-553 68 78. Het e-mail-adres is: dirk.vanryckeghem@wvc. vlaanderen.be. Het adres van de website met informatie over de regeling is: www.vlaanderen.be/
letteren, onder het kopje Leensubsidie.
Wie deze Vlaamse subsidieregeling vergelijkt met het Nederlandse leenrecht, zal het niet ontgaan dat er veel en belangrijke verschillen tussen beide systemen bestaan. Het aantal uitleningen is voor de Vlaamse regeling niet van belang. Het gaat om het aantal boeken dat een schrijver of vertaler in de bibliotheken heeft staan. Met de prijs van het boek wordt geen rekening gehouden. Door de beperking op het soort boeken dat voor leensubsidie in aanmerking komt, is de doelgroep ook beperkter. In het algemeen bestaat de doelgroep uit literaire auteurs. Erfgenamen kunnen geen aanspraak maken. De uitkering is voor auteurs en uitgevers in hoogte gelimiteerd. De ondergrens lijkt ook na de ingevoerde correctie nog altijd zo gekozen dat veel auteurs misschien af zullen vallen. In een aantal opzichten heeft de regeling veel weg van de tot eind 1995 in Nederland geldende leenvergoedingsregeling, achtereenvolgens uitgevoerd door de ministeries van crm, wvc en ocw.
Vlaamse auteurs zijn niet echt tevreden over de regeling, maar zien het als een opstapje naar iets anders, iets beters, iets waarlijk Belgisch. Of zoals Toon Brouwers, secretaris van de Koepel van Vlaamse Auteursverenigingen, schrijft in zijn artikel ‘Leenvergoeding: “Belgische” toestanden’ als recent gepubliceerd in het vvl-Bulletin (2003/1, p. 18): “De ‘leensubsidie’ is natuurlijk geen échte leenvergoeding, en de Vlaamse auteursverenigingen blijven ijveren voor een spoedige ‘federale’ [Belgische-kh] regeling ter zake. Zolang de federale overheid echter in gebreke blijft, is het initiatief van de Vlaamse regering tot het instellen van een ‘leensubsidie’ voor de Nederlandstalige auteurs en uitgevers in Vlaanderen en Nederland een te loven initiatief.”
KH
Schrijvers en vertalers kunnen zich bij de Stichting lira aansluiten via een zogenoemd aansluitingscontract. Via dat contract vertrouwen zij lira de exploitatie toe van op zijn minst een viertal auteursrechten die zij als individu in de praktijk niet zelf te gelde kunnen maken. Het is het soort rechten dat als het ware om collectieve uitoefening vraagt.
Daarbovenop biedt het aansluitingscontract aan de auteur de mogelijkheid om ook een aantal andere rechten en aanspraken aan lira ter exploitatie toe te vertrouwen. Samen met de vier eerder genoemde auteursrechten staan deze desgewenst bijkomende rechten en aanspraken vermeld op een aanhangsel dat bij het aansluitingscontract is gevoegd.
De minimaal aan lira toe te vertrouwen vier rechten en aanspraken zijn:
– de kabelrechten, ofwel het recht met betrekking tot de gelijktijdige doorgifte via de kabel van door radio of televisie uitgezonden literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken van de schrijver
Hiermee wordt bedoeld dat de Stichting lira de eigendom verwerft van de zgn. kabelrechten en daarvoor, in onderhandeling tredend met de kabelexploitanten, een vergoeding bedingt voor schrijvers, vertalers en bewerkers wier geschreven bijdragen aan literaire, literair-dramatische, muziek-dramatische en audiovisuele werken door de publieke omroep in Nederland en in andere landen door de radio of de tv worden uitgezonden en via de kabel, gelijktijdig met de ether-uitzending, aan de luisteraars en kijkers worden doorgegeven.
– het recht radio- en/of televisie-uitzendingen van literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken van de schrijver gelijktijdig in het openbaar te vertonen en/of ten gehore te brengen
Onder deze formulering valt een ander aspect van radio- en tv-uitzendingen van literaire en literair-dramatische werken: de gelijktijdige nieuwe openbaarmaking waarvan bijvoorbeeld sprake is wanneer er een radio- of tv-toestel staat opgesteld in ruimtes als café’s, wachtkamers, kantines, ziekenhuizen, bejaardenoorden en gevangenissen. Met deze rechten in de hand incasseert lira daarvoor collectief een vergoeding die na toevoeging aan de voor verdeling beschikbare kabelrechtgelden individueel wordt verdeeld.
