Aan het einde van het jaar 1999 vond de derde leenrecht-repartitie in LIRA's geschiedenis plaats, dit keer gevolgd door een na-repartitie over het jaar 1997 en een na-repartitie over het jaar 1998.
De leenrechtgelden 1999 werden verdeeld onder vier groepen schrijvers en vertalers, hierna tezamen auteurs geheten:
! Nederlandse auteurs die uitgeven bij Nederlandse uitgevers
! Vlaamse auteurs die uitgeven bij Nederlandse uitgevers
! Nederlandse auteurs die uitgeven bij Vlaamse uitgevers
! met instemming van LIRA's Belgische zusterorganisatie SABAM: Vlaamse auteurs die uitgeven bij Vlaamse uitgevers
Netto was voor deze vier groepen alsmede voor alle andere buitenlandse rechthebbenden een bedrag van ƒ 10.495.468,- beschikbaar.
Feitelijk uitgekeerd werd aan de vier hierboven genoemde groepen een netto-bedrag van ƒ 6.289.712,80. Dat wil overigens niet zeggen dat het verschil tussen deze twee bedragen voor buitenlandse rechthebbenden bestemd is. Het totale aandeel buitenland beweegt zich tussen de 15% en 20% van het totaal beschikbare bedrag. Wat er dan nog onverdeeld blijft, betreft leenrechthebbenden wier naam, adres en bankrekeningnummer nog niet bij LIRA bekend zijn en waarnaar nog op allerlei manieren wordt gezocht.
In 1996 werd ƒ 5.476.872,- onder auteurs verdeeld; dat betrof toen nog uitsluitend een groep van ongeveer 5.000 Nederlandse auteurs die zich in de voorafgaande jaren schriftelijk bij het ministerie dat de oude leenvergoedingsregeling uitvoerde, hadden aangemeld;
In 1997 steeg het uit te keren leenrechtgeld tot een netto-bedrag van f 8.759.289,-, maar dat bedrag was wel bestemd voor een veel grotere groep rechthebbenden, namelijk voor alle leenrechthebbende Nederlandse en intussen ook buitenlandse schrijvers, vertalers en bewerkers tezamen, onafhankelijk van enige schriftelijke aanmelding;
In 1998 werd voor diezelfde groep van - geschat - rond de 20.000 leenrechthebbenden een netto te verdelen bedrag bereikt van ƒ 9.688.381,-; dat betrof een groep van tegen de 15.000 Nederlanders die een controle-specificatie kregen toegestuurd (het merendeel overigens met een uiterst geringe claim op een leenrecht-uitkering), en een nog niet precies te bepalen aantal buitenlanders die hun uitkering via zusterorganisaties van LIRA zullen gaan ontvangen.
In de na-repartitie 1997 werden 2095 auteurs aangeschreven. Bij de gewone repartitie 1997 was het eerder om 8741 mensen gegaan die daadwerkelijk een leenrechtuitkering hadden ontvangen. De groep van de na-repartitie zal gedeeltelijk met deze eerste groep samenvallen.
In de uitkering 1997 werd alsnog een bedrag van f 417.369,- tot uitkering gebracht.
In de na-repartitie 1998 werden 2286 auteurs aangeschreven. Bij de gewone repartitie 1998 was het eerder om 9082 mensen gegaan die daadwerkelijk een leenrechtuitkering hadden ontvangen. De groep van de na-repartitie zal gedeeltelijk met deze eerste groep samenvallen.
In de uitkering 1998 werd alsnog een bedrag van f 498.577,68 tot uitkering gebracht.
Distributie uitkeringen
Om een inzicht te krijgen in het soort bedragen dat werd uitgekeerd in 1999 en de distributie daarvan:
Uitkeringen 1999 gegroepeerd naar hoogte:
bedrag aantal
aantal auteurs > ƒ 30.000: 23
aantal auteurs ƒ 15.000><ƒ 30.000: 42
aantal auteurs ƒ 10.000><ƒ 15.000: 54
aantal auteurs ƒ 5.000><ƒ 10.000: 159
aantal auteurs ƒ 1.000><ƒ 5.000: 740
aantal auteurs ƒ 200><ƒ 1.000: 1350
aantal auteurs ƒ 10><ƒ 200: 4427
aantal auteurs onder ƒ 10,-: 3386
totaal aantal auteurs: 10181
KH
Hoe zit dat met het leenrecht? Wie moet dat geld opbrengen? En hoe wordt het verdeeld? Een overzicht van de belangrijkste zaken in vogelvlucht.
Openbare bibliotheken in Nederland zijn op grond van een recente wijziging in de Auteurswet een billijke vergoeding verschuldigd aan rechthebbenden voor de wettelijk toegestane uitleen van auteursrechtelijk beschermde werken, zoals boeken en andere geschriften.
Hoeveel geld bibliotheken daarvoor moeten betalen, wordt bepaald in onderhandelingen tussen betalingsplichtige bibliotheken en tot incasso gerechtigde rechthebbenden die onder leiding van een onafhankelijke voorzitter met een beslissende stem plaats vinden in de bij wet in het leven geroepen Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL).
