editie 6 / december 2001

Wie heeft recht op een leenrechtvergoeding?

Voor schrijvers en vertalers die aanspraak menen te maken op een leenrechtvergoeding, is ongetwijfeld een belangrijke vraag: aan wie worden door LIRA leenrechtgelden uitbetaald?

Om te beginnen: leenrechtgelden worden uitbetaald aan personen, en in een enkel geval ook aan een rechtspersoon, wier boeken door Nederlandse openbare bibliotheken in een bepaalde periode uitgeleend zijn. Welke boeken dat zijn, daar komt LIRA achter via een streekproef van heel veel uitleningen die in die periode plaats gevonden hebben. De omvang van die steekproef beweegt zich tussen de 30 en 50%. Gegevens in die steekproef zijn afkomstig van veel en over het hele land gespreide openbare bibliotheken. Die gegevens worden jaarlijks door bibliotheken via de Stichting Leenrecht aan LIRA verstrekt. LIRA kan dus zien welke titels van welke auteurs in een bepaalde periode zijn uitgeleend en hoe vaak, dit laatste binnen de grenzen van de steekproef. Er wordt door LIRA alleen geld betaald voor uitleningen als die uitleningen in de steekproef geregistreerd blijken.

 

Kan vervolgens meteen betaling volgen? Nee, want in nog te veel gevallen beschikt LIRA via de steekproef dan wel over de titel en de naam van de auteur van het uitgeleende boek, maar daarmee nog niet over het bankrekeningnummer en het adres. Op heel veel manieren probeert LIRA daarachter te komen. Vaak bieden uitgevers uitkomst. Maar als het om oudere boeken gaat, weet een uitgever vaak ook niet meer wat de actuele verblijfplaats van een schrijver of vertaler is. Soms zelfs niet of hij nog leeft.

 

LIRA publiceert ook wel lijsten met namen, namen van vermoedelijke rechthebbenden, wier verblijfplaats niet te achterhalen valt. De laatste keer gebeurde dat in het LIRA Bulletin met een lijst met namen van vertalers. Daardoor werd het mogelijk aan zo’n 25% van de op die lijst voorkomende vertalers vaak beduidende sommen leenrechtgeld uit te betalen. Maar we zijn er dus nog niet en derhalve hebben wij in dit nummer opnieuw een lijst van (erven van) schrijvers en vertalers geplaatst.

 

Soms ook is het niet direct duidelijk wie aanspraak kan maken op door LIRA uit te betalen leenrechtgelden. Het LIRA-repartitiereglement leenrecht bevat een procedure voor de identificatie van degene die daadwerkelijk de leenrechtgelden ontvangt. 

 

Uitgangspunt is dat de ontvanger van leenrechtgelden in de zin van de Auteurswet 1912 maker moet zijn van een werk als vermeld in artikel 10, lid 1, sub 1. In dat wetsartikel valt te lezen dat het moet gaan om 'boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften en alle andere geschriften’.

 

Op twee punten brengt het LIRA-reglement vervolgens een begrenzing aan: het soort maker en het soort werk. Het gaat bij LIRA heel kort gezegd om schrijvende makers en hun uitgeleende boeken.

 

Uit  artikel 4 van dat reglement volgt dat door LIRA leenrechtgelden worden uitbetaald aan de schrijver, bewerker, vertaler of houder van een verzamelaarsauteursrecht op uitgeleende boeken. Het zal iedereen wel duidelijk zijn wat een schrijver of vertaler is. Maar wat is een bewerker en een houder van het verzamelaarsauteursrecht? 

 

Een bewerker is in dit verband een auteur die met toestemming van de schrijver van het oorspronkelijke werk, daarvan een bewerking heeft gemaakt, welke bewerking, als boek uitgegeven, door de openbare bibliotheek wordt uitgeleend. 

 

Een verzamelaar is een persoon die, met toestemming van rechthebbenden, een aantal werken van anderen heeft verzameld, daarvan een boek heeft gemaakt welk boek door de openbare bibliotheek wordt uitgeleend. Door de werken van anderen te verzamelen heeft de verzamelaar zich overigens geen auteursrechten op die werken toegeëigend, alleen een auteursrecht op de verzameling in die unieke vorm. Met andere woorden: niemand mag zonder zijn toestemming precies zo’n verzameling op de markt brengen.

 

Als personen eenmaal als leenrechthebbende zijn erkend, dan geldt die erkenning ook voor hun erfgenamen en legatarissen, tot 70 jaar na de dood van de maker, in dit geval dus de schrijver, vertaler, bewerker of auteursrechtelijke verzamelaar.

 

In artikel 5 staat vervolgens een procedure aan de hand waarvan wordt bepaald aan wie in een concreet geval leenrechtvergoedingen worden uitbetaald, een identificatie-procedure die natuurlijk vooral zal worden toegepast als er twijfels of onduidelijkheden zijn.

 

Artikel 5 van het LIRA-leenrecht-reglement luidt:

'In beginsel zal als Schrijver, Bewerker, Vertaler of Houder van een verzamelaarsauteursrecht worden vermoed te zijn:

- de persoon of rechtspersoon die als zodanig in het geschrift wordt aangeduid;

- of als zulks niet duidelijk is of betwist wordt: de persoon of rechtspersoon die in de uitgeefovereenkomst terzake van het geschrift als zodanig genoemd is;

- of als er sprake is van een pseudoniem: de persoon of rechtspersoon die naar het oordeel van het bestuur van de Aangewezen Verdelingsorganisatie LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hij zich van dat pseudoniem heeft bediend;

- of de persoon of rechtspersoon die anderszins naar het oordeel van het bestuur van de Aangewezen Verdelingsorganisatie LIRA voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hem ook daadwerkelijk de kwaliteit van Schrijver, Bewerker, Vertaler of Houder van een verzamelaarsauteursrecht toekomt.’

 

In eerste instantie wordt er dus gekeken naar het boek zelf: wie staat daarin als schrijver, vertaler, bewerker of verzamelaar vermeld. Dat kan gaan om een vermelding op de titelpagina, maar ook om een vermelding in een colofon. 

 

Als die vermelding in het boek niet duidelijk genoeg is, verschijnt de schriftelijke overeenkomst op tafel waarin de uitgave van het boek contractueel geregeld is. In uitzonderingsgevallen kunnen dat bijvoorbeeld twee brieven zijn: enerzijds het aanbod van de uitgever met zijn voorwaarden van publicatie, en anderzijds de acceptatie van die voorwaarden door de auteur. In de regel zal het echter gaan om een officiële uitgeefovereenkomst, ook wel uitgavecontract genoemd. Wie daarin als schrijver, vertaler, bewerker of verzamelaar wordt genoemd, kan in de regel aanspraak maken op een leenrechtvergoeding. Zijn boek moet dan natuurlijk wel zijn uitgeleend, wat uit de steekproef moet blijken. En het moet nog wel gaan om een auteursrechtelijk beschermd werk. 

 

Levert de uitgeefovereenkomst geen duidelijkheid op, dan mag de kandidaat-leenrechthebbende een poging doen het bestuur van de Stichting LIRA te overtuigen van zijn aanspraken. Die poging moet er dan wel toe leiden dat het LIRA-bestuur door zijn argumentatie tot het oordeel wordt gebracht dat hij het 'voldoende aannemelijk’ heeft gemaakt dat hij van het uitgeleende boek de schrijver, vertaler, bewerker of de auteursrechtelijke verzamelaar is.

 

KH