editie 46 / september 2015

Leenrechtdiscussie en -besluit

In de recente jaarvergadering van Lira werd met grote meerderheid de inhouding voor sociale en culturele doelen door de aanwezige aangeslotenen ondersteund. De uitkomst van de stemming toonde de aanwezigheid aan van 7 leenrechtontvangers die tegen de socu-inhouding waren en beduidend meer dan 100 die vóór stemden. Aan dit besluit vooraf ging een correspondentie met enkele aangeslotenen die zich tot de opposanten rekenden. In onderstaand schrijven van Lira's juriste mevrouw mr. Vera van Buitenen wordt betoogd hoe al vanaf vrij vroeg in de geschiedenis van het leenrecht de gedachte aan fondsvorming van invloed is geweest. In het onderstaande wordt haar betoog uit de doeken gedaan.

Fondsvorming

Tijdens de behandeling van de leenrechtwetgeving bleek vanaf het begin van het auteursrechtelijke leenrecht dat het ministerie van OCW een redelijke mate van fondsvorming op het terrein van de leenrechtgelden van belang achtte. In de Memorie van Antwoord (Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23247, nr. 5) wordt hieraan gerefereerd. Daarbij geven de Minister en staatssecretaris aan dat door hen aan Stichting Leenrecht is meegedeeld dat de instrumenten om deze doeleinden te behalen mede behoren tot de criteria op basis waarvan over goedkeuring van het repartitiereglement zal worden beslist en dat de goedkeuring van het repartitiereglement mede afhankelijk zal zijn van de concretisering daarvan. Teneinde dit te realiseren is in het door de Minister van Justitie vervolgens goedgekeurde verdelingsreglement van de Stichting Leenrecht een artikel opgenomen dat verdeelorganisaties zoals Lira kan verplichten om een deel van het voor verdeling beschikbare bedrag niet in de vorm van individuele leenrechtuitkeringen uit te betalen, maar te bestemmen voor collectieve doeleinden in de sociale en culturele sfeer ten gunste van rechthebbenden. Het bestuur van Stichting Leenrecht kan van deze verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen (zie artikel 5 lid 4 van het Verdelingsreglement ten behoeve van de sectie geschriften van de Stichting Leenrecht, zoals goedgekeurd bij besluit van de Minister van Justitie in overeenstemming met de Minister van OCW van 30 oktober 1996, welk besluit is gepubliceerd in de Staatscourant). In het door Stichting Leenrecht goedgekeurde ‘repartitiereglement Leenrecht’ is hiertoe inderdaad in het tweede lid van artikel 7 opgenomen dat Stichting Lira een percentage van maximaal 15% kan inhouden voor deze sociale en culturele doeleinden voor zover de rechthebbenden geen bezwaar hebben tegen zo een inhouding.

 

Jaarvergadering

Auteurs krijgen tijdens de jaarvergadering van aangeslotenen, waar Lira de auteurs jaarlijks over informeert en voor uitnodigt, de kans om zich uit te spreken over het gevoerde en te voeren socu-beleid. Het beleid met betrekking tot de socu-gelden wordt gevoerd door de Stichtingen Lira en het Lira Fonds. In de op de website van Lira gepubliceerde notulen van de vergadering van 2014 wordt aangegeven dat de aangeslotenen in de gelegenheid zijn gesteld vragen te stellen en hun oordeel uit te spreken over onder andere het door Stichting Lira en het Lira Fonds gevoerde en te voeren beleid inzake sociale en culturele doelen. In dezelfde notulen is opgenomen dat dit gevoerde en te voeren beleid unaniem is goedgekeurd door de aangeslotenen. Hoe en wanneer een auteur de status van stemgerechtigde verkrijgt is opgenomen in artikelen 5 tot en met 9 van de statuten van Stichting Lira. Uiteraard zijn de notulen een beknopt verslag van een vaak anderhalf uur durende vergadering, waarvan wij hopen dat een belangrijk deel van de rechthebbenden ter plaatse aanwezig waren. Het gevoerde beleid kunt u overigens uitgebreid teruglezen in de jaarverslagen van de Stichtingen Lira en Lira Fonds, die tevens op de website zijn gepubliceerd.

 

Aansluitingscontract

Voor de goede orde: het socu-beleid van Stichting Lira is tevens onderdeel van de voorwaarden van het aansluitingscontract van Lira (zie artikel 5 lid 3 van de Voorwaarden van het aansluitingscontract). Belanghebbenden hebben bij hun aansluiting dus expliciet ingestemd met door het bestuur reeds genomen en in de toekomst nog te nemen besluiten met betrekking tot de vaststelling van de hoogte en de bestemming van deze inhoudingen, welke het percentage van 15% niet zullen overstijgen.  

Lira houdt hierbij overigens een percentage van 10% aan, terwijl inmiddels het College van Toezicht Auteursrechten een inhoudingspercentage van maximaal 15% aanhoudt. Ook voldoet Stichting Lira aan de overige vereisten die de Wet Toezicht op Collectieve Beheersorganisaties stelt met betrekking tot het socu-beleid, transparantie en informatieverstrekking aan rechthebbenden. Bovendien is Stichting Lira gecertificeerd met het CBO-keurmerk, waarin veelal nog verdergaande eisen met betrekking tot transparantie, informatieverstrekking, voorlichting en socu-beleid zijn opgenomen. Dit CBO-Keurmerk wordt verleend nadat een onafhankelijke certificeerder, het Keurmerkinstituut, een bindend certificatieadvies heeft afgegeven. Jaarlijks wordt door het instituut gecontroleerd of de betreffende CBO nog steeds aan de eisen voldoet.

Het socu-beleid is ook in overeenstemming met de nationale en internationale wet- en regelgeving. Het is sinds jaar en dag internationaal staande praktijk om een percentage voor sociale en culturele bestemmingen in te houden en daarover zijn internationaal ook (wederkerige) afspraken gemaakt binnen koepelorganisaties en met buitenlandse zusterorganisaties. Op basis van deze afspraken trekken buitenlandse zusterorganisaties socu-inhoudingen af van gelden voor Nederlandse auteurs. Teneinde Nederlandse auteurs niet achter te stellen, doet Lira dit ook. Op zichzelf leidt dat niet automatisch tot de conclusie dat de socu-inhouding voor Nederlandse rechthebbenden hiermee een gegeven is, omdat deze inhoudingen ook alleen op de gelden voor buitenlandse auteurs ingehouden zouden kunnen worden. Echter, uit dezelfde wederkerige en internationale afspraken vloeit tevens de verplichting voort om non-discriminatoir om te gaan met buitenlandse auteurs en deze dus gelijk te behandelen als auteurs uit eigen land. Dat betekent dus dat wanneer socu-inhoudingen gedaan worden op gelden voor buitenlandse auteurs, dezelfde inhoudingen ook moeten plaatsvinden op de gelden voor Nederlandse auteurs.

VvB