De verschuldigde bedragen worden bij de bibliotheken geïncasseerd door de Stichting Leenrecht die daartoe door de minister van Justitie, in overeenstemming met zijn collega van OCW, is aangewezen.
In opdracht van de Stichting Leenrecht verdeelt de Stichting LIRA jaarlijks de leenrechtgelden die bestemd zijn voor schrijvers en vertalers.
Om vast te kunnen stellen wie er aanspraak kan maken op hoeveel geld, wordt er jaarlijks een steekproef bij regionaal gespreide Nederlandse openbare bibliotheken gehouden met een omvang die zich beweegt in de richting van de 50% van het totaal aantal uitleningen.
Uitsluitend aan schrijvers en vertalers wier werk blijkens de steekproefgegevens is uitgeleend, wordt een leenrechtvergoeding uitbetaald.
Uit de steekproef wordt in de regel duidelijk welke titels er in een bepaald jaar zijn uitgeleend, hoe vaak de betreffende titel is uitgeleend, en wie daarvan de schrijver en vertaler zijn.
Alvorens tot berekening van de hoogte van de leenrechtvergoeding over te gaan stuurt de verdelingsorganisatie LIRA de gegevens van in de steekproef aangetroffen titels ter controle aan rechthebbenden toe, in de vorm van een controle-specificatie. Hun wordt gevraagd om de juistheid van die gegevens te controleren. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de vraag:
- of er geen leenrechthebbende schrijvers en vertalers op een titel vergeten zijn
- en of de genoemde rechthebbenden ook daadwerkelijk de schrijver of vertaler zijn en niet in een andere hoedanigheid bijvoorbeeld als fotograaf, illustrator, grafisch ontwerper of uitgever bij de uitgave zijn betrokken
- tenslotte: of de namen, adressen en bankgegevens van de schrijver en vertaler correct staan vermeld
Na verwerking van de binnengekomen op- en aanmerkingen berekent de Stichting LIRA de hoogte van de leenrechtvergoedingen. De berekende gelden worden zoveel mogelijk uiterlijk in december van elk jaar uitbetaald. Deze uitbetaling gaat vergezeld van een definitieve specificatie. Dat is een overzicht van de uitgeleende titels, met daarop de namen van de leenrechthebbenden, het aantal keren dat een titel binnen de steekproef is uitgeleend en de voor de hoogte van de leenrechtuitkering mede-bepalende consumentenprijs van het boek bij eerste verschijnen.
Latere prijswijzigingen van het boek worden alleen in de berekening meegenomen als zij vergezeld gaan van een ander ISBN-nummer. Dat zal het geval zijn bij een herdruk in gewijzigde vorm, als bijvoorbeeld van een gebonden boek een pocket-editie verschijnt.
Prijzen en prijswijzigingen worden gehaald uit onafhankelijke bronnen en zijn niet afkomstig van de rechthebbenden zelf, dit om de integriteit van de prijsgegevens te waarborgen. Zijn deze prijsgegevens ten aanzien van een titel niet voorhanden, dan wordt uitgegaan van een jaarlijks forfaitair bepaalde gemiddelde prijs.
Eventuele klachten van leenrechthebbenden dienen binnen twee maanden na de repartitie waarop ze betrekking hebben, schriftelijk en gemotiveerd bij LIRA te worden ingediend. Binnengekomen klachten worden voorgelegd aan een adviescommissie. Het bestuur van LIRA neemt naar aanleiding van het uitgebrachte advies een besluit over de klacht.
Tegen dit bestuursbesluit is beroep mogelijk bij de gewone rechter in Den Haag, zoals de Auteurswet in artikel 15e bepaalt.
Aanspraken van rechthebbenden op leenrechtvergoedingen blijven gedurende vijf jaar geldig. Na afloop van die termijn worden onverdeeld gebleven gelden gevoegd bij nieuwe leenrechtgelden en zo alsnog in verdeling gebracht.
KH
Het ziet er niet echt slecht uit voor auteurs die aanspraak maken op een leenrechtvergoeding. Onderhandelingen tussen de openbare bibliotheken in Nederland en vertegenwoordigers van leenrechthebbenden hebben in oktober 1999 geleid tot afspraken voor de komende jaren die positief uitwerken. Deze afspraken zijn op dinsdagmiddag 7 december 1999 in een vergadering van de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) ten kantore van de Raad van State formeel bekrachtigd.
De afspraken hebben betrekking op de uitleen van geschriften, dus de uitleen van boeken en tijdschriften, maar ook van bijvoorbeeld bladmuziek. Ze gelden voor de periode van het jaar 2000 tot en met het jaar 2005 en ze zien er als volgt uit.
De onderhandelende partijen, de Stichting Leenrecht voor rechthebbenden en het NBLC voor de openbare bibliotheken, zijn het erover eens geworden dat vanaf 1 januari 2000 als norm voor de billijke vergoeding per uitlening van een geschrift een tarief van één Eurodubbeltje zal gaan gelden, in guldens: ƒ 0,220371 per uitgeleend geschrift. Dit Eurodubbeltje zal worden geïndexeerd.