– het recht vastleggingen van literaire, literair-dramatische en muziek-dramatische werken van de schrijver of vertaler door middel van het mechanisch reproduceren vervolgens in het openbaar ten gehore te brengen en/of te vertonen anders dan door middel van radio- en/of televisie-uitzendingen
Bij dit recht moet men denken aan vastleggingen op beeld- en geluidsdragers (videobanden, dvd’s, geluidscassettes etcetera) van werken die bijvoorbeeld door radio en tv uitgezonden zijn, opgenomen zijn en die vervolgens opnieuw openbaar gemaakt zouden worden.
– de thuiskopievergoeding, ofwel het recht op een vergoeding ontleend aan de wettelijke heffingen op geluids- en/of beelddragers, als bedoeld in artikel 16b e.v. van de Auteurswet 1912.
Hiermee is bedoeld de wettelijke heffing op beeld- en geluidsdragers die op aanwijzing van de minister van Justitie wordt geïncasseerd door de Stichting Thuiskopie en die beoogt enige compensatie te bieden voor het verlies dat auteursrechthebbenden en producenten lijden door het wettelijk toegestane gratis kopiëren, bijvoorbeeld van radio-en tv-uitzendingen, voor eigen oefening, studie of gebruik in de privé-sfeer. Naast componisten en tekstdichters van muziekwerken worden ook schrijvers en vertalers benadeeld door deze grootmoedige geste van de wetgever.
Aansluiting bij lira vindt plaats via het tekenen van een aansluitingscontract dat bij het lira-bureau aan te vragen valt. Aan de aansluiting bij lira zijn geen kosten verbonden.
KH
De Stichting Literaire Rechten Auteurs (lira) int en verdeelt voor schrijvers en vertalers bestemde kabelgelden, thuiskopievergoedingen. leenrechtgelden en reprorechtgelden.
Een beperkt deel van deze gelden wordt ingevolge internationale afspraken en door de overheid goedgekeurde repartitiereglementen ingehouden ten behoeve van sociale en culturele doeleinden.
De Stichting lira Fonds beheert de ingehouden gelden die bestemd zijn voor culturele doeleinden, en verdeelt deze in de vorm van subsidies voor activiteiten onder meer op het gebied van literatuur, theater en in een enkel geval audiovisuele producties. Zij wordt daarin bijgestaan door een Adviescommissie bestaande uit vier externe deskundigen en twee lira-bestuursleden. De Adviescommissie vergadert een maal per kwartaal en brengt advies uit over de binnengekomen aanvragen aan het bestuur van het lira Fonds.
In het algemeen gesproken: het stimuleren van het tot stand komen en uitdragen van Nederlands literair en literair-dramatisch werk in de breedste zin. Bijzondere aandacht gaat uit naar projecten die moeilijk binnen de voorwaarden van de bestaande overheidsfondsen zijn in te passen. Het belangrijkste criterium voor subsidiering is kwaliteit.
In het algemeen kunnen alleen rechtspersonen (verenigingen, stichtingen en soortgelijke verbanden) subsidie aanvragen, geen individuele personen. De subsidies zijn in de eerste plaats bestemd voor auteursvergoedingen (auteurshonoraria voor schrijfopdrachten, toneel-vertalingen, literaire manifestaties e.d.) ten behoeve van incidentele projecten en vormen een bijdrage aan het tekort op de begroting. Subsidies worden verleend in de vorm van een garantiesubsidie, waarop eventueel een voorschot mogelijk is.
Aanvragen dienen uiterlijk 3 weken voor de vergaderingen van de Adviescommissie in achtvoud te worden ingediend bij het bureau van de Stichting lira Fonds en voorzien te zijn van een duidelijke begroting.
Na de vergadering van 6 maart 2003 volgen in het jaar 2003 vergaderingen van de Adviescommissie op 5 juni 2003, 4 september 2003 en 4 december 2003, steeds op een donderdag.
