editie 8 / september 2002

Hoe zijn schrijver en vertalers georganiseerd

Het is niet voor iedereen die schrijft, van belang om te weten hoe Nederlandse schrijvers en vertalers georganiseerd zijn, maar misschien wel voor de auteur die zijn maatschappelijk bestaan mede of in hoofdzaak op het schrijven wil grondvesten. Vandaar deze informatie.

 

De auteur die zich wil organiseren, kan zich aanmelden bij twee soorten clubs: de beroepsvereniging en de auteursrechtorganisatie. De overeenkomst tussen beide is gelegen in het belang van de schrijver en vertaler dat door beide behartigd wordt; het verschil bestaat uit de manier waarop, in samenhang met de soorten van behartigde belangen.

 

De beroepsvereniging brengt auteurs op een veel bredere basis samen dan de auteursrechtorganisatie. In de beroepsvereniging wordt gesproken over alle aspecten van het professionele of bijna-professionele bestaan van de auteur, dus over wat een auteur verdient of zou horen te verdienen, in wat voor  media, tegen welke contractuele voorwaarden, met welke vrijheid, wat van het verdiende naar de belasting gaat, hoe een auteur zich verzekert tegen ziekte, welke mogelijkheden de auteur heeft om voor zijn oude dag te zorgen en dergelijke meer.

 

In de auteursrechtorganisatie gaat het in de kern strikt om het auteursrecht van de schrijver en vertaler. Hem wordt gevraagd zijn auteursrecht of een deel van zijn auteursrecht af te staan dat dan vervolgens collectief wordt beheerd. De auteursrechtorganisatie bundelt de auteursrechten van groepen auteurs om die rechten vervolgens tegen de best mogelijke financiële voorwaarden te gelde te maken.

 

De belangen van Nederlandse schrijvers, vertalers, scenarioschrijvers en journalistieke freelancers zoals columnisten en recensenten, worden in de literaire, audiovisuele en journalistiek sector behartigd door de beroepsvereniging Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV). Dat is sinds 1 januari 1999 de nieuwe naam van een vereniging die in 1905 onder de naam 'Vereeniging van Letterkundigen’ door een aantal literaire auteurs werd opgericht. Literaire schrijvers en vertalers, scenarioschrijvers en genoemde  journalistieke freelancers hebben zich binnen de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) georganiseerd in drie afdelingen, elk met een eigen afdelingsbestuur: de Vereniging van Letterkundigen (VVL), het Netwerk Scenarioschrijvers (NS) en de FreeLancers Associatie (FLA).Dus één vereniging met drie afdelingen.

 

Iemand die toetreedt tot de VSenV en die zich aanmeldt bij de VSenV-afdeling van zijn keus (VVL, NS of FLA), heeft de mogelijkheid zich zonder bijbetaling ook bij één of meer andere afdelingen aan te melden. Afdelingen stellen wel toelatingseisen. Zo stelt de VVL als voorwaarde dat men één boekpublicatie op zijn naam moet hebben staan. Het Netwerk Scenarioschrijvers eist één openbaarmaking van een audiovisueel werk. De FLA laat freelancers toe die in een krant of tijdschrift hebben geschreven. 

 

De Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) kent een bestuur dat vanaf 1 januari 1999 samengesteld wordt uit vertegenwoordigers van de besturen van de drie afdelingen, met aan het hoofd een door die vertegenwoordigers aangezochte voorzitter. De VSenV heeft een bureau dat niet alleen werkzaamheden verricht voor de VSenV, maar ook voor de drie genoemde  afdelingen en voor een hele reeks  aanhangende stichtingen, zoals bijvoorbeeld de Stichting Rechtshulp Auteurs, het P.C. Boutensfonds, het Sociaal Fonds Letterkundigen en diverse andere fondsen en stichtingen.

 

Sommige afdelingen kennen werkgroepen, zoals de WerkgroepVertalers en de Werkgroep Jeugdboekenschrijvers, die beide met een eigen werkgroepbestuur functioneren onder de hoede van het afdelingsbestuur van de VVL.

 

Aan het lidmaatschap van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) en van de afdelingen Vereniging van Letterkundigen (VVL), Netwerk Scenarioschrijvers (NSS) en de FreeLancersAssociatie (FLA) zijn naast de verplichting tot een jaarlijkse contributie concrete voordelen verbonden. Die contributie zal voor veel auteurs trouwens fiscaal aftrekbaar zijn en daarmee ies minder hoog dan op het eerste gezicht lijkt. In ruil daarvoor krijgt men toegang tot adviezen over tarieven, contracten en andere professionele aangelegenheden op vele terreinen. In de vorm van bulletins, nieuwsbrieven, websites en bijeenkomsten ontvangt men informatie over actuele auteursrechtelijke en vooral contractuele ontwikkelingen. Ook geeft het lidmaatschap korting op een auto-, ziektekosten- of arbeidsongeschiktheidsverzekering, waardoor de feitelijke financiële bijdrage per saldo nog verder kan zakken. 