Het tarief van één Eurodubbeltje per uitlening wordt niet in één keer, maar heel geleidelijk ingevoerd. Die geleidelijkheid wordt tot stand gebracht door op het verschuldigde bedrag (het aantal uitleningen vermenigvuldigd met het Eurodubbeltje) een afnemend kortingspercentage toe te passen, zodat het niveau van één geïndexeerd Eurodubbeltje per uitlening geleidelijk, en wel met ingang van het jaar 2005, zal worden bereikt.
Voor het jaar 2000 geldt een korting van 26%, voor het jaar 2001 een korting van 19%, voor het jaar 2002 een korting van 13%, voor het jaar 2003 een korting van 8% en voor het jaar 2004 een korting van 4%, waarna in het jaar 2005 het beoogde tarief zal zijn bereikt en er dus geen korting meer zal worden toegepast.
Wat betreft de indexering: over de jaren 2000, 2001 en 2002 zal een inflatie-compensatie gelden voorzover deze inflatie boven de 1,5% per jaar uitstijgt en alleen voor dat meerdere. Vanaf 1 januari 2003 zal een volledige inflatie-compensatie van kracht zijn. Daarbij zal als meetperiode voor de hoogte van de inflatie steeds een voorafgaand kalenderjaar genomen worden.
Verschuldigde bedragen zullen door de Stichting Leenrecht aan bibliotheken worden gefactureerd op grond van het totaal aantal feitelijke uitleningen van geschriften over het voorgaande jaar. Dus niet meer op basis van een afgesproken lumpsum, zoals tot nu toe gebeurde. Bibliotheken zullen van het aantal uitleningen van geschriften in het voorgaande jaar steeds op uiterlijk 31 maart aan de Stichting Leenrecht opgave doen. Daaropvolgend zal de Stichting Leenrecht de betreffende factuur steeds per uiterlijk 1 juni aan bibliotheken toesturen. Deze facturen zullen door de bibliotheken uiterlijk op 1 juli moeten zijn voldaan. Op te late betaling komen sancties te staan.
Deze afspraken zijn geldig behoudens ernstige verstoringen van de leenmarkt in het aantal uitleningen en/of het aantal ingeschreven leden. Doen zich daarin ernstige verstoringen voor, dan zullen partijen het overleg met elkaar heropenen.
Een belangrijke factor bij het besluit om het tarief geleidelijk te verhogen, werd gevormd door de aanzienlijke groei in het aantal personen dat aanspraak op een leenrechtvergoeding kan maken. Niet alleen blijkt er een grote groep te zijn die zich nooit eerder bij een van de ministeries heeft aangemeld, ook de kring van rechthebbenden zelf is door de introductie van een auteursrechtelijk karakter beduidend vergroot. Zo zijn er belangrijke uitbreidingen ontstaan in de kring van makers van visuele werken, maar ook erfgenamen van auteurs zijn leenrechthebbend geworden, en niet te vergeten; voor het eerst kunnen vanwege het internationale karakter van het auteursrecht ook buitenlandse makers aanspraak maken op leenrecht, zoals ook Nederlandse auteurs dat in vele gevallen in het buitenland kunnen doen.
Bij een verondersteld totaal aantal uitleningen van ca. 163 miljoen (het niveau waarop het aantal uitleningen van geschriften zich thans - 1999 - lijkt te bewegen) komen deze afspraken neer op een vergoeding voor de uitleen van geschriften in het jaar 2005, alle tussentijdse inflatie-compensatie even buiten beschouwing gelaten, van in totaal: 163.000.000 x ƒ 0,220371 = ƒ 35.920.473,-- dus bijna 36 miljoen gulden voor alle rechthebbenden gezamenlijk.
Met de inflatie-correctie erbij opgeteld zou in het jaar 2005 de 40 miljoen gulden kunnen worden benaderd, zo niet bereikt.
Ter vergelijking de leenrecht-bedragen tot en met 1999:
1996: 10 miljoen
1997: 20 miljoen
1998: 21½ miljoen
1999: 23 miljoen
Zonder het effect van de indexatie en uitgaande van een gelijkblijvend niveau van ca. 163 miljoen uitleningen van geschriften op jaarbasis geven de jaren vanaf 2000 op grond van deze afspraken afgerond het volgende beeld:
2000: 26½ miljoen
2001: 29 miljoen
2002: 31 miljoen
2003: 33 miljoen
2004: 34½ miljoen
2005: 36 miljoen
Dit alles dus exclusief nog te verwachten verhogingen als gevolg van de nog toe te passen inflatie-correctie.
Welke hoop op meer leenrechtgeld kunnen auteurs van boeken nog meer koesteren?
De negatieve invloed van hoge aanloopkosten, vooral gemaakt in verband met de automatisering, zal na de beginjaren afnemen. Daardoor zal het voor verdeling beschikbare bedrag evenredig gaan stijgen.
Ook uit de uitlening van andere soorten werken, audio- en video-werken bijvoorbeeld, maar ook multimedia-producten, komt er in de toekomst geld beschikbaar voor auteurs.
Gelden die om wat voor reden ook niet uit te keren blijken, blijven vijf jaar gereserveerd en worden dan alsnog gevoegd bij het te verdelen bedrag. Na de eerste vijf jaar valt er uit dien hoofde jaarlijks een verhoging van het voor verdeling beschikbare bedrag te verwachten.