Aldus Charlotte Mutsaers in haar lezing ter gelegenheid van de uitreiking van de Woutertje Pieterse Prijs 2003. Zij betoogde daarin, op haar eigen onderhoudende wijze, dat goede kinderboeken zich in niets onderscheiden van andere goede boeken en de term ‘kinderliteratuur’ dus in feite een contradictio in terminis is.
Bewust voor een doelgroep schrijven, in dit geval voor kinderen van een bepaalde leeftijd, met opzet neerhurken om de kleintjes te bevallen, is in strijd met de artisticiteit en kan nooit tot werkelijk goed werk leiden. Echt goede kinderboeken zijn niet voor ‘een doelgroep’ geschreven, maar voor lezers van alle leeftijden en ‘vanuit een brandende aandrift door een groot talent’ – om het maar even heel duidelijk te stellen. De schrijvers hebben ‘domweg zo persoonlijk mogelijk uitgedrukt wat zij te zeggen hebben en dat dat kinderen van 8 tot 88 aanspreekt lijkt me mooi meegenomen’. Dus geen gezeur of kinderboeken ‘literatuur’ zijn of niet.
De Woutertje Pieterse Prijs 2003 is toegekend aan Guus Kuijer voor zijn boek Ik ben Polletje hoor!, uitgegeven door Querido. Het boek verscheen oorspronkelijk als Kinderboeken-weekgeschenk in 2001. Guus Kuijer (1942) debuteerde in 1975 als kinderboekenschrijver met het inmiddels klassiek geworden Met de poppen gooien, het eerste van zijn vijf Madeliefboeken, die later ook voor de televisie zijn bewerkt. Behalve de boeken over Madelief omvat zijn œuvre inmiddels tal van andere kinderboeken, dierenverhalen, jeugdtheater, televisiescripts en jeugdromans. Al in 1979 kreeg hij de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur, en hij verzamelde bijna aan de lopende band Gouden en Zilveren Griffels voor zijn werk, dat ook in het Duits, Frans en Deens is vertaald. Vanaf 1999 verscheen een reeks boeken waarin de dappere Polleke, een meisje dat zich niet in de luren laat leggen, de hoofdrol speelt. Het bekroonde boek is het vijfde in de serie. Ik citeer uit het juryrapport: ‘Het is een meisje dat we al jaren lang kennen. […] Dankzij de eenvoud en helderheid van de taal van de schrijver, […], dankzij zijn voortreffelijke balans tussen actuele problemen en die van haarzelf, hebben wij deze winnares unaniem in het hart gesloten. Ze staat op het punt de kindertijd te verlaten en het diepe van de puberteit in te springen. Het laatste hoofdstuk […] bestaat uit niet meer dan de hoofdstuktitel: ‘elfde hoofdstuk. over dat ik nu dertien ben’ en één zin: ‘Ik ben nu dertien.’ ‘
De uitreiking van de prijs vond plaats op 6 maart, zoals altijd in De Balie in Amsterdam. Na de eerder genoemde lezing van Charlotte Mutsaers las Anton Korteweg, directeur van het Letterkundig Museum en voorzitter van de jury, het juryrapport voor waarin niet alleen de winnaar bekend werd gemaakt, maar ook een overzicht van de stand van zaken op het gebied van de kinder- en jeugdliteratuur werd gegeven. Lof werd vooral toegezwaaid aan Nederlandse en Vlaamse illustratoren, die inmiddels een internationale reputatie hebben opgebouwd, en aan Floortje Zwigtman voor haar boek Wolfsroedel. Naast Anton Korteweg bestond de jury uit Hub. Hubben, Doeschka Meijsing en Jan Smeekens.
Het dankwoord van Guus Kuijer was kort en geestig – zijn leven lang had hij zijn boeken niet toegeschreven naar een ‘doelgroep’, maar naar de Wouter Pietertje Prijs. En prijzen en griffels bij de vleet waren hem ten deel gevallen, maar tot nu toe was die ene begeerde prijs hem steeds ontgaan… tot nu toe. Ook Multatuli’s Roverslied werd, als elk jaar, uitgevoerd, deze keer door de Jeugdtheaterschool Zuid-Holland, die er een vrolijk geheel van maakte dat het publiek tot een volmondig bis inspireerde.
