editie 7 / mei 2002

Woutertje Pieterseprijs 2002 voor Peter van Gestel.

De vijftiende Woutertje Pieterse Prijs is toegekend aan Peter van Gestel (1937) voor zijn boek Winterijs. De prijs is bestemd voor een in 2001 gepubliceerd kinder- of jeugdboek met uitzonderlijke kwaliteiten en is vernoemd naar het gelijknamige boek van Multatuli, dat naar taal en inhoud de kwaliteit vertegenwoordigt waarnaar de Stichting Woutertje Pieterse streeft. Sinds 1998 jaar wordt de prijs – waaraan een oorkonde en een geldbedrag van 15.000 euro zijn verbonden – gefinancierd door lira. Daarvoor wordt een deel van het geld gebruikt dat afkomstig is uit de inhouding ten behoeve van sociale en culturele doelen op de auteursrechtelijke vergoedingen die auteurs van lira ontvangen.

Peter van Gestel heeft een lange, eervolle staat van dienst als jeugdboekenschrijver. Diverse Zilveren Griffels en Gouden Uilen vielen hem al ten deel, onder meer voor Mariken (1997). En velen zullen zich zijn Ko Kruier-verhalen, met tekeningen van Peter van Straaten, in Het Parool uit de jaren tachtig herinneren. Toch is Peter van Gestel zijn loopbaan niet als schrijver, maar als acteur en dramaturg begonnen. Toen hij begon te schrijven, was dat aanvankelijk voor volwassenen – hoorspelen, verhalenbundels, twee romans en enige romanbewerkingen voor televisie. Pas eind jaren zeventig ging hij voor kinderen schrijven, aanvankelijk voor de jeugdrubriek in Vrij Nederland. Daarin openbaarden zich zijn ware talenten – vanaf 1979 publiceerde hij een ononderbroken reeks jeugdboeken, vaak geïllustreerd door Peter van Straaten, soms door Annemie Heymans of Sylvia Weve. Hij verwierf een trouw lezerspubliek van vooral jonge tieners, die zich herkenden in Van Gestels sympathieke, slungelige kinderen die met zichzelf en de hele wereld overhoop liggen. De mengeling van ernst en humor en de lichtvoetige, nuchtere benadering waarmee Van Gestel serieuze zaken bijna zijdelings ter sprake brengt, is bijzonder knap.

De bekroonde roman Winterijs speelt vlak na de oorlog, in 1947, en gaat over de kortstondige, maar intensieve vriendschap tussen twee jongetjes van een jaar of tien en een meisje van dertien. Tommie is een Amsterdams platpratend schoffie, wiens moeder eind 1945 aan griep is overleden, Piet Zwaan is een keurig, vroegwijs joods jongetje wiens ouders in een concentratiekamp zijn vermoord. Bet is een nichtje van ‘Zwaan’. Alle drie zijn getraumatiseerd, maar hebben een aanstekelijke overlevingsdrang. De pijn is – nooit sentimenteel of dramatisch – alleen voelbaar onder de grappen en stoere uitspraken. De sfeer in het Nederland van vlak na de oorlog was ‘opbouwen en naar de toekomst kijken’ en werd gekenmerkt door ‘we praten er niet meer over’. Zwijgen en stoer slikken dus. De ijstijd. En het duurt heel lang voordat de dooi intreedt. Zoals het juryrapport zegt: ‘… razendknap is het van de auteur om de vergeten tijd van zwijgen en verbijten met zoveel lichtvoetigheid en fijne humor op te roepen in een onvergetelijke jeugdroman.’ De jury werd overigens gevormd door Anton Korteweg (voorzitter. directeur Letterkundig Museum), Lieke van Duin, Hub. Hubben en Dirk van Weelden.

De uitreiking van de prijs op 7 maart 2002 in de Balie in Amsterdam was dit jaar bijzonder feestelijk, omdat het een jubileum betrof. Jan Fontijn hield een briljante korte lezing over Multatuli en Van Eden. Marja Käss interviewde de prijswinnaar. Vijftien jaar is lang voor een prijs die vaak op het randje van de ondergang heeft gestaan. Niet omdat er geen waardering voor was – die is juist heel groot, vanwege de kwaliteit van de bekroonde boeken – maar omdat de prijs tot vijf jaar geleden altijd afhankelijk is geweest van commerciële sponsoring. Zodra een commerciële sponsor er geen brood meer in zag of geteisterd werd door zakelijke tegenslagen, moest er weer een andere sponsor worden gezocht. Sinds lira de prijs financiert, is de continuïteit gewaarborgd zolang de kwaliteit gehandhaafd blijft. Er is ter gelegenheid van dit derde lustrum dan ook een jubileumboekje uitgebracht waaraan vrijwel alle vroegere prijswinnaars een bijdrage hebben geleverd. Aangaande het wouterschap is een opvallend mooi uitgegeven boekje geworden, onder redactie van Bregje Boonstra en vormgegeven door Kees Nieuwenhuijzen. Opmerkelijk is de rol die het Roverslied speelt in de verschillende bijdragen. In Multatuli’s Woutertje Pieterse is Het Roverslied het hilarische dichtexperiment van Woutertje als hij in opdracht van meester Pennewip een gedicht op ‘de deugd’ moet vervaardigen. Om u een indruk te geven het begin ervan: 

Met mijn zwaard
Op het paard
En mijn helm op het hoofd,
Er op in! En de vijand de schedel 
gekloofd,
En vooruit!
Op de weg,
Langs de heg,
Met een houw en een stoot
De dragonders verjaagd, en de 
markgraaf gedood…

Enfin, u begrijpt de strekking… Het Roverslied wordt traditioneel aan het einde van elke prijsuitreiking in een steeds nieuwe muzikale variant uitgevoerd. Dit jaar gebeurde dat met veel succes door derdejaars leerlingen van de kleinkunstacademie onder leiding van Daniël Arends. De bijeenkomst werd besloten met het heffen van een glas op de prijswinnaar en het winnende boek.

NVM