Tevens zullen er leenrechtgelden uit het buitenland gaan komen voor auteurs wier werk aldaar wordt uitgeleend.
KH
De jury van de Woutertje Pieterse Prijs heeft Laatste verhalen van de eeuw van Paul Biegel tot het winnende kinderboek van 2000 gekozen. De bekendmaking van de winnaar en de prijsuitreiking - door juryvoorzitter Liesbeth Brandt Corstius - vonden plaats tijdens een bijeenkomst op 2 maart in De Balie in Amsterdam en werden omlijst door een korte, levendige lezing over Middeleeuwse Kinderboeken? van Herman Pleij en een gesproken portret van de auteur door Bregje Boonstra. Besloten werd met de - inmiddels traditionele - uitvoering van het Roverslied, dit jaar door de groep Mezzo Macho, en een feestelijk glaasje.
De jury bestond, behalve uit de voorzitter, uit de leden Lieke van Duin, Koosje Sierman en Dirk van Weelden. Het juryrapport meldde over Laatste verhalen van de eeuw 'Dit zijn verhalen in de oeroude betekenis van het woord: verzinsels die het moeten hebben van krachtige beelden, verrassing en een flinke scheut humor, die hier en daar een scherp randje behoudt en een vleugje dreiging oproept.' Het is de tweede keer dat Paul Biegel (1925) voor een van zijn boeken de Woutertje Pieterse Prijs ontvangt. De eerste keer was in 1991, voor het boek Anderland. In de bijna veertig jaar dat hij als kinder- en jeugdboekenauteur werkzaam is, heeft Biegel zo'n vijftig titels gepubliceerd.
De Woutertje Pieterse Prijs, groot fl. 25.000.- en een van de belangrijkste prijzen voor jeugdliteratuur in Nederland, wordt sinds 1998 geheel gefinancierd door de Stichting LIRA, nadat een eerdere commerciële sponsor had afgehaakt. Het is een van de bestemmingen waaraan LIRA de gelden besteed die afkomstig zijn uit de voorgeschreven inhoudingen ten behoeve van sociale en culturele doelen.
NVM
Nieuwe digitale exploitaties vragen om nieuwe oplossingen voor de verlening van toestemming en het honoreringsprobleem. LIRA werkt mee aan de uitvoering van de zogenoemde LiteROM-regeling voor literaire recensenten. Binnenkort gaat een mailing aan rechthebbenden de deur uit. De eerste betalingen zullen spoedig volgen.
De LiteROM, een uitgave van voorheen de bibliotheekcentrale NBLC, thans van producent Biblion, wil een zo volledig mogelijke verzameling van recensies met betrekking tot literaire werken zijn. Verzameld worden in beginsel alle literaire recensies die sinds het begin van de twintigste eeuw, vanaf 1900. in dagbladen en in andere periodieken zijn gepubliceerd.
Probleem was echter dat de producent was vergeten om toestemming te vragen aan de auteurs van die recensies. Aan producentenzijde was men de mening toegedaan dat het om een digitale knipselkrant ging en dat opname op de LiteROM op grond daarvan ook zonder toestemming van de betrokken schrijvers was toegestaan.
In de daarop volgende nogal principiële procedure die door de recensent Hans Warren werd geïnitieerd en waar zich de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de Vereniging van Letterkundigen (VVL) en het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) bij aansloten, ging het om het zonder toestemming van de ongeveer 5.000 betrokken auteurs op een cd-rom zetten van zo'n 50.000 literaire recensies.
Na een voor rechthebbenden gunstige uitspraak van de rechtbank en een door rechthebbenden gewonnen kort geding, werd de procedure in hoger beroep opgeschort om partijen alsnog in de gelegenheid te stellen tot een akkoord te komen.
Partijen bereikten uiteindelijk overeenstemming over twee zaken:
! een vergoeding voor rechthebbenden, te weten auteurs en uitgevers tezamen, van een half miljoen gulden als afkoop voor de in het verleden ten onrechte op de LiteROM opgenomen recensies
! een regeling voor de toekomst, ook wel de LiteROM-regeling genoemd, waarin de toestemming voor de opname van recensies wordt geregeld, tegelijk met de vergoeding.
Tevens werd overeengekomen is dat de LiteROM-exploitatie beperkt zal blijven tot openbare bibliotheken en erkende onderwijsinstellingen.
Rechthebbende auteurs en uitgevers, voorzover hun adressen konden worden achterhaald, zullen binnenkort worden aangeschreven.
Het is voor een auteur belangrijk dat hij zeggenschap heeft over de exploitatie van zijn werk. Het staat een auteur wiens werk zonder zijn toestemming op de LiteROM was opgenomen, dan ook vrij alsnog ja of nee te zeggen tegen de aanwezigheid van zijn recensies op de LiteROM. Als de auteur nee zegt, worden zijn recensies per volgende update van de LiteROM verwijderd.