Na afloop van het officiële gedeelte werd een opgewekt glas geheven op de prijswinnaar en zijn werk. De Woutertje Pieterse Prijs wordt volledig gesponsord door de Stichting Lira, en Lira heeft alle reden om daar trots op te zijn.
NVM
– Op 30 januari aanstaande werd, aansluitend op de opening van de Nationale Gedichtendag in Diergaarde Blijdorp, de telefoonlijn 0909gedicht in gebruik genomen. Wie vanaf die dag 0909gedicht of 0909 4334 248 intoetst, kan via keuzetoetsen kiezen uit een rubriek ‘poëzie algemeen’ en ‘gedichten over liefde en afscheid’. Een derde keuzetoets biedt de beller de mogelijkheid om op de gedichten te reageren.
Een deskundige redactie selecteert de gedichten uit de wereldliteratuur en professionele acteurs dragen ze voor.
De lijn is bedoeld voor iedereen die een moment van ontspanning, schoonheid of troost zoekt. Met deze lijn introduceren de initiatiefnemers een nieuwe manier om gedichten te beleven onder het motto ‘dichter dan in je eigen oor kan een gedicht niet komen’.
0909gedicht is een idee van neerlandicus Marjon van Es, cultuurambtenaar Ellen Fernhout, theatermaker Mieke Lelyveld en juriste Barbara Richel. In het comité van aanbeveling zitten: Hella Haasse, Marietje d’Hane-Scheltema, Rob Houwer, Rudi van der Paardt en Paul Verhoeven.
De Stichting lira regelt namens de dichters en hun uitgevers de auteursrechten.
De beller betaalt 50 cent per minuut. Daarvan worden de kosten betaald. Eventuele winst op de telefoonlijn wordt gebruikt om literaire projecten te sponsoren.
– Schrijvers van wie boeken in het Engels zijn vertaald die in Groot-Brittannië door de openbare bibliotheken worden uitgeleend, kunnen zich via lira bij de Britse zusterorganisatie PLR (Public Lending Right) inschrijven. Erfgenamen van schrijvers kunnen dat als gevolg van de beperkende Britse regelgeving helaas niet. Alleen boeken die na aanmelding bij PLR geregistreerd staan, komen in aanmerking voor een vergoeding. Eenmaal geregistreerde titels blijven geregistreerd staan. Nieuw verschenen titels moeten steeds worden aangemeld. De jaarlijkse einddatum voor aanmeldingen bij PLR is 30 juni. Meldt u zich dus bijtijds bij lira voor het verkrijgen van een aanmeldingsformulier.
– Omroeporganisaties leggen auteursrechtelijk beschermde werken vast op beeld- en geluidsdragers. Zij doen dit niet alleen ten behoeven van hun uitzendingen. In toenemende mate verschijnen omroepproducties in de vorm van videobanden en dvd’s op de consumentenmarkt. Mechanische vastlegging heet dit proces. Er is toestemming voor nodig van rechthebbenden.
Indien uw werk mechanisch is vastgelegd en deze vastlegging door de detailhandel wordt verkocht, kunt u daar vaak een vergoeding voor krijgen. Met name vertalers van tekenfilmseries die hun vertalingen maken ten behoeve van na-synchronisaties, zien hun werk veelvuldig in de winkels liggen. Een vergoeding kan echter alleen worden geïncasseerd, indien u de vastleggingsrechten op uw werk niet heeft afgestaan en u zich ook voor dit zogenoemde mechanisch reproductierecht via een aansluitingscontract bij lira heeft aangesloten.