 

Bij tijdelijke financiële problemen kan men een beroep doen op een sociaal fonds. Ook is er de mogelijkheid om financiële steun te vragen bij de opbouw van een oudedagsvoorziening.

 

Via de VSenV heeft men als lid van de VSenV toegang tot de Stichting Rechtshulp Auteurs die financiële steun verleent bij het verkrijgen van juridische steun in professionele geschillen, zoals ook aangeslotenen bij LIRA een beroep op die stichting kunnen doen. De Stichting Rechtshulp Auteurs vormt een sprekend voorbeeld van de manier waarop beroepsvereniging en auteursrechtorganisatie kunnen samenwerken. Ten behoeve van auteurs zijn in Nederland stichtingen werkzaam die een product zijn van de samenwerking tussen de VSenV en LIRA, toegankelijk zowel voor leden van de VSenV als voor aangeslotenen bij LIRA en bestuurd door vertegenwoordigers van beide organisaties. Je zou het zo kunnen zien: de beroepsvereniging en de auteursrechtorganisatie hebben op het speelveld dat tussen hen in ligt, als het ware diverse hulpposten opgericht die zowel aan VSenV-leden als aan LIRA-aangeslotenen assistentie verlenen, soms onder voorwaarden die voor VSenV-leden net iets anders zijn dan voor LIRA-aangeslotenen. .

 

Ook het Contractenbureau is zo’n soort gezamenlijke hulppost. Het Contractenbureau beperkt zijn werkzaamheden voorlopig nog even tot scenarioschrijvers, maar staat in beginsel open voor zowel VSenV-leden als voor LIRA-aangeslotenen. Bij het Contractenbureau kan men tegen een zeer gematigde prijs hulp krijgen bij individuele onderhandelingen met audiovisuele producenten en in de toekomst waarschijnlijk ook andere opdrachtgevers en uitgevers.

De VSenV en de drie afdelingen (VVL, NS en FLA) zijn aldus te bereiken: 

Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV)

Korte Leidsedwarsstraat 12

1017 RC Amsterdam

Tel: 020 - 624 08 03

Fax: 020 - 624 77 55

E-mail: bureau@vsenv.nl

www.schrijversenvertalers.nl

of: www.vsenv.nl

 

Naast tolken en juridische en technische vertalers vindt een groep literaire vertalers onderdak bij de Nederlandse Genootschap van Tolken en Vertalers (NGTV) te Zeist. Het NGTV-secretariaat is gevestigd op het adres: Heidestein 7, 3971 ND Driebergen. Telefoon: 0343-518 904. Fax: 0343 - 516 776. Website: www.ngtv.nl.

 

Lange tijd was Buma/Stemra de enige auteursrechtorganisatie die in Nederland - met een vergunning van de overheid - actief was, en wel op het terrein van het muziekauteursrecht. Dat is de laatste decennia nogal veranderd. Het was enerzijds de rijksoverheid zelf die via wetgeving zogenoemde eigen-recht-organisaties in het leven begon te roepen. Anderzijds waren het rechthebbenden die op vrijwillige basis tot samenvoeging van hun rechten en aanspraken besloten. 

 

Waar men in andere delen van Europa een langdurige en uitgebreide traditie van collectief beheer van rechten en daarmee van auteursrechtorganisaties heeft, duurde het in Nederland betrekkelijk lang voordat Buma/Stemra een hoop broertjes, zusjes en eigenrechtelijke buren naast zich kreeg. De druk achter die ontwikkeling kwam van steeds weer nieuwe verspreidingswijzen van auteursrechtelijk beschermde werken: verspreiding via de fotokopieermachine, verspreiding via de kabel, verspreiding via bibliotheken. De vergoedingen voor rechthebbenden op die steeds weer anders, in grote hoeveelheden  verspreide geschriften, beelden en vormen moesten noodgedwongen, op praktische gronden, wel op een andere manier geïncasseerd worden. Daar had je organisaties voor nodig die aan de ingang grote of vrij grote bedragen incasseerden om ze vervolgens na een administratief verdelingsproces aan de uitgang onder individuele rechthebbenden te verdelen.

 

Zo kwam het dat er in Nederland thans twee soorten auteursrechtorganisaties gingen ontstaan: de verplichte en de vrijwillige. Inmiddels bestaan er drie verplichte eigen-recht-organisaties in Nederland: de Stichting Reprorecht die vergoedingen incasseert voor reprografisch vervaardigde kopieën, de Stichting Thuiskopie die zich bezig houdt met gegevensdragers waarop gekopieerd wordt, zoals lege cd-schijfjes en lege videobanden, en tenslotte de Stichting Leenrecht die bij bibliotheken vergoedingen incasseert voor wettelijk toegestane uitleningen.