Naast zeggenschap speelt de financiële vergoeding een belangrijke rol. Tussen de organisaties van rechthebbenden is afgesproken dat van het voor verdeling beschikbare bedrag, zowel voor het bedrag dat op het verleden slaat alsook de vergoeding voor nieuw op te nemen recensies, 70% naar de auteurs en 30% naar de uitgevers zal gaan, onafhankelijk van de feitelijke verblijfplaats van het recht.
Bij de verdeling van voor de LiteROM geïncasseerde gelden uit het verleden, bruto als gemeld een half miljoen gulden, is allereerst gekeken naar welke groepen van rechthebbenden hierop aanspraak zouden kunnen maken. De groep van journalistieke en literaire auteurs kwam daarbij pregnant naar voren, maar ook uitgevers kunnen rechten doen gelden. Niet alleen kunnen zij op grond van het in Nederland sinds 1912 van kracht zijnde werkgeversauteursrecht aangemerkt worden als makers van sommige recensies en als maker van het verzamelwerk, nl. de krant of het tijdschrift, tevens kunnen uitgevers met auteurs contractuele afspraken hebben gemaakt over de verdeling van baten uit hergebruik van gepubliceerde artikelen.
Om praktische redenen moest worden afgezien van een onderzoek naar de contractuele relatie per auteur per recensie. Dat zou in heel veel gevallen bij gebrek aan informatie ook niet tot enig concreet inzicht hebben geleid. Het zou daarnaast ook veel te veel hebben gekost, aangezien er op de LiteROM meer dan 50.000 recensies van meer dan 5.000 auteurs staan, daterend vanaf 1900. Begin daar maar eens aan.
Daarom is gekozen voor een collectieve verdeelsleutel die soms geen recht zal doen aan een individuele contractuele relatie, maar die belangrijke voordelen voor alle rechthebbenden met zich mee brengt, ook voor auteurs. Immers, er is op collectief niveau een 70%/30%-verdeling overeengekomen tussen auteurs en uitgevers, in het voordeel van auteurs. Bovendien worden door een collectieve verdeling aan de top belangrijke kosten vermeden ten gunste van alle betrokken partijen. Tenslotte krijgen ook die auteurs hun 70%-aandeel die daarop bijvoorbeeld als gevolg van een eventuele auteursrechtelijke overdracht in andere omstandigheden geen aanspraak zouden hebben kunnen maken.
Ook in andere collectieve regelingen aangaande nevenrechten, waarin collectief wordt afgesproken wat auteurs en uitgevers anders in individuele gevallen zouden hebben afgesproken (of hadden moeten afspreken), wordt het als billijk ervaren dat uitgevers een deel van de vergoeding voor hergebruik ontvangen. Denk aan het reprorecht (50/50). Denk ook aan de voor auteurs gunstiger leenrecht-verdeling (70/30)
Diezelfde verdeling aan de top van 70% voor de auteurs en 30% voor de uitgevers zal worden toegepast op de toekomstige LiteROM-vergoedingen, waarover eveneens overeenstemming is bereikt.
In dezelfde mailing die binnenkort uit zal gaan, wordt van makers van recensies toestemming gevraagd tot opname op de LiteROM van nog niet bestaande, nieuw te schrijven recensies. Dat is een contractuele relatie die opzegbaar is. Als de schrijver bijvoorbeeld de vergoeding in de toekomst te laag zou gaan vinden, kan hij zijn deelname aan de LiteROM-regeling beëindigen door opzegging. In dat geval blijven nog wel zijn oude recensies op de LiteROM staan, waarvoor hij per stuk een eenmalig afkoopbedrag heeft ontvangen, maar worden er geen nieuwe recensies meer van zijn hand opgenomen.
Het blijft de schrijver overigens vrij staan zijn recensies ook op andere wijze te (doen) exploiteren. De toestemming die hij aan LiteROM-producent Biblion verleent, is niet-exclusief.
Auteurs die deelnemen aan de LiteROM-regeling ontvangen in ruil voor hun toestemming tot opname van hun recensies op de LiteROM een vergoeding die gerelateerd is aan de exploitatieresultaten van de LiteROM en die om de zo veel jaar in het licht van de opbrengsten nader wordt bekeken.
Het beginsel onder deze collectieve vergoeding is dat onder de makers en andere rechthebbenden in totaal 50% van de tevoren over een bepaalde periode geraamde bruto-winst wordt verdeeld, waarbij onder bruto-winst moet worden verstaan: de bruto-exploitatie-opbrengsten minus de direct toewijsbare productie- en distributiekosten.
Bij afloop van de steeds beperkte contracttermijn moeten aan de hand van dat beginsel steeds nieuwe financiële afspraken gemaakt worden op grond van het meest recente inzicht in de uitkomsten van de exploitatie, waarbij jaarlijks aan de rechthebbenden-vertegenwoordigers opgaaf dient te worden gedaan van de resultaten.
De vuistregel dat de bruto-winst fifty/fifty wordt verdeeld tussen de producent van de LiteROM en de betreffende auteurs met gebruikmaking van steeds een beperkte contracttermijn, kan wellicht ook op andere digitale en elektronische terreinen als vergoedingsmodel goede diensten bewijzen.