– Kabelrechtgelden voor in het buitenland uitgezonden werken op radio en tv van onze aangeslotenen kunnen vaak via onze zusterorganisaties worden geïnd. Met de volgende landen heeft de Stichting lira op dit punt een wederkerigheidscontract gesloten:
België Italië
Brazilië Polen
Duitsland Portugal
Frankrijk Spanje
Groot-Brittannië
Zwitserland Israël
Onze Duitse zusterorganisatie Wort keert alleen kabelrechtgelden uit voor uitgegeven werken, dus voor boeken en daarop gebaseerde producties.
lira zelf keert onder nadere voorwaarden kabelgelden uit voor uitzendingen van televisiespelen, televisieseries, televisiefilms, radio-hoorspelen en overig literair- en literair-dramatisch werk, zoals gedichten, verhalen, romans, essays, columns, toneelstukken, sketches, conferences, alsook muziek-dramatische werken, zoals opera’s, operettes en musicals.. Tot lira’s verantwoordelijkheid horen niet: presentatieteksten, inleidende en verbindende commentaren, documentaires, interviews en andere journalistieke of journalistiek-getinte bijdragen. Evenmin: tekenfilms, muziekvideo’s, animatiefilms en reclameboodschappen.
Wij verzoeken u vriendelijk, indien uw werk in één van bovenstaande landen is uitgezonden, lira daarvan op de hoogte te stellen.
Meer informatie over mechanische rechten en kabelrechten buitenland kunt u krijgen bij: Marianne Bovet (023 799 7023) en Nancy den Dekker (023 799 7033) of via lira@cedar.nl. Op datzelfde e-mail-adres kunt u terecht voor het aanvragen van lira-aansluitcontracten.
– of en hoe het lira Fonds Nederlandse toneelschrijvers kan helpen bij het doen vertalen van hun stukken, zodat ze aan buitenlandse belangstellenden aangeboden kunnen worden?
– de wenselijkheid om het repartitiereglement voor de uitkering van kabelgelden tv te actualiseren onder meer door de opname van percentuele waarderingen voor gebruikelijke bestanddelen als format en synopsis naar analogie van wat daarover met de publieke omroepen is overeengekomen
– de vraag of en hoe lira een bijdrage zal leveren aan individueel te administreren pensioenen voor zelfstandig werkzame schrijvers en vertalers via het inmiddels officieel erkende Stichting Beroepspensioenfonds voor zelfstandige kunstenaars AENA, in navolging van wat Buma via haar Sociaal Fonds doet voor componisten en tekstdichters, en als verdere uitbouw van het pensioenhuis voor zelfstandige kunstenaars (niet alleen schrijvers en vertalers) in Nederland
– lira heeft sinds kort een nieuwe accountmanager: Lennart Bosker.
De Stichting LIRA beheert als auteursrechtorganisatie op collectieve wijze auteursrechten en auteursrechtelijke aanspraken van schrijvers en vertalers die door hen individueel niet, of slechts met de grootst denkbare moeite, te gelde kunnen worden gemaakt.
Postadres:Stichting LIRA
Postbus 3060
2130 KB Hoofddorp
Bezoekadres:
Siriusdreef 22-28
2132 WT Hoofddorp
Telefoon: 023 - 799 78 06
Fax: 023 - 799 77 00
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.cedar.nl
Bankrekeningnummers:
ABN: 54 64 92 665
Postbank: 50 01 51
Bestuur Stichting LIRA:
Kees Holierhoek, voorzitter
Willem Capteyn, vice-voorzitter
Nelleke van Maaren, secretaris
Rien Verhoef, penningmeester
Marjan Berk, lid
Tijs van den Boomen, lid
Bureau Stichting LIRA:
directeur:
André Beemsterboer
accountmanager:
Lennart Bosker
secretariaat:
Marquerite Boerlage
Sabina Stol
commercieel-administratief medewerker:
Maureen Arnhem
Marianne Bovet
Martin van Dam
Nancy den Dekker
Maritska Kolman
Martijn van Noort
Scott Rollins
Bart Schomaker
Odile van der Tweel
informatiebeheerder:
Jeroen van den Bergh
Dit is een uitgave van de Stichting LIRA,
Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp
Telefoon: 023 - 799 78 06
Fax: 023 - 799 77 00
E-mail: lira@cedar.nl
Website: www.lira.nl
Redactie: Nelleke van Maaren
Lennart Bosker
Kees Holierhoek (eindredactie)
Tekstbijdragen: Rien Verhoef
Illustraties: Ram Katzir
Ontwerp: Rutger Fuchs, Amsterdam