 

Van de verplichte auteursrechtorganisaties kunnen de vrijwillige auteursrechtorganisaties goed onderscheiden worden. Het bestaan van de vrijwillige is als zodanig niet verankerd in de Auteurswet. Zij zijn het product van een particulier of collectief initiatief, zoals bijvoorbeeld de Stichting LIRA die zich op schrijvers en vertalers richt, de Stichting PRO die de rechten en aanspraken van uitgevers bundelt, de Stichting De Visuelen die werkt ten gunste van fotografen, illustratoren en ontwerpers.

 

Bij een eigen-recht-organisatie kan men zich niet aansluiten. Een eigen-recht-organisatie ontleent zijn juridische status aan de Auteurswet, vaak gecombineerd met de Wet op de Naburige Rechten. De eigen-recht-organisatie wordt in die wetten genoemd als een organisatie, op een bepaalde wijze samengesteld, die door de minister van Justitie in overeenstemming met zijn collega van OCW wordt aangewezen om en masse vergoedingen te incasseren vanwege bepaalde wettelijk toegestane handelingen, zoals fotokopiëren, privé-kopiëren en uitlenen. Die vergoedingen worden geïncasseerd ten gunste van individuen en bedrijven (meestal uitgevers en andere producenten) die een auteursrecht of naburig recht of een andere geldige aanspraak op de gekopieerde of uitgeleende werken hebben. Voor de feitelijke verdeling maakt de eigen-recht-organisatie vaak gebruik van vrijwillige auteursrechtorganisaties, zoals LIRA, PRO en De Visuelen. Het voordeel is onder meer dat deze vrijwillige organisaties kennis hebben van in elk geval een segment van de groep rechthebbenden.

 

De vrijwillige auteursrechtorganisatie is een product van de vrijwillige vereniging van heel specifieke soorten rechthebbenden rond een gemeenschappelijk recht of aanspraak. In 1986 verenigden auteurs zich in de Stichting LIRA om zich gezamenlijk sterk te maken voor hun aandeel in de kabelrechtvergoedingen. Een aantal jaren daarna kwamen daar de thuiskopievergoedingen bij. Weer later ging het om de leenrechtvergoedingen. En recent kwamen daar tenslotte wat reprorechtvergoedingen bij.

 

Auteurs sluiten zich aan bij de Stichting LIRA door het ondertekenen van een aansluitingscontract. Door ondertekening van dat contract vertrouwen zij LIRA het beheer over een aantal rechten toe, auteursrechten die zij op andere, individuele wijze toch niet te gelde zouden kunnen maken. Centraal in die zogenoemde fiduciaire overdracht van rechten staan de kabelrechten. Sinds de opkomst van de kabel in de laatste twee decennia van de vorige eeuw heeft er een langdurige juridische strijd over die rechten gewoed. Het ging daarbij om de vraag of de kabelexploitanten die op abonnementsbasis de programma's van de diverse zenders doorgaven aan abonnementsgeld betalende kijkers, een gedeelte van dat abonnementsgeld af moesten staan als auteursrechtelijke vergoeding voor die doorgifte.

 

Beslissend daarbij was de vraag of de kabeldoorgifte in juridische zin een 'nieuwe openbaarmaking' was. Zo ja, dan moest er voor betaald worden. Indien het geen nieuwe openbaarmaking was, dan konden de makers en producenten van de doorgegeven werken geen aanspraak maken op een vergoeding. Na een langdurige procedure besliste de rechter dat het om een nieuwe openbaarmaking ging. Er moest dus voor betaald worden.

 

Om ervoor te zorgen dat ook de auteurs van doorgegeven programma’s hun deel van de kabelrechtvergoedingen zouden krijgen, verzamelden schrijvers en vertalers zich in een nieuwe auteursrechtorganisatie, de Stichting LIRA. Zij droegen hun kabelrechten aan LIRA over en werden op die manier aangeslotene van de Stichting LIRA.

 

Overdracht van kabelrechten is nog altijd voorwaarde voor elke aansluiting bij LIRA. Eenmaal in het bezit gesteld van die kabelrechten kan LIRA aanschuiven aan de onderhandelingstafel waaraan kabelexploitanten en groepen rechthebbenden plaats genomen hebben om met elkaar over vergoedingen te spreken.

 

Op alle werken van schrijvers en vertalers rusten (ook) kabelrechten. Dichters die hun gedicht door Nederlandse publieke zenders over de radio of op de tv voorgelezen horen, hebben het recht om bij de uitzendende instantie een uitzendvergoeding te claimen, naast een kabelrechtvergoeding bij LIRA. Datzelfde geldt voor schrijvers en vertalers van verhalen, romans, columns, tv-spelen, tv-series, hoorspelen etc. .

 

Voor het verkrijgen van inlichtingen en voor het opvragen van aansluitingscontracten:

 

Stichting LIRA

Postbus 3060

2130 KB Hoofddorp

 

Bezoekadres: 

Siriusdreef 22-28

2132 WT Hoofddorp

 

Tel: 023 - 799 78 06

Fax: 023 - 799 77 00

E-mail: lira@cedar.nl

Website: www.cedar.nl

 

KH