In concreto: per jaar wordt verwacht dat er ca. 2000 nieuwe recensies aan de LiteROM toegevoegd zullen worden. Voor die recensies is vooralsnog in totaal op jaarbasis een bedrag van ca ƒ 125.000 beschikbaar. Van dat bedrag gaat 30% naar de uitgevers en 70% naar de auteurs. Per recensie betekent dat een vergoeding voor alle rechthebbenden op een recensie, te weten auteur en uitgever samen, van ƒ 62,50.
Juridisch loopt het verlenen van licenties trapsgewijs. Individuele rechthebbenden geven een volmacht/lastgeving aan de collectieve beheersorganisatie van hun eigen keus. De collectieve beheersorganisatie geeft de toestemming door aan de LiteROM-producent.
Voor auteurs gaat het bij de collectieve organisaties om de keus tussen de Stichting Nieuwswaarde, de auteursrechtorganisatie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten NVJ, en de Stichting LIRA, de auteursrechtorganisatie van voorheen de Vereniging van letterkundigen, thans de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, waarvan de VVL een afdeling is geworden.
Uitgevers zijn aangewezen op hun eigen organisatie, de Stichting PRO.
De volmacht houdt in dat de organisaties bevoegd zijn om namens de makers en andere rechthebbenden op overeen te komen voorwaarden aan de producent van de LiteROM toestemming (een licentie) te verlenen tot opname en het opgenomen houden van de desbetreffende recensies.
Niet alleen de individuele auteur kan zich op de hiervoor beschreven wijze uit de LiteROM-regeling terugtrekken, ook de hem vertegenwoordigende organisaties kunnen hun medewerking aan de LiteROM-exploitatie beëindigen. Dat kan het geval zijn, indien partijen het niet eens zouden worden over een vergoedingsregeling voor een volgende contractperiode. In het geval dat een akkoord uitblijft, blijven oude recensies op de LiteROM staan en mogen zij ook geëxploiteerd blijven worden, omdat er immers voor is betaald, maar komen er geen nieuwe recensies bij, zodat de inhoud van de LiteROM veroudert en de exploitatiemogelijkheid van de LiteROM door gebrek aan actuele toevoegingen al snel ernstig ingeperkt zal worden.
Recensenten wier naam en adres inmiddels zijn achterhaald, krijgen binnenkort nadere informatie over de LiteROM-regeling toegezonden.
KH
Op 10 en 11 december j.l. is aan de Nijmeegse Universiteit een - mede door LIRA gesponsorde - tweedaagse bijeenkomst gehouden voor professionele literaire vertalers en anderen die op de een of andere wijze met het vertalen van literatuur te maken hebben. Dat gebeurde onder meer om ook buiten de universiteit - bij het `veld', zoals dat tegenwoordig heet - de aandacht te vestigen op de nieuwe bijzondere leerstoel `Theorie en Praktijk van het Literair Vertalen' die wordt vervuld door dr. Ton Naaykens.
De eerste dag was gewijd aan een symposium over kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering op het gebied van het literaire vertalen. Deze kwestie is op het ogenblik actueel, omdat Nederland sinds de opheffing van het Instituut voor Vertaalwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam geen specifiek literaire vertalersopleiding meer kent. Drie deskundigen gaven om te beginnen hun visie op het vraagstuk: Jean Boase-Beier van de University of East Anglia, waar sinds ruim tien jaar met veel succes een interessante praktisch/theoretische post-graduate literaire vertaalopleiding is ontwikkeld; Ton Naaykens die een helder overzicht van de situatie in Nederland gaf en verschillende oplossingen voorstelde; en Peter Nijssen, redacteur van De Arbeiderspers, die toelichtte welke belangen uitgevers hebben bij kwaliteitsbevordering en vurig pleitte voor een mentorsysteem waarbij ervaren literaire vertalers aankomende jonge vertalers begeleiden.
De middag was gewijd aan een ronde-tafelgesprek onder leiding van Rudi Wester, directeur van het Nederlands Literair Produktie en Vertalingenfonds, waaraan behalve de sprekers van die ochtend ook een aantal vertalers en andere betrokkenen deelnamen. De grote vragen waren, kort samengevat: hoe moet kennisoverdracht plaatsvinden, nu daar nauwelijks meer een formele infrastructuur voor is? Op welke andere manieren kan de kwaliteit en deskundigheid van literaire vertalers worden bevorderd? Is het werkelijk nodig dat (vooral Engelse) romans in ijltempo en vaak door een combinatie van vertalers worden vertaald, hetgeen de kwaliteit niet ten goede komt? De middag werd besloten met een discussie van een uur met de (overvolle) zaal, waarbij enige deelnemers ook de gelegenheid te baat namen om hun hart te luchten over andere grieven. Het feit bijvoorbeeld dat veel uitgevers ingeleverde vertalingen nauwelijks of helemaal niet meer laten redigeren, zelfs niet nalezen. Een persklaarmaker bekijkt de tekst op eventuele spellingcorrecties en daar blijft het bij. Of de jacht op bestsellers, die niet alleen tot ijlvertalingen zou leiden, maar ook tot het veronachtzamen van belangrijker actuele literaire werken. Toen de gemoederen al te verhit begonnen te raken, werd het tijd voor een borrel om de zaken en petit comité verder te bespreken.
