editie 8 / september 2002

Lira's financien toegelicht

Wie de jaarrekening van LIRA beziet, waant zich al snel in de omgekeerde wereld: jaarlijks wordt alles op alles gezet om 'de uitgaven te verhogen', elk jaar blijkt er toch weer meer te zijn binnengekomen dan uitgegaan en is het saldo dus weer aangegroeid. Tussen 1996 en 2001 liep het totaal van de nog te verdelen gelden op van ruim vijf tot bijna twintig miljoen euro.

Dit wonderlijke luxeprobleem heeft deels structurele oorzaken. Collectieve inning van rechten brengt meestal met zich mee dat er grote ronde bedragen aan een verdeelorganisatie worden betaald - de opzet is immers dat de betalende partij haar verplichtingen in één keer afkoopt en niet met alle rechthebbenden apart hoeft af te rekenen. Maar de gelden zijn bestemd voor vele rechthebbenden, die zonder overdreven kosten te maken soms moeilijk te vinden zijn. (In deze zin is LIRA weer een bedrijf als ieder ander: het probeert zijn taak - de verdeling van gelden onder rechthebbenden - tegen zo laag mogelijke kosten te verrichten.)

 

Lang niet alle rechthebbenden kunnen evenwel rechtstreeks worden opgespoord - veelal doordat de administratieve systemen waaraan de benodigde gegevens worden ontleend, lacunes vertonen. Zo put LIRA voor de uitvoering van het leenrecht uit de gegevens van bibliotheken omtrent uitgeleende werken, maar blijken deze vaak onvolledig en deels onbruikbaar (soms doordat ze - zoals bij oudere uitgaven - in die werken zelf ontbreken). Het gevolg is dat de koppeling tussen uitlening en rechthebbende hapert.

 

Aldus ontstaat in de loop der jaren gaandeweg een reservoir van niet-uitgekeerde gelden. Op zeker moment wordt besloten deze gelden toe te voegen aan de uit te keren gelden - en feitelijk dus te verdelen onder de wel bekende rechthebbenden - zodat het stuwmeer daalt. Daarbij tracht LIRA een redelijke vervaltermijn voor nakomende claims te hanteren, zonder daarvoor weer al te hoge bedragen te hoeven reserveren. Vrij gebruikelijk is om na vijf jaar onverdeelde gelden te laten vrijvallen, maar soms is zelfs die termijn te kort om in redelijkheid alles te ondernemen teneinde gelden te bestemder plaatse te krijgen.

 

Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor de leenvergoeding aan buitenlandse auteurs - een tweede voorname oorzaak van het stuwmeer aan onverdeelde gelden. Aangezien het ondoenlijk en onpraktisch is deze gelden direct aan de rechthebbenden uit te keren, probeert LIRA tot afspraken te komen met buitenlandse zusterorganisaties, maar daarbij doen zich principiële problemen voor die soms pas na lange tijd zijn op te lossen.

 

Zo stelt LIRA in beginsel de eis van wederkerigheid: er wordt zo mogelijk een overeenkomst aangegaan met een zusterorganisatie die eenzelfde auteursrechtelijke geldstroom náár Nederland kan verzorgen. Als Duitsland een leenvergoeding uitkeert, willen de in het Duits vertaalde Nederlandse auteurs ook graag hun aandeel ontvangen. Verder moet zo'n buitenlandse zusterorganisatie bereid en in staat zijn een vrijwaring af te geven, dat wil zeggen LIRA te vrijwaren van individuele aanspraken van buitenlandse rechthebbenden. Daartoe moet zo'n organisatie vaak dus gemachtigd zijn om namens die rechthebbenden op te treden. Maar doordat er in sommige landen helemaal geen instantie bestaat die met LIRA te vergelijken is, verlopen de onderhandelingen op dit terrein vaak moeizaam en traag, terwijl de gelden waarop men ginds recht heeft intussen gestaag aangroeien. En daarbij kan het om aanzienlijke bedragen gaan: zo worden Amerikaanse auteurs zeer veelvuldig uitgeleend, en dan loopt de 30% van het auteursgedeelte van de Nederlandse leenvergoeding waarop zij recht hebben (70% gaat naar de Nederlandse vertalers) in een aantal jaren op tot ettelijke miljoenen. Gelukkig is LIRA nu vergevorderd met een overeenkomst met de Britse ALCS, die zich niet alleen tot Engelse auteurs zal beperken, maar zich ook zal uitstrekken tot Engelstalige auteurs elders op de wereld.

 

Zo zal LIRA hopelijk op korte termijn de structurele geldberg ietwat kunnen afgraven. Het is weliswaar onvermijdelijk dat die steeds weer aangroeit, maar het gaat om het evenwicht. Daarbij moet worden gelaveerd tussen een redelijke 'verjaringstermijn' voor nakomende claims en onevenredige kosten om rechthebbenden te achterhalen of te bedienen.

 

RV