Degenen die de tekst van de tijdens het symposium gehouden lezingen, alsmede een artikel van Maarten Steenmeijer over deze problematiek, willen nalezen verwijs ik graag naar het eerstvolgende nummer van het tijdschrift Filter. (Uitgeverij Coutinho, Slochterenlaan 7, 1405 AL Bussum, 035-6949991)
De tweede dag was gewijd aan het echte handwerk. Zo'n zestig professionele literaire vertalers hielden zich in acht verschillende werkgroepen (`workshops') - natuurlijk ingedeeld naar taal en naar `in' of `uit' het Nederlands - de hele dag bezig met acht verschillende, maar stuk voor stuk bijzonder lastige teksten. Iedereen die zich had ingeschreven had `zijn' tekst thuis al zo goed mogelijk vertaald en - op een enkeling na - van tevoren ingeleverd, zodat het werk in feite alleen neerkwam op discussies over wat nu eigenlijk de beste vertaling was. Geen groep kwam verder dan driekwart bladzijde - wat natuurlijk ook met de moeilijkheidsgraad van de vertalingen samenhing - en had niettemin het idee dat er een enorme hoeveelheid zinnig werk was verzet. De opzet van de dag volgde het model van de jaarlijkse `vertaaldag' die tot begin jaren tachtig werd georganiseerd door de Werkgroep Vertalers van de VVL en de literaire afdeling van het NGV - waaraan veel oudere vertalers nog goede herinneringen hebben.
Waarom deze `oeverloze' discussies zo bevredigend zijn, weet ik niet precies. Ik kan het wel vermoeden. Vertalers worden in deze omstandigheden gedwongen heel exact uit te leggen - in woorden te vatten, niet alleen op een `gevoel' af te gaan - waarom ze de ene vertaling prefereren boven een andere. En dat niet tegenover beleefde, maar verveelde buitenstaanders, maar tegenover andere vertalers, die er vol tegenin gaan, andere ingenieuze en doeltreffende varianten bij de hand hebben of onverwachte opvattingen blijken te huldigen over een bepaalde woordkeuze of zinsconstructie. Eigenlijk komt het erop neer dat dit de gelegenheid is om eens een keer voluit over de problematiek van bepaalde vertaalkeuzes te praten - een onderwerp waarmee je je op verjaardagen of feestjes zelden populair maakt. Dat is niet erg of zielig, want hetzelfde geldt voor ettelijke andere beroepen - wie heeft behoefte aan een exacte beschrijving van de professionele problemen van een computerprogrammeur? Met dit verschil dat de computerprogrammeur daar op zijn werk zoveel over kan praten als hij wil, terwijl de literaire vertaler geen andere werkomgeving heeft dan zijn eigen kamer(tje) en zijn eigen hoofd. En ook ervaren vertalers kunnen van elkaar leren.
Uit de enthousiaste reacties in Nijmegen bleek dat er veel behoefte is aan intensieve werkbijeenkomsten als deze. Dat gold zowel voor ouderen die zich de vroegere vertaaldagen nog herinnerden als voor jongeren, want er liepen heel wat jonge vertalers rond die daar geen herinnering aan kunnen hebben. Bij de nabespreking - waarbij ook voorstellen voor verdere verfijning werden gedaan, zoals de behoefte aan een `native speaker' bij elke werkgroep - was de algemene opinie dat we de traditie van de Vertaaldagen in ere zouden moeten herstellen. Natuurlijk is dat een kwestie van geld en enthousiasme. Aan het laatste ontbreekt het niet, het eerste is schaarser. Deze tweedaagse bijeenkomst werd `gesponsord' door de Nijmeegse universiteit, het LIRA Fonds, het Literair Produktie Fonds en het Fonds voor de Letteren. Het lijkt een goed plan alles op alles te zetten om met deze vier organisaties deze Vertaaldagen, die zo overduidelijk in een behoefte voorzien, op een jaarlijkse basis te organiseren.
NVM
- Bezwaren en klachten die naar aanleiding van de leenrechtspecificaties over 1999 en de nabetalingspecificaties over 1998 en 1997 zijn ontvangen, zullen zo spoedig mogelijk na afloop van de bezwaartermijn (uiterlijk twee maanden na de repartitie waarop ze betrekking hebben) door de Klachtencommissie worden behandeld.
- De volgende jaarvergadering van de Stichting LIRA, bestemd voor auteurs die met LIRA een aansluitingscontract hebben gesloten, zal gehouden worden op de ochtend van zaterdag 17 juni 2000. Uitnodigingen en agenda volgen nog.
- Het leenrecht heeft een internationaal karakter. Enerzijds ontvangen buitenlandse auteurs een vergoeding voor de uitleen van hun boeken in Nederlandse bibliotheken, anderzijds kunnen Nederlandse auteurs aanspraak maken op buitenlandse leenrechtvergoedingen. Aan die laatste zin moet wel een conditie toegevoegd worden, namelijk: indien het betreffende buitenland een wettelijke leenrechtregeling kent, waardoor ook Nederlandse auteurs onder de werking van die regeling vallen.
In Duitsland is dat laatste ongetwijfeld het geval. LIRA treft dan ook voorbereidingen om ten behoeve van Nederlandse auteurs die in Duitse bibliotheken worden uitgeleend, bij zusterorganisatie VG Wort de daarvoor gereserveerde leenrechtvergoedingen te incasseren. Dat kan vanwege de administratieve complicaties enige tijd in beslag gaan nemen, maar een uitkering Duits leenrecht zit er op termijn aan te komen.
- Vaak wordt de vraag gesteld waarom een vertaler van een publiek-domein-werk, een werk dus dat niet meer auteursrechtelijk beschermd is, slechts 70% van de leenrechtvergoeding voor auteurs ontvangt.
Ten aanzien van publiek-domein-werken, die door hun vertaling weer auteursrechtelijke bescherming genieten, is, na weging van de argumenten voor en tegen een 100% leenrechtvergoeding voor de vertaler, voorrang verleend aan het argument van de gelijke behandeling van vertalers. De vertaler van een auteursrechtelijk beschermd werk krijgt immers 70% van de leenrechtvergoeding uitgekeerd. Ook de vertaler van een publiek-domein-werk krijgt daarom een aandeel van 70%. Daarmee wordt voorkomen dat er tussen Publiek-Domein-vertalers en niet-PD-vertalers een niet te rechtvaardigen financieel onderscheid zou ontstaan.
Een bijkomend, maar even belangrijk argument is dat bibliotheken voor het publiek-domein-deel in de uitleningen ook geen vergoeding betalen, omdat uitsluitend auteursrechtelijk beschermde werken onder de auteursrechtelijke leenrecht-wetgeving vallen.
Ton Oosterhuis is ook ten tijde van zijn voorzitterschap van BUMA/STEMRA jarenlang penningmeester, later secretaris/penningmeester van LIRA geweest. Zo verbond hij, dichter van vele liedteksten, de muziekwereld met de wereld vsn schrijvers en vertalers. Eind 1999 heeft hij zich uit het bestuur van de Stichting LIRA teruggetrokken. De jaren gingen tellen. LIRA is hem veel dank verschuldigd voor de consciëntieuze wijze waarop hij het penningmeesterschap uitoefende, kritisch, constructief, en altijd met adviezen die op een ruime bestuurlijke ervaring gebaseerd waren.
Rien Verhoef volgt hem als penningmeester op.
Eind 1999 is Marja Kok, adjunct-directeur van de Stichting LIRA, naar een andere werkkring vertrokken. Haar lang gekoesterde wens om werkzaam te zijn in de zeilvaart, omringd door zon en water, won het van haar onmiskenbare toewijding aan de collectieve exploitatie van auteursrechten. Vanaf LIRA's oprichting in 1986 was ze betrokken bij de geleidelijke opbouw van een auteursrechtorganisatie voor schrijvers en vertalers. Haar bijdrage daaraan is onmisbaar geweest.
Bestuur, directie en medewerkers hebben in de loop van december 1999 bij een aantal gelegenheden afscheid van Marja genomen. Ze keert in de eerste helft van het jaar 2000 nog voor korte tijd terug om haar opvolgster, Renate Sijm, in te werken. Daarna zal ze incidenteel mogelijk nog bij enige zaken van LIRA betrokken blijven, maar aan het vaste dienstverband is een einde gekomen.
We zullen haar missen.
Postadres:
Stichting LIRA
Postbus 594
1180 AN Amstelveen
Bezoekadres:
Prof. E.M. Meijerslaan 3
1183 AV Amstelveen
Telefoon: 020 - 34 70 317
Fax: 020 - 34 70 453
E-mail: Lira@cedar.nl
Bankrekeningnummers;
ABN: 54 64 92 665
Postbank: 50 01 51
Bestuur Stichting LIRA:
Kees Holierhoek, voorzitter
Willem Capteyn, vice-voorzitter
Nelleke van Maaren, secretaris
Rien Verhoef, penningmeester
Peter Smit, lid
Bureau Stichting LIRA:
André Beemsterboer, directeur
Renate Sijm, accountmanager
Marquerite Boerlage, secretariaat
Sabina Stol, secretariaat
Gerard Kamstra, hoofd administratie
Maureen Arnhem, administratief medewerker
Chantal van Sluis, administratief medewerker
Bart Schomaker, administratief medewerker
Jimmy Veldwijk, administratief medewerker
Maarten Rongen, administratief medewerker
Scott Rollins, administratief medewerker
Martin van Dam, administratief medewerker
Okke Visser, juridische dienst
Jeroen v/d Bergh, computerondersteuning
De Stichting LIRA beheert auteursrechten van schrijvers, vertalers en bewerkers, alsmede van componisten en tekstschrijvers van musicals en opera's.
Dit is een uitgave van de Stichting LIRA,
Postbus 594, 1180 AN Amstelveen.
Telefoon: 020 - 34 70 317
Fax: 020 - 34 70 453
E-mail: Lira@cedar.nl
Redactie: Nelleke van Maaren
Kees Holierhoek
Ontwerp: Rutger Fuchs, Amsterdam
Druk: Drukkerij Lecturis, Eindhoven
Oplage: 12.000 exemplaren